|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Deze brief in het Nederlands] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
24 juni 2020 feest van de Geboorte van Sint-Jan de Doper |
«Het is ons diep verlangen, schreef Paus Pius XII, dat de heilige Coleta van Corbie onze tijdgenoten, te midden van zoveel losbandigheid en het tumult van de gebeurtenissen, leert dat de dingen die met God te maken hebben en die ertoe bijdragen zijn allerheiligste geboden te onderhouden, het meest waardevol zijn» (5 december 1947, Brief voor de 500e verjaardag van het overlijden van de heilige Coleta van Corbie). De uitstraling van de heilige Coleta, die in de XVe eeuw de Orde van de Clarissen hervormde, duurt tot op vandaag.
Robert Boëllet, meester-timmerman van de benedictijnerabdij van Corbie in Picardië, en zijn echtgenote, Marguerite, leiden een christelijk leven en wijden zich aan de armen, doch de jaren gaan voorbij en zij zijn nog steeds kinderloos. Zij aanroepen dan de heilige Nikolaas, en al is Marguerite reeds zestig jaar, toch brengt zij op 13 januari 1381 een dochter ter wereld. Bij het Doopsel geeft men haar de naam “Nicolette” uit dankbaarheid aan de heilige Nikolaas; zij zal gekend zijn onder de verkleinnaam Colette.
Mijn vader plezier doen
De zeer vrome Marguerite Boëllet biecht en communiceert elke week; zij spreekt met haar dochter dikwijls over het Lijden van Jezus Christus, waarvan zij in haar kindertijd een visioen had. Om zich met het lijden van Jezus te verenigen, brengt Coleta veel offers en onthoudt zij zich van voedsel om het aan de armen te geven. Begaafd met een wijsheid die boven haar leeftijd uitsteekt, zegt zij: «als ik niet van sukkelaars zou houden, lijkt het mij dat ik niet van de goede God zou houden». Op haar zevende en zonder dat haar ouders het weten, neemt zij deel aan de gezongen metten van de benedictijnen. Haar kleine gestalte misnoegt haar vader zodanig, dat hij zich in een vlaag van slecht humeur beklaagt «de vader van een dwerg» te zijn. Bedroefd door het verdriet van haar vader, bidt de dertienjarige adolescente tot de Heer: «Klein blijven stoort me niet, als ik maar groot ben in uw paradijs; doch, als u het wil, maak dan dat ik groei, om mijn vader plezier te doen». In de daaropvolgende jaren groeit zij tot een 1,79 m.
In 1399, is Coleta een beeldig jong meisje geworden. Haar ouders zijn overleden. Dom Raoul de Roye, abt van Corbie, aan wie haar vader haar had toevertrouwd en die haar voogd is, spoort haar aan te trouwen, maar zij weigert. Omdat zij de bewondering van jongemannen opmerkt, vraagt zij de Heer haar schoonheid te laten tanen; enkele ogenblikken daarna, verdwijnt haar mooie gelaatskleur en maakt plaats voor een bleekheid die zij heel haar leven zal bewaren. Coleta voelt zich geroepen om zich aan God en de armen te wijden. Daarom sluit zij zich aan bij de begijnen van Corbie; het zijn weduwen of maagden die leek zijn, die in gemeenschap leven of alleen, zich aan contemplatie, werk of armendienst wijden en die hun brood bedelen. Coleta voelt zich voldaan in haar neiging tot gebed, maar niet in haar verlangen naar soberheid en boete. Daarom besluit zij naar het klooster van de benedictinessen van Corbie te gaan, niet om religieuze te worden, maar ten dienste van het ziekenhuis dat met het klooster verbonden is. De ervaring wijst echter uit dat het niet is wat zij zoekt en zij begeeft zich naar de abdij van de clarissen van Pont-Saint-Maxence bij Senlis; omdat zij zich onwaardig acht als religieuze opgenomen te worden, biedt zij zich aan als dienstbode. Maar opnieuw vindt zij de levensomstandigheden te mild: de zusters beoefenen niet langer de volledige onthechting zoals de heilige Clara die wou. Coleta keert dus terug naar Corbie waar zij koel ontvangen wordt: haar schijnbare onstandvastigheid irriteert haar voogd en haar vroegere vriendinnen keren haar de rug toe. In 1402, ontmoet zij de franciscanenpater Jean Pinet, die haar voorstelt als recluse te leven onder de regel van de Derde Orde der franciscanen.
Op 17 september 1402, op de leeftijd van eenentwintig jaar, wordt Coleta gehuisvest in een woning met drie kleine kamers, die aanleunt bij de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-in-Sint-Stefaan te Corbie, waar zij vier jaar zal verblijven. De toegangsdeur ervan is verzegeld. Het kamertje aan de buitenkant heeft het enige venster van de woning; langs daar krijgt de recluse haar voedsel en kan zij spreken met degenen die het wensen. Het middelste kamertje is de slaapkamer en bevat het strikt noodzakelijke. Het derde kamertje is de bidkamer, met een luik dat uitgeeft op het koor van de kerk: de recluse kan deelnemen aan de gebedsdiensten en de Missen en kan de Heilige Eucharistie ontvangen. Coleta blijft niet werkloos, maar houdt zich bezig met het naaien van kleren voor de armen, altaardwalen of andere werkjes. Zielen in nood of vertwijfeling, zelfs priesters, komen aan haar venster en gaan na een geestelijk gesprek, getroost en bevestigd heen. Soms komen echter mensen met slechte bedoelingen bij haar om daarna dwaasheden te vertellen.
Nooit buiten komen
In deze eenzaamheid openbaart God de mysteries van zijn liefde aan Coleta en zijn verlangen om een hervormster van haar te maken. In die tijd kende de franciscanenorde onenigheden in haar rangen tussen voorstanders van de strikte observantie van de Regel van de heilige Franciscus van Assisië en voorstanders van een minder strenge discipline. In 1263, had Paus Urbanus IV aan de kloosters van de vrouwelijke tak (de clarissen, geestelijke dochters van de heilige Clara), toestemming gegeven om gemeenschappelijk bezit te hebben, wat indruiste tegen de oorspronkelijke Regel van absolute armoede. Bovendien werd deze nieuwe, verzachte Regel op een manier geïnterpreteerd die nog meer afweek van de oorspronkelijke observanties. Ook de heilige Franciscus en de heilige Clara maken aan de recluse hun verlangen bekend om de Orde te hervormen. Doch zij vreest dat de demon haar een illusie voorspiegelt en dat zij ontrouw zou zijn aan haar roeping. Haar biechtvader onderscheidt in deze roeping echter de authenticiteit van het verlangen van God, doch Coleta verklaart zich onbevoegd: de ene keer onder het voorwendsel van haar onwetendheid, een andere keer wegens haar gelofte om de afzondering nooit op te geven. Dan stuurt God haar nieuwe tekens: gedurende enkele dagen wordt haar het zicht en daarna het woord ontnomen. Tenslotte neemt zij het besluit in actie te treden en krijgt zij het gebruik van haar zintuigen terug. God wijst haar, hoe zich te gedragen en toont haar een boom als beeld van haarzelf, met vertakkingen die geestelijken en leken voorstellen die zullen toetreden tot de hervorming van de verschillende takken van de franciscanenorde.
In zijn Regel van 1223, bracht de heilige Franciscus zijn volgelingen tot een bijzonder strenge beoefening van de armoede: «De broeders mogen niets bezitten: geen huis noch grond of wat dan ook. Als pelgrims en vreemden in deze wereld, die de Heer dienen in armoede en nederigheid, zullen zij hun voedsel met vertrouwen en zonder schaamte bedelen, want de Heer heeft zich voor ons in deze wereld arm gemaakt. Dat is de grootheid van de zeer hoge armoede die u, mijn zeer dierbare broeders, tot erfgenamen en koningen heeft gemaakt in het rijk der hemelen, die u arm heeft gemaakt aan aards bezit maar rijk begiftigd met deugden. Moge dat uw deel zijn, het deel dat naar het land der levenden voert! Hecht u helemaal aan haar, veelgeliefde broeders, en omwille van de naam van onze Heer Jezus Christus, weiger voor altijd iets anders onder de hemel te bezitten». In overeenstemming met deze gedachte van de heilige, zal Coleta haar religieuzen naar een vurige beoefening van de armoede leiden.
«De armoede, schrijft Paus Johannes Paulus II, erkent dat God de enige ware rijkdom is van de mens. Wanneer zij wordt beleefd naar het voorbeeld van Christus, die arm is geworden hoewel Hij rijk was (2 Kor 8,9), wordt zij een beeld van het zich totaal wegschenken van de drie goddelijke Personen aan elkaar… Evangelische armoede is een waarde op zich, want ze herinnert aan de eerste van de zaligsprekingen, door het navolgen van de arme Christus… Ze bestrijdt fel de afgoderij van de Mammon, en verschijnt als een profetische roep tegenover een samenleving die in talrijke delen van de rijke wereld het besef dreigt te verliezen voor de verhoudingen en voor de werkelijke waarde van de dingen» (Vita consecrata, 25 maart 1996, nrs. 21 en 90). Christus heeft een arme manier van leven gekozen om ons hart te genezen van een onbeheerste gehechtheid aan rijkdom. Het tiende Gebod van God (Gij zult uw zinnen niet zetten op iets wat uw naaste toebehoort) leert ons aardse goederen te relativeren; het «verbiedt de hebzucht en de begeerte zich zonder beperking aardse goederen toe te eigenen; het verbiedt de ongeordende begerigheid, geboren uit het buitensporige hartstochtelijke verlangen naar rijkdom en de daarmee gepaard gaande macht» (CKK, 2536). Verlangens aangaande aardse bezittingen zijn goed op zich, «maar vaak blijven ze niet binnen de perken van de redelijkheid en zetten ze ons ertoe aan ten onrechte datgene te verlangen, wat ons niet toekomt en wat aan anderen toebehoort of wat wij aan anderen verschuldigd zijn» (ibid., 2535). Door de gelofte van armoede, willen religieuzen laten zien dat God de enige rijkdom is die het mensenhart volledig kan tevredenstellen. Maar het gebod “zich te onthechten van de rijkdommen”, dat wil zeggen het matig en rechtvaardig gebruik van de goederen der aarde met oog op het eeuwig heil, is voor iedereen noodzakelijk om het Rijk der hemelen binnen te gaan (cf CKK, 2544).
Een verkeerde mening
De Heer zorgt dat Coleta hulp heeft: gravin Blanche de Genève, Isabeau de Rochechouart, baronnes van Brissay, en de franciscaan Henri de la Balme, die haar op onveilige wegen zullen vergezellen en haar bij tegenkanting zullen steunen. In 1406, krijgt Coleta van Benedictus XIII toelating haar kluis te verlaten. Het Grote Westers Schisma woedt en er zijn twee concurrerende pausen. Vanaf 1378 is de Kerk namelijk verdeeld: de kardinalen die in verschillende groepen verdeeld waren, verkozen twee pausen tegelijk. Dit schisma zal tot in 1417 duren. Benedictus XIII is namelijk niet de ware paus, maar te goeder trouw volgt Coleta de mening van de koning van Frankrijk en van de meerderheid van de Franse bisschoppen, die voor hem gekozen hebben. Op 14 oktober 1406, ontmoet zij Benedictus XIII in Nice; hij benoemt haar tot abdis en moeder van al de religieuzen die zich onder haar leiding zullen scharen.
Terug in Corbie, stoot Coleta op grote vijandigheid: zij wordt geminacht, beschuldigd van meineed en zelfs van hekserij. Zij begeeft zich dan naar Franche-Comté, bij een broer van Henri de la Balme op het kasteel van Baume-le-Frontenay, in het gezelschap van drie jonge meisjes uit Corbie die de eerste slotzusters van de hervormde Orde zullen worden. Bij de komst van andere postulanten, vestigen de zusters zich in Besançon, in een verlaten clarissenklooster. In overeenstemming met de Regel van de heilige Franciscus, doen de achtentwintig zusters van de nieuwe gemeenschap afstand van eigendommen en rente om nog alleen van aalmoezen te leven. Hun uitbreiding en uitstraling krijgen sterke tegenkanting, maar de Maagd Maria stelt hen gerust: «Wees niet bang voor de hel die men tegen u opwerpt; mijn Zoon en ik zullen u nooit verlaten; uw huis is voor ons een lusthof».
Erop uit om te gehoorzamen
In 1412, bezoekt Coleta de franciscanen van Dole, die zij bij hun hervorming helpt en daarna sticht zij een klooster in Auxonne, Bourgogne; aalmoezen die stipt op tijd toekomen, maken de bouw van het klooster mogelijk. «U, mijn goede Moeder, bent het die dat gedaan heeft», zegt Coleta tot de Heilige Maagd. «Nee, antwoordt Maria, het is uw ijver om te gehoorzamen.» In 1415, maakt zij een stichting in Poligny en richt er een kapel in, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Mededogen, uit dank omdat zij op een haast wonderbare manier alle tegenkanting tegen dit gebouw heeft doen stoppen. Het klooster is klein: het zal model staan voor al de andere kloosters. Daar werkt Coleta in de keuken en doet zij mee de afwas, als de laatste onder de postulanten: «God dienen en zijn lof zingen, dat is het belangrijkste dat wij te doen hebben», verklaart zij. Een andere stichting heeft in 1421 plaats in Seurre. Onderweg, ziet Coleta dat de weg versperd is door de Doubs, die sterk aangezwollen is: zij maakt een groot kruisteken en met degenen die haar vergezellen, gaat zij over het water om de rivier over te steken.
In de XIVe en XVe eeuw, woedt de Honderdjarige Oorlog tussen de koningen van Frankrijk en Engeland. Coleta geniet zowel de welwillendheid van het Huis van Bourgogne, bondgenoot van Engeland, als van het Huis van Bourbon, trouw aan de koning van Frankrijk, en zij maakt van dit voordeel gebruik om bruggen te leggen tussen beide. Na zestien jaar in Bourgogne doorgebracht te hebben, besluit zij naar de Staten van de koning van Frankrijk te gaan. Zij sticht een klooster in Moulins, hoofdstad van Bourbonnais, en komt in 1429 in deze stad aan, tegelijkertijd met de heilige Jeanne d’Arc. Andere stichtingen volgen, vooral die van Orbe in 1430, waar zij de Constituties (commentaar op de Regel) van haar hervormde Orde opstelt. Sinds de eerste jaren van haar leven als recluse, heeft zij namelijk van boven het volle begrip ontvangen van de Regel van de heilige Clara. Haar tekst zal in 1434 door Guillaume de Casal, minister-generaal van de franciscanenorde, goedgekeurd worden, en daarna ook door meerdere pausen. Deze Constituties zullen later, na vele jaren van ervaring, vervolledigd worden. Coleta legt veel nadruk op de eensgezindheid en naastenliefde onder alle zusters. «In al wat ik zeg, legt zij aan haar zusters uit, is het niet mijn bedoeling wat dan ook te verklaren dat in strijd is met de heilige Franciscus en de heilige Clara…, maar ik wil een juist begrip van hun Regels vergemakkelijken, zodat u hun onderricht, in de huidige omstandigheden, volmaakter en met grotere zekerheid kunt bewaren.»
De hervorming betreft in hoofdzaak volgende punten: alleen zusters die de gestrengheid van de Regel aankunnen, worden toegelaten. De zusters leven in het slot, in ononderbroken stilzwijgen; zij hebben alleen toegang tot de spreekkamer mits toelating van de abdis en slechts in sommige periodes van het jaar. De zusters zijn altijd blootvoets. Zij mogen geen roerend noch onroerend goed bezitten, geen gronden noch geld. Zij onthouden zich voor altijd van vlees en vasten alle dagen, behalve ’s zondags en met Kerstmis. De zusters moeten het goddelijk Officie stipt bijwonen en ontvangen elke zondag de Communie.
Diepe vriendschap
In 1437, komt de heilige Johannes van Capestrano naar Frankrijk, in het bezit van een pauselijk bevelschrift om alle takken van de franciscanenorde te verenigen. De hervorming die Coleta invoerde, lijkt een nieuwe bron van verdeeldheid te zijn in de franciscanenorde. Doch, eens ter plaatse, is hij in de goede zin van het woord, onder de indruk van het leven van de zusters; hij leert Coleta kennen en geeft tenslotte zijn goedkeuring. Van dan af, zullen de twee heiligen door diepe vriendschap verbonden zijn. Na meerdere geslaagde stichtingen, mislukt de stichteres in 1445 bij een kloosterstichting in Corbie, door tegenkanting van de benedictijnen en het gemeentebestuur. Maar er worden kloosters gesticht in Italië.
Coleta wordt tijdens haar leven dikwijls begunstigd door buitengewone mystieke fenomenen: extases, levitaties, kennis van de toestand van zielen in het vagevuur, gave van profetie. Zij doet vele wonderen, maar zegt met zin voor realisme en nederigheid: «Alleen geloof doet een wonder; ik ben maar een instrument in Gods handen». Om Christus van meer nabij te volgen en doeltreffender tegen de begeerte te strijden, is zij ook vurig in boetedoening. Tijdens haar vele verplaatsingen en de juichende ontvangsten, soms in het verblijf van de groten van deze wereld, bewaart zij haar soberheid en inspireert er dikwijls de kasteelbewoners mee die haar ontvangen. Zij verlangt ook hevig naar een absoluut zuivere bedoeling in al wat zij doet, opdat alles uitsluitend moge ingegeven worden door de liefde voor God en zijn allerheiligste wil, en niet door het verlangen om gezien en geloofd te worden. Indien mogelijk, biecht zij alle dagen. Zij voert in haar gemeenschappen de praktijk in van de drie Ave Maria’s aan het slot van elk breviergebed, als schild tegen de drievoudige begeerte. Zij is helemaal ter beschikking van haar zusters en personen die haar raad willen vragen, en geeft altijd blijk van groot medelijden en veel goedheid voor iedereen.
Trouw aan de Kerk, spant Coleta zich in opdat het schisma dat het Westerse christendom verscheurt, zou doven. Zij ontmoet Vincent Ferrier, die van de hofhouding van Benedictus XIII was overgegaan naar die van de ware Paus, Gregorius XII, en die zich moedig en vastberaden inzet voor de eenheid in de Kerk. De hervormster bemiddelt bij de antipaus Felix V, uit het Huis van Savoie, waarmee zij vele banden heeft, opdat hij zou aftreden, toch tevergeefs. Na de dood van Coleta, zal hij zich helemaal onderwerpen aan de rechtmatige paus en zijn schisma zal volledig verdwijnen.
Het Grote Schisma was voor de Kerk een uiterst zware beproeving. Maar, zoals de heilige Paus Johannes XXIII bemerkte in een door het geloof geïnspireerde overweging, die ook vandaag van groot nut is: «De Kerk leeft, zoals haar goddelijke Stichter leeft! De Kerk gaat door met de kracht van het leven zelf, zoals Jezus die, nadat Hij zich onderworpen had aan de sterfelijke natuur, zegeviert over de stenen versperring die zijn vijanden hadden opgezet om zijn graf te bewaken. De Kerk heeft in de loop der eeuwen ook vijanden gekend die geprobeerd hebben haar in een graf op te sluiten, en die haar doodsstrijd en sterven altijd bejubelden. Maar zij draagt de onoverwinnelijke kracht van haar Stichter in zich, en steeds opnieuw verrijst zij met Hem, vergeeft zij iedereen en verzekert sereniteit en vrede aan de nederige, de armen, degenen die lijden, de mensen van goede wil» (Radioboodschap aan de wereld, 28 maart 1959).
De heilige Coleta van Corbie heeft ons een voorbeeld nagelaten van liefde voor de Kerk en voor haar eenheid. «De Kerk is één omdat zij als oorsprong en voorbeeld de eenheid heeft van de éne God in de drie-eenheid van de Personen, leert het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, omdat zij Jezus Christus als stichter en hoofd heeft, die de eenheid van alle volkeren herstelt in één Lichaam; omdat zij de heilige Geest als ziel heeft, die alle gelovigen verenigt in de gemeenschap in Christus. Zij heeft één enkel geloof, één enkel sacramenteel leven, één enkele apostolische opvolging, één gemeenschappelijke hoop en één en dezelfde liefde» (nr. 161). «Christus heeft vanaf het begin deze eenheid aan zijn Kerk geschonken, zegt de Catechismus verder,… maar de Kerk moet altijd bidden en werken om de eenheid die Christus voor haar wil, te behouden, te versterken en te vervolmaken… De zorg om de eenheid tot stand te brengen gaat de hele Kerk aan, gelovigen en herders. Maar men moet er zich ook van bewust zijn, dat dit heilig voornemen alle christenen te verzoenen binnen de eenheid van de ene en enige Kerk van Christus de menselijke krachten en gaven te boven gaat. Daarom stellen wij al onze hoop op het gebed van Christus voor de Kerk, op de liefde van de Vader voor ons en op de kracht van de heilige Geest» (CKK, 820 en 822).
De gelaatskleur van haar jeugd
In december 1446, begeeft Coleta zich naar Gent waar haar een triomfantelijke ontvangst te beurt valt, zowel in de stad als in haar gemeenschap. Deze vreugde wordt echter getemperd door het nieuws van haar nakende dood. Coleta, aan wie de datum van haar dood meerdere jaren voordien geopenbaard werd, maakte dit namelijk discreet bekend. In de winter kondigt een ernstige ziekte zich aan en drie weken voor haar dood, richt zij zich tot de gemeenschap die rond haar bed staat: «Wees echte en heilige religieuzen, die God bovenal beminnen». Daarna gaat zij een grote stilte in. Op 27 februari, verschijnt een bovennatuurlijke glans op haar gezicht. De week daarna doet zich een onverwachte verbetering voor, maar op 4 maart laait de kwaal die haar verteert, plots weer op. Zij dooft vredig uit op maandag 6 maart 1447, op de leeftijd van zesenzestig jaar. Na haar dood, krijgen haar wangen terug de kleur van in haar jeugd, voordat God ze op haar vraag had weggenomen. Op haar verlangen, werd zij zonder doodskleed noch kist ter aarde besteld, maar in de aarde zelf, op het kerkhof van Gent. In 1783, werd haar gebeente overgebracht naar Poligny (vandaag in het departement van de Jura), het klooster dat haar voorkeur genoot. Haar hervorming zal zich uitbreiden tot in Spanje en alle Spaanse kolonies van de Nieuwe Wereld. Zij werd door Paus Pius VII op 24 mei 1807 heilig verklaard.
De hedendaagse wereld, merkte de heilige Johannes Paulus II op, wordt gekenmerkt door «een hebzuchtig materialisme, dat onverschillig staat tegenover de noden en het lijden van de zwaksten, en zelfs geen enkele zorg heeft voor het evenwicht van de natuurlijke hulpbronnen». Het godgewijd leven beantwoordt aan de vragen die de huidige mentaliteit wekt door «evangelische armoede, die in verschillende vormen beleefd wordt en vaak gepaard gaat met een actieve inzet bij het bevorderen van solidariteit en naastenliefde» (Vita consecrata, nr. 89). Laten wij ons inspireren door de armoede waarvan de Heer Jezus Christus, en na Hem de heilige Coleta, ons het voorbeeld gegeven hebben!