|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
24 juni 2004 Geboortedag van de H.Johannes de Doper |
Claire de Castelbajac is geboren op 26 oktober 1953, in Parijs, als laatste kind in een gezin van vijf . Bij haar doop, drie dagen na haar geboorte, wordt ze geplaatst onder de bijzondere bescherming van de H.Clara en de Heilige Maagd. Met het hele gezin brengt ze de eerste vijf jaren van haar leven door in Rabat, in Marokko, tot aan de definitieve terugkeer naar Frankrijk in 1959. Haar moeder leert haar reeds vroeg het kruisteken te maken en ook hoe ze moet bidden. Op haar tochten buitenshuis en tijdens haar wandelingen, gaat ze vaak naar de kerk een kort gebed bidden want ze weet goed dat de kerk het «huis van Jezus» is. Al snel blijkt hoe onstuimig haar karakter is: wanneer ze bemint, verlangt of geeft, weet ze niet van maat houden. Wanneer ze ongeveer drie jaar is heeft Claire vaak aanvallen van woede, maar op die uitbarstingen volgen onmiddellijk blijken van berouw, even fel als haar woedeaanvallen. Ondanks al die levendigheid wordt het kind weldra door ziekte beproefd: op vierjarige leeftijd brengt een toxicose haar op de rand van de dood. Enige tijd daarna maakt een ingewandsinfectie, gevolgd door een virale angina, een behandeling met injecties noodzakelijk. Iedere keer als ze de verpleegster ziet verandert ze in een ware furie die gilt en woest om zich heen slaat. Pas in de volgende winter, voor haar Eerste Communie, zal ze begrijpen wat «zijn lijden aan Jezus aanbieden» betekent, en zal zij langzaam maar zeker leren zich te beheersen om de kwaal te verdragen.
Het is voor Claire een psychologische schok om weer terug te zijn in Frankrijk. De vriendelijke villa in Rabat verlaten om in de oude gezinswoning van Lauret (in zuidwest Frankrijk), «het grote huis dat helemaal kapot is», zoals ze zegt, te gaan wonen geeft haar het gevoel uit de oude omgeving te zijn losgerukt. Ze ontvangt de heilige eucharistie voor het eerst in juni 1959, na zich veel moeite te hebben gegeven om er zich op voor te bereiden. Haar bereidwilligheid zichzelf aan God aan te bieden in de kleine dingen houdt stand in de jaren die volgen. Zij noteert bijvoorbeeld: « 1) ik heb geen water genomen 2) daad van liefde 3) ik heb moeder snel gehoorzaamd 4) ik heb me niet beklaagd over de pijn in mijn buik», enz. Voor de eerste biecht wil Claire zich aan een zorgvuldig gewetensonderzoek onderwerpen. Ze pakt haar kinderboek en neemt aandachtig «alle zonden van de lijst» door en zegt vervolgens tegen haar moeder : «Ik begrijp er niets van, dan weet ik ook niet of ik die zonden heb gedaan. Maar legt u ze mij eens uit... Als ik alle zonden zou kennen, zou ik er geen meer doen, want ik zou Jezus geen verdriet willen aandoen».
Dat ze allemaal in de hemel mogen komen!
In haar intense behoefte aan communicatie richt Claire brieven aan haar ouders die ze in het grootste geheim in hun borden legt of onder hun hoofdkussens. Ze is zojuist negen geworden wanneer ze de volgende regels schrijft: «Mijn liefste moedertje, laat ik u allereerst zeggen dat ik veel, veel, het meest ter wereld, van u houd. U bent zo aardig!!! En dan u om vergeving vragen voor alle fouten die ik heb gemaakt en die u me wel zult vergeven want u bent zo goed, lieve moeder...» (sic). Op de ochtend van haar tiende verjaardag wenst Claire, ondanks haar vermoeidheid, de Mis bij te wonen. Een avond vertrouwt ze haar moeder toe: «Weet u wat ik vanmorgen heb gevraagd? ... dat ik altijd zuiver moge blijven, zoals ik was na mijn doop». Zij neemt de gewoonte aan de Heilige Maagd iedere ochtend bij het ontwaken aan te roepen: «O, Maria, Onbevlekt, ik vertrouw u de zuiverheid van mijn hart toe. Wees er voor altijd de hoedster over». Op elfeneenhalfjarige leeftijd doet ze haar Plechtige Communie. Terwijl haar kostschoolkameraadjes worden bedolven onder wereldse geschenken, bedankt Claire haar ouders haar er niet een te hebben gegeven, maar wel een gedenkprentje, waarop haar moeder een tekst heeft geschreven die voor haar van grote betekenis zal zijn: «Koester het diepe verlangen dat de Heer u geve al wat Hij weet dat u ontbreekt voor zijn eer en glorie» (Heilige Johannes van het Kruis).
Haar middelbare schoolstudie heeft zich thuis voltrokken, onder de leiding van haar moeder. In 1964, gaat ze naar de kostschool in Toulouse, bij de zusters van het Heilig Hart en legt er een intense levensvreugde, een hartstochtelijke edelmoedigheid en een zeer bijzondere voorkeur voor de dingen Gods aan de dag: «Het is prachtig! Schrijft ze. Vanmorgen ben ik naar de mis gegaan en heb gecommuniceerd... Ik heb aan u gedacht, beste ouders, die mij de katholieke godsdienst hebt onderwezen, die mij hebt leren bidden, die mij hebt laten dopen. Ik ben u alles verschuldigd en ik dank u meer dan ik kan zeggen of denken».
Kinderen vragen
Met de onstuimigheid van haar vijftien jaren geeft Claire blijk van haar verontwaardiging over de wind van protest die door de Kerk waait en die probeert radicaal het verleden op te ruimen. Ze lijdt er zo zeer onder dat ze er ziek van wordt en ze het voorlaatste jaar van haar school thuis moet afmaken. Daar ze had opgemerkt dat de jeugd van haar dorp geen gelegenheid heeft om bij elkaar te komen om zich gemeenschappelijk te vermaken zet ze eerst een koor op touw; vervolgens werpt de groep zich op twee toneelstukken, om de bejaarden in het naburige tehuis, de gehandicapten, of gewoon de gemeentebewoners te vermaken. Claire gaat naar de voorlaatste klas bij de Dominicanessen van Seilh, bij Toulouse. Zonder enthousiasme maar overwegend goed geluimd. «Het is grappig, schrijft ze aan een vriendin, als je erover nadenkt, hoeveel redenen men kan vinden om gelukkig te zijn! Het leven is alleen maar geluk! De mensen zijn het die er ongeluk van maken». Toch voert ze nog voortdurend strijd. Op 8 september 1970, het feest van Maria Geboorte - Maria van wie Claire zo houdt - weigert ze met een heel goede vriendin naar de Mis te gaan. Haar gesloten gezicht verraadt een andere invloed die haar die dag de baas is. Voor haar laatste schooljaar, (197071), vestigt ze zich in een kamer met eigen opgang in Toulouse en blijft de lessen volgen bij de Dominicanessen.
Moeilijk maar mooi
In augustus, na vijf maanden lijden, wordt besloten tot een geslaagde operatie van de wervelkolom. Claire is weer vlug te been, maar de aanvallen van jicht komen met periodes weer terug. Drie weken nadat ze het ziekenhuis heeft verlaten doet ze met succes haar eindexamen middelbare school en besluit vervolgens zich te wijden aan het restaureren van schilderijen en fresco's. Dit vak biedt in haar ogen een zeer belangrijk voordeel: onafhankelijkheid in het werk en de mogelijkheid om later in het huisgezin te blijven.
Claire besluit het toelatingsexamen te doen voor het Centraal Instituut voor Restauratie in Rome, overheidsinstituut dat elk jaar drie plaatsen voorbehoudt aan buitenlandse kandidaten. De colleges kunstgeschiedenis aan de universiteit van Toulouse vormen hierop een voorbereiding. Ze gaat aan de slag. Daar ze zeer sociabel is legt ze veel visites af en gaat regelmatig op bezoek bij bejaarden en gebrekkigen in haar buurt. Haar devotie blijft even groot als voorheen: «Ik heb gisteravond besloten iedere dag naar de mis te gaan... Ik heb precies de tijd om naar college te gaan zodra die is afgelopen; ik kom er helemaal goed, heel zuiver en heilig uit en terwijl ik op mijn fiets spring ga ik weer op in de menigte».
Vrees niets
De datum van het toelatingsexamen dat door stakingen is vertraagd, is vastgesteld op 1 december. Claire wordt als derde van de drie toegestane buitenlanders toegelaten. Ze is dol enthousiast, maar nieuwe strijd doemt op aan de horizon. «De hand van God biedt mij onophoudelijk bescherming, schrijft ze aan haar ouders. Wat ik vervelend vind is het succes dat ik mijns ondanks, geloof mij, heb bij de jongens. Een is er zelfs verliefd op mij. En er is ook een Libanees die één en al attentie is... en daar kan ik nog twee bijzonder complimenteuze en als honden zo trouwe Italianen aan toevoegen. Na negen dagen is dat een beetje veel van het goede... Ze zullen me echter gauw beter leren kennen!... Het is heel erg moeilijk je niet natuurlijk te gedragen en niet te lachen, alles als een grap te beschouwen en om de haverklap woordspelletjes te moeten doen... Maar ik ben zeker van de goddelijke, mariale en benedictijnse (ze draagt de medaille van de H.Benedictus) bescherming, zonder nog te spreken van die van de Engelbewaarders».
Een paar dagen later voegt ze eraan toe: «Ik zie met ongeduld uit naar de dag dat ik echt geïnstalleerd zal zijn zodat ik mijn brieven kan schrijven en een half uur per dag geestelijke lezing kan doen. Mijn rozenhoedje kan ik doen in de twee of vier kwartier die ik in de metro doorbreng. Ik heb uw gebeden hard nodig... hoe meer ik de mensen leer kennen, hoe meer ze me deprimeren; ik dacht dat de Kunst om de Kunst en het Schone om het Schone, dus de zin van de kosteloosheid der dingen, aan mensen een diepgang verleenden en nog iets meer... Natuurlijk is iedereen, behalve twee of drie snobs, geïnteresseerd in hetgeen hij of zij en zelfs met hartstocht, doet: maar daarna ploft het in! Het enige wat ze interesseert is het pleziertje in al zijn variaties. Dat deprimeert me dan en ik walg er ook een beetje van. Ik mag ze niet oordelen, maar al degenen met wie ik spreek, behalve twee, zijn zo. Ze leven min of meer allemaal met een «partner»... Dan ben ik teleurgesteld. Alle jongens lopen me achterna! Goede hemel! Ik loop niet in een minirokje... en degenen die je uit de weg moet gaan krijgen van mij een gemene koude douche. En hoe kouder de douche, hoe meer ze doorgaan Maar waar ik tegenwoordig bang voor ben, is voor mezelf, want ik zal het eens allemaal zeggen. Weldenkende mensen, zoals in Toulouse, boezemen mij nauwelijks enig vertrouwen in.Dan zeg ik soms wel eens, wanneer ik de mensen die ik nu om me heen heb bekijk, dat het wellicht niet onaangenaam is te doen zoals zij... Dan bid en bid ik dat ik de moed, soms zou ik zelfs kunnen spreken van heldenmoed, mag opbrengen weerstand te bieden en er geen «ragazzo» op na te houden voor ik verloofd ben...»
Gekheid maken
Nu ze zo leeft zijn de cijfers die Claire op het «Restauro» behaalt erbarmelijk en wordt ze op een haar na van school gestuurd. Een van haar ooms wijst haar op een dag terecht: «Ik vind het heel erg voor je ouders, vooral voor je vader die op leeftijd is, dat jij je leven verknoeit...» Haar weerwoord: «Ik heb ondertussen wel lol!» In het geheim is ze echter niet tevreden over zich-zelf. Haar scherp gevoel voor God, haar halve mislukking in de studie en waarschijnlijk ook de opmerking van een studente: «Je zult nog zien, meisje, je wordt net als wij atheïste. Ik geef je geen jaar meer voor je net als wij zult zijn...», brengen een heilzame shock teweeg. De zomer brengt een blijde vakantie in Lauret met zich mee, onderbroken voor de landelijke bedevaart naar Lourdes. Begin oktober vertrekt ze weer opgewekt naar Rome. Ze schrijft aan haar ouders: «Ik realiseer me tot welke graad van ijdelheid en egoïsme ik ben gezonken, onder het mom van emancipatie...» De voorbeeldige geestesgesteldheid die het begin van het nieuwe jaar tekent zal niet meer verzwakken. God is opnieuw het middelpunt van haar leven ondanks de «opstandigheid van de geest» die zich bij tijd en wijlen doet gelden.
Een jaar later vertrekt Claire voor drie weken naar het Heilig Land, met een groep van een tiental jongeren, onder de leiding van een dominicaner pater. «Zijn in Bethlehem. Lopen urenlang in de woestijn. Grote vermoeidheid en honger. Ascese: uniek voor de zuiverheid, het is waar». Ze schrijft aan haar ouders: «Ik ben bezig me volledig te bekeren, mijn geloof uit te diepen, er de ware betekenis van te vinden en ik leer voortdurend de eerste beginselen van mijn geloof. Ik sla een maximum aan elementen van geloofsijver, vroomheid, voorbeeldigheid, armoede van geest op, om in Rome mijn leven te kunnen inrichten zoals ik dat nu begrijp en niet zoals ik hiervoor leefde. Ik begin de betekenis te vatten van de woorden Liefde tot God: ik geloof dat we niet in vuur en vlam moeten raken voor bijzaken, maar ons in alles moeten richten op God en op Hem alleen!»
Een heel nieuw geluk
Op 10 december schrijft ze opnieuw: «Ik zwelg nog meer in zaligheid sinds ik de dagen kan tellen die ons scheiden. Intussen stik ik van de koortsigheid: de buitensporigheid die jullie van me gewend zijn voert weer in al haar glorie de boventoon... De studieleidster laat me vrij om overal heen te gaan waar de volgende dag de tekenplanken worden weggehaald voor de laatste penseelstreek. En ze komt zelfs nadien niet kijken, hetgeen ik bijzonder vervelend vind want de verantwoordelijkheid is groter dan ik aankan. Het goede leven, dus! Vrij, op een van de mooiste plekken van Europa...»
Claire komt op 18 december in Lauret aan voor de kerstvakantie. Voor haar naaste familie heeft ze een gedaanteverwisseling ondergaan. Ze brengt de 30e december in Lourdes door. Op haar knieën gelegen voor de grot, met het voorhoofd op de grond, blijft ze daar geruime tijd roerloos liggen. Wanneer ze weer opstaat voelt ze zich heel anders, alsof ze er niet meer bij is en oneindig ver weg; er is iets gebeurd tussen haar en de Heilige Maagd... Op zaterdag 4 januari doet zich een acute virale hersenvliesontsteking voor. De 17e ontvangt ze, zonder bij kennis te zijn, het sacrament der zieken. Op zondag 19 januari zegt ze opeens terwijl ze lijkt te slapen, heel duidelijk en heel hard: «Wees gegroet, Maria, vol van genade...» en houdt uitgeput weer op. Haar moeder zet het gebed voort; aan het eind van ieder weesgegroet mompelt Claire: «en daarna, daarna...», om de rozenkrans verder af te maken. Op de avond van de 20e verzinkt ze steeds verder in een diep coma. Ze treedt de eeuwigheid binnen waar God haar roept op woensdag 22 januari 1975 rond vijf uur in de namiddag. Ze is eenentwintig jaar en drie maanden.
Claire wilde «regelrecht naar de Hemel». Ze had veel met haar oom, pater Philippe de la Trinité gesproken over de Eerste Brief van de H.Johannes: Onze liefde is volmaakt, als wij vertrouwvol uitzien naar de dag van het oordeel (1 Joh 4,17). In 1970 had ze aan een vriendin geschreven: «Vind jij het angstig dat de dood steeds dichterbij komt? Ik denk van niet; we moeten niet bevreesd zijn voor de dood. De dood is slechts de overgang van een leven dat in feite slechts een examen in vreugden en kleine ongelukkigheden is...naar het volledige Geluk in het eeuwigdurende aanschijn van Hem die ons alles heeft gegeven. De dood angstig? Nee, dat zou ze niet moeten zijn, maar wel: verhoopt en verwacht (dus voorbereid...). Weet je nog dat op het Heilig Hart sommige meisjes waaronder jij mij hadden voorspeld dat ik jong zou sterven? Zonder elkaar te raadplegen. Welnu, ik moet je bekennen dat het me in het geheel niets kan schelen, aangezien in de eeuwigheid 50 jaar aards leven meer of minder toch niets voorstelt?»
Laten we ons naar het voorbeeld van Claire de Castelbajac «in alles richten op God» en alleen trachten Hem te behagen en Onze-Lieve-Heer zal ons boven iedere maat belonen.