Carta

Blason   Abadia de São José de ​​Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

France


[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
17 Janeiro 2005
Hl. Hilarius, Kirchenlehrer


Caro amigo da Abadia de São José

We bevinden ons op de kaden van New York in de laatste jaren van de negentiende eeuw. Op zoek naar betere levensomstandigheden, zetten vijftig- tot tweehonderdduizend Italianen er ieder jaar voet aan wal! Ze dromen er allemaal van fortuin te maken, maar worden dan verbannen naar de volkswijken van de grote steden. In de zomer werken ze als handwerkslieden, dokwerkers, metselaars, mijnwerkers of railsleggers. De winters zijn ze gedoemd werkloos door te komen. De «dagoes» zoals ze genoemd worden, kennen de taal niet en worden grof uitgebuit. Alsof het niet erg genoeg is, ontvangen deze immigranten, die bijna allemaal katholiek zijn, heel weinig geestelijke begeleiding. In deze noodsituatie verschijnt op een dag een jonge Italiaanse zuster, moeder Françoise-Xavier Cabrini. Ze ontvangt een uitnodiging om zusters te sturen die zich in dienst willen stellen van de geëmigreerde landgenoten. Ze neemt de uitdaging aan en zo begint een buitengewoon verhaal.

Françoise-Xavier Cabrini is geboren op 15 juli 1850 als laatste van dertien kinderen, in Sant' Angelo, voorstad van Lodi, niet ver van Milaan (Italië). Haar ouders, vurige katholieken, voeden hun kinderen op onder het toeziend oog van God, in een sfeer van innige naastenliefde. Bij haar doop ontvangt ze de voornamen Maria Francesca, maar thuis wordt ze «Cecchina» genoemd. Het meisje is twee maanden te vroeg geboren en derhalve zeer teer en lijdt onder een kwaadaardige koorts. Ze glimlacht echter heel lief. Wanneer ze elf is staat haar biechtvader haar toe een particuliere gelofte van kuisheid af te leggen, die ze van jaar tot jaar zal hernieuwen tot haar negentiende wanneer ze voor altijd haar maagdelijkheid zal toewijden aan Christus. In de avonduren wordt er in het gezin gebeden en worden de kronieken van de geloofsverbreiding voorgelezen. Bij het lezen hiervan voelt Maria Francesca hoe in haar het vurig verlangen ontbrandt om missionaris in China te worden. Op haar wereldkaart vergelijkt ze de streken die reeds christelijk zijn met de streken die nog niet zijn geëvangeliseerd en droomt ervan, op haar beurt, het licht van Christus naar die volkeren te brengen. In het jaar 1870 ondervindt haar familie een zware beproeving: vlak na elkaar verliest de familie beide ouders door de dood.

«Sticht er zelf een»!

Op een dag vraagt de pastoor van de parochie aan Francesca een zieke onderwijzeres te gaan vervangen in een school in Vidardo. Ze blijft er twee jaar, verovert de harten van de kinderen, brengt hun liefde en eerbied voor God bij en betoont zich een uitstekende pedagoge. Van de burgemeester van het dorp verkrijgt ze toestemming het godsdienstonderwijs op school opnieuw in te voeren. Francesca die zich geroepen voelde zich aan God toe te wijden vraagt echter om toegelaten te worden tot de communauteit van de Vrouwen van het Heilig Hart, tevergeefs echter, want God heeft andere plannen met haar. In 1874 stelt de bisschop van Lodi, Mgr. Gelmini, haar een enigszins ongebruikelijke religieuze opleiding voor in een weeshuis, het Huis van de Voorzienigheid in Codongo, dat wordt gedreven door een oude juffrouw, Signorina Tondini. De prelaat wenst dat Francesca novice en tegelijk hervormster wordt, hetgeen haar komt te staan op heel wat tegenstribbbelingen van de kant van juffrouw Tondini. Haar moeite wordt echter beloond: niet alleen wordt het onderwijs verbeterd, maar ook in de wereldlijke gang van zaken is de invloed van haar beheer merkbaar. Er worden nieuwe meisjes aangenomen en Francesca ziet dat ze een religieus leven nastreven. Na verloop van drie jaar legt ze samen met zeven medezusters haar geloften af in de handen van de bisschop, die haar benoemt tot Overste van het huis. Signorina Tondini weigert zuster Cabrini gehoorzaamheid en maakt haar het leven onmogelijk, hetgeen haar ware angsten bezorgt. Ondanks dat de nieuwe zusters er hun best voor doen is de situatie in huis hopeloos. Zes jaar na de komst van zuster Cabrini sluit Mgr. Gelmini het huis: «Als u missionaris wilt worden is het nu het moment. Ik ken geen missie-instelling van zusters; sticht u er zelf maar een». Haar enige antwoord is: «Ik ga op zoek naar een huis».

Ze vestigt zich in een oud franciscaner klooster dat is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Genaden. Het gebouw moet nodig worden opgeknapt en de armoede is buitengewoon groot; niettemin ziet op 14 november 1880 een nieuwe religieuze congregatie, het Instituut van de Missiezusters van het Heilig Hart, het leven. Mgr. Serrati, provoost van Codongo, draagt de eerste mis op in de kapel en hangt boven het altaar een beeltenis van het Heilig Hart op, een gewoonte die zal worden gehandhaafd in alle stichtingen van het instituut. Onder de leiding van zuster Cabrini en het toezicht van Mgr. Serrati besluiten de zusters een weeshuis en een school te openen. Talloze ouders sturen hun kinderen naar deze arme school omdat ze er zeker van zijn dat de kinderen er een christelijke opvoeding zullen ontvangen. Italië is inderdaad in handen van mensen die de Kerk vijandig gezind zijn, en de katholieken brengen grote offers om aan hun kinderen het geloof door te geven. Dit voorbeeld is van grote betekenis voor de gezinnen van onze tijd, want de christelijke opvoeding van de kinderen is een van de belangrijkste plichten van ouders. «De ouders hebben de ernstige plicht hun kroost op te voeden, daar zij toch hun kinderen het leven hebben geschonken en daarom dienen zij als de eerste en belangrijkste opvoeders van die kinderen te worden beschouwd... Het is immers geheel de eigen opdracht van de ouders om een dergelijke sfeer in het gezin te scheppen, bezield door liefde en eerbied jegens God en mens, dat daarin de afgeronde persoonlijke en sociale opvoeding van de kinderen kan gedijen. Het gezin is dan ook de eerste school voor de maatschappelijke deugden, die voor alle gemeenschappen onontbeerlijk zijn... Ook al ligt de opvoedingstaak primair in het gezin, men kan niet buiten de hulpmiddelen van de hele maatschappij» (Decreet Gravissimum educationis, 3). We kunnen dan ook de inspanningen van allen die voor de structuren zorgen ter bevordering van scholen waar een waarlijk katholieke opvoeding wordt gegeven alleen maar aanmoedigen. De talrijke problemen op dit gebied moeten onze gulheid, maar ook ons gebed tot de heilige Jozef, beschermer van de gezinnen, stimuleren.

«Niet één, maar twee»!

Het nieuwe door moeder Cabrini gestichte instituut dankt zijn bestaan aan het Hart van Jezus; het doel dat wordt nagestreefd is de verheerlijking en de vertroosting van het Heilig Hart. In deze geest leert de overste haar jonge zusters die aan de deur kloppen een serieus innerlijk leven op te bouwen, eenvoud, nederigheid en kastijding des vleses te betrachten en vooral gehoorzaamheid. Voor haar is nederigheid niets anders waarachtigheid van de eigen persoon, het zich volkomen overleveren aan Gods wil, het vertrouwen in diens genade bij het volbrengen van de toevertrouwde taken. «De ware missionaris denkt nooit: «Welke functie zal ik krijgen?» Waar zullen ze me naartoe sturen en zij zou nooit moeten zeggen: «Dit of dat kan ik niet; daar ben ik niet toe in staat». Of ze nu Generaal Overste wordt of wordt uitgezonden om een klas kinderen onderwijs te geven of de bezem door het trappenhuis te halen, ze zou zich in alle rust van haar taak moeten kwijten... Zo is de ware liefde, de praktische liefde, ontdaan van ieder persoonlijk belang; die krachtige liefde zouden jullie allemaal moeten hebben. Jullie hebben jullie opgeofferd aan het Heilig Hart van Jezus; in deze volledige zelfverloochening schuilt het wezen van de heiligheid».

In 1882 opent de communauteit een school in Grumello. Twee jaar later wordt er nog een gesticht in Milaan. De roepingen stromen toe: het noviciaat moet worden uitgebreid. De zeven volgende jaren zien even zoveel stichtingen ontstaan. Om de toekomst zeker te stellen wenst moeder Cabrini een huis in Rome te stichten en van de Heilige Vader een speciale goedkeuring te krijgen. Het wordt haar afgeraden op grond van het feit dat haar instituut nog zo jong is en omdat er al zoveel religieuze tehuizen in de Eeuwige Stad zijn gevestigd. Op audiëntie bij de Kardinaal Vicaris van Rome legt de overste uit wat haar verlangens zijn. Tot haar grote teleurstelling ontvangt ze het volgende antwoord: «Wees gehoorzaam en keer terug naar huis. Kom terug op een gelegener moment». Een tijdje later wordt ze weer opgeroepen door Kardinaal Parocchi die haar vraagt: «Wel, moeder Cabrini, bent u nog altijd bereid te gehoorzamen? Zeker, Eminentie. In dat geval sta ik u niet toe één huis in Rome te vestigen; ik gelast u er twee te vestigen». Het ene wordt een vrije school in Porta Pia. Het andere een tehuis voor kinderen in Aspra. Ze gelooft haar eigen oren niet! Op 12 maart 1888 worden de reglementen van het instituut door Rome goedgekeurd.

«Niet in het oosten, maar in het westen»!

In die tijd maakt ze kennis met de bisschop van Piacenza, Mgr. Scalabrini, die zich bekommert om de nood waarin de geëmigreerde Italianen in de Verenigde Staten leven. De prelaat nodigt haar uit haar landgenoten hulp te gaan bieden. De overste voelt zich verscheurd want ze denkt nog altijd aan de droom van haar kinderjaren: China! Wanneer ze in audiëntie door Paus Leo XIII wordt ontvangen legt ze hem haar twijfels voor: «Nee, niet in het oosten, antwoordt de Heilige Vader, maar in het westen. Het instituut is nog jong. Gaat u naar de Verenigde Staten! U zult er een uitgebreid werkterrein aantreffen». De Paus heeft gesproken en door hem Christus. Moeder Cabrini zal niet langer aarzelen. «Bij de ordestichters zien we steeds een levend kerkbesef dat zij laten blijken doordat ze aan het kerkelijk leven in al zijn aspecten volop deelnemen en door hun bereidwillige gehoorzaamheid aan de bisschoppen, met name aan de paus. In het licht van deze liefde voor de heilige kerk, pijler en grondslag van de waarheid (1Tim 3,15) kunnen we de devotie verstaan die Franciscus van Assisi had voor de «Heer Paus» de kinderlijke stoutmoedigheid van Catharina van Siena jegens hem die zij de «lieve Christus op aarde» noemt, de apostolische gehoorzaamheid en het sentire cum Ecclesia van Ignatius van Loyola, de blijde geloofsbelijdenis van Teresia van Lisieux: «In het hart van de Kerk, mijn moeder, zal ik de liefde zijn...» Deze getuigenissen zijn representatief voor de volle kerkelijke gemeenschap zoals die door mannelijke en vrouwelijke heiligen en ordestichters in allerlei tijden en onder vaak moeilijke omstandigheden is beleefd. Godgewijde mensen zullen daaraan steeds voorbeeld moeten nemen als ze weerstand willen bieden aan de middelpuntvliedende en ondermijnende krachten die tegenwoordig bijzonder sterk zijn» (Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie, Vita consecrata, 25 maart 1996, n. 46).

Op 31 maart 1889 komt moeder Cabrini met zes medezusters in New York aan. Daar er geen klooster is, brengen de zusters de eerste nacht door in een miserabel huis in «Little Italy», in het hart van Lower Manhattan. De volgende dag worden ze heel kil ontvangen door de aartsbisschop, Mgr. Corrigan: «Ik verwachtte u niet zo gauw, zuster. De situatie is zo dat er niets te doen is hier. Het spijt me dat u gekomen bent. Er zit niets anders op dan weer met dezelfde boot naar Italië terug te keren ». Gedecideerd antwoordt de overste kortaf: «Nee, Excellentie, nee! Dat kunnen we niet doen. Ik ben naar New York gekomen uit gehoorzaamheid aan de Heilige Vader en zal hier blijven». Dankzij de goedgeefsheid van welgestelde lieden opent moeder Cabrini een eerste weeshuis. In korte tijd kent heel Little Italy moeder Cabrini en haar zusters. Men is verrast door deze nederige vrouw met het vaak door ziekte ondermijnde lijf, die zo stoutmoedig is om menselijk gesproken onmogelijke werken te ondernemen. In de loop van de volgende jaren zal het Amerikaanse continent, van noord tot zuid, scholen, pensionaten, weeshuizen en ziekenhuizen zien verrijzen, naast de verscheidene Europese stichtingen. Bij de dood van moeder Cambrini zal haar congregatie 67 stichtingen omvatten! Moeder Cambrini heeft zoveel bewonderenswaardige werken kunnen verwezenlijken dankzij het essentiële kenmerk van haar spiritualiteit: haar onwankelbaar vertrouwen op God. Ze schrijft: «Sinds al de jaren dat het instituut bestaat waren het Jezus en Maria die alles voor mij hebben gedaan. Wanneer dingen soms minder geslaagd waren, kwam dat doordat ik er zelf teveel aan had gedaan. Ik ga voorwaarts, zo rustig als een kind dat in de armen van zijn moeder ligt... Omnia possum in Eo qui me confortat! Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft! (Fil 4,13)».

De gaven van de Heilige Geest en in het bijzonder de gave van de goede raad zijn aanwijsbaar aanwezig in haar leven. Deze gave vervolmaakt de deugd van behoedzaamheid die ervoor zorgt dat men prompt en zeker oordeelt, dankzij zoiets als een bovennatuurlijke intuïtie voor wat juist is om te doen, vooral in moeilijke gevallen. Heel wat heiligen hebben mogen ervaren hoe deze gaven werken alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. De heilige Jeanne d'Arc, bijvoorbeeld, had nooit de door de beste veldheren bewonderde strijdplannen kunnen uitstippelen, zonder de bijzondere inspiratie van de Geest van God. De verbazingwekkende werken die moeder Cabrini heeft verwezenlijkt moeten we in hetzelfde licht bezien. Hoewel haar gedrag mensen soms kon verbijsteren en het soms leek of ze geen rekening hield met menselijke berekeningen, heeft haar gewilligheid het de Heer mogelijk gemaakt op buitengewone wijze via haar in de behoeften van talloze arme mensen te voorzien.

De sinaasappels van de Paus

Door en door trouw als ze is aan het Heilig Hart van Jezus, heeft moeder Cabrini de eenheid van harten verwezenlijkt onder haar zusters, die zo verschillend van elkaar zijn wat afkomst, temperament, opvoeding en taal betreffen. «Ik zal mijn best doen om de eenheid in heilige naastenliefde onder de zusters te handhaven schrijft ze. Ik zal van ze houden met de liefde van een echte moeder en tegelijkertijd trachten de dienares van allen te zijn... daar ik in ieder van hen het beeld zie van mijn beminde Echtgenoot en van de allerheiligste Maagd Maria». Daar ze heel moederlijk is stelt ze belang in al haar dochters, vraagt hun haar te schrijven en antwoordt altijd ondanks haar verpletterend drukke bezigheden. Ze waakt ook over hun gezondheid en aarzelt niet daar waar nodig noden te lenigen en pijn te verzachten. In de voorstad van Buenos Aires (Argentinië), ontmoeten de zusters van haar instituut een ongelukkige vrouw die al jaren in zonde leeft en er talloze jonge meisjes in meetrekt. De bezorgde zusters willen deze ziel graag redden en bezoeken haar vaak, bezweren haar van leven te veranderen, maar tevergeefs. Tenslotte zegt een van hen: «U zult ons niet meer zien, maar onthoudt iedere keer als u de klok van ons klooster hoort, dat er zusters zijn die bidden en lijden om de ziel te redden die U zo vastberaden tot iedere prijs teloor wilt laten gaan!» En iedere keer als de klokken luiden galmen deze woorden na in het hoofd van de arme vrouw. Langzaam maar zeker krijgt de genade de overhand; ze bekeert zich en verlaat haar als verderfelijk bekend staande huis om zich bij een klooster te vervoegen waar ze enige tijd later overlijdt.

Wanneer ze terugkeert naar Rome, in de lente van 1902, moet moeder Cabrini die koorts lijdt en oververmoeid is, het bed houden. De dokters denken dat haar einde nabij is. Paus Leo XIII stuurt haar sinaasappels die zijn geplukt in de tuinen van het Vaticaan. Ze heeft al dagen lang niets meer gegeten, maar de sinaasappels van de Heilige Vader kan ze niet weigeren! Ze proeft ervan, gaat vervolgens rechtop zitten in haar bed en roept uit: «Heerlijk! Ik heb mijn krachten hervonden». Korte tijd daarna brengt ze haar laatste bezoek aan de Paus die het jaar daarop zal sterven. Moeder Cabrini die zeer gesteld is op de Paus als persoon, de plaatsvervanger van Christus op aarde, schreef over bepaalde protestanten die ze op reis had ontmoet: «Bidt veel opdat deze broeders zullen begrijpen welke bovennatuurlijke band er bestaat tussen Onze-Lieve-Heer en de Paus, zodat allen één mogen zijn en met ons één familie, één kudde onder dezelfde herder vormen... Want de genade van hun heil kan slechts komen van het liefdevolle Hart van de Opperheer en Herder die de apostelen bijeen heeft gebracht en zijn genade en zegen heeft beloofd aan hun opvolgers die getrouw verbonden blijven met hem die de grondslag is, de Paus». Vijfentwintig jaar na de stichting van het instituut verzoekt moeder Cabrini om definitieve goedkeuring die haar wordt verleend door de heilige Paus Pius X op 12 juli 1907. Haar congregatie telt dan meer dan 1000 zusters. Meer dan 5000 kinderen zijn ondergebracht in haar scholen en ongeveer 100 000 patiënten worden er verzorgd in haar ziekenhuizen.

Een boetekleed binnen ieders bereik

Moeder Cabrini schrijft geen lichamelijke kastijdingen voor, maar verlangt dat haar zusters in alles versterving doen en afrekenen met hun afgod, de eigenliefde. Ze staat niet het minste gemor toe. Op een dag, wanneer ze op reis zijn, beklaagt een zuster zich over de hitte. Ze wordt onmiddellijk berispt door de Overste die haar toevoegt dat het weer altijd het weer van de goede God is. De stichteres vraagt van haar zusters alles wat hun overkomt in stilte te aanvaarden, met geduld en zelfs met vreugde. «Tegenstrijdigheden? Dat zijn de ware boetekleden! Als u er van houdt boete te doen, hebt u hier een boetedoening die heiligen heeft voortgebracht en die iedereen kan beoefenen, zelfs met de zwakste gezondheid. Het is een boetekleed dat u niet voor een uur maar de hele dag kunt dragen». Hierin deelt moeder Cabrini de mening van een andere grote ziel die het Heilig Hart is toegenegen, mevrouw Royer (1841-1924), die zei: «De devotie tot het Heilig Hart is geen vroom gebruik zoals zoveel andere vrome gebruiken. Het is heel het leven dat door de goddelijke liefde vlam vat. Eerst ervoor zorgen dat Onze-Lieve-Heer wordt bemind; de boetedoening komt daarna. Boetedoening veronderstelt niet zich het hoofd breken over welke offers u kunt brengen of welke buitengewone wegen u kunt bewandelen, maar gewoon «amen» antwoorden bij alle gelegenheden tot versterving die zich in ieders leven onophoudelijk voordoen. Het kruis aanvaarden dat God voortdurend ons op de schouders legt». Moeder Cabrini brengt ook in praktijk wat ze onderwijst. Haar leven lang lijdt ze chronische ziektes, maar doet haar best daar niets van te laten merken. Deze geest van versterving is niet mogelijk zonder een gebedsleven. «Bidt, bidt altijd en vraagt onophoudelijk om de gebedsgeest, schrijft ze... Wat is de gebedsgeest? Dat is bidden in de Geest van Jezus... in Jezus en met Jezus. De gebedsgeest betekent bidden in overeenstemming met Gods welbehagen en alleen willen wat God wil... Het betekent dat onze geest ieder moment, overal, wanneer we werken, lopen, eten, praten, lijden, als goede gewoonte altijd gefixeerd is op het gebed».

Tegen het einde van het jaar 1917 is moeder Cabrini weer in Chigago waar ze, ondanks de staat van vermoeidheid waarin ze verkeert, voorziet in de behoeften van de twee ziekenhuizen die in deze stad zijn gesticht. Wanneer ze enige tijd voor Kerstmis verneemt dat de plaatselijke pastoor de gebruikelijke lekkernijen voor de kinderen niet kan uitdelen, roept ze uit: «Wat! Geen lekkernijen voor onze kleintjes! Dan zou Kerstmis geen Kerstmis meer zijn! We zullen overal in voorzien, zoals gewoonlijk». En op 21 december controleert ze met voldoening de pakjes die worden klaar gemaakt. Maar de 22e kan ze haar bed niet uitkomen om de Mis bij te wonen. Rond twaalven treft men haar met bloed bevlekte kleren ineengezakt op haar stoel aan. Men heeft net genoeg tijd om de priester te roepen die haar het Heilig Oliesel toedient. Na twee diepe zuchten geeft de stichteres, 67 jaar oud, de geest aan God.

Eén enkele familie

In 1950 wordt moeder Françoise-Xavier Cabrini uitgeroepen tot patrones van alle emigranten. Haar congregatie staat ook nu nog in dienst van de Kerk op het gebied van de opvoeding, medische zorg en pastoraal werk, in Amerika, Europa, Australië, Filippijnen en Afrika. Bij haar heiligverklaring op 7 juli 1946 trok Paus Pius XII deze nog altijd actuele les: «Mogen de volkeren van haar die haar land vurig beminde en over andere landen de schatten van haar naastenliefde en van haar goede werken verdeelde, leren dat ze geroepen zijn één enkele familie te vormen: een familie die niet mag worden verdeeld door onenigheden en wedijver noch door vijandigheden van hen die eeuwig bezig zijn oude beledigingen te wreken; een familie die zich verenigt in de broederlijke liefde die haar bron heeft in het gebod van Christus en in zijn goddelijk voorbeeld». De leden van de verschillende volkeren op aarde zullen elkaar kunnen aankijken als broeders en kinderen van dezelfde Hemelse Vader voor zover ieder meewerkt aan het bewerkstelligen van de vrede, allereerst binnen zijn eigen familie. Wanneer man en vrouw, ouders en kinderen, broers en zussen eendrachtig de vrede onder elkaar verwezenlijken, is met het stichten van de vrede onder de volkeren reeds een begin gemaakt.

Die vrede kan alleen worden verwezenlijkt met de genade van God die neerdaalt over de wereld door het gebed, in het bijzonder door het rozenkransgebed. «Het rozenkransgebed is wezenlijk een gebed voor vrede. Het gebed bestaat uit de contemplatie van Christus, Prins van de Vrede, de enige die onze vrede (Ef 2,14) is. Ieder die zich voegt in het mysterie van Christus – en dit is duidelijk het doel van de rozenkrans – leert het geheim van de vrede kennen en maakt dit tot zijn levenswerk. Door de kracht van zijn meditatieve karakter, samen met de rustgevende opvolging van de Weesgegroeten, bereikt het rozenkransgebed bovendien een vredig effect op hen die het bidden en stelt hen open om diep van binnen de ware vrede, die een speciale gift is van de Verrezen Heer, te ontvangen, te ervaren en om zich heen te verspreiden...Pak vol vertrouwen de rozenkrans weer op... Moge mijn oproep niet voor niets zijn!» (Johannes Paulus II, Rosarium Virginis Mariæ, 16 oktober 2002, N.40,43).

Laten we de heilige Françoise-Xavier Cabrini bidden om de kunst van het gebed tot Maria teneinde voor alle families en voor alle volkeren de vrede te verkrijgen.

Dom Antoine Marie osb