|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] [Esta carta, em Português] |
9 mei 2007 H. Pacomius |
Deze oproep tot bekering, zo veeleisend als die is, is de oproep van het oneindig liefdevolle hart van Onze-Lieve-Heer. In haar moederlijke bezorgdheid om ons, is de Allerheiligste Maagd die oproep opnieuw komen doen. Onze-Lieve-Vrouw, toonbeeld van wijsheid en van onovertroffen goedheid, zet in de loop van haar achtereenvolgende verschijningen in Fatima aan ons haar bovennatuurlijke pedagogie uiteen. Tijdens de eerste verschijning op 13 mei 1917 leert ze de drie jonge zienertjes het verlangen naar de Hemel: terwijl Maria, van een buitengewone schoonheid en badend in het licht, gekleed in een lange witte jurk, met een sluier op het hoofd die reikt tot aan haar voeten, voor haar staat, vraagt Lucia, de oudste van de groep aan haar: «Waar bent u vandaan, Mevrouw? Ik ben van de Hemel. En wat verlangt u van ons? Ik kom jullie vragen hier zes maal achtereen naartoe te komen, op hetzelfde tijdstip, de 13e van iedere maand. Daarna zal ik jullie zeggen wie ik ben en wat ik van jullie verlang. U komt uit de Hemel!...en ga ik naar de Hemel? Ja, jij gaat ernaartoe. En Jacintha? Ook. En Francisco? Hij gaat er ook naartoe; maar hij moet eveneens zijn rozenhoedje bidden...»
De Hemel is het doel van ons bestaan. «God die oneindig volmaakt en gelukkig in zichzelf is, heeft, uit zuivere goedheid, de mens in vrijheid geschapen, om hem te laten delen in zijn eigen gelukzalig leven» (Katechismus van de Katholieke Kerk, KKK, 1). Zij die sterven in de genade en de vriendschap van God, en die volmaakt gezuiverd zijn, gaan de Hemel in waar ze voor altijd God gelijk zullen zijn, omdat zij Hem zullen zien zoals Hij is (1Joh3,2), oog in oog (cf. 1Kor 13,12). Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien (Mt 5,8). Dit leven in volmaakte gemeenschap en liefde met de Allerheiligste Drieëenheid, met de Maagd Maria, de engelen en de heiligen, is het resultaat van een vrij geschonken gave van God, de verwezenlijking van de diepste verlangens van de mens, de staat van het hoogste en uiteindelijke geluk.. God heeft inderdaad in het hart van de mens het verlangen naar geluk gelegd teneinde hem naar zich toe te trekken. De hoop op de Hemel leert ons dat het ware geluk niet ligt in rijkdom of welzijn, noch in menselijke eer en macht, noch in welk menselijk werk dan ook, hoe nuttig dit ook moge zijn, zoals wetenschap, techniek en kunst, noch in enig schepsel, maar in God alleen, bron van alle goed en alle liefde (cf. KKK, 1723). «God alleen verzadigt»,verklaart H.Thomas van Aquino.
«Dat willen we!»
Op 13 juli hierop volgend onthult de Heilige Maagd voor het oog van de kinderen een schrikaanjagende werkelijkheid: «Onze-Lieve-Vrouw liet ons een grote vuurzee zien die zich onder de aarde leek te bevinden, en in dat vuur waren de duivels en de zielen ondergedompeld, alsof ze doorzichtige gloeiende kolen waren, zwart of donkerbruin en met de gestalte van een mens. Ze dreven rond in de vuurzee, opgetild door de vlammen die uit henzelve kwamen, met wolken van rook. Van alle kanten vielen ze weer naar beneden in de grote brand, zonder gewicht of evenwicht, onder gekerm en gejammer van smart en wanhoop die afschuw inboezemden en ons van schrik deden beven. De duivels waren te kennen door hun weerzinwekkende en gruwelijke gedaantes van afschuwelijke onbekende dieren, maar zij waren ook doorschijnend en zwart. Dankzij onze hemelse Moeder die eerder beloofd had ons naar de hemel te brengen (in de eerste verschijning), duurde dit visioen slechts een ogenblik, anders zouden wij van schrik en ontzetting gestorven zijn. Wij sloegen de ogen op naar Onze-Lieve-Vrouw die met goedheid en droefheid tot ons sprak: «Jullie hebben de hel gezien, waar de zielen van de arme zondaars naartoe gaan. Om ze te redden wil God in de wereld de verering tot mijn Onbevlekt Hart tot stand brengen. Als men doet wat ik u zeg, zullen vele zielen gered worden en zal er vrede komen»».
Een bewijs meer
In de loop van zijn openbaar leven komt onze Verlosser Jezus vaak terug op het thema van de Hel, van de gehenna, van het onblusbaar vuur (cf. Mc 9,43-48), voorbehouden aan hen die tot aan het einde van hun leven weigeren te geloven en zich te bekeren en waar ziel en lichaam in worden omgebracht (cf. Mt 10,28). Het Compendium van de Katechismus van de Katholieke Kerk (n.395) brengt het ons in herinnering: «De doodzonde vernietigt in ons de naastenliefde, berooft ons van de heiligmakende genade en leidt naar de eeuwige dood in de Hel als er geen berouw is». Het Kerkelijk Gezag heeft zich hierover heel vaak uitgelaten; Paus Pius XII beklemtoonde op 23 maart 1949: «De prediking over de eerste waarheden van het geloof en de vier uitersten, heeft niet alleen in onze dagen niets aan relevantie ingeboet, maar zij is meer dan ooit noodzakelijk en urgent geworden, zelfs de prediking over de Hel. Het onderwerp moet vanzelfsprekend met waardigheid en wijsheid worden behandeld. Maar wat de inhoud van deze waarheid aangaat, heeft de Kerk, voor God en de mensen, de heilige plicht haar te verkondigen, te onderrichten, zonder enige afzwakking, zoals Christus haar heeft geopenbaard en er is geen enkele omstandigheid van tijd die de gestrengheid van deze verplichting mag verminderen. Zij verbindt in geweten iedere priester aan wie de zorg is toevertrouwd de gelovigen te onderrichten, te waarschuwen en te geleiden. Het verlangen naar de Hemel is op zich weliswaar een volmaakter motief dan de vrees voor de eeuwige verdoemenis, maar dat wil nog niet zeggen dat het voor alle mensen ook het doeltreffendste motief is om ze verre te houden van de zonde en om ze tot God te bekeren».
De zorg van een moeder
De boodschap van Fatima is in wezen die van het Evangelie. Vanaf het begin van zijn openbaar leven heeft Onze-Lieve-Heer verkondigd: Het rijk Gods is nabij... bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap (Mc 1,15). Deze oproep staat voortdurend centraal in de prediking van de Kerk. H.Benedictus geeft het al in de Proloog van zijn Regel te verstaan: «Luister, mijn zoon, naar de richtlijnen van uw meester, en neig het oor van uw hart: aanvaard gewillig de vermaningen van uw liefdevolle vader en breng ze metterdaad ten uitvoer, om zo door de inspanning van uw gehoorzaamheid weer tot Hem terug te keren van wie u zich door de slapheid van de ongehoorzaamheid hebt verwijderd... Daarom worden de dagen van dit leven met het oog op een verbetering van ons slecht gedrag bij wijze van uitstel verlengd, zoals de Apostel het zegt: Beseft ge niet dat Gods goedheid u tot inkeer wil brengen? (Rom 2,4). Want onze barmhartige God zegt ook: Ik schep geen behagen in de dood van de zondaar, maar zie veel liever dat hij zijn leven betert en in leven blijft (Ez 18,23)».
Zich bekeren, van leven veranderen betekent terugkomen bij God en hem onze spijt betuigen dat we Hem beledigd hebben. Francisco die bijzonder was aangeslagen door de droefheid van Onze-Lieve-Vrouw toen ze vroeg haar Zoon niet meer te beledigen, wilde Hem troosten en begon met zich te onthouden van iedere zonde. «Ik houd zoveel van Onze-Lieve-Heer! Maar Hij is zo bedroefd vanwege alle zonden. Nee! Wij zullen geen enkele zonde meer begaan». De drie kinderen zijn dan ook bereid zich eerder bloot te stellen aan vervolgingen en aan de dood dan te liegen om zich te bevrijden uit de wirwar van contradicties. Maar de verandering van leven omvat buiten het sacrament van de biecht ter vergeving van de zonden ook versterving van het hart en de zinnen ter herstel van de zonden uit het verleden en vereniging met Christus in zijn Lijden. Een zeer opmerkelijk feit is dat de verschijningen in de harten van de drie zienertjes een vurige ijver ontstaken om deel te nemen aan het lijden van Christus. Ze besluiten bijvoorbeeld om hun dagelijks vieruurtje aan arme kinderen te geven en zich tevreden te stellen met wat ze in de natuur konden vinden. Op een dag roept de moeder van een van de kinderen hen om ze vijgen van een verrukkelijke soort te eten te geven. Jacintha gaat naast de mand zitten en verlekkert zich al bij de gedachte dat zij zulke mooie vruchten gaat eten. Ze neemt er een. Dan bedenkt ze zich plotseling: «Wij hebben nog geen enkel offer gebracht voor de zondaars. Laten we dit offer brengen». En ze legt de vijg terug in de mand.
Wanneer de genade van God in een ziel is gekomen, stelt die zich niet tevreden met het doen van penitentie voor de eigen zonden, zij wil zich ook opofferen voor de anderen. Aldus wordt Jacintha, tijdens de langdurige en wreedaardige ziekte die haar naar de dood voert op 20 februari 1920, gesterkt in haar overtuiging dat haar lijden, verenigd met dat van de Verlosser, zondaars zal bekeren en behoeden voor de verdoemenis.. Het fijngevoelige en van nature stuurse meisje is geduldig geworden en zelfs sterk tegenover het lijden. Kort voor haar dood zegt ze tegen zuster Maria-Purificacion Godinho, de religieuze die haar verzorgt: «Versterving en opoffering doen Onze-Lieve-Heer groot genoegen! Oh! Ontvlucht de luxe. Ontvlucht de rijkdom. Heb de heilige armoede zeer lief. Wees zeer menslievend, zelfs ten aanzien van de gemene mensen. Spreek nimmer kwaad over iemand en ontvlucht hen die kwaad spreken over anderen. Wees zeer geduldig, want geduld voert u naar de Hemel. Bid veel voor de zondaars! Bid veel voor de priesters, voor de religieuzen en voor de regeringen. De priesters zouden zich alleen met de zaken van de Kerk moeten bezighouden. Zij moeten zuiver, zeer zuiver zijn! Door hun ongehoorzaamheid jegens hun superieuren en de Heilige Vader beledigen de priesters en de religieuzen Onze-Lieve-Heer zeer».
De penitentie die God verwacht
Aanbeveling van de rozenkrans staat ook centraal tijdens de verschijningen in Fatima. De Heilige Maagd maakt er herhaalde malen gewag van. In 1917 kent de wereld nog de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog zonder dat iemand weet hoe die zal aflopen. Tijdens de derde verschijning op 13 juli verklaart Onze-Lieve-Vrouw met nadruk: «Men moet iedere dag de rozenkrans bidden ter ere van de Heilige Maagd om door haar bemiddeling het einde van de oorlog te verkrijgen want Zij alleen kan ons hierin te hulp komen». En op 13 oktober geeft ze zichzelf de naam van «Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans». Ze vraagt om tijdens dit traditionele gebed aan het eind van ieder tientje de aanroeping: «Goede Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de Hel en voer alle zielen naar de Hemel, vooral degenen die Uw barmhartigheid het meeste nodig hebben» toe te voegen. De hulp van Gods genade strekt zich inderdaad zo ver als mogelijk uit; niemand is uitgesloten van de zaligmakende wil van God, noch bijgevolg van de moederlijke zorgzaamheid van Maria die ons leert welke fundamentele rol het gebed in het heilswerk vervult. «We moeten veel bidden om te beletten dat de zielen naar de Hel gaan», zei Jacintha vaak.
«Neem de rozenkrans weer ter hand!»
«Heb medelijden met het hart van je Moeder!»
Men kan zich afvragen wat die grove beledigingen zijn die het Hart van Onze-Lieve-Vrouw zoveel verdriet doen. In het algemeen zijn het alle zonden die God beledigen. Daaronder zijn er die het Hart van onze Hemelse Moeder speciaal beledigen: allereerst de godslasteringen tegen haar drie grote voorrechten, haar Onbevlekte Ontvangenis, haar blijvende maagdelijkheid, haar goddelijk Moederschap; vervolgens de grove beledigingen met betrekking tot afbeeldingen die haar persoon voorstellen en tenslotte de misdaad van hen die kinderen tot minachting, spotternij en zelfs haat jegens hun Hemelse Moeder aanzetten. Ongetwijfeld moeten we het ook als bijzonder kwetsend voor haar Onbevlekt Hart aanrekenen wanneer wij in gebreke blijven ten aanzien van de deugd van zuiverheid. Wat dat aangaat zal Jacintha zuster Maria-Purificacion de woorden doorgeven die zij van Onze-Lieve-Vrouw had ontvangen: «De zonden waardoor de meeste zielen in de Hel worden geworpen zijn de zonden tegen de zuiverheid. Er zullen bepaalde modes komen die Onze-Lieve-Heer diep zullen beledigen. Mensen die God dienen moeten die modes niet volgen». Dezelfde Jacintha zei kort voor haar dood tegen Lucia: «Jij zult nog hier op aarde blijven om de mensen te laten weten dat Onze-Lieve-Heer in de wereld de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria wil verspreiden. Laat niemand vergeten dat de Goede God ons zijn genaden wil verlenen door middel van het Onbevlekt Hart van Maria; die genaden moeten wij vragen aan haar Onbevlekt Hart... Het Hart van Jezus wil dat het Onbevlekt Hart van Maria met het zijne vereerd wordt».
De boodschap van Fatima is nog altijd actueel. Op de drempel van het derde millennium drukte Paus Johannes Paulus II zich tijdens de zaligverklaring van Francisco en Jacintha als volgt uit: «De boodschap van Fatima is een oproep tot bekering; zij doet een beroep op de mensheid opdat ze de draak die met zijn staart een derde van de sterren aan de hemel wegvaagde en ze op de aarde wierp (Apk 12,4), niet in de kaart speelt. Het uiteindelijke doel van de mens is de Hemel, zijn ware huis waar de Hemelse Vader in zijn barmhartige liefde, op ons wacht. God wil dat niemand verloren gaat. Daarom heeft Hij tweeduizend jaar geleden zijn Zoon naar de aarde gezonden om te zoeken en te redden wat verloren is (Lc 19, 10). Hij heeft ons gered door zijn dood aan het kruis. Laat niemand maken dat dit Kruis vergeefs was! Jezus is gestorven en verrezen om de eerstgeborene onder vele broeders te worden (Rom 8,29). In haar moederlijke bezorgdheid is de Allerheiligste Maagd hier in Fatima gekomen om aan de mensen te vragen «God, Onze Heer die al zo zwaar beledigd is niet meer te beledigen». De smart van een moeder noodzaakt haar te spreken; het lot van haar kinderen staat op het spel. Vandaar dat ze aan de herderskinderen vraagt: «Bid, bid veel en breng offers voor de zondaars; zovele zielen eindigen in de hel omdat niemand bidt en offers voor hen brengt»» (13 mei 2000).
Moge het ons worden vergund bij te dragen tot verbreiding van de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria om een groot aantal zielen tot bekering te brengen en tot vurige liefde voor Jezus en Maria.