|
[Cette lettre en français] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
5 april 2000 Vasten |
Edith Stein wordt op 12 oktober 1891 te Breslau (het huidige Wroclaw in Polen) in een Joodse familie geboren. Zij is drie jaar wanneer haar vader plotseling sterft. Haar moeder neemt dan moedig de leiding van een groot houthandelsbedrijf op zich, evenals de opvoeding van zeven kinderen. Doordat ze de gebruiken in de synagoge streng in acht neemt, is ze in de hele familie onbetwist degene aan wie iedereen een voorbeeld neemt. «Aan het voorbeeld van onze moeder konden we aflezen wat de ware manier was om ons te gedragen. Wanneer zij zei: dat is een zonde, gaf die term het toppunt van lelijkheid en gemeenheid aan en wij waren daar ondersteboven van». De kinderen van deze voorbeeldige vrouw zullen echter haar innige gehechtheid aan de joodse godsdienst niet delen. Weldra zullen de oudere broers van Edith alleen nog uit piëteit voor hun moeder aan de religieuze gezinsfeesten deelnemen.
De illusie van onafhankelijkheid
De dorst naar het Ware
protestantse bekeerling, samen met zijn vrouw die een paar jaar later katholiek zal worden. Mevrouw Reinach doet op Edith beroep om de filosofische geschriften van haar man te classificeren. Aangezien ze de echtelieden in hun huiselijk geluk van nabij heeft gekend, vreest het meisje haar vriendin door verdriet terneergeslagen te zullen aantreffen. Zij heeft echter, gesteund door haar geloof in Christus, weldra aanvaard te delen in het lijden en de kruisdood van de Verlosser en een innige vredigheid is over haar gekomen. Het Kruis, dat tot in het diepst van haar wezen is doorgedrongen, heeft haar tezelfdertijd verwond en geheeld. Edith treft haar vriendin als van gedaante verwisseld aan, maar laat niets blijken van de gevoelens die haar beroeren, het gebeuren echter maakt een onuitwisbare indruk op haar. Eenmaal karmelietes geworden, zal ze een priester toevertrouwen dat het haar «eerste ontmoeting met het Kruis was, met de goddelijke kracht die zo'n ontmoeting verleent aan hen die het dragen. Voor het eerst verscheen de Kerk, geboren uit het Lijden van Christus en zegevierend over de dood, mij zichtbaar. Op hetzelfde ogenblik was het met mijn ongelovigheid gedaan, het jodendom verbleekte in mijn ogen, terwijl het licht van Christus in mijn hart ontbrandde: het licht van Christus begrepen in het geheim van het Kruis . Dat is de reden waarom ik, bij het ontvangen van het kloosterkleed, aan mijn naam die van het Kruis heb willen toevoegen».
Als het uur slaat
Het «uur van de genade» slaat in de zomer van 1921 als ze op vakantie is bij vrienden. «Op een dag, schrijft ze, legde ik bij toeval de hand op een nogal imposant werk. Het heette: Het leven van de Heilige Theresia (van Avila), door haar zelf geschreven. Ik begon te lezen en was meteen in de ban en hield niet meer op tot het eind. Toen ik het boek dichtsloeg, zei ik bij mezelf: dit is de waarheid!» Ze koopt terstond een katholieke catechismus en een missaal. Die bestudeert ze en maakt ze zich in korte tijd eigen. Dit zijn haar indrukken als ze voor het eerst een kerk binnengaat: «Niets vond ik vreemd: dankzij de studie die ik ervan had gemaakt, begreep ik de ceremonies tot in de bijzonderheden toe. Een eerbiedwaardig aandoende priester besteeg het altaar en droeg het Heilig Misoffer op met grote vroomheid. Na de mis wachtte ik tot de celebrant klaar was met zijn dankgebed... Ik volgde hem naar de pastorie en vroeg hem om het doopsel». De priester antwoordde enigszins beduusd dat een zekere voorbereiding vereist was om in de Kerk te worden opgenomen. Edith blijft aandringen: hij moet haar stante pede testen op haar kennis van het geloof. Daarop volgt een lange conversatie aan het slot waarvan de priester, vervuld van bewondering voor de genade die deze ziel ten deel is gevallen, niet langer wil wachten en de datum van de doop vaststelt op de dag van het Nieuwe Jaar 1922. Ter herinnering aan het boek dat voor haar bekering doorslaggevend is geweest, kiest Edith als doopnaam Theresia.
Wat zal haar bewonderenswaardige moeder en voorbeeldige Israëliete daarvan zeggen? Edith staat erop haar zelf het nieuws mede te delen; neerknielend, zegt ze eenvoudig: «Moeder, ik ben katholiek». Voor de eerste keer in haar leven ziet het meisje haar moeder huilen; voor beiden is het een hartverscheurend moment, maar ze blijven innig verenigd met elkaar. Uit piëteit blijft Edith zes maanden bij haar moeder en blijft haar begeleiden naar de synagoge, waar ze steeds beter begrijpt dat het Oude Testament zijn volle betekenis krijgt in het Nieuwe. Het ontroert mevrouw Stein haar dochter zo diep in gebed verzonken te zien: «Ik heb nog nooit iemand zien bidden zoals Edith».
De ware veiligheid
De vervolging maakt het Edith voortaan onmogelijk in Duitsland les te geven. «Ik was bijna opgelucht dat ik ook door het gemeenschappelijk lot werd getroffen, zal ze later schrijven, maar natuurlijk moest ik nadenken over wat ik zou gaan doen». Er wordt haar een baan in Zuid-Amerika aangeboden zodat ze daarginds haar onderzoekswerkzaamheden zou kunnen voortzetten. Zij besluit daarentegen haar oude droom te verwezenlijken: «Was de tijd niet eindelijk gekomen om in te treden bij de Karmelietessen? De Karmel was nu al bijna twaalf jaar mijn doel... Ten langen leste begon ik het penibel te vinden nog langer te wachten. Ik was een vreemdelinge in de wereld geworden». Een paar jaar eerder reeds had zij aan haar geestelijk leidsman toestemming gevraagd om in te treden bij de Karmelietessen. Uit respect voor haar moeder en vanwege haar belangrijke onderwijsactiviteiten, had de priester geweigerd. Maar in 1933 waren de moeilijkheden die zich tegen Ediths roeping verzetten verdwenen: «Ik kon niet meer van nut zijn, schrijft ze. En zou mijn moeder mij niet liever in een klooster in Duitsland weten dan op een school in Zuid-Amerika?»
De familie van Edith is volslagen onwetend van haar beslissing. Beetje bij beetje begint Edith het een en ander aan haar broers en zusters te vertellen, waarbij ze hen verzoekt niets aan hun moeder te onthullen; zij zelf wacht op een gunstig moment om met haar te spreken. De eerste zondag van september biedt de kans waarop ze wachtte. Hier volgt het ontroerende verhaal door Edith zelf weergegeven: «Ik was alleen in huis bij mijn moeder die aan het raam zat te breien. Opeens stelde ze me de vraag waar ik zo lang op gewacht had: «Wat ga je in Keulen bij de nonnen doen? Met hen samenleven!»
Moeder bleef doorbreien. Haar knot wol raakte in de knoop. Met haar bevende handen probeerde ze die weer ontwarren. Ik hielp haar daarbij terwijl ons gesprek verder ging. Van dat ogenblik af was de vrede uit huis weg. Er hing iets zwaar drukkends boven ons. Van tijd tot tijd probeerde mijn moeder nog de een of andere vraag. Gevolgd door een stilte. Mijn broers en zusters dachten zoals mijn moeder, maar wilden haar verdriet niet nog groter maken... De beslissing (om in te treden) was zo ernstig, had zulke ernstige gevolgen dat niemand met zekerheid kon zeggen wat de goede weg was... Ik moest in de volledige duisternis van het geloof die stap doen».
Waarom heeft hij God willen worden?
Op 15 oktober 1933, het feest van de heilige Theresia, doet Edith Stein haar intrede in het Karmelietessenklooster van Keulen, waar ze de naam zuster Theresia-Benedicta van het Kruis aanneemt. Lange tijd blijven de brieven aan haar moeder onbeantwoord... Vervolgens wisselen ze weer regelmatig brieven uit. Op 14 september 1936, feest van de Kruisverheffing, op het moment dat Theresia-Benedicta van het Kruis haar geloften hernieuwt, heeft ze opeens een heel duidelijke intuïtie: «Mijn moeder is dicht bij mij». Op dezelfde dag verneemt ze uit een telegram de dood van haar moeder, plotseling overleden in het uur dat de ceremonie plaatsvond. Enige tijd daarna ontvangt zuster Theresia-Benedicta van het Kruis met blijdschap haar zus Rosa die naar Keulen komt en tenslotte het doopsel ontvangt, lange tijd uitgesteld uit vrees de oude moeder nog meer te kwetsen. Rosa voegt zich bij Edith in het Karmelietessenklooster in 1938.
De vleugels van de engelen
Op 11 juli 1942 sturen de leiders van de verschillende christelijke godsdiensten in Nederland aan de rijkscommissaris een telegram waarin zij zich verheffen tegen de deportatie van de Joodse gezinnen. Op 26 juli wordt een fel protest van gelijke strekking voorgelezen in alle kerken van het land. De nationaal-socialistische bezetters reageren krachtdadig. Ze arresteren alle katholieke Joden van Nederland, religieuzen en religieuzes inbegrepen. De vertegenwoordiger van Hitler laat er geen enkele twijfel over bestaan dat het om een repressieve maatregel gaat: «Gezien de katholieke bisschoppen zich hebben gemengd in een zaak die hen niet aanging, zullen alle katholieke Joden vanaf deze week het land worden uitgezet. Iedere vorm van protest zal nutteloos zijn». Op 2 augustus 1942 worden Edith en Rosa Stein gearresteerd en geïnterneerd in kamp Westerbork. Dit oponthoud te Westerbork schijnt te hebben geduurd van 5 tot
6 augustus. Het kamp telt twaalfhonderd katholieke Joden waaronder een tiental religieuzen. Ongeveer duizend worden er met zuster Theresia-Benedicta in de nacht van 6 op 7 augustus gedeporteerd. Bij die gelegenheid schrijft paus Pius XII eerst een krachtige protestbrief tegen de Jodenvervolging. Wanneer hij echter bedenkt dat zijn boodschap een nog grotere onderdrukking zou kunnen veroorzaken, ziet hij er vervolgens van af en verklaart tegenover iemand uit zijn naaste omgeving: «Het is beter naar buiten toe te zwijgen en in stilte, zoals voorheen, alles wat mogelijk is voor deze arme mensen te doen» (vgl. Pius XII, door Pascalina Lehnert, uitg. Téqui, 1985). De paus stelde inderdaad alles in het werk om de Joden te redden (vgl. Pius XII en de tweede wereldoorlog, door Pierre Blet s.j., uitg. Perrin 1997). Na de oorlog getuigden eminente Israëlitische persoonlijkheden dat zijn handelwijze tienduizenden personen het leven had gered.
«Ik ben blij om alles»
De tweede boodschap, gedateerd 6 augustus en verzonden uit Westerbork, barak 36, meldt: «Morgenvroeg vertrekt het eerste transport naar Silesië of Tsjechoslowakije... Tot op vandaag heb ik fantastisch kunnen bidden».
Een getuige die het geluk had aan de deportatie te ontsnappen, schreef: «Onder de gevangenen die op 5 augustus zijn aangekomen in kamp Westerbork, stak zuster Benedicta duidelijk af bij de rest, door haar vredige en kalme houding. Het geschreeuw, het geweeklaag en de staat van buitengewone angstige opgewondenheid van de nieuwkomers waren niet te beschrijven! Zuster Benedicta bewoog zich onder de vrouwen als een engel van vertroosting, waarbij ze de een tot rust bracht en de ander verzorgde. Vele moeders schenen te zijn vervallen in een staat van verslagenheid die grensde aan de waanzin; als verstomd zaten ze daar maar te zuchten waarbij ze de kinderen aan hun lot overlieten. Zuster Benedicta hield zich bezig met de kleine kinderen, ze waste en kamde ze, verschafte hun voedsel en het hoognodige aan verzorging. Al de tijd dat ze in het kamp verbleef, verleende ze om zich heen zo'n liefdevolle hulp dat men er zeer van onder de indruk was». Paus Johannes Paulus II verklaart de oorsprong van deze grote naastenliefde als hij zegt: «De liefde van Christus was het vuur dat het leven van Theresia-Benedicta van het Kruis in vlam zette... Het vlees geworden Woord was alles voor haar» (Preek bij de heiligverklaring, 11 oktober 1998). De heilige had geschreven: «Onze liefde jegens de naaste is maatgevend voor onze liefde voor God. Voor de christenen en niet alleen voor hen is niemand «vreemdeling». De liefde van Christus kent geen grenzen».
De lijdensweg van Edith Stein en haar zuster Rosa die tot het eind met haar meegaat eindigt in het kamp van Auschwitz. Daar vinden beiden op 9 augustus 1942 de dood, in een hartverscheurend drama dat alleen God bekend is. De datum komen we met zekerheid te weten door de Nederlandse staatscourant van 16 februari 1950, die de lijst van slachtoffers die door de deportatie zijn overleden bekendmaakt. We weten alleen dat de gedeporteerden, voor het vertrek van het konvooi naar Auschwitz, herhaalde malen ondervragingen en talloze pesterijen hebben moeten ondergaan. Op 9 augustus 1942 sluiten de ogen van de heilige zich voor het daglicht en gaat haar ziel wijd open voor de glans en luister van het eeuwig leven.
De H. Theresia-Benedicta van het Kruis heeft zich, eenmaal verzadigd van de goddelijke heerlijkheid, laten leiden door de hand van de hemelse Vader. Door en door vertrouwend op God, had ze dit fraaie gebed gemaakt: «Heer, laat mij zonder te zien op de wegen lopen die de uwe zijn. Ik wil niet weten waar U mij heen leidt. Ben ik niet uw kind? U bent de vader van de Wijsheid en ook mijn vader. Zelfs als U mij door de nacht heen leidt, leidt U mij naar U. Heer, wat U wilt geschiede: ik ben bereid, zelfs als U mij in dit leven nooit zou verzadigen. U bent de Heer van de Tijd. Doet U alles volgens de plannen van uw Wijsheid. Wanneer U zachtjes oproept tot opoffering, helpt U mij dan die te volbrengen. Laat U mij mijn kleine «ik» volledig voorbijstreven, opdat ik, aan mijzelf overleden, alleen nog leve voor U!»
Dat is ook de genade die we aan de allerheiligste Maagd Maria en aan de H. Jozef voor u vragen en voor allen die u dierbaar zijn, levenden en overledenen, in deze dagen waarin we het mysterie van de Dood en de Verrijzenis van Onze-Lieve-Heer vieren.