|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
6 augustus 2008 Gedaanteverandering van de Heer |
Raphaël Merry del Val is op 10 oktober 1865 geboren in Londen, waar zijn vader, Spaans diplomaat van Ierse oorsprong, eerste secretaris op de Spaanse ambassade was. Al vroeg geeft Raphaël blijk van een intelligentie en een karaktervastheid die van boven zijn leeftijd zijn en hij vertoont bovendien een natuurlijke neiging tot vroomheid. Hij is een briljante leerling op de middelbare school van Bayliss House in Slough. De jongen is verzot op sport: tennis, cricket, paardrijden, schermen; hij houdt ook van schaken. In zijn hart brandt echter een andere hartstocht: priester worden, werken aan het heil van de zielen en de bekering van Engeland. Om hem op de proef te stellen vraagt zijn vader hem op een dag: «Hoe wil je dat aanpakken, Raphaël, jij die zoveel van sport, spel en paardrijden houdt, als je priester wordt?» De jongeman antwoordt zonder aarzeling: «Voor God kan en moet ik alles opofferen!» Op achttienjarige leeftijd, terwijl de jeugd met haar beloften en betoveringen hem toelacht, gaat de zoon van de ambassadeur naar het groot universitair College van Ushaw om een studie aan te vatten die hem naar het priesterschap zal voeren.
Na de studie Filosofie en nadat hij de kleinere orden heeft ontvangen vertrekt de eerwaarde Merry del Val, overeenkomstig het verlangen van kardinaal Vaughan, aartsbisschop van Westminster, naar Rome om daar zijn opleiding voort te zetten. Als jong geestelijke te midden van de priesters, die zich voorbereiden op ambten in de kerkelijke diplomatie, legt Raphaël zich een levensregel op die zijn dag verdeelt in werken en bidden en die de geringe vrijheden die de leerlingen zijn vergund laat varen. Tijdens de vakantie in de familie verkeert hij in de kring van de hoogste adel. Hij houdt zich echter zoveel mogelijk afzijdig van het afleggen van bezoekjes en het bijwonen van recepties en leidt een teruggetrokken leven en sticht allen die in zijn nabijheid komen met zijn vroomheid.
Zijn gedegen opvoeding, zijn perfecte kennis van de belangrijkste europese talen, de diplomatieke tradities geërfd van zijn familie, trekken weldra de aandacht van Leo XIII die hem enkele belangrijke missies toevertrouwt. Terwijl hij nog niet eens priester is, wordt hij al aangesproken met «Monseigneur». Zonder zich te laten afleiden door de vroegtijdige blijken van eer blijft zijn streven gericht op het bestijgen van het altaar in de hoop zich eindelijk te kunnen wijden aan de zielzorg. Op 30 december 1888 wordt hij tot priester gewijd; trouw aan zijn devies, Da mihi animas, caetera tolle Geef mij de zielen, de rest mag u houden, gebruikt hij zijn vrije uren voor de uitoefening van zijn ambt onder de kinderen van de volkswijk Trastevere en onder de engelstalige in Rome woonachtige aristocratie.
Een gedwarsboomd voornemen
Op 31 december 1891 benoemt Leo XIII hem in het Vaticaan als «Geheim Kamerheer», een post die van hem een van de naaste medewerkers van de Paus maakt. De jonge priester beseft dan dat hij zijn voornemen zich in te zetten voor de zielzorg niet zal kunnen verwezenlijken. Hij vertrouwt zijn verwarring toe aan de kerkvorst aan wie hij zijn intiemste aspiraties onthult en hem smeekt zijn roeping van eenvoudige priester te mogen volgen. De Paus antwoordt hem: «Zegt u mij eens, Monseigneur, of u genegen bent de Paus te gehoorzamen en de Kerk te dienen? Ja, als Uwe Heiligheid het beveelt, antwoordt hij ontroerd. Het is goed, besluit de Heilige Vader». Mgr. Merry del Val onderwerpt zich en zonder achteruit te kijken gaat hij voort op de weg die de Voorzienigheid voor hem heeft uitgestippeld. Later zal hij hierover schrijven: «Wanneer God ons roept om iets voor Hem te doen is dat een bewijs van vertrouwen dat Hij ons geeft; wij moeten hier getrouw op antwoorden en het vertrouwen van Jezus niet beschamen... We moeten terstond en in volledige onderwerping de beschikkingen van de Voorzienigheid aanvaarden en in alles Gods Wil zien. Hij weet beter dan wij wat goed voor ons is en Hij zal hetgeen waarvan wij beroofd leken te worden veranderen in een nog grotere genade».
Hij zal ook nog deze raad geven: «Het is van geen enkel belang of iets u bevalt of niet. Weten wat Gods wil is en overeenkomstig handelen is belangrijk... Laat u geleiden, van dag tot dag, door de Goede God, met een volledig vertrouwen op zijn Barmhartigheid en zijn Liefde voor ons».
Leo XIII stelt de aanwezigheid van Mgr. Merry del Val aan zijn zijde op prijs wanneer hij de religieuze situatie van een Engelstalig land, met name van Engeland, moet beoordelen. De jonge prelaat speelt een belangrijke rol bij het redigeren van de encycliek die de Paus in 1895 publiceert om de christenen van Engeland aan te bevelen één te zijn in het geloof. Hij vervult ook de taak van secretaris van de commissie die is ingesteld om de anglicaanse priesterwijdingen te onderzoeken. Het onderzoek wordt besloten met de apostolische brief Apostolicae curae van 13 september 1896, waarin Leo XIII die wijdingen ongeldig verklaart. In oktober 1899 wordt Mgr. Merry del Val benoemd tot Voorzitter van de Academie voor Kerkelijke Adelijken en ontvangt vervolgens in april 1900, op vierendertigjarige leeftijd, de bisschopswijding.
«Weest moedig, de Heer zal u helpen»
Leo XIII sterft op 20 juli 1903. De in Rome verenigde kardinalen kiezen Mgr. Merry del Val als Secretaris van het Conclaaf. In tegenstelling tot alle voorspellingen laten de kardinalen hun keuze vallen op de Patriarch van Venetië, kardinaal Giuseppe Sarto. Deze voelt zich niet bekwaam de taak van Paus op zich te nemen en weigert. Meerdere kardinalen komen tussenbeide om hem te verzoeken het wel te doen; tenslotte belast de kardinaal-deken Mgr. Merry del Val met de taak aan de gekozen kandidaat te vragen of hij in zijn weigering volhardt en of hij hem in dat geval gerechtigt voor het Conclaaf een openbare verklaring in die zin te mogen afleggen. Hierover vertelt Mgr. Merry del Val: «Het was bijna middag toen ik de stille en duistere Pauluskapel binnen ging... Ik zag er een kardinaal, geknield op de marmeren vloer naast het altaar, verzonken in gebed, het hoofd tussen de handen en de ellebogen steunend op een bankje. Het was kardinaal Sarto. Ik knielde naast hem neer en fluisterend deel ik hem de boodschap mede die ik moest overbrengen. Zodra hij die had gehoord sloeg Zijne Eminentie de ogen op en wendde langzaam het hoofd naar mij toe terwijl de tranen overvloedig uit zijn ogen stroomden... «Ja, ja, Monseigneur, zei hij zachtjes, vraagt u de kardinaal-deken of hij zo goed wil zijn...» De enige woorden die ik bij machte was uit te spreken en die spontaan bij mij opkwamen waren: «Eminentie, weest moedig, de Heer zal u helpen!» Bij de stemming de volgende dag aanvaardt kardinaal Sarto die het vereiste aantal stemmen heeft gekregen, het pausschap, «als een kruis, om te gehoorzamen aan Gods wil». De nieuwe Paus neemt de naam Pius X aan. Misschien heeft Mgr. Merry del Val aan deze dramatische omstandigheden gedacht toen hij later schreef: «De ogenblikken van ontmoediging zijn een deel van het kruis dat u moet dragen. U moet u niet verbazen over deze ogenblikken van verdriet. Mocht u vaak vallen onder het kruis, staat dan weer moedig op. Aanvaardt dit deel van het Kruis».
Op de avond van de verkiezing zelf meldt Mgr. Merry del Val zich bij de nieuwe Paus om hem de brieven te laten tekenen die zijn gericht aan de staatshoofden om hun officieel zijn verkiezing aan te kondigen. Vervolgens wil hij vertrekken nu zijn taak is volbracht. «Wat is dat, Monseigneur! roept Pius X uit. Wilt u mij verlaten? Nee, nee, blijft u, blijft u bij me. Weest u zo goed». Wanneer de prelaat aarzelt voegt de Paus eraan toe: «Ik vraag u in functie te blijven tot ik een beslissing heb genomen. Weest u zo goed. Het is Gods wil, we zullen samenwerken en samen zullen we lijden uit liefde voor en tot eer van de Kerk». Twee maanden later benoemt Pius X hem tot staatssecretaris en kardinaal.
Een bescheiden en heilig man
De benoeming tot staatssecretaris van een prelaat van achtendertig jaar en bovendien niet-Italiaan, wekt vanzelfsprekend verbazing. Verzet, kritiek en zelfs laster treden aan het licht. Pius X zegt hierover: «Ik heb hem gekozen omdat hij meertalig is. Geboren in Engeland, opgevoed in België, Spanjaard van origine, heeft in Italië gewoond, is zoon van een diplomaat en zelf diplomaat, kent de problemen van alle landen. Hij is een bescheiden en heilig man. Hij komt hier iedere morgen en informeert me over alle kwesties die in de wereld spelen. Ik hoef hem nooit te verbeteren. En daarbij houdt hij zich aan zijn principes». Kardinaal Merry del Val zet zich aan de zware taak die de Heilige Vader hem heeft toevertrouwd zonder de ogen te sluiten voor het lijden dat hem te wachten staat. Voortaan behoort hij zichzelf niet meer toe. Zijn naam en zijn werk zijn verbonden met de naam en het werk van Paus Pius X, in een intieme overeenstemming van gedachten en aspiraties. De volgende regels maken het mogelijk een oordeel te vormen over de geestesgesteldheid waarin hij zijn taak aanvaardt: «Ik heb God beloofd, met zijn genade, niets te ondernemen zonder me te herinneren dat Hij er Getuige van is, dat wij samen te werk gaan en dat Hij het is die me de middelen tot handelen verstrekt; geen enkele daad te beëindigen zonder dezelfde gedachte, en deze aan God aan te bieden als iets wat Hem toebehoort; en wanneer tijdens die daad deze gedachte weer in mij opkomt, een ogenblik stil te staan om mijn verlangen Hem te behagen te hernieuwen».
Gedurende elf jaren werkt Pius X onophoudelijk aan belangrijke hervormingen: gewijde muziek, brevier en romeinse kalender, codificatie van het canoniek recht, godsdienstige vorming. Daar komen nog de politieke moeilijkheden bij: in Italië waar de Paus in 1870 onrechtmatig van zijn staten is beroofd, is deze in zekere zin gevangene van het Vaticaan; in Frankrijk bereidt de regering zich voor op het verbreken van de diplomatieke betrekkingen, op de uitzetting van de religieuze ordes en op de onteigening van de kerkelijke bezittingen; in Spanje en in Portugal voeren de liberale regeringen strijd tegen de Kerk en de Paus. De vrijmetselarij laat geen kans voorbijgaan om de Kerk in een kwaad daglicht te stellen. Deze bevindt zich in zo'n toestand dat een vrijdenker uit die tijd kon schrijven: «Geen enkele kracht zal de stroom kunnen keren; het katholicisme is definitief overwonnen, het geloof is morsdood en de zegevierende vrijdenkerij breidt zich als een olievlek uit over heel Europa».
In de Kerk blijven om het geloof te veranderen
Een nog grotere zorg voor het nieuw pontificaat: de storm die woedt in de Kerk zelf. Het betreft een stroming in het denken die is opgekomen aan het einde van de XIXe eeuw: een groep intellectuelen beweert, onder het voorwendsel van aanpassing aan de moderne mentaliteit (vanwaar de naam «modernisten») de Kerk te vernieuwen door haar dogmatische en moraalleer radicaal te veranderen. Vastbesloten in de Kerk te blijven om haar van binnenuit efficiënter om te vormen, zijn ze wel zo slim het katholiek vocabulair te handhaven, waaraan ze een nieuwe betekenis geven, overeenkomstig hun eigen ideeën. Na meerdere liefdevolle oproepen aan de verdoolden en wanneer deze blijven volharden, publiceert Pius X op 3 juli 1907 het decreet Lamentabili waarin de modernistische misvattingen worden opgesomd; twee maanden later zet de encycliek Pascendi op meesterlijke wijze de redenen uiteen waarom het systeem strijdig is met de gezonde wijsbegeerte en het katholiek geloof.
Het modernistisch stelsel verdedigt de mening dat de menselijke rede vast zit in het gebied van de schijn en dat die niet bij machte is zich via de schepselen tot God te verheffen. De Kerk leert daarentegen, in volledige overeenstemming met de ervaring van alle tijden: «Vanuit de schepping, dat wil zeggen van de wereld en van de menselijke persoon, kan de mens met alleen zijn verstand met zekerheid God leren kennen als oorsprong en sluitstuk van het heelal, als hoogste goed, en als waarheid en oneindige schoonheid» (Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, n.3). De principes van het modernisme voeren naar de ontkenning van een objectieve waarheid en, bijgevolg, van de zekerheid en zelfs naar de mogelijkheid van een goddelijke openbaring. De godsdienst is te herleiden tot een geheel van symbolen. God zelf is niet meer de transcendente Schepper (dat wil zeggen die bestond voor het heelal en die daar tevens boven uitstijgt), maar slechts een immanente kracht, «de universele ziel van de wereld», hetgeen rechtstreeks leidt naar het pantheïsme (identificatie van de wereld met God); Jezus Christus is slechts een buitengewone mens die door het geloof is verheerlijkt. Vandaar het modernistisch onderscheid tussen de «Christus van de geschiedenis», die slechts een man is die op een kruis in Palestina is gestorven, en de «Christus van het geloof», die de leerlingen zich voorstellen als zijnde «verrezen» en die zij «vergoddelijken» in hun hart. Dat geheel van dwalingen voert Pius X tot de definitie van het modernisme: «de synthese en het punt van overeenkomst van alle ketterijen die proberen het geloof van zijn fundamenten te beroven en het christendom te vernietigen». De maatregelen die door de heilige Paus en zijn medewerkers worden genomen leiden in enkele jaren tot de ondergang van het kwaad dat «de ingewanden en de aderen van de Kerk bijna was binnengedrongen».
De dictatuur van het relativisme
Na de honderdste verjaardag van de encycliek Pascendi moeten we echter constateren dat de modernistische hydra de kop weer heeft opgestoken. In 1965 reeds was de geloofscrisis van dien aard dat kardinaal Charles Journet in een brief aan een kloosterling kon schrijven: «Wat u mij zegt over de grote geestelijke verwarring is mij niet onbekend, ik lijd er diep in mijn hart zelf aan...Moge het God behagen dat er zegen ruste op dit lijden! We kunnen de dogma's van het Credo niet opnieuw ter discussie stellen, Jezus-God vervangen door de «God van Jezus», de definities van het Concilie van Trente inzake de katholieke leer interpreteren en geen rekening houden met hun realistische betekenis, zonder verraad te plegen aan de Openbaring. De hele betekenis van de bijbelse Openbaring is realistisch... De huidige crisis is bepaald ernstiger dan die van het modernisme. Op een dag zullen de gelovigen ontwaken en zich realiseren dat ze door de geest van de wereld zijn vergiftigd». In 2005 verklaarde kardinaal Ratzinger de dag voor zijn verkiezing tot Paus: «Hoeveel stormen in de leer hebben we de afgelopen decennia niet gekend, hoeveel ideologische stromingen, hoeveel modes in het denken... Het bootje van het denken van talloze christenen is door die golven vaak heen en weer geslingerd...van het ene uiterste naar het andere: van het marxisme naar het liberalisme en zelfs het «libertinisme»; van het collectivisme naar het radicale individualisme; van het atheïsme naar een vaag religieus mysticisme; van het agnosticisme naar het syncretisme enzovoorts. Iedere dag ontstaan er nieuwe sektes en wordt bewaarheid wat H.Paulus heeft gezegd over het bedrog onder de mensen, over de sluwheid waarmee men op een dwaalspoor wordt gebracht (cf. Ef 4,14). Een duidelijk geloof bezitten, volgens het Credo van de Kerk, wordt vaak gedefinieerd als fundamentalisme; terwijl het relativisme, dat wil zeggen met alle leerstellige winden meewaaien (ibid.), de enige methode schijnt te zijn die bij deze tijd zou passen. Men is bezig een dictatuur te vestigen van het relativisme dat niets als definitief erkent en waarvoor enkel het eigen ego en de eigen verlangens de hoogste maatstaf zijn» (preek van 18 april 2005). Dergelijk kwaad spoort ons aan onze blik te richten op de remedies die door de heilige Pius X zijn ingesteld om het modernisme een halt toe te roepen: studie van de gezonde wijsbegeerte, terugkeer naar de Overlevering, in het bijzonder naar de leer van H.Thomas van Aquino en onderwerping aan het Leergezag van de Kerk.
In deze strijd tegen de krachten van de hel staat kardinaal Merry del Val aan de zijde van H.Paus Pius X en deelt met hem de last en weerstaat moedig de soms heftige aanvallen. Hij schrijft: «Laten we nooit handelen met als oogmerk de wereld te behagen. Laten we de moed opbrengen de kritiek, de afkeuring van de wereld te verdragen; laten we geen enkele vrees koesteren voor wat «men» ervan zal denken of zeggen; alles alleen tot Gods tevredenheid, de rest is van geen belang... We moeten de moed hebben voor de Waarheid uit te komen en nooit voor de plicht terug te deinzen. We moeten de moed bezitten de confrontatie met spotters aan te gaan, want met plicht wordt door de wereld vaak de spot gedreven. Doet dit uit liefde voor Onze-Lieve-Heer en om op Hem te gelijken». In een andere brief: «Verdraagt in vrede en in berusting het verdriet en de angsten van elke dag. Herinnert u dat u geen leerling van Jezus kunt zijn als u niet deelneemt aan het Lijden van Jezus».
Op 20 augustus 1914 slaapt Pius X in, met een hart dat is gebroken door de ontketende eerste wereldoorlog. Kardinaal Merry del Val heeft hun laatste onderhoud beschreven: «Ik ging de kamer in. Onmiddellijk draaide hij zich om in mijn richting en volgde mij met zijn indringende blik... Hij nam mijn hand en kneep er zo hard in dat ik met stomheid was geslagen. Hij keek me zo strak aan dat zijn ogen de mijne binnendrongen. Hij hield me dicht aan zijn zijde, nu eens mijn hand loslatend, dan weer haar vastnemend. Tenslotte liet hij vermoeid het hoofd terug in de kussens vallen, de oogleden gesloten...»
De belangrijkste les van Onze-Lieve-Heer
Na de dood van H.Pius X oefent kardinaal Merry del Val de functie van Aartspriester van de Basiliek Sint-Pieter uit en werkt samen met de Romeinse Congregaties; over zijn wijsheid en ervaring zegt men: «Hij is een geboren meester». Hij geeft blijk van zijn diepgaande broederlijke naastenliefde door zijn inspanningen ten gunste van de bekering van de anglicanen en verzekert de geestelijke begeleiding van talloze zielen. Hij legt de nadruk op het onbeperkt en kinderlijk vertrouwen dat wij in God moeten hebben, en geeft als aanbeveling in vrede op de plaats te blijven waar God ons heeft neergezet om zijn wil te doen. In vergelijking met zijn vorige taak van staatssecretaris staat hij in zijn nieuwe functie meer in de schaduw, hetgeen hem niet onwelgevallig is. Het biedt hem de gelegenheid meer tijd te geven aan het gebed en de studie in stilte en daarbij zijn ideaal in praktijk te brengen: «God vinden in het heiligmakend proza van de dagelijkse taak. Stilte en inkering tot zichzelf. Gebed en activiteit. Offer en liefde». Kardinaal Merry del Val is inderdaad een man van het stille gebed. Iedere dag, na zijn mis, bidt hij wat hij noemt de «Litanieën van de Nederigheid», door hemzelf samengesteld, maar tot aan zijn dood onbekend gebleven. Er komt een ziel uit tevoorschijn die Onze-Lieve-Heer innig bemint en die de vernederingen in diens Lijden trouw in stilte heeft overpeinsd. Hunkerend naar nederigheid en nimmer op zoek naar eerbewijs, wenst Gods dienaar uit de ogen van de wereld te verdwijnen. Hij schrijft: «Bedenk dat nederigheid de grondslag is van de Heilige Familie. In de nederigheid van uw familiebetrekkingen zult u kunnen komen tot vrede. Onze-Lieve-Heer heeft dertig jaar van zijn Leven lang de nederigheid van de huiselijke deugden onderwezen, om het belang ervan duidelijk te maken en de genade die na te volgen te verdienen. De eerste en belangrijkste les van Onze-Lieve-Heer is de nederigheid: nederigheid van geest, van de wil en van het hart. We moeten ons best doen om de nederigheid van het Hart van Jezus, zijn eenheid met de Vader, zijn overgave en zijn gehoorzaamheid aan de Wil van de Vader na te volgen. Geef u, zoals Hij, over aan de wil van God, in de kleine zowel als in de grote dingen, in het verdriet van elke dag, in de tegenslagen en de moeilijkheden van het leven. Aanvaard uit de handen van Onze-Lieve-Heer het verdriet uit liefde voor Hem en zie in de vertroostingen die Hij u vergunt de bewijzen van zijn barmhartige liefde».
Op 64-jarige leeftijd is kardinaal Merry del Val nog in de kracht van zijn leven. Maar op 24 februari 1930 krijgt hij 's avonds een lichte malaise. De volgende dag krijgt hij een blindedarmontsteking waarvan men niet vermoedt hoe ernstig die is. In de namiddag van de 26e februari slaapt hij voor eeuwig in. Hij had ooit geschreven: «Sterven is de ogen sluiten en inslapen om hierboven, in de Hemel te ontwaken... Wat op het ogenblik van de dood noodzakelijk is is rust, in de gedachte dat we van het ene in het andere leven overstappen, als door een deur die open gaat en naar God leidt». In zijn testament staat: «Ik aanvaard met liefde de dood, wanneer en zoals het God belieft, ter boetedoening voor mijn zonden en in aanbidding van zijn besluiten».
De heilige kardinaal heeft ons niet alleen het lichtgevend voorbeeld nagelaten van een leven dat geheel en al in dienst stond van de Kerk, maar ook kostbare aanbevelingen waaronder deze: «Ons Vaderland is niet van deze wereld; nadat we op dit ondermaanse enkele jaren hebben doorgebracht moeten wij deze aarde achterlaten om Onze-Lieve-Heer te volgen, als wij Hem trouw zijn gebleven. Hoe verkeerd, hoe dwaas is het ons te hechten aan de dingen van deze aarde, buiten de Wil van God, en Hem zelfs beledigen en aldus een obstakel maken van hetgeen Hij ons ter beschikking heeft gesteld om het eeuwig Leven te verwerven!»