|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
14 december 2011 feest van h. Johannes van het Kruis, Kerkleraar |
«Om materieel werk te verrichten vind ik genoeg mensen, maar om goed catechismusonderricht te geven, om het geloof, de liefde van Onze-Lieve-Heer in de zielen te brengen, zijn er heel weinig, bijna geen.» Deze woorden drukken het vurig verlangen uit van de gelukzalige Antoine Chevrier om «de Kerk en de wereld arme priesters en goede catechisten te geven die overal heen gaan om Jezus Christus zichtbaar te maken» (Johannes Paulus II, preek bij de zaligverklaring op 4 oktober 1986).
Antoine Chevrier werd op Paaszondag, 16 april 1826, in Lyon geboren en twee dagen later gedoopt. Als enig kind van een hardwerkend gezin van zijdewevers, groeit hij op in een rumoerige wereld: opstand van de zijdewevers en de revolutie van 1848. Van zijn vader erft hij de deugden van nederigheid en zachtmoedigheid, van zijn moeder, een vrouw des huizes met een fel en krachtdadig karakter, een geloof om bergen mee te verzetten. Mevrouw Chevrier vreest dat haar man en haar zoon niet op de goede weg blijven en hun ziel verliezen. Als het kind uit onbezonnenheid een kleine misstap begaat stuurt zijn moeder hem voortijdig naar bed: «Gaat u maar naar bed, meneer! Oh! Mama, ik wil geen meneer zijn, ik ben uw kleine Antoine». De moeder laat hem een keer tot elf uur huilen voor ze hem de kus geeft die ze hem voor straf had onthouden. Antoine Chevrier zal later hierover schrijven: «Weten jullie wat mannen maakt? Leed, ontbering en vernedering. Wie nooit iets heeft geleden weet niets: dat is een slappeling.» Even gedreven in het spel als in de studie, wordt hij door zijn kameraden vaak gekozen als aanvoerder op de speelplaats en eveneens op straat. Op een dag staan de leerlingen van de openbare school hem bij het uitgaan van de klassen op te wachten om hem aan te vallen. Antoine maakt door zijn lengte en zijn verzoenende woorden zo'n indruk op de bengels dat deze de vechtpartij maar laten varen.
Een lichtgevende aardbol
Zijn ziel ontvangt al vroeg een wonderdadige genade. In die tijd kregen de gelovigen bij de consecratie tijdens de Mis nog de aanbeveling de ogen neer te slaan uit eerbied voor de heilige gedaanten van brood en wijn. Op een ochtend kijkt Antoine uit heilige en naïeve nieuwsgierigheid een keer op en ziet, zonder erdoor verrast te zijn, maar met bewondering, een lichtgevende aardbol boven de kelk op het moment van de opheffing. Veel later pas zal hij begrijpen dat hetgeen hij had waargenomen van buitengewone aard was en zal God ervoor bedanken hem in zijn ontluikend geloof te hebben gesterkt. Eerwaarde Chevrier zal op een dag dit wonder vertellen aan een persoon die op sterven ligt, maar uiteindelijk blijft leven en het wonder bekendheid zal geven. Na zijn eerste communie, in 1837, vraagt Antoine om het voorrecht dagelijks, om vijf uur, de vroegmis in de parochie te mogen dienen. Zowel in de zomer als in de winter is hij trouw op zijn post en vaak treft men hem wachtend in de kou aan tot de deuren opengaan. In 1840 is Antoine veertien jaar. Een kapelaan in de parochie vraagt hem of hij geen priester zou willen worden. Hij heeft er nog nooit over nagedacht, maar hij antwoordt: «Ja» en ervaart tegelijk een intense vreugde. Hij gaat naar de priesterschool Sint-Franciscus, vervolgens naar het Klein Seminarie van Argentière, dichtbij Lyon. In oktober 1846 ontvangt hij het priesterkleed op het Groot Seminarie Saint-Irénée en dan, het jaar daarop, de tonsuur; bij die gelegenheid komt hij op de gedachte zich aan te bieden bij de Missions Etrangères de Paris. Zijn moeder verzet zich met alle kracht die ze nog bezit: «U bent een ondankbaar sujet, Meneer, een slechte zoon. Denkt u dat ik u heb opgevoed om u door de wilden te laten opeten ?... Wilden zijn er ook in Lyon! Als u mijns ondanks toch vertrekt erken ik u niet langer als mijn kind.» Deze woorden, van een maar al te menselijke wijsheid zouden niet hebben volstaan om hem tegen te houden als hij van zijn biechtvader niet soortgelijke raadgevingen had ontvangen.Hij wordt tot priester gewijd op 25 mei 1850 door kardinaal de Bonald en benoemd tot kapelaan in Saint-André de la Guillotière,een grote arbeidersvoorstad van Lyon. De bewoners zijn voor een groot deel ontwortelde mensen van het platteland. Mannen, vrouwen en kinderen, al van acht, negen jaar, werken in de fabriek of op een werkplaats, meer dan acht uur per dag, 's zondags inbegrepen. Hun huizen van pisé (kleileem) staan dicht op elkaar in kronkelige straatjes die uitlopen op droevige landschappen. Als enige verstrooiing zijn er de café's en de beruchte dansgelegenheden. In 1850 telt Saint-André zesduizend zielen wier evangelisatie zo moeilijk is dat de vorige pastoor er vier jaar lang vruchteloos heeft gewerkt. De jonge apostel is heel blij, want hij heeft «veel goed te doen om hem heen». Hij is al heel vroeg op: stil gebed, brevier, Mis, studie van de Heilige Schrift, ziekenbezoek. Wanneer hij vreest dat de mensen de deur weer sluiten bij het zien van zijn soutane, stapt eerwaarde Chevrier opzij zodat men hem niet ziet. Zodra de deur opengaat steekt hij zijn voet in de deuropening en houdt zo'n vurige smeekbede dat hij er bijna altijd in slaagt binnen te komen en aan het ziekbed van de stervenden plaats te nemen. Zo doet hij zijn wonderbare visvangsten. Op straat bekeert hij vrouwen van lichte zeden, hetgeen hem komt te staan op scheldpartijen, bedreigingen, de nodige fikse klappen en zelfs stenen die hem na worden gegooid.
Het geheim van zo'n strijdvaardig en vruchtbaar apostolaat ligt in de armoede. Eerwaarde Chevrier ontdoet zich van alle bezit en laat God de zorg in zijn behoeften te voorzien. Zijn moeder heeft voor een uitzet gezorgd en hij heeft die even snel weer onder de armen uitgedeeld. Zijn moeder geeft hem opnieuw linnengoed: dat deelt hij weer uit. «Hoor eens, roept ze uit, ik geef dat geld niet uit voor onbekenden en al die moeite die ik me getroost! Die onbekenden zijn wel mijn kinderen. Dus ik ben nu de grootmoeder van al dat gespuis! Je wordt bedankt!» Hij moet hartelijk lachen en gaat rustig door. Maar doordat zijn moeder hem met verwijten overlaadt, antwoordt hij tenslotte: «Wat heeft dat te betekenen? Onze-Lieve-Heer heeft toch ook zijn bloed gegeven!» Op 31 mei 1856 veroorzaakt de hoge waterstand in de Rhône overstromingen die in bepaalde buurten, zoals la Guillotière, voor een ware ramp zorgen. Dagen lang betoont Antoine Chevrier zich moedig en onvermoeibaar bij het verlenen van hulp aan de slachtoffers, op gevaar van eigen leven af, temidden van een onstuimige stroming en gevaarlijke draaikolken. Hij redt talloze mensen en bevoorraadt afgelegen huizen. Wellicht bestaat er een verband tussen deze beproeving en het geestelijk voorval dat zijn leven in enkele maanden totaal zal veranderen, omdat God zijn oog op hem heeft laten vallen.
Alles kantelt
Zittend voor de kribbe van het Kind Jezus, in de Kerstnacht van 1856, overpeinst eerwaarde Chevrier de Menswording en hoort inderdaad een bovennatuurlijke roepstem waarover hij het volgende zegt: «De Zoon van God is ter aarde nedergedaald om de mensen te redden en de zondaars te bekeren. Maar wat zien we? Alleen maar zondaars in de wereld! De mensen gaan door met zichzelf te verdoemen! Toen heb ik besloten Onze-Lieve-Heer Jezus Christus op de voet te volgen om mezelf in staat te stellen doeltreffend te werken aan het heil van de zielen.» Op dat moment kantelt alles. Voor hem komt het hierop neer «alles verlaten en zo arm mogelijk leven». Hij is noch impulsief, noch geëxalteerd en neemt de tijd om te bidden en na te denken. Hij begrijpt dat het zijn opdracht is de arme en de nederige catechese te geven. In januari 1857 raadpleegt hij de heilige pastoor van Ars. Deze luistert naar hem, keurt zijn plan goed en beschouwt de eerwaarde voortaan als zijn kind. Zijn eigen pastoor daarentegen begrijpt hem niet en verzet zich tegen zijn initiatieven. Eerwaarde Chevrier denkt er dan over de parochie maar te verlaten. In juni 1857 komen de dingen opeens in een stroomversnelling door zijn ontmoeting met Camille Rambaud: deze opmerkelijke leek heeft zijn baan opgegeven en heeft voor de armen de arbeiderswoongemeenschap van het Kind Jezus laten bouwen. Dit werk heeft een aalmoezenier nodig. Kardinaal de Bonald benoemt eerwaarde Chevrier op deze post, tot grote spijt van de pastoor en de parochianen van Saint-André. Hij wordt voortaan pater Chevrier genoemd, hoewel hij geen religieus is. De taak bestaat vooral uit het dagelijks opdragen van de Mis en catechese geven aan een twintigtal kinderen die zich voorbereiden op de Eerste Communie. Deze arbeiderswoongemeenschap omvatte in die tijd iets meer dan tweehonderd mensen die grotendeels waren getroffen door overstromingen. Camille Rambaud, ofwel Broeder Rambaud, zoals hij wordt genoemd, heeft over alles de leiding. Hij bezit het temperament van een asceet en legt zijn medewerkers zeer grote armoede en veel versterving op. Zijn tere gezondheid ten spijt, is deze levenswijze precies wat de ziel van Pater Chevrier aantrekt. In 1859 treedt hij toe tot de franciscaner Derde Orde: het voorbeeld van Sint-Franciscus is wat hij het liefst wenst na te volgen. Volgens getuigen straalt Antoine Chevrier van vreugde.De twee werken waaraan Camille Rambaud tegelijkertijd leiding geeft: de catechese van de arme kinderen en de sociale woningbouw kunnen niet lang naast elkaar voortbestaan. Er wordt in de Guillotière een ruimte gehuurd voor de catechese van de jongens; die voor de meisjes komt in Fourvière. Pater Chevrier oefent zijn ambt dus uit op drie verschillende plekken, hetgeen hem zijn krachten te boven zal gaan. Hij bidt tot de Goddelijke Voorzienigheid om hulp voor een oplossing. Op 10 december 1860 huurt hij in Le Prado een grote danszaal die tot dan slecht bekend stond. Hij heeft geen rode cent, maar met de hulp van weldoeners en aangemoedigd door zijn aartsbisschop zal hij korte tijd later erin slagen de zaal te kopen. Met wederzijdse instemming wordt Camille Rambaud die inmiddels priester is geworden de Overste van de woongemeenschap van het Kind Jezus en Pater Chevrier heeft de leiding over de catechese van de jongens en de meisjes van La Providence du Prado.
Trots op haar zoon
Le Prado, voorheen het «huis van de duivel», wordt het huis van de Goede God. De grote balzaal verandert in een kapel. Mevrouw Chevrier kan trots zijn op haar zoon. Geholpen door een paar jongemannen en meisjes, die «broeders» en «zusters» genoemd worden, neemt de pater voor een zestal maanden kinderen en jongeren uit arbeidersgezinnen bij zich in huis met de bedoeling er «mannen en christenen» van te maken. De eerste, Pierre Pacalet, wordt opgemerkt wanneer hij gretig zit te eten van meloenenschillen die hij heeft gevonden op een vuilnisbelt; de pater heeft medelijden met hem. Dit geestelijk gehandicapt kind wordt de eerste steen van zijn liefdewerk. Pierre doet zijn eerste communie in Le Prado waarvan hij zichzelf graag «de steunpilaar» noemt. De jongeren stromen toe en variëren in leeftijd van veertien tot twintig jaar. Velen werken al van hun achtste of negende in de fabriek. Sommigen zijn wees, weer anderen komen juist uit de gevangenis. Ze ontvangen in Le Prado een compleet godsdienstig onderricht. Twee uur per dag leren ze lezen en schrijven; de rest is geconcentreerd op de godsdienstige opvoeding. Hier berust alles op vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid. Men eet wat de pot schaft en als er niets is brengt er altijd wel iemand op het laatste moment wat er nodig is. Als de beurs leeg is gaat pater Chevrier collecteren aan de uitgang van de kerken; in het begin is het heel zwaar en wordt hij soms zelfs door de politie lastiggevallen. Ondanks de armoede is het leven in Le Prado niet triest. De vrolijkheid van de pater komt tijdens de recreaties goed tot uiting; deze zijn zeer geanimeerd vooral wanneer de een of andere pensiongast vroeger kunstenmaker, degenslikker of acrobaat is geweest.De catechese is de voornaamste zorg van de pater, zijn werk onder de kinderen, maar ook onder de volwassenen die Le Prado bezoeken. «Mensen catechese geven, zo schreef hij, is de grote opdracht van de priester tegenwoordig.» Hij wenst er de anderen in mee te slepen, maar dat is niet gemakkelijk: «Oh! Voor een ziel die goede catechese zou geven, die inderdaad de geest van armoede, nederigheid en naastenliefde zou bezitten, voor die ziel zou ik de hele Prado over hebben!» Pater Chevrier vat de kwestie in drie woorden samen: «Eerst het verstand verlichten, het hart raken en tenslotte de wil prikkelen... We moeten niet onderrichten met gewichtige redevoeringen die de onwetenden niet in het diepst van hun hart raken, maar met heel eenvoudige lessen die iedereen kan begrijpen. We moeten vandaag de dag overal catechiseren, de elementaire waarheden onderrichten, de mensen zeggen dat er een God is en hun leren Hem lief te hebben en Hem te dienen.»
Een providentieel werktuig
«Honderd vijftig jaar later, schrijft kardinaal Barbarin, aartsbisschop van Lyon, zijn de omstandigheden weliswaar volledig veranderd, maar de dringende noodzaak en de kern van de zaak zijn nog altijd dezelfde» (Herderlijk schrijven, 2006). Sinds 2005, echter, kunnen we allemaal over een providentieel werktuig beschikken dat op dit gebied gezaghebbend is: het Compendium (verkorte versie) van de Catechismus van de Katholieke Kerk. «Het Compendium, zo stelt Benedictus XVI, bevat in een bondige vorm alle wezenlijke en fundamentele elementen van het geloof van de Kerk zodat het, zoals mijn voorganger dat wenste, een soort vademecum is dat de mensen, zowel gelovigen als niet-gelovigen, in staat stelt in één blik het geheel te overzien van het katholiek geloof» (Motu proprio van 28 juni 2005). Onlangs nog is de Heilige Vader op het onderwerp teruggekomen: «De organische presentatie van het geloof is een onvermijdelijke vereiste. De waarheden van het geloof verhelderen zich namelijk onderling en in hun totale en unitaire visie blijkt de harmonie van Gods heilsplan en de centrale plaats van het mysterie van Christus... De Catechismus van de Katholieke Kerk, evenals het Compendium van dezelfde Catechismus, bieden ons juist dit volledig kader van de christelijke openbaring, die met geloof en dankbaarheid dient te worden aangenomen. Ik zou dus iedere gelovige en christengemeenschap willen aanmoedigen van deze instrumenten gebruik te maken om de inhoud van ons geloof te leren kennen en te onderzoeken. Zo zal het als een prachtige symfonie naar voor komen, die ons over God en Zijn liefde spreekt en ons oproept tot hechte aanhankelijkheid en een concreet antwoord» (Generale audiëntie van 30 december 2009).
Het jaar 1870 dat is begonnen in rouw om de dood van kardinaal de Bonald, eindigt met de Frans-Duitse oorlog waarop de maatschappelijke onlusten van de Commune volgen die in 1871 zowel in Lyon als in Parijs uitbreken. De armoede van de pater en de bekendheid van zijn weldaden zorgen ervoor dat hij buiten schot blijft. De voorbereiding op de eerste communie wordt niet onderbroken. Pater Chevrier leidt de kinderen onbevreesd naar Fourvière, na eerst in soutane de hele stad te zijn doorgelopen, temidden van de soldaten van de nationale garde die daar excerceerden. Op Sacramentsdag 1871 draagt hij het Allerheiligste door de straten waar schier onophoudelijk wordt gevochten. Niemand durft de ceremonie te verstoren. Op hetzelfde moment worden in Parijs de aartsbisschop en een groep priesters door de «communards» gefusilleerd. Van pater Chevrier wordt gezegd dat hij wellicht de dapperste priester is van zijn tijd.
Alsof hij nog niet genoeg had aan zijn werk in Le Prado, aanvaardt pater Chevrier uit liefde voor de armen de taak een nieuwe parochie te stichten in de verwaarloosde wijk Moulin-à-Vent, op drie kilometer afstand van Le Prado. Daar wordt helemaal niets gedaan aan godsdienst. Een eerste Missie wordt met succes bekroond. «Deugdzaamheid en naastenliefde boezemen het volk echt vertrouwen en liefde in, beweert de pater... Zet een arme priester in een houten tochtige kerk en hij zal meer mensen aantrekken en bekeren... dan een priester in een kerk van goud.» En eveneens: «Wat een vrijheid, wat een macht ontleent de priester aan de heilige schoonheid van Jezus Christus' armoede! Welk een voorbeeld is hij voor de wereld, die wereld die alleen voor het geld werkt, die alleen aan geld denkt en alleen leeft voor het geld!»
«Deze boodschap is nog altijd even actueel, schrijft kardinaal Barbarin... Deze boodschap verstaan veronderstelt een groot openstaand hart en een vastberaden antwoord op de alomtegenwoordige bekoring van het materieel welzijn en comfort. Hoe kan men vrij blijven als men wordt geconfronteerd met het geld dat een noodzakelijke, dagelijkse realiteit is en ons ook zo gemakkelijk kan bedriegen en meeslepen in zijn onverbiddelijke logica?»
Onderwijzen, begrijpbaar maken
Ook al wordt het pastoraal werk in Moulin-à-Vent meestal gedaan door een van zijn medewerkers, is pater Chevrier daarbij de eerste pastoor van 1867 tot 1871. De «pradosiaanse» methode is op de eerste plaats actieve evangelisatie van de parochianen: onderricht, Rozenkrans, Kruisweg met openbare overpeinzing. Onderwijzen, begrijpbaar maken, daar draait het voor de pater allemaal om: «Dat zoveel mensen zich in de Mis vervelen komt doordat ze de mysteries die zich daar voltrekken niet begrijpen.» Hijzelf viert het Misoffer met veel zorg en krijgt van de deelnemers alle mogelijke aandacht.«De beste catechese over de Eucharistie is de goed gevierde Eucharistie zelf. De liturgie is namelijk van zichzelf pedagogisch effectief als het erom gaat de gelovigen binnen te voeren in de kennis van het gevierde mysterie» (Benedictus XVI, Apostolische Exhortatie, Sacramentum Caritatis, n.64, 22 februari 2007).
In 1866 verwezenlijkt pater Chevrier in Le Prado een project dat hem altijd heel dierbaar is geweest: zorgen voor arme priesters om de armen te evangeliseren. Hij opent een schooltje voor kinderen die voor dit soort van roeping de kwaliteiten bezitten. In 1873 gaan zijn eerste vier latinisten naar het Groot Seminarie van Lyon. Speciaal voor hen neemt hij de pen ter hand om «De waarachtige leerling van Onze Heer Jezus Christus» te schrijven. Daarin zet hij de passie van zijn leven uiteen: Jezus navolgen door arm met Hem te zijn in de kribbe, met Hem gekruisigd te worden, opgegeten te worden zoals Hij in de Eucharistie, ten einde achter Hem aan zijn heerlijkheid binnen te treden. «De priester is een man zonder bezit, een gekruisigde mens, een man die wordt opgegeten», zoals blijkt uit de sententies die de pater heeft geschilderd op de muren van het bescheiden huis in Saint-Fons, dicht bij Lyon. Hijzelf trekt zich soms graag terug op deze plek voor een paar dagen bezinning: «Ik ga olie in de lamp doen, het licht wordt minder, heb ik het gevoel», zegt hij dan tegen zijn medebroeders. Hij bedoelt de olie van Gods liefde.
Bezitloosheid
Pater Chevrier spant zich onvermoeibaar in, meer dan zijn krachten zullen vermogen en hij zal het ook erkennen: «Ik heb me dood gewerkt aan het project.» In de lente van 1874 wordt hij ernstig ziek. Hij slaagt er echter in zijn activiteiten te hervatten en een verblijf van vier maanden in Rome te verwezenlijken om er zijn toekomstige priesters te vormen, maar hij zal nooit meer echt de oude worden. Wanneer het project tot wasdom schijnt te zijn gekomen, maakt hij de beproeving mee van iemand die alles weer wordt afgenomen: een oude metgezel verlaat hem om een tijd naar la Trappe te gaan en zijn nieuwe priesters, gewijd in mei 1877, weifelen om voort te gaan in Le Prado. «God had me helpers gegeven, zei hij, goede coadjutoren, en Hij neemt ze weer van me af. Zijn heilige Naam zij gezegend!» In feite zullen zijn drie medewerkers in Le Prado blijven. Maar pater Chevrier wordt opeens onbekwaam voor welk werk dan ook: hij moet zijn ontslag indienen op 6 januari 1878 en wordt door een jonger iemand opgevolgd. De artsen schrijven hem volledige rust voor in Limonest, op het Lyonse platteland. In september 1879 begrijpt hij dat het einde van zijn verblijf op aarde nadert en vraagt hij te mogen terugkeren naar Le Prado. Daar sterft hij, 53 jaar, op 2 oktober 1879. Meer dan tienduizend mensen wonen zijn begrafenis bij. Zijn stoffelijk overschot wordt begraven in de kapel, voor de communiebank, daar waar vroeger het orkest het bal begeleidde.De eerste vier priesters van Le Prado staan alleen in een moeilijke situatie. Hun status is onzeker en zal dat nog lang blijven: de constituties van de Priesters van Le Prado zullen pas in 1924 door de aartsbisschop van Lyon worden goedgekeurd, ofwel vijfenveertig jaar later; en de Zusters zullen worden verheven tot Apostolische Sociëteit naar diocesaan recht in 1925. Vanaf die tijd neemt Le Prado een hoge vlucht, eerst in het diocees Lyon, vervolgens in Frankrijk vanaf 1945. De priestersociëteit bestaat tegenwoordig in meer dan dertig landen in Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Er zijn nu iets meer dan duizend priesters. De «pradosiaanse» familie omvat ook Broeders en het Instituut voor Vrouwen van Le Prado dat bestaat uit vrouwen die als leken in de wereld leven en zich verbinden tot een celibatair leven in kuisheid uit liefde voor Christus.
Pater Chevrier is op 4 oktober 1986 in Lyon, op het feest van Sint Franciscus van Assisi, zaligverklaard. «Hij is, zo zei Paus Johannes Paulus II, een onvergelijkelijke gids voor de priesters. Maar ook alle christelijke leken zullen in hem een groot licht vinden want hij laat iedere gedoopte zien hoe hij het evangelie moet verkondigen aan de armen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat Jezus Christus weer aanwezig is door onze eigen manier van leven. De godsdienstige context is niet meer als die in de tijd van Pater Chevrier. De onze is gekenmerkt door twijfel, ongeloof, atheïsme en een maximaal opgeëiste vrijheid. De godsdienstige onwetendheid is onthutsend. De armen zijn degenen die het zonder God moeten stellen... die lijden onder de werkloosheid en het gebrek aan werkgelegenheid. Het zijn niet alleen meer de arbeiders die worden getroffen, maar ook heel andere milieus, zieken, gehandicapten, gevangenen. De woorden van Jezus spreken voor zich: Ik was ziek, Ik was in de gevangenis en jullie zijn naar me toe gekomen.»
Gelukzalige Antoine Chevrier, leer ons leven in de geest van de Zaligsprekingen, en open onze ogen voor alle vormen van armoede in onze wereld opdat wij haar het beste mogen geven wat wij hebben: de vreugde God en de naaste lief te hebben!