Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
13 december 2018
feest van heilige Lucia


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Als jonge bisschop in Nouvelle-France (Canada), stelt Mgr. François de Laval zich tevreden met armoedig, zonder poespas bereid voedsel; daar hij ieder comfort weigert qua meubilair, slaapt hij op een hard bed en ontziet noch zichzelf noch zijn bezittingen waar de armen overvloedig deel in krijgen. Hij deinst niet terug voor de nederigste ambten en is bijvoorbeeld gelukkig als hij persoonlijk Indianen het Heilig Oliesel mag toedienen. Wanneer in 1659, als de Saint-André, een schip dat uit Frankrijk komt en waarop de pest heeft geheerst, aanmeert in Québec, spoedt de prelaat zich in allerijl naar het ziekbed van de overlevenden. De Overste van de Urselinnen van de stad, Moeder Maria van de Vleeswording zegt over hem: «Men doet wat men kan om hem tegen te houden en hem te beschermen? maar met geen woorden, hoe welsprekend dan ook, kan men hem afhouden van deze daden van nederigheid».

Hugues de Laval, heer van Montigny-sur-Avre (diocees van Chartres, Frankrijk), en zijn echtgenote Michelle de Péricard, hoewel van hoge adellijke afstamming, zijn niet rijk. Op 30 april 1623 wordt François, hun derde zoon geboren, die ze onder de bescherming plaatsen van heilige Franciscus Xaverius, die het jaar tevoren is heiligverklaard. Ze krijgen acht kinderen waarvan er drie zich aan de Heer zullen wijden. Zoals gebruikelijk in adellijke families van die tijd bestemmen de ouders deze derde zoon voor de geestelijke staat. Op achtjarige leeftijd ondergaat François de kruinschering en ontvangt hij de soutane; zijn opvoeding wordt toevertrouwd aan de jezuïeten van het college La Flèche (Sarthe). Hij is pas dertien wanneer zijn vader hem door de dood ontvalt; zijn familie bevindt zich dan in een precaire financiële situatie. Vanaf het volgende jaar, 1637, benoemt zijn oom van moeders kant, François de Péricard, bisschop van Evreux, zijn jonge neef tot kanunnik van zijn kathedraal, hetgeen hem verzekert van een beneficie (vast kerkelijk inkomen) en daardoor ook inkomsten voor de zijnen. Hij kan dus zijn letterkundige en wijsgerige studies voortzetten. In La Flèche sluit hij zich aan bij de congregatie van de Heilige Maagd die wordt geleid door een leraar, Pater Bagot, die grote invloed heeft op zijn leerlingen. Binnen deze godvruchtige groep wordt de priesterroeping van François bevestigd. Op achttienjarige leeftijd vertrekt hij dan naar Parijs om er theologie te gaan studeren aan het Clermont College, dat eveneens van de jezuïeten is.

Wanneer haar twee zonen in 1644 en 1645 in het leger van Turenne en Condé de dood hebben gevonden, roept Mevrouw de Laval François terug naar Montigny en smeekt hem af te zien van het priesterschap zodat hij kan trouwen en de rol van hoofd van de familie, die hem in rechte toekomt, op zich kan nemen. Trouw aan de goddelijke roeping, weigert François. Aangemoedigd door zijn oom de bisschop brengt hij thuis de zaken op orde en vertrekt weer om zijn studie in Parijs af te maken. Hij krijgt de priesterwijding op 1 mei 1647.

Missionair vuur

In de hoofdstad zag hij Pater Bagot terug die zijn geestelijke vormingswerk onder oud-leerlingen van La Flèche, bijeengebracht in een “Sociëteit van Goede Vrienden“, voortzet. Al die jonge lieden hebben het missionair vuur waarmee in deze eerste helft van de XVIIe eeuw talloze christenen zijn bevlogen. Sinds 1622 immers bestaat in Rome een Congregatie voor de Geloofsverspreiding (De Propaganda Fide), die door de Paus is belast met de evangelisatie van verre landen, onafhankelijk van de Europese politieke mogendheden. François denkt erover zelf missionaris te worden, maar hij wacht tot God hem een teken geeft. Na zijn wijding blijft hij een jaar in Parijs en geeft kinderen onderricht en zorgt voor de zieken. In 1648 doet hij afstand van zijn eretaak van kanunnik van Evreux, omdat zijn oom hem heeft benoemd tot aartsdiaken van zijn diocees. De jonge priester kwijt zich bijna zes jaar lang met zorg van deze taak, door parochies te bezoeken, discipline opnieuw in te voeren en te voorzien in de verlichting van de ellende van de armen.

Hij blijft echter regelmatig op bezoek gaan bij de “Sociëteit van Goede Vrienden” in Parijs. In 1653 ontvangt de groep bezoek van Pater Alexandre de Rhodes, jezuïeten missionaris in het Verre Oosten, die vrijwilligers komt zoeken voor de evangelisatie van deze gebieden. Twintig jezuïeten hebben zich reeds bereid verklaard hem te volgen, maar de pater zoekt ook wereldheren. François de Laval en enkele vrienden bieden zich aan voor missies in Azië. Eerwaarde Pallu en hijzelf zijn benaderd voor de taak van apostolisch vicaris van Cochinchine en Tonkin (Vietnam). Dit plan wordt echter niet verwezenlijkt,namelijk omdat de Portugese regering aanspraak maakt op het alleenrecht voor wat de katholieke missies in Azië betreft en zich krachtig verzet tegen het uitzenden van Fransen naar het Verre Oosten.

De sociale structuur kerstenen

In 1654 legt François de Laval zijn functie van aartsdiaken van Evreux neer en draagt zijn eerstgeboorterecht over aan zijn jongere broer, teneinde zijn priesterschap in vrijheid te kunnen uitoefenen. Met dit doel voor ogen stelt hij zich onder de leiding van Jean de Bernières. Deze leek heeft enkele jaren tevoren de Hermitage opgericht, een kleine gemeenschap van priesters en leken die zich geheel wijden aan gebed en werken van barmhartigheid. Hij is ook actief lid van de Compagnie du Saint Sacrement, die is gesticht door en onder de leiding staat van zijn vriend Gaston de Renty. Dit lekengenootschp zet zich in voor de kerstening van de sociale structuur en neemt iedere gelegenheid te baat om het rijk van Christus te bevorderen. Door zijn verschillende relaties heeft Jean de Bernières vijftien jaar eerder daadwerkelijk kunnen bijdragen aan het vertrek van de eerste Urselinnen naar Canada. Onder hen bevond zich Moeder Maria van de Vleeswording, een mystieke, ondernemende vrouw die zal worden heiligverklaard en die de Urselinnen hadden gekozen als hun Overste.

Door toedoen van deze leken, gering in aantal, maar vastbesloten Christus te dienen, veranderde de maatschappij van hun tijd en droeg zijn vruchten tot in alle uithoeken van de wereld. «Veranderingen op geestelijk gebied en dus in het leven, benadrukte Paus Franciscus, zijn niet gebonden aan grote aantallen... Het is niet noodzakelijk met velen te zijn om ons leven te veranderen: als het zout en het zuurdesem hun smaak maar niet verliezen. De grote taak die wij te volbrengen hebben is proberen het “actieve bestanddeel” dat voor beweging zorgt, niet verloren gaat: zout in grote hoeveelheid doet zijn werk niet, – integendeel, teveel zout maakt het deeg te zout! – maar wel door zijn “ziel”, dat wil zeggen, zijn kwaliteit te behouden» (voor de Focolari, 4 februari 2017).

In de Hermitage waar hij bidt, biecht hoort en voor de zieken zorgt, staat François zeer snel op vertrouwelijke voet met zijn gastheer die zijn best doet hem te geleiden over de paden van de geestelijke armoede en de zelfverloochening waarover Christus zelf is gegaan. Wanneer hij verneemt dat François tot de bisschoppelijke waardigheid is verheven, spoort Jean de Bernières hem aan de apostelen na te volgen die de gekruisigde Jezus preekten waarvoor ze hun eigen leven opofferden; hij spoort hem ook aan nederig te blijven en zich met weinig tevreden te stellen; en tenslotte waakzaam te zijn voor de wereld die eerbetoon zo belangrijk vindt, die hem zouden beletten een volmaakte christen te worden.

Lodewijk XIV wenste inderdaad Canada te verrijken met een prelaat. In 1658 besluit Rome tot oprichting van een apostolisch vicariaat en kiest François de Laval als bisschop, ten nadele van Eerwaarde Queylus, vicaris-generaal van de aartsbisschop van Rouen wiens jurisdictie tot dan toe zich uitstrekt tot Nouvelle-France. Deze is daar misnoegd over en brengt veel Franse bisschoppen in het geweer tegen deze benoeming. De nuntius gaat echter over tot de bisschopswijding van François de Laval op 8 december 1658. De Parlementen van Parijs en Rouen reageren met het verbod aan wie dan ook de nieuwe bisschop te erkennen als apostolisch vicaris en door alle officiers van het koninkrijk op te dragen hem te beletten de geringste bisschoppelijke functie uit te oefenen. In deze kwestie neemt François de Laval het stilzwijgen in acht en geeft zich over in de handen van God. Maar het jaar daarop, 1659, wordt de gouverneur van Nouvelle-France gesommeerd in naam van de koning de jurisdictie van de onlangs benoemde apostolisch vicaris te erkennen en deze kan op 13 april inschepen. Hij komt in Québec aan op de avond van 16 juni. Daar stelt hij vast dat zijn gezag niet unaniem wordt aanvaard. De hardnekkige ongehoorzaamheid van Queylus dwingt hem te verklaren dat deze «uit het priesterambt is geschorst»; kort daarna roept de koning deze priester terug naar het moederland. De apostolisch-vicaris koestert evenwel geen wrok jegens Eerwaarde Queylus vanwege diens intriges: hij zal erin slagen zich met hem te verzoenen, zal hem toestaan naar Montréal terug te keren in 1668 en benoemt hem tot zijn vicaris generaal.

«In het Evangelie vraagt Petrus aan de Heer: Als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus antwoordde hem: Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal (Mt 18,21-22). Deze woorden treffen de boodschap van verzoening en vrede van Jezus in het hart. Gehoorzaam aan zijn gebod, vragen wij dagelijks aan onze hemelse Vader ons onze zonden te vergeven zoals wij aan anderen hun zonden vergeven... Jezus vraagt van ons te geloven dat vergeving de poort is die naar de verzoening leidt. Door ons te bevelen onze broeders te vergeven zonder voorbehoud, vraagt Hij ons iets totaal radicaals te doen, maar Hij schenkt ons ook de genade om dit te verwezenlijken. Wat uit menselijk oogpunt gezien onmogelijk, niet te verwezenlijken lijkt en soms zelfs tegen de borst stuit, maakt Jezus mogelijk en vruchtbaar door de oneindige kracht van zijn Kruis. Het Kruis van Christus onthult de macht die God heeft iedere verdeeldheid op te heffen, iedere wond te genezen en de oorspronkelijke banden van broederlijke liefde te herstellen» (Seoul, 18 augustus 2014).

Verschillende zienswijzen

De Overste van het Urselinnenklooster, Moeder Maria van de Vleeswording, heeft moeite met de werkwijzen van de jonge bisschop; in het begin staan ze op gespannen voet met elkaar. Toch weet de religieuze wat er zoal leeft in een ziel; ze heeft van meet af aan bewondering voor de vroomheid en deugdzaamheid van François de Laval, en weet bovendien heel goed wie hem heeft gevormd: «Het is niet verwonderlijk, zo schrijft ze, dat voortkomend uit die school (van Eerwaarde Bernières), hij in het stil gebed het hoge niveau heeft bereikt dat wij van hem kennen.» Zij betreurt evenwel zijn gebrek aan diplomatie: «Hij is niet iemand die vrienden maakt om vooruit te komen en zijn inkomsten te verhogen. Daar is hij totaal ongevoelig voor. Misschien zou, als hij dat wat minder was, alles beter gaan, want hier is niets aan te doen zonder wereldlijke steun.» Het plan van de bisschop om de twee communauteiten van liefdezusters samen te smelten tot één, en de congregatie van Onze-Lieve-Vrouw te verenigen met die van de Urselinnen valt niet in de smaak bij Moeder Overste. Maar de spanning stijgt ten top in 1660 wanneer hij na een canonieke visitatie de constituties van de Urselinnen begint te herschrijven. Maria van de Vleeswording is er fel tegen gekant daar ze van mening is dat de regels die de prelaat wil invoeren meer bij karmelietessen passen dan bij religieuzes die zijn bestemd voor het onderwijs. «Wij zullen er niet mee instemmen, tenzij wij tot het uiterste worden gedreven omwille van de gehoorzaamheid.» De bisschop wil zijn plan niet hardnekkig doorzetten en kiest voor af te wachten «wat een langere ervaring op dit gebied ons te zien zou kunnen geven voor Gods glorie en voor eigen bestwil van uw communauteit». Hij zal zich in het vervolg welwillend betonen jegens de Urselinnen en meerdere malen op bezoek gaan bij Maria van de Vleeswording als zij ziek is, de eerste steen leggen van hun kapel en die vervolgens plechtig inwijden.

Onthechting is van wezenlijk belang

Reeds in 1660 legt François de Laval een eerste herderlijk bezoek af aan zijn rechtsgebied. Frans Canada, in 1608 gesticht door Champlain, telde destijds nauwelijks meer dan 2500 kolonisten, boeren, maar ook kooplieden in de bonthandel, voornamelijk rond Québec, Trois-Rivières en Montréal gevestigd. De inboorlingen kennen op hun beurt een verschrikkelijk hoog sterftecijfer ten gevolge van de hongersnood, scheurbuik en oorlogen. De prelaat richt in 1663 het Seminarie van Québec op, dat is bestemd voor de vorming van «jonge geestelijken in dienst van God, door ze te leren hoe ze de sacramenten moeten toedienen, welke methode te gebruiken voor de catechisatie, hoe te preken, ceremonieel aan te leren en eenstemmig Gregoriaans te leren zingen». Dit centrum wordt ook het huis van de geestelijken waarvan de rol des te belangrijker is doordat men op dat moment moet afzien van de vestiging van pastorieën in ver uit elkaar gelegen schaarse onderkomens en door het gebrek aan inkomsten: heel wat kolonisten zijn nog niet bereid de Kerk financieel te helpen. Alle “parochies” zijn dus verenigd in het seminarie dat er de inkomsten van int en voorziet in het onderhoud van de pastoors. In ruil daarvoor voegen de priesters hun bezittingen bijeen. Deze onteigening wordt uit spiritueel oogpunt op zijn waarde geschat: «Onthechting is van wezenlijk belang, legt de bisschop uit; daar bestaat de geest van genade uit die het seminarie ondersteunt.» Men voorziet priesters die voor een min of minder lang verblijf naar een parochie gaan, van de noodzakelijke dingen. Wanneer deze naar het seminarie terugkeren, uitgeput van de ambtsuitoefening – die gedwongen marsen vereist en vermoeiende vaartochten over de rivieren – ontvangen ze daar de verzorging die hun gezondheidstoestand vereist. Na de verheffing van het vicariaat van Québec tot diocees in 1674, zal Mgr. De Laval parochies op vaste plaatsen oprichten, voorzien van inwonende pastoors. Wanneer hij ontslag neemt in 1688, zal de bisschop 35 parochies hebben opgericht. Maar zijn grootste verdienste zal zijn geweest dat hij zijn jonge Kerk heeft gevrijwaard van de kwalen die, eind XVIIe eeuw en gedurende de XVIIIe eeuw, de Kerk van Frankrijk vergiftigen: gallicanisme, jansenisme, quiëtisme, invloed van de filosofie van de “Verlichting”… Het geloof dat door de pioniers van de evangelisatie is verspreid, getrouw aan de Kerk van Rome, zal in zijn pure vorm recht overeind blijven.

Een dodelijke drank

Weldra heeft de prelaat echter een conflict met de burgerlijke macht. Mgr. de Laval probeert inderdaad de allerarmsten te verdedigen, met name de Indianen. Daarentegen begunstigt gouverneur Davaugour de handel in brandewijn om van hen goedkoop bont te betrekken; de kooplieden bieden de Indianen alcoholhoudende dranken aan die ze niet kenden voor de komst van de kolonisten. De inboorlingen, zo schrijft Maria van de Vleeswording, «vinden die geheel naar hun smaak, maar ze hoeven die maar één keer te drinken om helemaal gek en woest te worden. Die drank is voor hen dodelijk». De bisschop aarzelt niet hen die zich te buiten gaan aan «de handel in brandewijn» te excommuniceren. De koning wordt hiervan op de hoogte gebracht en roept Davaugour terug naar Frankrijk en komt met de bisschop overeen een nieuwe gouverneur te kiezen. Er wordt eveneens een Kroonraad voor Canada in het leven geroepen waarin de prelaat krachtens de wet de tweede plaats inneemt. In november 1668 echter, verbiedt deze Kroonraad de Indianen zich te bedrinken terwijl hypocriet genoeg opnieuw de «handel in brandewijn» wordt toegestaan. Moedig zet de bisschop de strijd opnieuw voort; men beschuldigt hem van inmenging in burgerlijke- en handelszaken. Lodewijk XIV gaat tenslotte akkoord met een compromis: op 24 mei 1679 verbiedt hij de handel in brandewijn buiten de woongebieden van de Fransen.

Tegenwoordig stelt Paus Franciscus op zijn beurt bepaalde economische praktijken waarachter zich een weigering van ethiek, een weigering van God verschuilt, aan de kaak. «Ethiek, zo zegt hij, wordt beschouwd als contraproductief; als veel te menselijk, want het relativiseert het belang van geld en macht; als een bedreiging, want een weigering van manipulatie en onderwerping van de menselijk persoon. Want ethiek voert naar God die buiten alle categorieën van de markt valt. God wordt door deze financieel deskundigen, economen en politici beschouwd als gevaarlijk want hij roept de mens op tot volledige menswording en onafhankelijkheid van verslavingen in allerlei soorten» (16 mei 2013). In werkelijkheid, zo brengt de Catechismus van de Katholieke Kerk ons in herinnering (nrs 1718-1721) «verzadigt alleen God… God roept ons tot zijn eigen zaligheid… Want welk ander einde is er voor ons dan het bereiken van dat Koninkrijk dat nooit een einde vindt? Want God heeft ons ter wereld gebracht om Hem te kennen, te dienen en te beminnen, en zo in het paradijs te komen.»

In 1681, als hij al zeer ziek is, biedt Mgr. De Laval de koning zijn ontslag aan. Lodewijk XIV vraagt hem zijn zetel te bekleden tot de komst van zijn opvolger. Daar moet zeven jaar op gewacht worden: Mgr. De Saint-Vallier zal bisschop worden gewijd in januari 1688. Dan krijgt François de Laval toestemming zijn dagen in Canada te beëindigen in ruil voor de belofte de nieuwe bisschop op geen enkele wijze in verlegenheid te brengen. «Mgr. De Oude», zoals hij voortaan wordt genoemd, vestigt zich in het seminarie en bemoeit zich op geen enkele manier met de zaken van het diocees. Hij is uitsluitend bezig met bidden en penitentie doen, in afzondering en ontbering. Hij deelt onder de armen alles uit wat hij bezit en geeft hun zelfs het beste deel van zijn maaltijden. Hij lijdt echter onder het bewind van Mgr. De Saint-Vallier. Onder druk van Franse politieke kringen gaat de nieuwe bisschop van Québec zonder enig inzicht over tot herorganisatie van de parochies en probeert een einde te maken aan het financieringssysteem van de parochies door het seminarie. Gratificaties van de koning houdt hij voor zichzelf en weigert bepaalde pastoors het deel toe te kennen dat hun toekomt; bovendien laat hij aan het seminarie de zorg over de kosten van levensonderhoud van de uitgeputte en zieke priesters op zich te nemen, zonder enige vorm van compensatie. De geestelijkheid is ontsteld.

Een machtigere hand

De door het seminarie aan de gemeente bewezen diensten ten spijt en ondanks de heldhaftige houding van de oude bisschop toen hij werd aangevallen door de Engelsen in 1690, gelast Mgr. De Saint-Vallier zijn voorganger zich uit het hele gebied van Saint-Joachim (in Kaap Tourmente) terug te trekken. Mgr. de Laval gehoorzaamt zonder een woord te zeggen, geeft zich eens te meer over aan de wegen van de Voorzienigheid. De brieven en zelfs de pakjes die zijn vrienden hem sturen bereiken hem geopend... Door de nodige stappen te ondernemen krijgt de bisschop van Québec het gedaan dat het Hof alle parochies van Nouvelle-France losmaakt van het seminarie; voor de bisschop emeritus is het kruis een bittere pil. «Maar, zo schrijft hij aan een vriend, wij moeten ons niet uit het veld laten slaan. De mensen mogen in staat zijn dingen te vernietigen, maar om op te bouwen is Gods hand oneindig veel machtiger. We hoeven hem slechts trouw te zijn en hem te laten begaan.» Daarbij doet hij zijn best de priesters te troosten en nodigt hen uit zich te onderwerpen en verzoening en vredelievendheid te preken.

Eind september 1694 is Mgr. De Saint-Vallier in oorlog met iedereen. Mgr. De Oude gelooft dat het zijn plicht is hem een lange brief te schrijven waarin hij zonder omwegen uiting geeft aan al wat een gekwetste vader kan zeggen tegen een zoon die bepaalde grenzen heeft overschreden. Tegen alle verwachtingen in voltrekt zich in de bisschop van Québec een ommezwaai. Dankzij een verblijf in Frankrijk ziet hij in hoe wijs de regering van Mgr. de Laval is ten aanzien van de financiële overwegingen van de officieren van het Hof. In 1700 is hij opnieuw afwezig, maar zal pas dertien jaar later terugkeren, na een lange krijgsgevangenschap in Engeland en een ballingschap in Frankrijk. Tijdens zijn afwezigheid voorziet zijn voorganger in de vervulling van de liturgische functies. Mgr. De Oude begint aan een herderlijk bezoek dat hij tot een goed einde brengt ondanks de moeilijke omstandigheden waaronder hij zich moet verplaatsen: het gedwongen stilzitten tijdens de lange tochten per kano bezorgen hem ernstige pijn in de benen. Geen reden om zijn sobere levensstijl niet voort te zetten: een bed, een tafel, een leunstoel, een kruisbeeld, een beeltenis van de Heilige Maagd en van de Heilige Familie, meer is er niet te vinden in zijn kamer. Zijn geloof, zijn gebeden en zijn geduld in de beproevingen maken van hem de meest gevraagde geestelijk raadsman van het diocees; de mensen komen getroost, verlicht en opgebeurd bij hem vandaan. In 1701 en 1705 moet hij met smart toezien hoe de gebouwen van het seminarie, pijler van zijn werk, door branden verwoest worden; maar zijn innerlijke vrede, zijn vreugde noch zijn zielenrust worden erdoor verstoord omdat hij met H.Paulus van mening is dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. (Rom 8,18), want geen oog heeft ze gezien, geen oor heeft ze gehoord, geen mens kan het zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor hen die Hem lief hebben (1 Kor 2,9).

Ondanks de kou en zijn lichamelijke gebreken gaat hij door met alle officies in de kathedraal bij te wonen, en laat zich er desnoods naartoe brengen. Maar in de Goede Week van 1708 loopt hij een perniones aan zijn hiel op die ontsteekt en uiteindelijk zijn dood veroorzaakt op 6 mei. Hij was 85 jaar en woonde in Canada sinds 49 jaar.

Het leven van heilige François de Laval getuigt van de trouw van God jegens hen die werken aan de uitbreiding van zijn rijk. Laten we dit getuigenis met vreugde begroeten, zoals Paus Franciscus ons hiertoe opriep tijdens de Mis van dankzegging voor deze heilige en de heilige Maria van de Vleeswording, op 12 oktober 2014: «Eer betonen aan wie heeft geleden om ons het Evangelie te brengen, betekent dat ook wij de goede strijd van het geloof moeten leveren, nederig, zachtmoedig en barmhartig, in het leven van alledag. En dat brengt zijn vruchten voort!»

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.