|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
18 februari 2003 H. Bernadette |
De volgende dag worden de stemmen van de kiezers zoals voorzien uitgebracht op kardinaal Sarto. Deze geeft zich over in de handen van God en verklaart: «Als het niet mogelijk is deze kelk aan mij voorbij te laten gaan, laat Gods wil gedaan worden! Ik aanvaard het pausschap als een kruis. Bij welke naam wilt u genoemd worden? Omdat de pausen die in de voorbije eeuw het meest geleden hebben de naam Pius hebben gedragen, zal ik die naam aannemen». Hij wordt dus Paus Pius X.
Giuseppe (Jozef) Sarto is van arme afkomst en wordt geboren in Riese, een dorpje in het diocees van Treviso in Venetië (Noord-Italië), op 2 juni 1835. Zijn vader is gemeentebeambte; hij bezit slechts een nederig huisje en een schraal lapje grond. De enige rijkdom van zijn ouders is een eenvoudig en diep geloof dat ze op hun beurt doorgeven aan hun kinderen, tien in getal. Giuseppe voelt zich al heel jong geroepen tot het priesterschap; hij beantwoordt die roeping met geestdrift en wordt priester gewijd op 18 september 1858. Geleid door de Goddelijke Voorzienigheid, stelt hij zich ten dienste van de Kerk in de verschillende geledingen van de hiërarchie en wordt achtereenvolgens kapelaan, pastoor, geestelijk leidsman in het seminarie van Treviso, bisschop van Mantua en tenslotte patriarch van Venetië alvorens te worden gekozen tot paus, een immense verantwoordelijkheid die hem terecht schrik inboezemde!
De toegangsweg naar Jezus Christus
Vanaf zijn eerste encycliek, E supremi apostolatus, van 4 oktober 1903, laat Pius X de hele wereld weten wat het program van zijn pontificaat zal zijn: «Alles herstellen in Christus, opdat Christus alles en in allen zal zijn (cf. Ef 1, 10 en Kol 3,11)... Het mensdom terugvoeren naar de heerschappij van Christus. Wanneer dat gedaan is zal de mens daardoor teruggebracht zijn bij God... Welnu, waar is de weg die ons toegang verschaft tot Jezus Christus? Die ligt voor onze ogen: dat is de Kerk... Daarvoor heeft Christus haar gesticht na haar zich eerst ten koste van zijn bloed eigen te hebben gemaakt, daarvoor heeft hij haar zijn leer toevertrouwd en de voorschriften van zijn wet, haar tegelijkertijd gul bedelend met de schatten van de goddelijke genade ter heiliging en tot het heil van de mensen... Het gaat erom de mensengemeenschap die ver is afgedwaald van de Christus, terug te brengen tot gehoorzaamheid aan de Kerk ; de Kerk zal hen op haar beurt onderwerpen aan de Christus en de Christus aan God». Het Tweede Vaticaans Concilie onderricht in dezelfde zin: «God zelf heeft het menselijk geslacht de weg bekendgemaakt waarlangs de mensen door Hem te dienen in Christus verlost en zalig kunnen worden. Wij geloven dat deze énige en ware godsdienst zich bevindt in de katholieke en apostolische Kerk die van de Heer Jezus de opdracht heeft ontvangen deze godsdienst aan alle mensen te verkondigen...» (Dignitatis humanæ, 1).
Een remedie tegen de onwetendheid
De naastenliefde van Don Sarto jegens allen is gebleken vanaf de eerste jaren van zijn priesterschap en zozeer dat zij legendarisch is geworden: aangezien hij altijd klaar stond om alles weg te geven, had hij nooit een stuiver op zak; hij beroemde zich erop arm te zijn geboren en arm te leven. Toen hij geroepen werd het hoogste ambt in de Kerk uit te oefenen heeft hij zijn goedheid en nederigheid niet verloren, vooral niet tegenover de eenvoudige lieden. Omdat hij zich verantwoordelijk voelt voor het lot van alle ongelukkigen, geeft hij ongelimiteerd. Wanneer men hem aanraadt zijn naastenliefde te matigen om de Kerk niet failliet te laten gaan, toont hij zijn twee handen en antwoordt: «De linker ontvangt en de rechter geeft. Als ik met de ene hand geef, ontvang ik veel meer met de andere». Deze onuitputtelijke naastenliefde vloeit voort uit zijn intieme eenheid met God. Kardinaal Merry del Val, zijn staatssecretaris, getuigde: «In al zijn daden werd hij altijd geïnspireerd door bovennatuurlijke gedachten en gaf er blijk van een te zijn met God. Voor de belangrijkste zaken richtte hij de ogen op het kruisbeeld en putte er zijn inspiratie uit; in geval van twijfel schoof hij zijn besluit op en, de blik als altijd strak op het kruisbeeld gericht, zei hij naar gewoonte: «Hij zal beslissen»».
Een kwaad in de schoot van de Kerk
Het modernistisch stelsel berust op onjuiste wijsbegerige beginselen: het absolute agnosticisme, dat wil zeggen dat het voor de menselijke geest onmogelijk is tot zekerheden te komen; en het immanentisme volgens het welke God niet op objectieve wijze gekend kan worden met bewijzen die steunen op het verstand, maar uitsluitend op basis van ieders subjectieve ervaring. Deze beginselen leiden tot het ontkennen van het bestaan van een objectieve waarheid en dientengevolge van de mogelijkheid van een goddelijke Openbaring. Uiteindelijk is de godsdienst te herleiden tot symbolen. God zelf is niet meer de transcendente Schepper (dat wil zeggen bestaand voor en na het heelal), maar slechts een immanente kracht, «de universele ziel van de wereld» hetgeen rechtstreeks leidt tot het pantheïsme (identificatie van God met de wereld); Jezus Christus is slechts een buitengewone mens wiens historische persoon getransfigureerd is door het geloof. Daar komt het modernistische onderscheid vandaan tussen de Christus uit de geschiedenis die slechts een aan het kruis gestorven man uit Palestina is en de Christus van het geloof die in de verbeelding van zijn discipelen «herrezen» is en die zij «vergoddelijken» in hun hart. Op die manier laat het modernisme van iedere exacte godsdienstige inhoud niets over. Om die reden gaf de Paus er de volgende defintie van: de synthese en het trefpunt van alle ketterijen die trachten de grondslagen van het geloof te vernietigen en van het Christendom niets heel te laten.
Een criterium voor de trouw aan God
Aldus volbrengt Pius X zijn opdracht «het Volk Gods beschermen tegen afwijkingen en tekortkomingen en het de objectieve mogelijkheid garanderen zonder dwaling het authentieke geloof te belijden» (KKK 890). De vaderlijke zorgzaamheid van de kerkvorst moeten de gelovigen beantwoorden met de houding van gehoorzame, onderdanige zonen en dochters. Want Jezus Christus heeft tegen zijn apostelen gezegd: Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wie Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft (Lc 10,16). Gehoorzaamheid aan het leergezag van de Kerk en in het bijzonder aan haar zichtbare leider, de Paus, is een onontbeerlijk criterium voor de trouw aan God. Pius X onderstreept het in een toespraak op 10 mei 1909: «Laat u zich niet bedriegen door de subtiele verklaringen van hen die onophoudelijk beweren met de Kerk te willen zijn, de Kerk lief te hebben en strijd te voeren opdat het volk zich niet van haar verwijdere...Maar beoordeel hen naar hun werken. Indien zij de herders van de Kerk en zelfs de paus versmaden, indien zij alle middelen beproeven om zich aan hun gezag te onttrekken om hun leiding en raadgevingen te omzeilen..., over welke Kerk bedoelen deze mensen te spreken? Zeker niet de Kerk die is gegrondvest op de apostelen en profeten, waarvan de sluitsteen Christus Jezus is (Ef 2,19)».
Nog steeds actueel
Stoutmoedige initiatieven
«Mijn volk, belieft onze heilige te zeggen, moet op schoonheid bidden» Wanneer hij constateert dat de gewijde kerkmuziek niet altijd haar doel treft, hetwelk is de liturgische tekst meer glans te verlenen en aldus de gelovigen te brengen tot een grotere devotie, herinnert de Paus in zijn Motu Proprio Tra le sollecitudini van 22 november 1903 eraan dat, zonder andere legitieme vormen van gewijde kerkmuziek uit te sluiten, de gregoriaanse zang uitnemend mede bijdraagt tot de uiteindelijke bedoeling van de liturgie: de verheerlijking van God en de heiliging van de gelovigen. Hij moedigt dan ook het herstel van deze zang aan. Het Tweede Vaticaans Concilie zal op zijn beurt verklaren: «De Kerk erkent in de gregoriaanse zang de zang die eigen is aan de Romeinse liturgie; zij moet dus in de liturgische handelingen, als al het overige gelijk is, de eerste plaats innemen» (Sacrosanctum concilium, 116).
In 1905 neemt Pius X, overeenkomstig het door het Concilie van Trente geuite maar tot dan een dode letter gebleven verlangen, een pastoraal initiatief van groot belang: in tegenstelling met een reeds eeuwenlang gevestigd gebruik, maakt hij het veelvuldig en zelfs dagelijks communiceren mogelijk voor allen die dit wensen. Het volstaat dat zij in staat van genade verkeren en dit met rechtgeaarde bedoeling doen: dat wil zeggen «niet uit gewoonte of uit ijdelheid of om menselijke redenen, maar om te voldoen aan Gods wil, zich intiemer met Hem te verenigen door de naastenliefde en, dankzij dit goddelijke middel, zijn fouten en gebreken te bestrijden». Het is ook noodzakelijk het voorgeschreven nuchterheidsgebod in acht te nemen (tegenwoordig tenminste een uur voor de communie) en waardig gekleed te zijn. Vijf jaar later staat Pius X toe dat kinderen hun eerste communie doen zodra ze de jaren van verstand bereikt hebben. Tot dan toe was het gebruikelijk te wachten tot de leeftijd van 12 à 13 jaar. De paus beschouwt deze hervorming als een genade van onschatbare waarde voor de zielen van de kinderen: «De bloem van de onschuld zal, voor zij zal zijn aangeraakt en verwelkt, kunnen schuilen bij Hem die graag onder leliën leeft; wanneer de zuivere zielen van kleine kinderen het afsmeken, zal God zijn arm van gerechtigheid inhouden». Het is dus terecht dat men de heilige Pius X soms de «Paus van de Eucharistie» noemt.
Om de tegenwerpingen van de wetenschap en de modernistische exegese wetenschappelijk te beantwoorden sticht de heilige Paus in 1909 het Bijbelinstituut waaraan hij de opdracht geeft studies van linguïstische, historische en archeologische orde te verdiepen en op die manier een betere kennis van de Heilige Schrift te bevorderen. Hij is er vast van overtuigd dat de Kerk niets te vrezen heeft van de ware wetenschap en dat de modernste onderzoeksmethodes ten dienste van het geloof kunnen en moeten worden gesteld.
Van de kerken hoeft niets over te blijven als de Kerk maar behouden wordt!
In het begin van zijn pontificaat schreef Pius X: «Vrede zoeken zonder God is een absurditeit». Hij heeft vaak een oorlog tussen de Europese volken voorzien en voorspeld en onderneemt menigmaal diplomatieke stappen in de hoop deze tragedie te voorkomen. In de zomer van 1914 breekt niettemin de eerste wereldoorlog uit. Het hart van de Heilige Vader is verbrijzeld. In zijn angst herhaalt hij dag en nacht: «Ik ben bereid mijn miserabele leven op te offeren om de slachting van zovele van mijn kinderen te voorkomen...Ik lijd om allen die op de slachtvelden het leven laten...» Op 15 augustus wordt hij getroffen door een algehele malaise en de 19e bevindt hij zich op de drempel van de dood. «Ik geef me over in Gods handen», zegt hij met een bovennatuurlijke rust. Tegen het middaguur worden hem de laatste sacramenten toegediend welke hij kalm en sereen, volledig helder van geest en met bewonderenswaardige devotie ontvangt. Op 20 augustus 1914, om één uur 's ochtends, maakt hij langzaam een kruisteken, voegt de handen ineen, alsof hij de mis opdroeg en nadat hij een klein kruisbeeld gekust heeft, treedt de heilige kerkvorst het eeuwige leven binnen.
In 1951 zalig verklaard, wordt Pius X op 29 mei 1954 door Paus Pius XII heilig verklaard. Tijdens een pastoraal bezoek aan Treviso in 1985 sprak Paus Johannes Paulus II als volgt zijn lof uit: «Hij heeft de moed gehad het Evangelie van God te verkondigen temidden van groot strijdgewoel... Met grote oprechtheid heeft hij er zich voor ingespannen de verraderlijke kronkels in het theologisch systeem van het modernisme aan het licht te brengen en met grote moed en een engagement dat slechts wed ingegeven door zijn verlangen naar waarheid, opdat de wezenlijke inhoud van de Openbaring niet misvormd zou worden. Door dit grootse plan dwong Pius X zichzelf tot een voortdurende innerlijke waakzaamheid om niet te proberen de mensen te behagen. We weten maar al te goed welk een vijandigheid hij te verduren had, juist vanwege de onpopulariteit waaraan hij zich door zijn keuzes bloot stelde. Als trouwe volgeling van de Meester Jezus, wilde hij God die onze harten beproeft, aangenaam zij». Laten we de heilige Pius X bidden ons het verlangen God alleen te behagen, alsook een geest van kinderlijke onderworpenheid aan de Heilige Katholieke Kerk in te geven.