|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
27 Maro 2005 Pasen |
Het hoofd tegen het tabernakel
De zozeer verbeide dag van de Eerste Communie komt wanneer Pierre-Julien al twaalf jaar is. «Wat een genaden heeft de Heer mij die dag verleend!» zal hij dertig jaar later in tranen neerschrijven. Het is in zijn ogen de roeping tot het priesterschap. De jongeman spreekt met zijn vader over zijn verlangen naar het seminarie te gaan, maar deze begrijpt niet welk een eer God hem doet door zijn zoon te roepen. Nee! Zijn jongen zal hem in zijn zaak opvolgen. Het kind wordt zelfs van school gehaald: voor het vervaardigen en verkopen van olie weet hij wel genoeg. De moeder zwijgt, bidt en houdt moed.
In het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Laus ontmoet Pierre-Julien pater Touche, oblaat van Maria Onbevlekt Ontvangen die met bewondering voor de schoonheid van zijn ziel hem aanraadt zijn leven in de richting te sturen van het priesterschap door al vast Latijn te studeren en vaker te communie te gaan. Vervuld van blijdschap en hoop keert Pierre-Julien terug naar de molen en studeert in het geheim Latijnse grammatica. De Voorzienigheid brengt hem in contact met de eerwaarde Desmoulins die van de heer Eymard toestemming krijgt zijn zoon mee te nemen naar Grenoble om hem daar gratis te laten studeren in ruil voor een paar te verlenen diensten. Daar verneemt het kind geheel onverwacht het overlijden van zijn moeder en werpt zich in tranen aan de voeten van het beeld van de Heilige Maagd: «Oh! Wees vanaf vandaag mijn enige moeder, roept hij uit. Maar meer dan al, verleen mij deze genade: dat ik ooit priester moge worden!». De dag van de teraardebestelling smeekt zijn vader, die ook diep geroerd is, dat hij bij hem blijft. Hij stemt er in toe. Alle hoop schijnt opgegeven tot een pater oblaat van Maria langs komt en, nadat hij hem heeft beluisterd, tegen hem zegt: «Als u eens bij ons kwam in Marseille? Zal mijn vader dat willen? Ja, ja, zeker». De vader springt op, raakt in verwarring, sputtert tegen, begint te huilen en vervolgens... geeft hij toe. In Marseille begint Pierre-Julien zo fanatiek te studeren dat hij ernstig ziek wordt. Terug bij zijn vader, geneest hij, maar het herstel neemt veel tijd in beslag.
Op 3 maart 1828 geeft de heer Eymard, de ziel aan God, nadat hij zijn zoon vergeving heeft gevraagd voor zijn verzet tegen zijn roeping. Pierre-Julien gaat dan naar het Groot Seminarie in Grenoble. Hij moet een geschreven aanbeveling van zijn pastoor overleggen, welke hem in gesloten envelop is overhandigd. Marie-Anne, die iets vermoedt, maakt, zich niet bewust dat ze iets onvoorzichtigs doet, de envelop open: in de brief wordt de kandidaat beschreven als «geesteloos en onbekwaam». In gezamenlijk overleg verbranden ze het onrechtvaardig getuigenis. Vertrouwend op de genade Gods vertrekt Pierre-Julien naar Grenoble waar hij als verordend door de Voorzienigheid Mgr. De Mazenod, de heilige stichter van de oblaten van Maria, ontmoet. Pierre-Julien vertelt hem alles: «Welnu, zegt de bisschop, dan ga ik je voorstellen aan de Overste van het seminarie». De jongeman kan dus zijn roeping volgen; hij wordt op de leeftijd van 23 jaar priester gewijd, op 20 juli 1834. Hij krijgt het ambt van kapelaan en vervolgens van pastoor in het diocees toevertrouwd, maar in het geheim verlangt Pierre-Julien ernaar lid van een orde te worden.
Op 20 augustus 1839 gaat hij, met toestemming van zijn bisschop, ondanks de tranen van zijn zus en zijn parochianen die hem met spijt zien vertrekken, naar het noviciaat van de Maristen, een congregatie die is gesticht door pater Colin. In zijn intiem dagboek noteert hij de thema's ter meditatie die zijn voorkeur hebben: «Jezus in het Heilig Sacrament en het Paradijs». Na zijn noviciaat wordt hij achtereenvolgens benoemd tot geestelijk leidsman van het collège de Belley (Ain) en dan Provinciaal voor Frankrijk en Geestelijk Adviseur van de Derde Orde van Maria. In 1850 wordt hij Overste in het collège van Seyne-sur-Mer, dichtbij Toulon. In al zijn hoedanigheden, als wereldlijk priester of als geestelijke van de Maristen, moedigt pater Eymard de zielen over wie hij de geestelijke hoede heeft altijd aan de aanbidding van het Heilig Sacrament te beoefenen. De resultaten zijn opmerkelijk, zowel onder de kinderen en de jongeren als in de gezinnen; de gemeenschap in zijn geheel komt er opnieuw door tot leven.
Onschatbare waarde
Maar de heilige Voorzienigheid redt alles: pater Eymard wacht, in gezelschap van zijn eerste leerling, in de vestibule van het aartsbisschoppelijk paleis, als de aartsbisschop van Parijs zelf, Mgr. Sibour, hen ziet: «Wie bent u? Twee vreemde priesters. Wat wenst u? Monseigneur, wij wachten op de hulpbisschop. Welnu, hervat Mgr. Sibour, wat de hulpbisschop hier doet kan de aartsbisschop even goed!» Pater Eymard zet het doel van zijn bezoek uiteen. «U bent een maristenpriester? Ja, monseigneur. Mgr. de hulpbisschop heeft me erover verteld». In de mening dat de pater een contemplatieve congregatie wil stichten, voegt hij eraan toe: «Het is zuiver contemplatief... daar ben ik niet echt voor... Nee! Nee! Maar, monseigneur, het is geen zuiver contemplatieve congregatie. Wij aanbidden ongetwijfeld, maar wij willen ook doen aanbidden. Wij moeten ons bezig houden met de eerste communie van volwassenen». Bij die woorden klaart het gezicht van de aartsbisschop op. «De eerste communie van volwassenen! roept hij uit. Oh, dat is het werk dat nog ontbrak, het werk dat ik verlang». De Eucharistie is inderdaad als « de bron en tegelijkertijd het hoogtepunt van de hele evangelisatie, aangezien haar doel de communio van de mensen en in Hem met de Vader en met de heilige Geest is» (EE, n. 22). De zaak is gewonnen: de Congregatie van de Priesters en Dienaressen van het Heilig Sacrament ontvangt een eerste goedkeuring vóór dat ze zelfs maar bestaat.
Een onbezonnen gebaar
Om de heilige communie te ontvangen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. In een commentaar op de versregel van de heilige Paulus: wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken (1Kor11,28), brengt de heilige vader die voorwaarden duidelijk in herinnering: «De heilige Johannes Chrysostomus vermaant de gelovigen met de kracht van zijn welsprekendheid: ook ik verhef mijn stem, smeek, vraag en bezweer jullie om niet te naderen tot deze heilige tafel met een bevlekt en verdorven geweten. Een dergelijke toenadering zal men echt nooit communie kunnen noemen, ook wanneer wij duizend keer het lichaam van de Heer aanraken, maar verdoemenis, pijn en vermeerdering van de straffen». In dezelfde lijn stelt de Katechismus van de Katholieke Kerk terecht vast dat «Hij die zich van een zware zonde bewust is, het sacrament van de verzoening moet ontvangen voordat hij te communie gaat». Daarom wens ik opnieuw te beklemtonen dat nu en in de toekomst in de kerk de regel van kracht blijft waarmee het Concilie van Trente concreet uitdrukking gaf aan de ernstige vermaning van de apostel Paulus toen het bevestigde dat, om de Eucharistie op waardige wijze te ontvangen, «de belijdenis van de zonden vooropgesteld moet worden, wanneer men zich bewust is van een doodzonde»» (EE, 36).
Een schitterende parel
Voor hij gaat preken heeft pater Eymard de gewoonte zich voor het uitgestalde Heilig Sacrament voor te bereiden. De Hostie is het ware brandpunt van zijn prediking. «Het is mooi om bij Jezus te zijn, brengt de Heilige Vader ons in herinnering, om dicht aan zijn borst te liggen als zijn geliefde leerling (vgl. Joh 13,25), en om de oneindige liefde te voelen van zijn hart. Als het christendom zich in onze tijd moet onderscheiden, met name in de vaardigheid van het bidden, hoe zou men dan geen nieuwe behoefte kunnen voelen om lang te blijven in geestelijk gesprek, in stille aanbidding, in een houding van liefde, voor Christus die eeuwig aanwezig is in het Allerheiligst Sacrament? Hoe dikwijls, dierbare broeders en zusters, heb ik dit ervaren, en heb ik hierin kracht, troost en steun gevonden!» (EE, 25).
Het beslissende offer
Vanaf 1864 wordt pater Eymard door de mislukkingen en beproevingen steeds meer verbonden met het Kruis van de Verlossing, het enig middel voor het heil van de zielen. Hij put steeds vaker zijn kracht uit de Eucharistie, die is ingesteld «om het Kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen» (Vaticanum II, Sacrosanctum concilium, n.47). « Dit offer is voor de verlossing van het mensengeslacht zo beslissend, dat Jezus Christus het pas toen heeft voltooid en naar de Vader is teruggekeerd, nadat Hij ons het middel heeft nagelaten om eraan deel te nemen, alsof wij erbij aanwezig waren geweest. Iedere gelovige kan aldus eraan deelnemen en er onuitputtelijk de vruchten van verkrijgen... Ik zou nog eenmaal aan deze waarheid willen herinneren en mij met u, mijn zeergeliefde broeders en zusters, willen verenigen in aanbidding vóór dit mysterie: een groot mysterie, het mysterie van de barmhartigheid. Wat had Jezus nog meer kunnen doen voor ons? Waarachtig, in de Eucharistie toont Hij ons een liefde die tot het uiterste (Joh 13,1) gaat, een liefde die geen maat kent. Dit aspect van de universele liefde van het eucharistisch offer is gebaseerd op de woorden van de Verlosser zelf. Toen Hij het instelde zei Hij niet slechts: Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed, maar voegde er vervolgens aan toe: Dat voor u gegeven wordt, Dat voor u vergoten wordt (Lc 22,19-20). Jezus verklaarde niet eenvoudigweg dat hetgeen Hij hun te eten en te drinken gaf zijn lichaam en zijn bloed was; Hij drukte bovendien het offerkarakter ervan uit» (EE, nn. 11-12).
In vereniging met dit offer van Christus aanvaardt pater Eymard zijn verkiezing voor het leven tot Generaal Overste van de Priesters van het Heilig Sacrament, terwijl hij had gehoopt weer een eenvoudige religieus te worden. Tegelijkertijd maakt hij de afbraak van zijn huis in Parijs mee, dat moet plaats maken voor een nieuwe boulevard... Bovendien vraagt op 11 juni 1867 pater Cuers, zijn oudste en betrouwbaarste vriend, in Rome om ontheffing van zijn geloften om een instituut voor eucharistische kluizenaars op te zetten. Pater Eymard is er hevig van ontdaan. Door een openbaring komt hij echter te weten dat deze pater in zijn congregatie zal terugkeren; maar deze terugkeer zal hij tijdens zijn leven niet meer meemaken. Bij al zijn lijden blijft de zachtmoedigheid de deugd die hij bij voorkeur beoefent. Die heeft hij evenwel niet kant-en-klaar meegekregen bij zijn geboorte. Een broeder uit zijn congregatie getuigt aldus: «Hij was een zeer krachtdadige man, van een engelachtige zachtmoedigheid en met een karakter van kwikzilver». Hij zelf geeft toe dat hij weet hoe ongeduldig hij is.
Op zijn hart
De heiligverklaring van Pierre-Julien Eymard droeg een in de geschiedenis van de Kerk tamelijk ongewoon plechtig karakter. De dag na de afsluiting van de eerste zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, op 9 december 1962, wordt hij door Johannes XXIII, in aanwezigheid van 1500 concilievaders, bijgeschreven op de lijst van heiligen. In zijn preek zei de Paus: «Dit kleine kind van vijf jaar dat men op het altaar aantrof met het voorhoofd gedrukt tegen de deur van het tabernakel, is tevens degene die te zijner tijd het Genootschap van de Priesters van het Heilig Sacrament alsook van de Dienaressen van het Heilig Sacrament zal stichten en zijn stralende liefde voor de in het Heilig Sacrament levende Christus zal overdragen op de talloze hulptroepen van Priesters-Aanbidders... De heilige Pierre-Julien Eymard stelt de Allerheiligste Maagd Maria voor als toonbeeld voor de aanbidders wanneer hij haar aanroept onder de naam van «Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Sacrament»... Ja, dierbare zonen, eert en bejubelt met Ons, hem die zo'n volmaakte aanbidder van het Heilig Sacrament was; en stelt, naar zijn voorbeeld, deze onvergelijkelijke bron van iedere genade voortdurend in het middelpunt van uw gedachten, van de dingen die uw genegenheid genieten en van alles wat u met ijver onderneemt: het Mysterium fidei, die onder haar sluiers de Schenker van deze genade, Jezus zelf, het vlees geworden Woord, verbergt».
Tegenwoordig tellen de religieuzen van het Heilig Sacrament ongeveer 1000 leden die zijn verspreid over 140 huizen in 18 landen. De Dienaressen van het Heilig Sacrament (bijna 300 religieuzes) hebben huizen iin Frankrijk, in Nederland, in Italië, in Canada, in de Verenigde Staten, in Brazilië, in Australië, in de Filippijnen, in Vietnam en in Republiek Kongo.
Heilige Pierre-Julien Eymard, leer ons vaak een bezoek te brengen aan Onze-Lieve-Heer die aanwezig is in het Tabernakel, leer ons in vrede de stormen des levens te doorstaan en onze zozeer beminde Jezus van aangezicht tot aangezicht te zien in het Paradijs.