|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
6 december 2009 Sint-Nicolaas |
«Als er geen priester is, is de catechist de goede herder van de schapen van Jezus Christus!» zei, in 1942, de gelukzalige Pierre To Rot, catechist, bij de arrestatie van een missionaris. Hijzelf zou in 1945, 29 jaar, sterven als martelaar voor het weigeren van polygamie. Paus Johannes Paulus II heeft hem zalig verklaard op 16 januari 1995.
Pierre To Rot is geboren in 1916 in Rakunai in het huidig Papoeazië-Nieuw-Guinea (Oceanië). Nieuw-Guinea, een eiland groter dan Frankrijk, is omgeven door talrijke archipels; er wonen meer dan duizend stammen die zevenhonderd verschillende dialecten spreken. Deze streek is vanaf 1890 geëvangeliseerd door Franse en Duitse missionarissen; de vader van Pierre To Rot, To Puia, is het dorpshoofd; hij wordt zeer geacht als katholiek en brengt zelf zijn zoon de grondbeginselen van de catechismus bij, terwijl zijn moeder hem leert bidden. De school van het dorp wordt bestierd door de missionarissen; het kind blijkt vlijtig en vol belangstelling te zijn voor godsdienst. Het is bekend als iemand die altijd klaar staat om een ander van dienst te zijn; het is zeer behendig in het klimmen in kokosbomen en gaat graag kokosnoten plukken voor bejaarde dorpelingen. Een dergelijke vriendelijkheid van de zoon van het dorpshoofd wekt verbazing want hij zou kunnen eisen zelf te worden bediend. Maar het woord van Onze-Lieve-Heer: het is zaliger te geven dan te ontvangen (Hnd 20, 35), heeft zijn hart geraakt.
Op school is de jonge Papoea een olijke jongen, maar ook uitgesproken eerlijk (een zeldzame deugd onder de Tolai, de etnie waartoe hij behoort). In 1930 vraagt pater Laufer, belast met de parochie van Rakunai, aan de vader van het kind of hij hem mocht laten studeren voor priester. De verheffing van een Papoea tot het priesterschap was destijds nog een grote uitzondering. Op dit vleiende voorstel antwoordt To Puia met wijsheid: «Ik denk dat de tijden niet rijp zijn om een van mijn zonen of een andere man priester te maken. Maar als je hem naar de catechistenschool van Taliligap wil sturen, heb je mijn toestemming». De adolescent gaat dus naar deze school waar geselecteerde jongelieden studeren om later de missionarissen, die voor hun apostolaat maar met weinigen zijn in een onmetelijk gebied, tot steun te kunnen zijn. Pierre is actief en optimistisch en gaat iedere dag gelijkmoedig naar de verschillende officies, de lessen en de handenarbeid (de school dankt haar voortbestaan grotendeels aan het werk op de boerderij van de leerlingen). Hij stimuleert ook zijn vrienden die vaak de neiging hebben tot nietsdoen onder de brandende zon aan de evenaar. De dagelijkse communie, de veelvuldige biecht, het bidden van de rozenkrans vormen de kracht tegen de bekoringen. Beetje bij beetje verbetert hij zijn temperament van grappenmaker waarvan zijn leraren vaak het slachtoffer zijn geweest. Maar hij blijft een blijmoedige metgezel die zijn gelijke niet heeft wanneer het erop aan komt ruziemakers met zijn grapjes te ontwapenen.
In 1934, wanneer hij één en al reden tot tevredenheid heeft gegeven, ontvangt Pierre To Rot van zijn bisschop het catechistenkruis en wordt vervolgens teruggestuurd naar zijn geboortedorp om pater Laufer te gaan helpen. Hij oefent over de christenen een discrete controle uit, moedigt de onverschilligen onder hen aan de zondagsmis bij te wonen, bereidt de zondaars voor op een serieuze biecht, brengt de verdwaalde lammeren terug naar de schaapskooi van de Goede Herder. Voor alles houdt hij ervan kennis te maken met de mensen. Zijn ijver voert hem ertoe de strijd aan te binden met de nog altijd, zelfs onder de christenen, levende hekserijpraktijken.
Rechtstreekse getuigen
«Beste catechisten, zei Paus Johannes Paulus II tijdens de zaligverklaring van Pierre To Rot, weest rechtstreekse getuigen, onvervangbare evangeliepredikers, de kracht en de grondslag van de christelijke gemeenschappen. Vanaf het begin heeft het werk van de leken catechisten in Papoeazië-Guinea een aparte bijdrage geleverd aan de verbreiding van het geloof en de Kerk. In naam van de hele Kerk dank ik jullie voor het heilig werk dat jullie volbrengen».
Om de huidige catechese een handleiding te geven heeft Paus Johannes Paulus II de Catechismus van de Katholieke Kerk (CKK) uitgegeven. Deze was op de eerste plaats gericht op het episcopaat «als veilige en authentieke verwijstekst voor het onderricht van de katholieke leer en in het bijzonder voor de uitwerking van de plaatselijke catechismussen». In 2005 heeft Benedictus XVI een verkorte uitgave van deze Catechismus laten uitbrengen: «Het Compendium, dat ik nu aan heel de Kerk voorleg, is een getrouwe en veilige samenvatting van de Catechismus van de Katholieke Kerk. Het bevat in een bondige vorm alle wezenlijke en fundamentele elementen van het geloof van de Kerk zodat het, zoals mijn voorganger dat wenste, een soort «vademecum» is» (Benedictus XVI, 28 juni 2005). [Het «vademecum» is een boek dat men gewoonlijk en voor het gemak bij zich draagt, bestemd om in een paar woorden de voornaamste begrippen van een wetenschap of kunst in herinnering te brengen.]
Catechese is allereerst opvoeding in het geloof. Wat betekent het concreet voor de mens in God te geloven? «Het betekent, zo antwoordt het Compendium, zich tot God zelf bekennen, door zich aan Hem toe te vertrouwen en in te stemmen met alle door Hem geopenbaarde waarheden» (n.27). «Het Tweede Vaticaans Concilie verklaart dat «de mens aan de openbarende God de gehoorzaamheid van het geloof moet betonen» (Dei Verbum, n. 5). Met deze korte, maar beladen zin wordt een grondwaarheid van het christendom uitgesproken» (Johannes Paulus II, Encycliek Fides et ratio, 14 september 1998, n.13). «De mens, ondersteund door de goddelijke genade, antwoordt op God met de gehoorzaamheid van het geloof, wat inhoudt dat hij zich volledig aan God toevertrouwt en zijn Waarheid aanneemt, die wordt gewaarborgd door Hem die de Waarheid zelf is» (Compendium, n.25).
Een kostbare sleutel
In de encycliek Spe salvi, van 30 november 2007, herinnert Paus Benedictus XVI eraan dat het geloof de sleutel tot het eeuwig leven is. Hij roept daarbij het doopritueel in gedachten: «Ik wil uitgaan van de klassieke vorm van de dialoog waarmee het doopritueel de opname van de nieuwgeborene in de gemeenschap van de gelovigen en de wedergeboorte in Christus opende. De priester vroeg eerst naar de door de ouders gekozen naam van het kind en vroeg dan verder : Wat verlangt gij van de Kerk ? Antwoord : het geloof. En wat schenkt het geloof u? Het eeuwig leven. Volgens deze dialoog zochten de ouders voor het kind de toegang tot het geloof, de gemeenschap met de gelovigen, omdat zij in het geloof de sleutel tot «het eeuwig leven» zagen. Inderdaad, daarom gaat het tegenwoordig, net als vroeger, bij de doop, bij het christen worden, niet slechts om een socialiseringshandeling binnen de gemeente, niet eenvoudigweg om opname in de Kerk» (Spes salvi, n.10).
Als sleutel tot het eeuwig leven is het geloof «noodzakelijk om gered te worden» (Compendium, n.28). Maar als het authentiek is, geeft het geloof leiding aan de manier van leven. De jongeman die Hem ondervraagt over het eeuwig leven geeft Jezus ten antwoord: Als gij het Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden. Vervolgens voegt Hij eraan toe: Kom dan terug om Mij te volgen (Mt 19,16-21). «Jezus volgen impliceert het onderhouden van de geboden. De wet wordt niet afgeschaft, maar de mens wordt uitgenodigd deze terug te vinden in de persoon van de goddelijke Leraar, die haar volmaakt in zichzelf vervult, er de volledige betekenis van openbaart en van haar blijvende geldigheid getuigt» (Compendium, n.434). Dankzij de sacramenten wordt het mogelijk in overeenstemming met het geloof te leven: «Wat het Symbolum van het geloof belijdt, delen de sacramenten mee. Door de sacramenten ontvangen de gelovigen immers de genade van Christus en de gaven van de heilige Geest, die hen in staat stellen het nieuw leven van kinderen van God te leven, in Christus die zij in geloof hebben aanvaard» (Compendium, n.357).
In 1942 bezet Japan, in oorlog met de westerse mogendheden, Nieuw-Guinea; nauwelijks zijn de Japanners in Rabaul beland of ze nemen priesters, religieuzen en religieuzes gevangen. Pater Laufer wordt weldra gearresteerd; Pierre To Rot probeert vanaf dan zoveel als mogelijk de afwezigheid van de priester op te vangen door de nieuwgeborenen te dopen, met de getuigen huwelijken bij te wonen en bij begrafenissen voor te gaan. Elke zondag gaat hij in de kerk voor bij een gebedsbijeenkomst waarbij hij de gelovigen aanspoort te volharden. Om de sacramenten te kunnen ontvangen brengt hij ze in het geheim naar een missionaris die arrestatie heeft weten te voorkomen en in het bos woont. Weldra geven de Japanse soldaten zich over aan plundering en verwoesting van de kerken en moet To Rot in de bush een houten kapel bouwen, evenals ondergrondse schuilplaatsen voor het meubilair en de gewijde vaten. Vanwege de talloze spionnen legt hij gewoonlijk 's nachts zijn bezoeken aan de christenen af. Hij gaat vaak naar Vunapope, een afgelegen stad waar een priester hem het H. Sacrament geeft dat hij dan onder de stervenden en zieken kan uitdelen, krachtens een speciale permissie van de bisschop.
Voor het Rijk Gods
Pierre heeft altijd grote eerbied gehad voor de heiligheid van het huwelijk. Getrouwd sinds 1936 met Paula la Varpit, meisje uit een naburig dorp, is hij een voorbeeld voor de andere gezinnen en redt veel huwelijken die werden bedreigd door onenigheden of wangedrag van een van de echtelieden. De Japanners moedigen terugkeer naar de polygamie aan, die vóór de evangelisatie in het land gebruikelijk was. Ze hopen op die manier de bevolking te onttrekken aan de «westerse» invloed. Uit sensualiteit of uit vrees voor represailles nemen veel mannen een tweede vrouw. Geconfronteerd met dit schandaal kan Pierre To Rot niet zwijgen: zijn geloof en zijn verantwoordelijkheden als catechist dwingen hem te spreken, wat de gevolgen ervan ook mogen zijn: «Ik zal de christenen nooit genoeg spreken over de waardigheid en de verheven betekenis van het sacrament van het Huwelijk», verklaart hij. Zijn echtgenote die vreest dat deze vastberadenheid ongeluk zal brengen over haar huisgezin geeft To Rot ten antwoord: «Als ik moet sterven is dat goed, want ik zal sterven voor het Rijk Gods in ons volk».
Het onderricht van Pierre over het Huwelijk is dat van de Kerk, dat nu in het Compendium in herinnering wordt gebracht: «God, die liefde is en die de mens uit liefde heeft geschapen, heeft hem ook geroepen tot de liefde. Bij de schepping van de man en de vrouw heeft Hij hen in het huwelijk geroepen tot een innige gemeenschap van leven en liefde met elkaar : zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn (Mt 19, 6)». (n.337). De eenheid die de echtelieden vormen is hun leven lang exclusief: «Het sacrament van het huwelijk schept tussen de echtgenoten een band, die blijvend en exclusief is. God zelf bezegelt de instemming van de echtgenoten. Daarom kan een huwelijk, dat tussen gedoopten aangegaan en voltrokken is, nooit ontbonden worden» (n.346). Daarom «is de huwelijksgemeenschap volgens het oorspronkelijke plan van God onontbindbaar, zoals Jezus Christus bevestigt: Wat God verbonden heeft, mag een mens niet scheiden (Mc 10, 9)». (n.338). Bovendien «geeft Jezus Christus ook de genade, het huwelijk te beleven in zijn nieuwe waardigheid van sacrament, die het teken is van zijn huwelijksliefde voor de Kerk: Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad (Ef 5, 25)» (n.341).
«Zonder hem«»
To Metepa, een katholieke politieagent in dienst van de Japanners, is reeds getrouwd, maar begeert Mentil, de vrouw van een protestant. De vader van deze vrouw, evenals To Rot, steken hier een stokje voor. De politieagent ontsteekt in woede en geeft To Rot aan bij zijn superieur Kueka die de catechist op het matje roept en hem iedere pastorale activiteit verbiedt. To Metepa maakt zich met behulp van een andere polygamist meester van Mentil en molesteert haar echtgenoot die tot slot twee dagen aan een boom blijft vastgebonden. Maar het dorpshoofd, een goed christen, roept To Rot en ze slagen erin Mentil veilig naar Rakunai te brengen. Talloze katholieken staan op het punt te bezwijken voor de verleiding zich over te geven aan polygamie, maar Pierre brengt ze met zijn krachtdadige aansporingen weer op het goede pad. Eén van hen zal later getuigen: «Zonder hem zou ik een tweede vrouw genomen hebben. To Rot was een heilige, uitsluitend bezorgd om het heil der zielen. Hij koesterde geen enkele vrees voor rijken en machtigen». «Door hun leven in gelijkvormigheid aan de Heer Jezus, zo staat in het Compendium, zullen de christenen de mensen aantrekken tot het geloof in de ware God, de Kerk opbouwen, de wereld doordringen van de geest van het Evangelie, en de komst van het rijk Gods verhaasten» (n.433). Pierre's eigen broer, Tatamai, heeft zijn vrouw verlaten om een andere te «trouwen». Hij weigert naar de verwijten van To Rot te luisteren en geeft hem aan bij de Japanners. Kort daarna echter krijgt hij spijt en komt hem om vergeving vragen. Na de oorlog zal hij op eigen kosten de kerk van Rakunai weer laten opbouwen, als teken van penitentie voor zijn verraad.
Niemand lukt het de catechist ervan te weerhouden zijn apostolaat voort te zetten. Hij ontvangt dan ook steeds rechtstreeksere bedreigingen van de kant van bepaalde Japanners die het christendom haten, want beschouwd als verantwoordelijk voor het militair echec van Japan. Wanneer hij door de Japanse politie wordt ondervraagd omtrent zijn gevoelens jegens de bezetter, antwoordt To Rot: «De katholieke Kerk wenst vrede, maar het is haar schuld niet dat u niet zegeviert. Zwijg! schreeuwt de politieman, wij verbieden alle religieuze bijeenkomsten. Jezus, antwoordt Pierre kalm, heeft zijn leerlingen geleerd dat het beter is God te gehoorzamen dan de mensen (Hnd 5, 29)». En hij gaat gewoon door met de katholieken iedere zondag bijeen te brengen. Hij wordt sindsdien bespioneerd door verraders die proberen hem al biddend op heterdaad te betrappen. Als hij op een dag in naam van de Kerk twee huwelijken bijwoont wordt hij door de onnadenkendheid van één van de stellen aangegeven. Eerst wordt het huis van de catechist doorzocht. De agenten ontdekken er enkele godsdienstige voorwerpen en laten Pierre die bezig is met het planten van groenten voor rekening van de Japanners arresteren. Deze zal later over zijn ondervraging op het hoofdkwartier van Vunaiara vertellen: «Het hoofd van politie, Meshida, vroeg me: «Heb je gisteren een gebedsbijeenkomst gehouden? Ja». Hij sloeg me toen hard in het gezicht en in de nek. «Is het waar dat je tegen bigamie (huwelijk van een man met twee vrouwen) bent»? Toen ik «ja» antwoordde werd ik gevangen genomen. Het was voor Meshida mijn voornaamste vergrijp».
Pierre weet dat de polygamie tegengesteld is aan de vereniging van echtelieden in het huwelijk. «De polygamie ontkent immers op directe wijze de bedoeling van God, zoals die ons aan het begin is geopenbaard, omdat zij tegengesteld is aan de gelijke waardigheid van man en vrouw als personen die zich in het huwelijk wegschenken met een liefde welke totaal is en daarom uniek en exclusief» (Johannes Paulus II, Familiaris consortio, van 22 november 1981, n. 19). «Toen de autoriteiten de polygamie wettig maakten en aanmoedigden, zei Paus Johannes Paulus II, wist de gelukzalige Pierre dat dit tegen de christelijke principes in ging en liet vastberaden zien dat hij het er niet mee eens was. Dankzij de geest van God in hem verkondigde hij moedig de waarheid omtrent de heiligheid van het huwelijk. Hij weigerde «de gemakkelijkere weg» (cf. Mt 7,13) van het moreel compromis te kiezen. «Ik moet mijn plicht volbrengen als getuige in de Kerk van Jezus Christus», verklaarde hij. De vrees voor lijden en dood weerhield hem niet».
De ware vreugde
«Ik weet het, vertrouwt Pierre zijn moeder toe, ze zullen me doden. Maar maakt u zich geen zorgen; ik ben bereid mijn leven voor Jezus Christus te geven». «Ja, zo verklaarde Paus Johannes Paulus II, de wijsheid van het Evangelie zegt ons dat het eeuwig leven wordt verkregen door de dood, en de ware vreugde door te lijden. Om het te begrijpen moeten wij oordelen volgens de criteria van God en niet volgens de criteria van de mensen!... In de ogen van God zijn zij die vervolgd zijn vanwege hun trouw aan het Evangelie werkelijk gelukzalig, want groot zal hun loon in de hemel zijn (Mt 5,12)« In Gods heilsplan is het boven alles het lijden dat de kracht van de verlossing tegenwoordig stelt in de geschiedenis van de mensheid. Het komt doordat de Heer Jezus zijn volk heeft gered door het een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe te geven (Joh 13, 1), tot de dood, tot de dood aan een kruis (Fil 2, 8), dat hij nog altijd doorgaat met ieder van zijn volgelingen op te roepen voor het Rijk Gods te lijden. Wanneer het verbonden is met het verlossende Lijden van Christus, wordt het menselijk lijden een werktuig van geestelijke rijpheid en een prachtige school van evangelische liefde» (Preek bij de zaligverklaring).
Pierre zit gevangen is een piepkleine cel zonder raam en komt er slechts uit om voor de varkens te zorgen. Zijn moeder en zijn echtgenote brengen hem te eten. Op een dag smeekt zijn vrouw, in aanwezigheid van hun twee kinderen, Pierre tegen de Japanners te zeggen dat hij zijn vak van catechist opgeeft en voortaan als een gewoon man in zijn dorp wil leven. Ze denkt hem op die manier te kunnen bevrijden, door tussenkomst van de vooraanstaanden van het dorp. To Rot antwoordt haar op ernstige toon: «Dat is jouw zaak niet. Ik moet, zo voegt hij eraan toe terwijl hij een kruis slaat, de Naam van God, Vader, Zoon en Heilige Geest verheerlijken en op die manier mijn volk helpen». En hij vraagt zijn vrouw hem zijn catechistenkruis te brengen dat hem tot het einde toe zal begeleiden. Dezelfde dag het is juni 1945 vertrouwt hij zijn moeder toe: «De politieagenten hebben me vanavond gezegd dat een Japanse arts me een medicament zal komen geven. Dat verbaast me, ik ben niet ziek! Ga vlug naar huis en bid voor mij». De volgende dag komt een politieagent in Rakunai met de mededeling: «Uw catechist is dood». Het dorpshoofd blijft zijn emoties de baas en vraagt: «Wat hebt u met hem gedaan? Hij verkeerde immers in goede gezondheid. Hij is ziek geworden en gestorven».
De vruchten van een dood
Direct wordt Tarua, de oom van To Rot, naar de gevangenis gestuurd om het lichaam te identificeren en mee te nemen. De martelaar ligt erbij met opgetrokken knieën, het lichaam nog warm, het gezicht naar de hemel gekeerd. Hij heeft watten, die hier en daar rood zijn van het bloed, in de neus, de ogen en de oren. Een rode sjaal omknelt zijn hals, zijn nek is gezwollen en verwond. Het spoor van een injectie op de rechterarm is duidelijk te zien. Men heeft hem maniok (een product dat cyanide bevat) ingespoten. Toen ze zagen dat het gif zijn werk te langzaam deed hebben de soldaten hun slachtoffer gewurgd en hem met een balk in de nek geslagen. Pierre To Rot is begraven op het kerkhof van van Rakunai, waar zijn graf een pelgrimsoord wordt. De christenen werden door de dood van To Rot verre van ontmoedigd of geïntimideerd. Het was eerder een krachtige stimulans. Het dorp Rakunai heeft de Kerk sinds 1945 niet minder dan twaalf priesters en religieuzes geschonken. Paus Johannes Paulus II heeft extra aandacht gegeven aan deze spirituele vruchten: «In periodes van vervolging wordt het geloof van mensen en gemeenschappen door het vuur gelouterd (1 Pe 1, 7). Maar Christus zegt ons dat er geen enkele reden is om bang te zijn. Zij die om hun geloof vervolgd worden zullen welsprekender zijn dan ooit: Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader (Mt 10, 20). Zo is het ook gegaan met Pierre To Rot« Ook hij is als een lam ter slachting geleid (Js 53, 7). En toch heeft dit graankorreltje dat stilletjes in de aarde is gevallen (cf. Joh 12,24) een oogst aan zegeningen voor de Kerk van Papoeazië-Nieuw-Guinea opgeleverd!»
De gelukzalige Pierre To Rot werd uitgekozen als een van de patroonheiligen van de WJD (Wereld Jongerendagen) van 2008 in Sydney, Australië. Tijdens zijn zaligverklaring in 1995 door Paus Johannes Paulus II richtte deze zich als volgt tot de jongeren: «De gelukzalige Pierre To Rot is ook voor jullie een toonbeeld. Hij leert jullie je niet alleen om jezelf te bekommeren, maar om je edelmoedig in dienst te stellen van anderen... Wees niet bang om de taak op je te nemen Christus onder de mensen bekend en bemind te maken». «Het voorbeeld van de gelukzalige Pierre To Rot spreekt ook de getrouwde stellen aan, verklaarde de Paus. Hij had zeer hoge achting voor het huwelijk; ondanks de grote gevaren die hij liep en de heersende oppositie, verdedigde hij het standpunt van de Kerk in- zake de 'eenheid' van het huwelijk en de noodzakelijke wederzijdse trouw. Hij heeft blijk gegeven van zeer grote eerbied voor zijn vrouw Paula; hij bad iedere ochtend en avond met haar. Voor zijn kinderen koesterde hij grote genegenheid en bracht zoveel tijd als mogelijk met hen door. Als de gezinnen goed zijn, zal het om u heen ook goed gaan en zal er vrede heersen. Blijf trouw aan de tradities die het gezinsleven verdedigen en versterken».
Het voorbeeld van de gelukzalige catechist Pierre To Rot is een aanmoediging ons geloof te verdiepen en er in volmaakte overeenstemming mee te leven, zoals door Paus Benedictus XVI op 18 mei 2008 aan de Christenen is gevraagd: «Draagt zorg voor de geestelijke vorming en catechisatie, een gedegen vorming, meer dan ooit noodzakelijk om de christelijke roeping in de wereld van vandaag te beleven. Ik zeg het tegen de volwassenen en de jongeren: zorg voor een doordacht geloof dat in staat is met allen in diepgaande dialoog te treden, met onze niet-katholieke broeders, met de niet-christenen en met niet-gelovigen».