|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
25 augustus 2009 H. Ludovicus |
Op 22 september 1774 is Paus Clemens XIV stervende. Na te zijn gezwicht voor de druk die op hem werd uitgeoefend om de Jezuïetenorde op te heffen, heeft hij de vrede des harten niet weer kunnen vinden. God zendt hem in zijn barmhartigheid als steun in zijn laatste momenten een heilige, Alfons van Liguori, destijds bisschop van St.-Agatha der Gothen. Welnu, op het moment dat hij de Paus in Rome steun verleent, is de heilige bisschop aanwezig in zijn bisdom, op 200 km afstand. Het betreft een verschijnsel dat zich op twee plaatsen tegelijk voordoet, een zeer verbazingwekkend mirakel, maar onweerlegbaar bevestigd door de ooggetuigen.
Alfons-Maria van Liguori kwam in Napels ter wereld, op 27 september 1696, als eerstgeborene in een gezin dat zes kinderen zal tellen. De moeder brengt hun van jongs af de geloofswaarheden bij en leert hen bidden. De jongen is begiftigd met een levendige intelligentie, een snel werkend geheugen, een rechtzinnig verstand, een voor alle nobele gevoelens openstaand hart en een vastberaden wilskracht. Zijn vader wil graag dat hij advocaat wordt. Hij maakt zo snel vorderingen in de studie van het recht dat hij op zestien jaar met succes het examen aflegt waarmee hij een doctoraat in burgerlijk en kerkelijk recht behaalt. De rechters zijn verbaasd over de wijsheid van zijn antwoorden en de scherpzinnigheid van zijn reacties.
Als advocaat behaalt Alfons het ene succes na het andere, waardoor hij er de smaak en 's werelds eerbetoon van te pakken krijgt. Niettemin is hij geneigd deze weg te verlaten: list en leugen vervalsen vaak de rechtvaardigste zaken en dat kan hij niet aanzien zonder zijn rechtschapen aard in opstand te brengen. Als trouw deelnemer aan gebed en verscheidene liefdadigheidswerken blijft zijn zuiverheid van ziel behouden. Een keer per jaar gaat hij naar een huis van religieuzen om er geestelijke oefeningen te doen. Hij zal later bekennen dat deze retraites er bijzonder toe hebben bijgedragen dat hij zich heeft kunnen losmaken van de wereldse goederen om zich op God te kunnen oriënteren. Tijdens de Vasten in 1722 schenkt de predikant met name aandacht aan de motieven die de ziel ertoe moeten brengen zich geheel aan God te geven; hij beschrijft op levendige wijze het verval van de dingen van deze wereld, en deinst er niet voor terug de retraitanten de eeuwige kwellingen van de hel, zoals Jezus die heeft geopenbaard, onder ogen te brengen. In de geest van de jonge Alfons gaat dan een licht op: de ijdelheden van de wereld verdwijnen dan als even zovele wolken! Hij wijdt zich zonder voorbehoud aan Gods wil en enige tijd daarna besluit hij zijn celibaat te handhaven.
In 1723 spreekt men in Napels veel over een groot proces dat hertog Orsini heeft aangespannen tegen de groothertog van Toscane. Menig advocaat zou zich met dit geval willen belasten maar Orsini vertrouwt zijn verdediging toe aan Alfons die, tot dan toe, geen enkel proces heeft verloren. Op de voorziene dag staat deze voor de rechtbank en schraagt met helderheid de gerechtelijke eisen van zijn cliënt. Alle aanwezigen zijn vervuld van bewondering. Maar zijn tegenstander overlegt dan een stuk dat Alfons in handen heeft gehad en dat op doorslaggevende wijze zijn argumentatie ontkracht. Alfons is verpletterd: hoe heeft hij deze tekst over het hoofd kunnen zien? Nu hij het proces heeft verloren voelt Alfons zich vermorzeld onder het gewicht van de vernedering. Drie dagen later echter komt hij door een heldere ingeving plotseling achter de reden van zijn verstrooidheid: God had hem slechts verblind om hem te ontrukken aan de ijdelheden van de aarde. Gestimuleerd door de goddelijke genade, herhaalt hij nu de woorden die hij met een gevoel van teleurstelling had gefluisterd bij het verlaten van de rechtszitting: «Rechtbanken, jullie zullen mij niet meer terugzien!» Na een tijd van gebed en penitentie, voelt hij dat God hem roept om priester te worden. Wanneer zijn opleiding is voltooid, wordt hij tot priester gewijd op 21 december 1726.
De bekoring van de priester
Verlicht door de Heilige Geest, begrijpt Don Alfons dat het handelen moet voortkomen uit de contemplatie, de liefde voor de naaste, de liefde voor God, de apostolische ijver, het innerlijk leven en dat de grootste bekoring van de priester het verlangen is de zielen in vuur en vlam te zetten zonder in zichzelf het goddelijk vuur brandende te houden. Hij dwingt zich dan ook vanaf het begin van zijn priesterschap om iedere dag zijn geestelijke oefeningen te doen zonder welke het innerlijk leven uitdooft: stil gebed, heilige Mis, Officie, lezing, Mariadevotie vooral de rozenkrans. In het besef dat hij behoefte heeft aan leiding, onderwerpt hij zijn geestelijk leven graag aan de raadgevingen van een ander.
De jonge priester preekt het Evangelie voor iedereen, maar met een voorkeur voor de armen. Doordrongen van de heilige kennis, verre van iedere gemaaktheid, verschijnt hij op het preekgestoelte met het gezag van een man van God die het volk niet zijn eigen leer doorgeeft, maar die van de Meester die hem heeft gestuurd. Uit compassie met de godsdienstige onwetendheid van de mensen op het platteland, sticht Don Alfons met enkele metgezellen in november 1732 een nieuw religieus Instituut dat als naam krijgt «Congregatie van de Allerheiligste Verlosser». Doordrongen van de overvloed aan verlossing, verkregen door Christus aan het Kruis, wijden de Redemptoristen zich aan het organiseren van missies onder de armen teneinde hen te onderrichten in de fundamentele geloofswaarheden en dé zaak van belang begrijpelijker te maken.
Don Alfons zal inderdaad schrijven: «Één zaak overtreft qua belangrijkheid alle anderen: dat is de zaak van ons eeuwig heil; ons geluk of onze eeuwige ondergang staan hierbij op het spel. Het is inderdaad onmogelijk aan dit alternatief te ontkomen: ons voor altijd redden of verloren gaan, een eeuwigheid aan vreugden of een eeuwigheid aan kwellingen verdienen, voor immer gelukkig of ongelukkig leven» (Weg van het Heil (WH), eerste Overpeinzing). Het heil van de zielen staat in het middelpunt van de zorgen van de Kerk, zoals Paus Benedictus XVI het ons in herinnering heeft gebracht in een brief gericht aan de bisschoppen van Latijns-Amerika: «Onze Verlosser wil dat alle mensen gered worden en tot volledige kennis van de waarheid komen (1Tm2, 4-6). Dat is het doel dat de Kerk zich heeft gesteld en er is ook geen ander: het heil van de zielen, stuk voor stuk» (13 mei 2007). «Hoe verbazingwekkend! schrijft Don Alfons nog. Er is niemand die niet bloost wanneer hij wordt verdacht van onachtzaamheid in de zaken van de wereld; en zovelen blozen niet wanneer ze de belangrijkste van allen veronachtzamen: die van de eeuwigheid!... Zaak van belang, uniek en onherstelbaar. De misvatting ten top is zonder enige twijfel het ontkennen van het belang van het eeuwig heil; en zijn heil mislopen is bijgevolg het toppunt van ongeluk. Voor ieder ander kwaad bestaat een remedie: je verliest een som geld, maar er is altijd een middel een andere som te verdienen; je verliest je werk, maar dat kun je weer terugvinden; en zelfs wanneer men zijn leven zou verliezen, wordt alles hersteld als men zijn ziel redt. Maar hij die zich verdoemt, verdoemt zich onherroepelijk. Want men sterft maar één keer en de ziel die eenmaal is verloren, is voor altijd verloren» (Voorbereiding van de Dood (VD), 12e Beschouwing).
Zonder dralen
Wij moeten ons dus voorbereiden op de dood die ieder moment kan komen. «Wij zijn er allemaal van overtuigd dat de tijd van de dood niet de gunstigste is om zich de middelen te verschaffen de grote zaak van het eeuwig heil te regelen. Voorzichtige mensen nemen in de zaken van deze wereld alle maatregelen die nodig zijn om zich van dit of dat voordeel, die en die baan, die en die overeenkomst te verzekeren; en wanneer het gaat om de gezondheid van het lichaam, neemt men ook ogenblikkelijk zijn toevlucht tot de voorgeschreven remedies. Wat zou u zeggen van degene die om een leerstoel strijdt en zich niet aan de studie zou willen zetten alvorens aan het vergelijkend examen deel te nemen?... Dat is nu precies wat de Christen doet die voor het regelen van de zaken van zijn geweten wacht tot de dood aan zijn deur klopt» (VD, 10e Beschouwing). In een commentaar op de woorden van H.Paulus: bewerk uw redding met eerbied en ontzag (Fil 2,12), zal Don Alfons nog schrijven: «Om ons te redden, moeten wij vrezen ons te verdoemen en wel zo dat wij de hel minder vrezen dan de zonde; want de zonde alleen kan ons naar de hel voeren. Wat betekent de zonde vrezen? Dat betekent de gevaarlijke gelegenheden ontvluchten, zich vaak aan God aanbevelen, zichzelf de middelen verschaffen om in staat van genade te blijven. Handelen op die manier is zichzelf redden; anders handelen is zijn heil moreel onmogelijk maken» (WH, 6e Overpeinzing).
De mensen van het platteland die profiteren van de missiezorg horen deze heilige waarheden gretig aan en bereiden zich voor op het sacrament van de Boetedoening. De missionarissen brengen als trouwe bedienaren van de verzoening lange uren door in de biechtstoel. Daar weten zij als echte geneesheren van de ziel de bedroefden te troosten. «Hoe dieper een ziel in het kwade is weggezakt, zegt Don Alfons, hoe beter hij dient te worden opgevangen teneinde hem te ontrukken aan de klauwen van de vijand». Luisteren naar de biechteling, geduldig en zachtmoedig, draagt ertoe bij hem gereed te maken voor de absolutie, hetzij onmiddellijk, hetzij na een tijd van beproeving. Als sacramentele penitentie legt Don Alfons zeer eenvoudige vrome oefeningen op die door hun aard de zonde op een afstand kunnen houden en het geloofsvuur weer kunnen aanwakkeren. Bevrijd van de last van hun zonden, ontvangen deze mensen vervolgens de heilige Communie, en gaan hun geluk vertellen aan de verst afgelegen bewoners van het gehucht en verheerlijken aldus de barmhartigheid van God. «God ziet niet neer op degene die zich aan zijn voeten komt werpen. Wat zeg ik? Hij zelve nodigt de zondaar uit en verplicht zich ertoe hem ogenblikkelijk te verwelkomen. Kom naar mij terug, zegt de Heer, en ik zal je ontvangen (Jr 3,1). Keer terug naar mij, dan zal ik naar jullie terugkeren (Zach 1,3). Oh! Met hoeveel liefde, hoeveel tederheid drukt God de zondaar die naar Hem terugkeert aan het hart!... Barmhartigheid betrachten jegens de zondaren en hen vergeven, daarin ligt zijn heerlijkheid«» (VD, 16e Beschouwing).
Verlossing in overvloed
Tegenover het rigoreuze jansenisme dat van God een strenge, onbarmhartige rechter maakte, legt pater Alfons, die als devies had gekozen «Copiosa apud Eum redemption: Bij Hem is verlossing in overvloed» (Ps 129 (130)), het accent op de goedheid van Jezus en zijn liefde voor alle mensen. Tegelijkertijd waarschuwt hij voor de mensen die de gedachte aan de goddelijke gerechtigheid ter zijde schuiven en alleen de liefde preken. De goddelijke liefde moet, om solide en duurzaam te zijn, gebaseerd zijn op een integraal geloof: God is oneindig goed, maar ook oneindig rechtvaardig. «De barmhartigheid van God, zo schrijft hij, is ongetwijfeld oneindig. Maar de uitingen van deze barmhartigheid en, bijgevolg, de genaden van vergeving hebben hun beperkingen. God is barmhartig, maar ook rechtvaardig« De barmhartigheid wordt beloofd aan hem die God vreest en niet aan degenen die misbruik maken van de barmhartigheid. Zijn barmhartigheid, roept de Moeder Gods uit in haar schitterende cantiek, is voor hen wie hem eerbiedigen (Lc 1,50). En zij die in het kwaad volharden worden bedreigd met zijn gerechtigheid. Welnu, zegt H.Augustinus, als God niet bedriegt wanneer Hij belooft, bedriegt Hij evenmin wanneer Hij dreigt. Trouw in zijn beloften, is Hij het ook in zijn dreigementen. Niet God, maar de duivel drijft u tot de zonde door de hoop op de barmhartigheid«» (VD, 17e Beschouwing).
Het belangrijkste
Maar hoe krijg je het juiste portret van God, die barmhartig en rechtvaardig tegelijk is, in de zielen van de mensen gegrift? Als getrouw klankbord van de traditie antwoordt Alfons van Liguori: door het dagelijks stil gebed. In zijn denken is de kunst van het beminnen van God verweven met de kunst van de overpeinzing of van het stil gebed, omdat de ziel in de overpeinzing tot kennis van God komt en in liefde voor Hem ontvlamt. Zo is zijn belangrijkste boek naar eigen zeggen Het Groot Middel van het Gebed. In dit werk legt Alfons uit hoe de mens door de gevolgen van de erfzonde wordt aangetrokken tot het kwade, en hij kan er te allen tijde op eigen krachten geen weerstand aan bieden; inderdaad, alleen de genade van God maakt het mogelijk alle geboden in acht te nemen, wat nodig is om het eeuwig heil te verwerven. «Omdat zij de fundamentele plichten van de mens tegenover God en tegenover de naaste uitdrukken, brengen de tien geboden, in hun oorspronkelijke inhoud, zware verplichtingen aan het licht. Zij zijn fundamenteel onveranderlijk en gelden dus altijd en overal. Niemand kan ervan worden ontslagen... Door zijn genade maakt God het mogelijk dat wij kunnen uitvoeren wat Hij ons gebiedt» (Catechismus van de Katholieke Kerk, CKK, 2072,2082). Welnu, zegt H.Augustinus, «God wil zijn genaden geven, maar Hij geeft ze slechts aan degene die erom vraagt». In tegenstelling tot hen die zeggen dat het in acht nemen van de geboden in bepaalde concrete gevallen niet mogelijk is, antwoordt de Kerkleraar: «Laat de mens die wil maar niet kan, erkennen dat hij nog niet helemaal wil en laat hem bidden opdat hij de nodige wilskracht verkrijge om de geboden ten uitvoer te brengen». Daarom schrijft H.Alfons: «God weigert niemand de genade van het gebed en dat helpt ons iedere zondige begeerte en iedere bekoring te overwinnen. Ik zeg, ik herhaal het en zal het blijven herhalen zo lang als ik leef dat heel ons heil bestaat uit één ding: het gebed». Vandaar het axioma dat door de Catechismus is overgenomen: «Wie bidt, zal zeker gered worden; wie niet bidt, zal zeker verloren gaan» (CKK 2744).
Sommige schrijvers uit die tijd hadden, onder invloed van het protestantisme en het jansenisme, de neiging de gelovigen af te houden van de devotie tot de Allerheiligste Maagd Maria. Don Alfons publiceert in 1750 dan ook De Heerlijkheden van Maria (HM), wat een commentaar is op het Salve Regina; hij somt er de voorrechten van de Moeder van God in op; alle genaden gaan door Maria's handen en, bij gevolg, is Maria onze noodzakelijke middelares (cf. HM, hfst. 5). Inderdaad, evenals Maria de Moeder van Jezus is, wil God dat zij de Moeder van iedere door Jezus verloste mens is. Net zoals ze Jezus in haar schoot heeft gedragen, draagt ze ons in haar hart totdat Christus in ons tot stand is gekomen. «Met het oog op de verdiensten van Jezus Christus werd Maria van de grote macht die haar maakt tot Middelares, niet bij wijze van gerechtigheid, maar bij wijze van genade en door bemiddeling» (ibid.). Don Alfons wil dat men in de missies altijd preekt over de Maagd Maria, Moeder van Barmhartigheid, en over de noodzaak, voor wie wil volharden en zich wil redden, veelvuldig zijn toevlucht te nemen tot haar bemiddeling. Hij schrijft: «De Heilige Maagd heeft aan de H.Birgitta onthuld: «Ik ben de Koningin van de Hemel en de Moeder van Barmhartigheid; ik ben de vreugde van de gerechtigen en de poort waardoor de zondaars toegang hebben tot God. Geen zondaar is zo vervloekt dat hij de werking van mijn genaden moet ontberen zo lang hij op de aarde leeft« Geen zondaar wordt door God zozeer verworpen dat hij niet door mij te hulp te roepen kan terugkeren naar God en diens barmhartigheid verkijgen»« Maria is tot Koningin van Barmhartigheid aangesteld om, door haar bescherming, de ergste en wanhopigste zondaars te redden, op voorwaarde dat deze zich aan haar aanbevelen» (HM, hfdst. 1).
Leven met Jezus
Omdat hij in beginsel stelt dat alle Christenen geroepen zijn tot heiligheid die «bestaat uit de liefde voor Jezus Christus, onze God, ons hoogste goed, onze Verlosser», publiceert Alfons een paar werken die hulp bieden bij de beschouwing van ons leven: Novene van Kerstmis, Overdenkingen van Jezus' Lijden, Bezoe-ken aan het H.Sacrament, en vooral De Praktijk van de Liefde jegens Jezus Christus. Deze kunst wil dat wij ons hart van ieder schepsel losmaken om het te verbinden aan de wil van Jezus, en wel zo dat op die manier omgevormd, wij met H.Paulus kunnen uitroepen: Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij (Gal 2,20). In De Manier van Converseren met God en de Eenvormigheid met de Wil van God, geeft Alfons kostbare raadgevingen om de ziel te helpen in de aanwezigheid van de Heer te leven, met Hem van hart tot hart te spreken en uit zijn liefhebbende Hand alles te aanvaarden wat ons overkomt. De heilige schrijft ook andere werken met als doel het verlangen op te wekken alles op te offeren om Jezus van nog dichter bij te volgen: de Selva, over de plichten van de priesterlijke ziel, en de Vera Sposa, over de plichten van hen die geloften afleggen van de evangelische raden. In de vorming van jonge roepingen, legt H.Alfons de nadruk op het volgen van het onderwijs van H.Thomas van Aquino. Tegenover de verscheidenheid aan meningen, belast hij zich met de herziening van de moraaltheologie met zo'n wijsheid dat Paus Pius XII in 1950 hem de titel zal verlenen van «Hemelse Patroon van alle biechtvaders en schrijvers over morele onderwerpen». Tegenover de starheid stelt hij dat de priester de absolutie niet moet weigeren aan een boeteling die de goede instelling heeft, dat wil zeggen die echt spijt heeft en het vaste voornemen heeft gemaakt niet meer te zondigen; tegenover de laksheid stelt hij dat zielen die niet voornemens zijn, met de genade van God, iedere ernstige zonde te vermijden, niet tot de sacramenten mogen worden toegelaten.
Aan beproevingen ontbreekt het de jonge Congregatie van de Redemptoristen niet. In 1752 verordent de koning van Twee-Siciliës, Karel III, de beroving van de bezittingen van de instelling door die in handen te geven van de bisschoppen. Later is Alfons zelf verplicht, door de intriges van sommigen van zijn religieuzen, zijn post te verlaten en weg te trekken. Onverstoorbaar preekt hij voor de zijnen dat zij zich moeten onderwerpen aan Gods wil: «De Heer, zegt hij, wil het Instituut tot bloei brengen, niet door middel van gunst of bescherming van vorsten, maar door misprijzen, armoede, lijden en vervolging. Wanneer heeft u werken van God zien beginnen onder algemeen applaus? H.Ignatius wist hoe de toekomst eruit zag als men hem op de hoogte bracht van een of andere nieuwe pesterij of weer een tegenslag».
In 1762 wordt pater Alfons tot bisschop benoemd van St.-Agatha der Gothen, klein diocees niet ver van Napels. Ondanks het voorbeeld van talloze prelaten van zijn tijd voor wie de bisschoppelijke waardigheid het niet kon stellen zonder weelde en praal, blijft hij een leven lijden van armoede en versterving. Dankzij zijn predikingen is de hele bisschopsstad in weinig tijd van aanzien veranderd: er wordt veelvuldiger gebiecht en ter communie gegaan, de kerken lopen vol, de devotie tot de H.Maagd neemt in alle harten een grotere plaats in. Bezorgd om de toekomst van het diocees, bestudeert hij zorgvuldig de kandidaten voor het priesterschap alvorens hun de handen op te leggen. In een tijd waarin de bezoldigde kerkelijke banen heel wat mensen aantrekken die niet bepaald geschikt zijn om het ambt uit te oefenen, bracht zijn ijver hem ertoe onwaardige kandidaten te weigeren. De algemeen waarneembare lossere zeden van die tijd hebben het verval van de godsvrucht met zich meegebracht, zelfs aan het altaar. Een van de voornaamste doelstellingen die Mgr. van Liguori ter harte gaan is het algemeen herstel van de exacte observantie van de heilige riten. Gods eer vereist inderdaad, zowel gisteren als vandaag, waardigheid bij de uitvoering van de goddelijke mysteriën: «Het Mysterie van de Eucharistie is te groot om te kunnen toelaten dat iemand dat naar eigen goeddunken viert en daarbij noch het sacrale karakter ervan, noch de universele dimensie eerbiedigt. Alle volgelingen van Christus hebben recht op een waarachtige liturgie en dat geldt in het bijzonder voor de heilige Mis die overeenkomt met wat de Kerk heeft gewild en ingesteld» (Instructie Redemptionis Sacramentum van de Congregatie voor de goddelijke eredienst, 25 maart 2004, nn. 11 en 12).
Negentien jaar verlamd
In 1768 wordt Mgr. van Liguori getroffen door een ziekte die zich uitbreidt over alle gewrichten van zijn lichaam. Niet lang daarna trekken zijn nekwervels zich samen waardoor zijn kin noodgedwongen hard op de borst drukt, hetgeen een open wond veroorzaakt en de ademhaling bemoeilijkt. De heilige zal de negentien jaar die hij nog te leven heeft met verlamde ledematen te kampen krijgen. Ondanks deze marteling hoort men hem nooit of te nimmer klagen. Tegenover het groot kruisbeeld dat voor hem staat roept hij uit: «Ik dank U, Heer, dat ik mag deelnemen aan het lijden dat Gij in uw zenuwen te verduren heeft gehad toen men U op het kruis heeft genageld. Ik wil lijden, o mijn Jezus, zoals en zoveel Gij maar wilt; geef mij alleen het geduld. Brand, snijd en spaar mij niet hier op aarde, maar spaar mij in de eeuwigheid». In juli 1775, aanvaardt Pius VI zijn ontslag als bisschop. De laatste jaren van zijn leven brengt hij door met schrijven en met het verdedigen van zijn religieuzen. In juli 1787, is Mgr. van Liguori de dood nabij. Wanneer hem de sacramenten van de stervenden worden toegediend roept hij uit: «Mijn Jezus, mijn Jezus, verlaat mij niet!». Op 1 augustus houdt hij het crucifix en de beeltenis van Maria op het hart gedrukt als hij zacht inslaapt, op het moment dat de klok van het klooster het Angelus luidt. Hij is benoemd tot «Kerkleraar» door de gelukzalige Pius IX in 1871.
Ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van zijn dood, op 1 augustus 1987, schreef Paus Johannes Paulus II: «De populariteit van onze heilige berust op zijn bondigheid, zijn helderheid, zijn eenvoud, zijn optimisme en zijn beminnelijkheid die soms grenst aan liefde. Aan de oorsprong van deze liefde voor het volk dat het zijne is, ligt de vrees voor het eeuwig heil: zichzelf redden en de anderen redden. En hij verlangt vurig niet alleen naar het heil, maar ook naar volmaaktheid en zelfs heiligheid. Daarom sluit hij in zijn pastoraal werk niemand uit: hij schrijft aan iedereen, en schrijft voor iedereen».
Heilige Alfons-Maria van Liguori, verkrijg voor ons de genade vastberaden op de weg naar het eeuwig heil te blijven en er zoveel zielen als mogelijk naartoe te trekken!