|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
31 juli 2006 H. Ignatius de Loyola |
Boudewijn is geboren op 7 september 1930, als tweede kind van Leopold, die in 1934 koning is geworden, en zijn echtgenote, Astrid van Zweden. Op 29 augustus 1935 komt koningin Astrid om het leven bij een auto-ongeluk. Haar verdwijnen heeft op Boudewijn diepe indruk gemaakt: de foto van zijn moeder zal altijd op zijn nachtkastje blijven staan. Leopold III vertrouwt de opvoeding van zijn drie kinderen (Joséphine-Charlotte, geboren in 1927, Boudewijn en Albert, geboren in 1934) toe aan een Hollands kindermeisje; Boudewijn is zeer aan haar gehecht. Tijdens zijn schooljaren blijkt hij een kind te zijn als alle anderen.
In het hart gegrift
Door zijn eerste reis naar Congo, toenmalige Belgische kolonie, in mei-juni 1955 komt hij in een nieuw licht te staan. Wanneer hij wordt verwelkomd door een uitbundige, van geestdrift overlopende menigte, laat hij zijn gebruikelijke gereserveerdheid varen en aarzelt niet zelf handelend op te treden. Bij zijn terugkeer in België heeft hij meer vertrouwen in zijn capaciteiten en vertoont een glimlach waarmee hij het hart verovert van zijn landgenoten. Vier jaar later gaat hij naar de Verenigde Staten. De Amerikanen zijn verrukt van zijn jeugdigheid en charme en de reis wordt een klinkend succes. Op een dag in februari 1960 wandelt Boudewijn in het park van het koninklijk kasteel Laken, bij Brussel, in gezelschap van Mgr. Suenens, de latere aartsbisschop van Mechelen-Brussel en kardinaal. De conversatie verloopt op vertrouwelijke toon. Er wordt heel wat afgepraat en het protocol speelt geen rol. Tijdens de wandeling komt als bij toeval de stad «Lourdes» ter sprake. De prelaat stelt de koning dan voor er eens heen te gaan, op een dag, incognito, en op te gaan in de menigte pelgrims: «Maar, antwoordt de koning, ik kom er juist van terug: ik heb er de nacht in gebed doorgebracht aan de rand van de grot en ik heb Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes gevraagd de kwestie van mijn huwelijk op te lossen». Daar de ene confidentie de andere waard is, vertelt de kardinaal hem wat Lourdes voor hem betekent als gevolg van de ontmoeting met een uitzonderlijke persoonlijkheid, Veronica O'Brien. De reactie van de koning laat niet op zich wachten: «Zou ik haar kunnen ontmoeten?» Miss O'Brien, een Ierse, geeft leiding aan het Legioen van Maria. De koning stuurt haar een protocollaire uitnodiging voor 18 maart 1960. De audiëntie duurt vijf uur. Veronica O Brien stuurt vervolgens aan de koning een brief in het Engels: «23 maart 1960. Dear King... Mag ik u op dit mooie feest van Maria Boodschap deze kostbare boekjes waarover wij gesproken hebben aanbieden? (Het geheim van Maria en de Verhandeling over de ware devotie, van de heilige Louis Marie Grignion de Montfort). Ze bereiken u beladen met genade, want vanaf het feest van de Heilige Jozef heb ik iedere dag trouw voor u gebeden... Maria is veel en veel meer geïnteresseerd in uw toekomst dan u het zelf zou kunnen zijn».
Het wezenlijke delen
In Madrid wordt ze in contact gebracht met de nuntius die haar een aanbevelingsbrief geeft en zo begint Veronica aan een onderzoek naar het apostolaat binnen de Spaanse aristocratie. Weldra wordt ze verwezen naar een jonge vrouw van tweeëndertig jaar, Fabiola de Mora y Aragón, levenslustig, intelligent, opgewekt, rechtschapen en helder van geest. De bevallige, edelmoedige jonge vrouw zorgt voor zieken en armen. Bij hun eerste ontmoeting heeft Veronica de intuïtie dat ze de persoon heeft gevonden die ze zocht. «Hoe komt het dat u tot nu toe het huwelijk uit de weg bent gegaan? Vraagt ze. Wat wilt u, ik ben tot nu toe nooit verliefd geworden. Ik heb mijn leven in de handen van God gelegd, ik geef me aan Hem over, misschien heeft Hij iets met me voor». Wanneer Fabiola haar woning aan Veronica laat zien, is deze diep onder de indruk wanneer ze aan de muur een schilderij herkent dat ze de nacht tevoren in een droom had gezien.
Met toestemming van de koning onthult Veronica aan Fabiola waarom ze eigenlijk in Spanje is en dat de koning haar officieus wenst te ontmoeten. Het meisje denkt dan het voorwerp te zijn van een ongelooflijke mystificatie en de nuntius moet tussenbeide komen om haar te doen besluiten het voorstel aan te nemen. De officieuze verloving van de koning en Fabiola vindt plaats in Lourdes op 8 juli 1960. «Wat me het meest aan haar bevalt is haar nederigheid, haar vertrouwen in de Allerheiligste Maagd en haar openheid...Ik weet dat ze mij altijd weer zal stimuleren God steeds meer te beminnen». Het huwelijk wordt ingezegend op de 15e december daaropvolgend. In het hart van de koninklijke echtelieden wordt jarenlang de levendige hoop gekoesterd kinderen te mogen krijgen. In de loop der tijd realiseren ze zich echter dat ze er geen zullen krijgen. «Wij hebben ons de vraag gesteld naar de zin van deze beproeving, bekent de koning op een dag; langzaamaan hebben we begrepen dat ons hart vrijer was om alle kinderen lief te hebben, werkelijk alle kinderen». Bij de vijfentwintigjarige verjaardag van zijn troonsbestijging, in 1976, roept de koning de «Stichting koning Boudewijn» in het leven die tot doelstelling heeft «allerlei initiatieven te ontplooien ter verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking, daarbij rekening houdend met de economische, sociale, wetenschappelijke en culturele factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van het land in de komende jaren». Hij zal aan deze stichting vragen kwesties aan te pakken zoals de vrouwenhandel, de gevangenisproblematiek, de toegankelijkeid van het gerecht, seksueel misbruik van kinderen, enz.
Met open mond
In de dagindeling van de koning neemt het gebed de eerste plaats in. Hij is gewoon er het begin van de dag aan te wijden. Geestelijke dorheid blijft hem niet bespaard: «Het was bijna altijd moeilijk, schrijft hij later, onbeweeglijk God te blijven beschouwen in stilte en dorheid des geloofs». De dagelijkse Mis is voor hem het mooiste moment van de dag. Overal ter wereld waar zijn taak hem heen voert vraagt hij of er een priester is om die op te dragen. De liturgie bepaalt de regelmaat in zijn leven: dagelijks noteert hij in zijn agenda een gedachte die is ontleend aan de teksten van de Mis. Hij ontvangt regelmatig het sacrament van de Verzoening en gaat vaak met de koningin in het weekend op retraite.
Ik besta voor U
Het geestelijk leven van de koning is hem tot steun en stimuleert hem in zijn gouvernementele functies, en hij volgt alle staatszaken van zeer nabij. Zich bewust van de beperkingen die hem door de grondwet worden opgelegd in zijn machtsuitoefening, oefent hij niettemin zijn invloed uit op het politieke leven, meer door de raad en de waarschuwingen die hij geeft dan door de beslissingen die hij neemt. Hiertoe laat hij zich nauwkeurig voorlichten over alle onderwerpen door de competente mensen die hij in audiëntie ontvangt rechtstreeks te ondervragen. Ordelijk noteert hij in een schrift de essentie van de diverse gesprekken. De mening die hij vervolgens aan zijn medewerkers kenbaar maakt wordt op prijs gesteld: «Hij beschikt over meer informatie dan wij, bekent een onder hen. Het is dus duidelijk dat wij naar hem luisteren en dat wij zijn raadgevingen vaak opvolgen». De koning vult zijn informatie aan dankzij de talloze bezoeken in den lande, waar hij een zo breed mogelijk geschakeerde groep mensen ontmoet: mannen en vrouwen van iedere politieke en ideologische kleur. Iedere reis, in België of naar het buitenland, iedere redevoering wordt zorgvuldig voorbereid. Hij leest de werken die zijn medewerkers hem aanbevelen en bestudeert nauwgezet de dossiers die hem worden voorgelegd en laat daarbij niets aan het toeval over. Hoewel hij goed het wezenlijke van het bijkomstige weet te onderscheiden, wordt geen detail veronachtzaamd.
Op de ochtend van de vierde april 1990 verneemt men via de radio een ongehoord bericht: België heeft geen koning meer! Daar Boudewijn geweigerd heeft de wet te ondertekenen die abortus toestaat, heeft de regering verklaard dat hij niet in de mogelijkheid verkeert te regeren. Op 29 maart had het parlement een wet goedgekeurd die abortus liberaliseert. Op 6 november daarvoor was de wet aanvaard door de senaat. Welnu, volgens de Belgische Grondwet kan geen enkele wet die aldus door beide Kamers is goedgekeurd afgekondigd worden zonder te zijn voorzien van de handtekening van de koning.
Keuzes die soms pijn doen
Welnu, de abortuswet die door het Belgisch parlement is goedgekeurd is in tegenspraak met het goede dat wordt uitgedrukt in de wet van God. «Onder de misdrijven die de mens tegen het leven kan plegen bezit abortus provocatus kenmerken waardoor die bijzonder zwaarwegend en verwerpelijk wordt. Het Tweede Vaticaans Concilie omschrijft abortus, samen met kindermoord, als «afschuwelijke misdaden» (Gaudium et spes, 51). Tegenwoordig is in het geweten van heel wat mensen het besef van de ernst ervan geleidelijk verduisterd. Dat abortus in de mentaliteit en de zeden van de mensen en zelfs in de wet aanvaard wordt, is een sprekend teken van een zeer gevaarlijke crisis van het morele bewustzijn dat steeds minder in staat is het goede van het kwade te onderscheiden, zelfs wanneer het fundamenteel recht op leven in het geding is... Rechtstreekse abortus, dat wil zeggen gewild als doel op zich of als middel, is altijd een ernstige morele ongeordendheid, als zijnde moord met voorbedachte raad op een onschuldig menselijk wezen... Geen enkele omstandigheid, geen enkel oogmerk, geen enkele wet ter wereld zal ooit een daad die intrinsiek ongeoorloofd is geoorloofd kunnen maken, want in strijd met Gods wet, geschreven in het hart van iedere mens, te onderscheiden met het verstand en afgekondigd door de Kerk» (Evangelium vitae, nn. 58,62).
Eerbiediging van het leven van het te geboren worden kind is een heilig en universeel beginsel. «Het kind, zo heeft koning Boudewijn een paar maanden eerder verklaard, heeft vanwege zijn gebrek aan lichamelijke en verstandelijke rijpheid, behoefte aan bijzondere bescherming, bijzondere zorg, met name aan adequate juridische bescherming zowel voor als na de geboorte». In de wetenschap dat hij voor God rekenschap zal moeten afleggen voor zijn beslissingen, schrijft Boudewijn aan zijn eerste minister: «Dit wetsontwerp stelt mij voor een groot gewetensprobleem...ik ben van oordeel dat ik onvermijdelijk een zekere medeverantwoordelijkheid voor mijn rekening zou nemen. Dat kan ik niet doen».
De Waarheid zoeken
Als antwoord op de brief van de koning en om uit de impasse te geraken waarin de regering zich bevindt, doet de eerste minister een beroep op een artikel uit de Belgische Grondwet dat voorziet dat de koning in extreme gevallen in de onmogelijkheid kan verkeren om te regeren. Op 3 april stelt de ministerraad vast dat in de gegeven situatie deze onmogelijkheid een feit is. Dezelfde raad handelt dan alsof er geen koning meer was en kondigt de wet af die door Boudewijn is geweigerd. Maar om de koning in zijn functies te kunnen herstellen moet er in het parlement worden gestemd. Op 5 april maakt de stemming van het parlement het mogelijk dat Boudewijn weer zijn plaats van staatshoofd inneemt.
De koning neemt dus weer zijn functies in dienst van het land op zich; maar zijn gezondheid is de laatste tien jaar achteruitgegaan en hij voelt de dood naderbij komen. In 1991 en 1992 ondergaat hij twee chirurgische ingrepen waaronder een openhartoperatie. Op 21 juli 1993, de nationale feestdag, richt hij zich tot zijn medeburgers en kort daarop verlaat hij België om in Spanje rust te gaan nemen. Op 31 juli neemt hij 's avonds plaats op het terras van zijn woning. Tegen negen uur roept de koningin hem voor het eten. Daar ze geen antwoord krijgt loopt ze naar hem toe en treft hem in elkaar gezakt op zijn fauteuil aan, getroffen door een hartaanval. Ter gelegenheid van zijn begrafenis komt een grote menigte op de been om blijk te geven van haar gehechtheid aan zijn persoon en de armsten onder de armen getuigen ervan hoe het hart van de koning in diens broederliefde de grootste menselijke noden nabij was geweest.
Koning Boudewijn «had zijn geheim: dat was zijn God op wie hij zo gek was en door wie hij zo werd bemind. Onder het gebladerte van zijn openbare en politieke activiteiten kabbelde vredig een verborgen bron: dat was zijn leven in God... Terwijl de koning de mensen diende dacht hij zonder ophouden aan God. In ieder mensengezicht dat hij te zien kreeg ontwaarde hij het gezicht van Christus» (kardinaal Danneels, Preek ter gelegenheid van de begrafenis van de koning op 7 augustus 1993). Paus Johannes Paulus II heeft hem de «voorbeeldige koning» en «vurig Christen» genoemd. Zijn voorbeeld is voor ons een aanmoediging om te werken voor de heerlijkheid van God in onze dagelijkse bezigheden: «O, mijn God, om U te beminnen op aarde, heb ik niets dan vandaag», zei de heilige Teresia van Lisieux in stralende bewoordingen (Poëzie 5).