|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
22 juli 2016 feest van h. Maria-Magdalena |
Heilige Johannes Paulus II heeft een belangrijk deel van zijn ambt als opvolger van Petrus gewijd aan mensen die lijden en in het bijzonder aan de zieken. Herhaalde malen heeft hij zich gericht tot de medische wereld: «Het verplegend personeel, zo zei hij in 1986, heeft niet alleen een techniek te bieden, maar een welgemeende toewijding die uit het hart komt, een aandacht voor de waardigheid van mensen. Blijf ervoor zorgen dat de zieke niet wordt herleid tot een voorwerp van verpleging, maar maak van hem de eerste partner in een strijd die de zijne is. En, gesteld voor de ernstige ethische problemen die zich in uw beroepen voordoen, moedig ik u aan antwoorden te zoeken die aan de hoogste eisen voldoen die in overeenstemming zijn met de waardigheid van het leven van de zieke en zijn hoedanigheid als persoon.» Op 25 oktober 1987 verklaart dezelfde Paus een arts, Giuseppe Moscati, heilig. In hem heeft hij de «concrete verwezenlijking van het ideaal van de christelijke leek» gezien.
Giuseppe Moscati is geboren in Benevento (Campania, Zuid-Italië) op 25 juli 1880, en ontvangt het Doopsel op de 31e. Francesco Moscati, zijn vader, briljant magistraat, zal raadsheer worden bij het Hof van Appel, eerst in Ancona, vervolgens in Napels. Hij behoort, zoals zijn echtgenote Rosa de Luca, tot het markiezengeslacht van Roseto. Giuseppe is het zevende van negen kinderen, maar slechts drie van zijn broers en zussen die hem voorafgaan, Gennaro, Alberto en Anna, staan om zijn wieg. De familie Moscati heeft inderdaad in het jaar 1875 de beproeving gekend een tweeling op jonge leeftijd te verliezen, Maria en Anna, daarna en nog erger, het overlijden van nog een kleine Maria, van vier jaar oud. Na Giuseppe worden Eugenio en Domenico geboren. Deze wordt later burgemeester van Napels. Francesco Moscati neemt zijn gezin ieder jaar mee naar de geboortestreek, voor een vakantie in de natuur. Ze wonen allemaal samen de Mis bij in de kerk van de plaatselijke Clarissen; heel vaak staat Francesco als misdienaar zelf aan het altaar.
Weldoende ontreddering
De sfeer in het gezin begunstigt het ontluiken van een diep doorleefd geloof bij de jonge Giuseppe. Hij maakt kennis met de zalige Bartolo Longo, stichter van het heiligdom van de Maagd van de Rozenkrans in Pompeï, wiens behandelend geneesheer hij wordt en die hij tot diens dood zal bijstaan. De familie Moscati heeft hem ontmoet bij Catherina Volpicelli, stichteres van de Dienaressen van het Heilig Hart, die door Paus Benedictus XVI op 29 april 2009 werd heilig verklaard. Francesco en Rosa zijn met haar bevriend geraakt. De familie Moscati gaat in Napels gewoonlijk naar de kerk van de Dienaressen; Giuseppe doet er zijn eerste Communie, op het Hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis op 8 december 1888. Twee jaar later, zal hij het sacrament van het Vormsel ontvangen. In 1889 gaat hij naar het gymnasium Vittorio Emmanuele, waar hij zich met ijver wijdt aan de studie der letteren. Maar zijn ziel is al getekend door een scherp gevoel voor de broosheid van het menselijk bestaan: «Ik bezag met belangstelling, zo zal hij later schrijven, het Hospitaal der Ongeneeslijken, waar mijn vader me op wees, ver van mijn huis, waarbij ik me liet inspireren door gevoelens van medelijden met de naamloze pijn die er werd gestild. Een weldoende ontreddering maakte zich van mij meester en ik begon te denken aan de breekbaarheid van alle dingen, en illusies vielen in duigen als de bloemen van de sinaasappelboomgaarden om mij heen.» Hij had er toen nog geen idee van dat hij later zijn leven zou wijden aan zieken en aan medisch onderzoek.
Een tragische gebeurtenis die de loop van zijn bestaan zal veranderen doet zich voor in 1892: ten gevolge van een val van een paard tijdens een militaire parade in Turijn, wordt zijn broer Alberto epileptisch. Giuseppe neemt de gewoonte aan vele uren aan zijn ziekbed door te brengen om hem te verzorgen. Dan rijpt in hem het besluit arts te worden. Het geval, dat enig in zijn familie is, doet de nodige stof opwaaien, maar hij blijft bij zijn besluit. In 1897 sterft zijn vader op 61-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hersenbloeding, maar niet alvorens de laatste sacramenten te hebben ontvangen. Giuseppe die zojuist zijn baccalaureaat heeft behaald schrijft zich vastberaden in aan de faculteit der Geneeskunde. De redenen van zijn keuze zullen later aan het licht komen in uitlatingen aan het adres van zijn leerlingen: «Vergeet niet dat door te kiezen voor de geneeskunde jullie je hebben verbonden aan een verheven opdracht. Met God in jullie hart, volhard en breng de goede dingen die jullie van je ouders hebben geleerd, liefde voor en medelijden met hen die lijden, in geloof en met geestdrift in praktijk, doof voor lofuitingen en kritiek, bereid slechts het goede te doen.»
Kundigheid en geloof
Heilige Johannes Paulus II zal zich in dezelfde zin uitlaten tegenover het verplegend personeel: «Uw zieken hebben behoefte aan een zo menselijk mogelijke begeleiding; zij hebben behoefte aan een geestelijke begeleiding. U zult hier het gevoel hebben op de drempel te staan van een mysterie dat het hunne is» (5 oktober 1986).
Giuseppe brengt de woorden van Jezus over de liefde voor de naaste in praktijk door die concreet te maken in de dienstverlening tot aan zijn leven geven toe. Toen Hij dan hun voeten had gewassen, zijn bovenkleren had aangetrokken en weer aan tafel was gegaan, sprak Hij: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben IK. Maar als IK, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u heb. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: een dienaar staat niet bovenheer en een gezant niet boven degene die hem gezonden heeft. gij dit beseft: zalig gij als gij er naar handelt. (Joh 13, 12-17). «De liefde offert zich op voor de anderen, zei Paus Franciscus tegen de jongeren op 21 juni 2015. Kijk naar de liefde van ouders, van zo vele moeders, zo vele vaders die s ochtends moe op hun werk komen omdat ze niet goed hebben geslapen omdat ze hun ziek kind moesten verzorgen. Dat is liefde! Dat is eerbied! Het is niet een lekker leven leiden. Het is dienen. Liefde is dienst. De anderen dienen. Wanneer Jezus na de voetwassing zijn gebaar uitlegde aan zijn apostelen, leerde hij ons dat wij gemaakt zijn om elkaar te dienen; als ik zeg dat ik bemin en ik de ander niet dien, mijn naaste niet help, hem niet help vooruit te komen, mij niet voor hem opoffer, dan is het geen liefde. Jullie hebben het kruis gedragen (het Kruis van de Wereld Jongeren Dagen): daar hebben we een teken van liefde. Die liefdesgeschiedenis van God via werken en dialoog, eerbied, vergeving, geduld tijdens zo vele eeuwen van geschiedenis met zijn volk, eindigt met de dood van zijn Zoon op het Kruis: het is de grootste aller diensten, zijn leven te geven, zich op te offeren, zijn naaste te helpen.»
Met gevaar voor eigen leven
In april 1906 zorgt de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius voor grote schrik onder de omwonenden. In Torre del Greco, een stadje op 6 km afstand van de krater, wonen talloze lammen en bejaarde zieken. Dokter Moscati redt hen door hun ziekenhuis te evacueren met gevaar voor eigen leven, kort voor de instorting van het dak. Twee dagen later stuurt hij een brief naar de algemeen directeur van de Napolitaanse ziekenhuizen waarin hij voorstelt de personen die hem hebben geholpen een vergoeding te geven, maar dringt erop aan dat van hem geen enkele melding zou worden gemaakt: «Ik verzoek u mijn naam niet te noemen om te voorkomen enige nagedachtenis te bezoedelen!» Vijf jaar later, in 1911, hult een cholera-epidemie Napels in de rouw. De schepen die uit de hele wereld deze havenstad aandoen brengen ziektekiemen mee, en de ellende die heerst in de wijken met hun vuile steegjes werkt besmetting alleen maar in de hand. De vooruitgang die de geneeskunde heeft geboekt beperkt weliswaar het aantal slachtoffers, maar de toestand blijft zorgwekkend. Het Ministerie van Volksgezondheid belast dokter Moscati met onderzoek naar middelen die de plaag het hoofd kunnen bieden: veel van zijn voorstellen ter sanering van de stad worden aangenomen.
Giuseppe geeft het wetenschappelijk onderzoek echter niet op: hij zal tweeëndertig essays schrijven die in de universitaire wereld worden gepubliceerd. Op 31-jarige leeftijd slaagt hij voor het vergelijkend examen voor regulier medewerker van de gezamenlijke Hospitalen. Een lid van de jury, professor Cardarelli, verrukt over zijn prestatie, bekent dat hij in zestig jaar onderwijs nooit een arts heeft gezien die zo goed is voorbereid en, op zijn initiatief, benoemt de Koninklijke Academie van Operatieve Geneeskunde hem tot geaggregeerd lid. Eveneens in 1911 kent het Ministerie van Openbaar Onderwijs hem het doctoraat in de fysiologische scheikunde toe en onderwijsbevoegdheid op dit gebied.
Dokter Moscati heeft zich in de uitoefening van zijn beroep geheel en al gewijd aan Christus. Om alles voor iedereen te kunnen zijn heeft hij vastberaden de keuze voor het celibaat gemaakt. Zijn devotie voor de Maagd Maria hij heeft altijd zijn rozenkrans bij zich en vergeet nooit het Angelus te bidden geeft hem de kracht zijn kuisheid aan God aan te bieden en die te bewaren als een schat. Hij weet echter ook het huwelijk aan te raden aan zijn studenten op de manier waarop H. Paulus het zei: Ik zou wel willen dat alle mensen waren zoals ikzelf, maar ieder heeft nu eenmaal van God zijn eigen gave ontvangen, de een deze, de ander die (1 Kor 7, 7-9). Maar met een lucide en begrijpende blik op de menselijke breekbaarheid, nodigt hij uit tot zuivering van het hart: «Oh, als de jongeren met hun uitbundigheid eens wisten hoe vluchtig de illusies van liefde zijn en hoe zij de vrucht zijn van extra prikkeling der zinnen! Als een engel hen zou waarschuwen dat al wat onzuiver is moet sterven omdat het slecht is, terwijl ze zo gemakkelijk eeuwige trouw zweren in de aan waanzin grenzende beroering die hen bevangt, zouden ze misschien veel minder lijden en zouden ze er beter aan toe zijn.»
Op de vraag: «Hoe kunnen we de liefde van Jezus ervaren?» antwoordde Paus Franciscus op 21 juni 2015: «Staat u mij toe vrijuit te spreken. Zonder de moralist uit te hangen zou ik een woord willen gebruiken dat men niet leuk vindt, een onpopulair woord. De liefde zit in de feiten, in de communicatie, maar betoont zich zeer respectvol jegens de personen, zij gebruikt de personen niet: de liefde is kuis. Tegen jullie, jongeren van deze wereld, een hedonistische wereld, waarin alleen genot algemeen bijval geniet, waarin goed leven en een lekker leventje leiden telt, zeg ik: wees kuis, wees kuis! Wij hebben allemaal momenten meegemaakt waarin het moeilijk was deze deugd te handhaven, maar het is de weg om te volgen om authentieke liefde te vinden, een liefde die weet leven te geven, die niet probeert de ander te gebruiken voor eigen genot. Het is een liefde die het leven van de ander als heilig beschouwt: ik respecteer je, ik wil je niet gebruiken. Dat is niet gemakkelijk. Vergeef me als ik iets zeg wat jullie niet verwachtten, maar ik vraag jullie: streef kuise liefde na!»
Het grootste kwaad
In november 1914 sterft mevrouw Moscati aan suikerziekte, ongeneeslijk in die tijd. Ze ontvangt met grote devotie de laatste sacramenten en geeft de haren deze aansporing: «Kinderen, ik sterf gelukkig. Ontvlucht altijd de zonde, die is het grootste kwaad in het leven.» Professor Moscati zal een paar jaar later schrijven: «Ik weet dat mijn ouders nog altijd aan mijn zijde staan; ik kan hun zachtmoedig gezelschap voelen.» Suikerziekte zal een voorwerp van zorg voor hem blijven; hij zal een van de eerste artsen zijn die in Napels experimenteert met insuline en die een groep collegas de behandelwijzen van deze ziekte onderwijst.
Italië is vanaf mei 1915 in oorlog. Giuseppe Moscati meldt zich als vrijwilliger voor het front, maar zijn aanvraag wordt geweigerd. Het Hospitaal der Ongeneeslijken wordt opgeëist door het leger, en de militaire autoriteiten vertrouwen de Professor de zorg voor de gewonden toe; hij wordt voor hen niet alleen de arts, maar ook de aandachtige en liefdevolle vertrooster. Hij wijdt zich bovendien aan de opleiding van jonge artsen, want hij is van oordeel dat hij hun zijn professionele- en geestelijke ervaring moet doorgeven. Een van zijn leerlingen zegt er dit van: «Hij openbaarde ons zijn kennis en, dag na dag, vormde hij onze geesten en zielen. Hij sprak ons over God, over de goddelijke Voorzienigheid, over de christelijke godsdienst. En zijn gezicht klaarde op als wij hem volgden in de kerken van Napels om de Mis bij te wonen.» Het getuigenis van zijn christelijk geloof dwingt rondom Giuseppe respect af, ondanks het openlijk atheïsme dat in het wetenschappelijk milieu de overhand heeft. Hij laat in de nieuwe autopsiezaal van het Instituut van Pathologische Anatomie waarover hij de leiding heeft, zelfs een kruisbeeld aanbrengen met een opschrift dat afkomstig is van de profeet Hosea (13, 14): Ero mors tua, o mors (Oh Dood, ik zal uw dood zijn). Voor de onthulling nodigt hij zijn collegas uit «Christus, die het Leven is, na een te lange afwezigheid op deze plek van de dood teruggekomen, eer te komen bewijzen.» Uit het veelvuldig ontvangen van de sacramenten, en in het bijzonder uit het dagelijks bijwonen van de Mis, put hij de stoutmoedigheid openlijk van zijn geloof in Jezus Christus te getuigen.
Slachtoffer van het succes
Professor Moscati is overigens het slachtoffer van zijn succes onder de studenten, want velen onder hen gaan liever naar zijn lezingen dan dat ze zijn officiële colleges bijwonen. Jaloerse collegas spannen samen om zijn bevordering in zijn loopbaan als professor te beletten. Hij zelf laat zich echter niet door alle schitterende successen van de wijs brengen; hij kent zelfs veelvuldige innerlijke strijd, met name tegen de verleiding de moed op te geven: «Ik las in de autobiografie van de zalige Teresia van Lisieux een zin die voor mij gemaakt was, schrijft hij: Mijn God, ontmoediging is op zichzelf al een zonde. Ja, het is een zonde die voortkomt uit hoogmoed, en die aantoont dat ik heb kunnen geloven dat ik in mijn eentje grootse dingen heb gedaan! Terwijl wij juist in tegendeel slechts nutteloze dienaren zijn (cf. Lc 17, 10).» Hoewel ieder nastreven van een carrièreplan en menselijke eerzucht hem vreemd zijn, maar hij wel graag wil doorgaan met onderwijs geven, probeert hij in 1922 een nieuwe licentiaat te behalen. Wanneer hij even denkt te zijn vastgelopen en hij niet meer weet waar zijn plicht hem wacht, ervaart hij een diepgaande ontreddering die hij toevertrouwt aan een van zijn oude leermeesters: «Ik ben volledig uitgeput en gedeprimeerd, omdat ik vanaf de oorlog onophoudelijk gewerkt heb en emotioneel veel te verwerken heb gehad. Ik heb slapeloze nachten en ik ben de mogelijkheid om les te geven kwijt (het licentiaat dat hij denkt niet te hebben behaald).»
«Wanneer je met mislukking wordt geconfronteerd, zei Paus Franciscus tegen jongeren, vraag je je terecht af: wat kunnen we eraan doen? Wat je bepaald niet moet doen is je overgeven aan pessimisme en ontmoediging. Heb vertrouwen in Jezus. De Heer is altijd bij ons. Hij komt naar de oever van de zee van ons leven, hij is onze mislukkingen, onze breekbaarheid, onze zonden nabij, om die om te vormen. Moeilijkheden moeten jullie geen schrik inboezemen, maar jullie aanzetten verder te gaan. Luister naar de woorden van Jezus die tot jullie gericht zijn: Vaar nu het meer op naar diep water. Daar moeten jullie je netten uitwerpen! (Lc 5, 4)» (22 september 2013).
Professor Moscati is in feite aan het eind van zijn Latijn, maar hij geeft de moed niet op, naar het voorbeeld van de Apostelen, die hoe dan ook onderdrukt waren, maar niet verpletterd; radeloos, maar niet ten einde raad (2 Kor 4, 8). Tegen alle verwachting in krijgt hij uiteindelijk het verlangde licentiaat dat hem in staat stelt op persoonlijke titel in universiteiten en andere hogescholen les te geven in klinische geneeskunde. Een paar dagen later geeft hij blijk van de geest die hem bezielt: «Bemin de waarheid, schrijft hij in zijn vertrouwelijke aantekeningen, laat zien wie je bent, zonder veinzerij en zonder angst, zonder aanzien des persoons. En als de waarheid je komt te staan op vervolging, aanvaard die dan; als die je narigheid bezorgt, verdraag die. En mocht je voor de waarheid jezelf en je eigen leven moeten opofferen, wees sterk in de opoffering.» Zijn geduld tijdens de tegenslag blijkt vruchten af te werpen. Daar hij zelf moeilijke momenten van geestelijke dorheid en verslagenheid heeft gekend, kan hij geloofwaardig diegenen bemoedigen die soortgelijke angsten doorstaan: «Wat er ook moge gebeuren, onthoud dat God nooit iemand in de steek laat. Hoe meer je je alleen, veronachtzaamd, veracht, onbegrepen voelt, des te sneller zul je op het punt komen te staan het op te geven onder het gewicht van grove ongerechtigheden, des te sterker zul je een oneindige en mysterieuze kracht voelen die je zal ondersteunen en in staat stellen tot goede en krachtige voornemens, en jullie zullen versteld staan van die krachten wanneer de kalmte weer terug zal zijn. Die kracht, dat is God!» Dankzij die kracht van God die zich ontplooit in zwakte en nederigheid (cf. 2 Kor 12, 9), spaart Giuseppe voor de armen noch zijn tijd, noch zijn geld.
Zij hebben alles verloren
Hij bezit de gave de armen zijn hulp te bieden zonder hun gevoeligheid te kwetsen. Op een dag merkt een vrouw die aan tuberculose lijdt en geen inkomsten heeft dat Giuseppe met het doktersrecept een briefje van 50 lires in de envelop heeft gestoken. Ze wil hem bedanken voor zijn goedheid, maar hij protesteert: «Zegt u in godsnaam tegen niemand iets!» Wanneer hij aan het ziekbed van een zieke spoorwegarbeider wordt geroepen, treft hij talloze mensen aan. Deze spoorwegarbeiders, allemaal even arm als de patiënt, leggen botje bij botje om het consult te betalen! De priester die de arts vergezelt staat op het punt ze daarvan af te brengen, wetende dat het geen zin heeft. Maar de professor komt tussenbeide: «Aangezien jullie bezig zijn geld te verzamelen door een deel van jullie werk op te offeren, sluit ik me bij jullie inzameling aan met mijn aandeel zodat de zieke met de ingezamelde som de nodige middelen heeft voor zijn behandeling.» En hij geeft drie briefjes van 10 lires. Men noemt hem terecht de arts van de armen omdat hij zelf arm leeft om de nooddruftigste onder zijn patiënten te hulp te komen. Hij heeft geen auto en geen paard, maar verplaatst zich altijd te voet. Wanneer men hem hierover aanspreekt antwoordt hij driftig: «Ik ben arm; ik heb vanwege mijn beroepsverplichtingen de middelen niet die kosten voor mijn rekening te nemen! Ik verzoek u mij te geloven!» Als hij overlijdt zal men in het condoleanceregister deze veelzeggende zin kunnen lezen: «Je hebt geen bloemen en geen tranen gewild, maar wij huilen toch omdat de wereld een heilige heeft verloren, Napels een toonbeeld van deugd; maar de arme zieken hebben alles verloren!»
Op dinsdag, 12 april 1927, in de Goede Week, woont professor Moscati in alle vroegte de Mis bij en ontvangt de Communie. Alvorens zich naar het Hospitaal der Ongeneeslijken te begeven zegt hij tegen zijn zus: «Professor Verdinois is opgenomen in de kliniek van professor Stanziale: denk aan de sacramenten». Aan het eind van de ochtend keert hij terug naar huis waar vele zieken hem opwachten. Om 15 uur voelt hij zich onwel, stuurt de aanwezige mensen weg en trekt zich terug in zijn slaapkamer. Tegen de dienstbode zegt hij: «Ik voel me niet goed» Enige ogenblikken later laat hij zich met de armen over de borst gekruisd languit in het fauteuil zakken, buigt het hoofd en blaast vredig zijn laatste adem uit. Hij is 47 jaar.
Tot het eind toe heeft hij zijn leven aan zijn patiënten gegeven en geen inspanning ongedaan gelaten voor de liefde voor Christus. Als licht voor onze tijd blijft hij een getuige van deze wijsheid des harten waarvan Paus Franciscus sprak in zijn boodschap van 3 december 2014: «De wijsheid des harten bestaat uit het samenzijn met de naaste. De tijd die men aan de zijde van een zieke doorbrengt is een heilige tijd, een lofzang voor God, die ons conformeert aan het beeld van zijn Zoon, die niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen (Mt 20, 28). Heeft Jezus zelf niet gezegd (Lc 22, 27): Maar Ik ben in jullie midden de dienaar?»