|
Baixar como pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
11 Julho 2012 feest van Sint-Benedictus, Patroon van Europa |
«Het priesterschap is de liefde van het Hart van Jezus», was de heilige pastoor van Ars gewoon te zeggen. «Deze ontroerende uitdrukking stelt ons in staat voor alles met liefde en erkentelijkheid gewag te maken van het groot geschenk dat de priesters zijn, niet alleen voor de Kerk, maar ook voor de mensheid zelf», schreef Benedictus XVI. Om deze erkentelijkheid te vergemakkelijken nodigde de Heilige Vader ons uit onze blik te richten op de vele prachtige priesterfiguren: «Wat voor de Kerk vooral van nut kan zijn is niet zozeer het nauwgezet openbaar maken van de zwakheden van haar dienaren, maar een hernieuwd en blijmoedig bewustzijn van de grootheid van Gods gave in de concrete vorm van schitterende figuren van grootmoedige herders, van religieuzen die branden van liefde voor God en voor de zielen en van verlichte en geduldige geestelijke leidsmannen» (16 juni 2009). Heilige Giovanni Battista de Rossi is een van die heilige priesters die Christus aan zijn Kerk heeft gegeven.
Giovanni Battista de Rossi, negende en laatste kind van een eenvoudig gezin, werd geboren op 22 februari 1698, in Voltaggio (Ligure, Italië). Een van zijn ooms is capucijner monnik in Rome, en een van zijn neven, Lorenzo de Rossi, kanunnik van de Santa Maria in Cosmedine, een van de mooiste kerken van Rome. Na een verblijf van drie jaar als page in een adellijke familie van Genua, gaat Giovanni Battista naar Rome waar zijn oom kanunnik hem inschrijft in het Romeins College van de paters jezuïeten. De jongeman is een briljant student en valt ook op door zijn actieve godsvrucht. Zijn beminnelijkheid, zijn manier de dingen vriendelijk te zeggen en een zekere blijmoedigheid maken dat de jongens alles van hem accepteren: hij zet ze aan te gaan bidden of arme zieken te bezoeken. Wanneer zijn vader vroegtijdig komt te overlijden, in 1710, wenst zijn familie dat hij naar huis komt om de leiding over de familiezaken op zich te nemen, maar hij kiest ervoor zijn filosofie- en theologiestudie aan het Romeins College voort te zetten want hij merkt dat hij priesterroeping heeft.
De liefde die transformeert
Het ascetisch leven dat hij leidt is intens, maar het ontbreekt hem aan leiding van een wijs man en langzaamaan begint hij zwijgzaam en gesloten te worden; degenen met wie hij vroeger graag veel omging verwijderen zich van hem. Op een dag, wanneer hij in de jezuïetenkerk de mis bijwoont valt hij flauw. De buitensporige penitentie die hij zich oplegt, vooral op het gebied van voeding, hebben zijn gezondheid ernstig ondermijnd en deze zal voortaan zwak blijven: hij lijdt aan maagpijnen en aanvallen van epilepsie. Hij kan zijn studie niet meer met regelmaat voortzetten. Hij zal later begrijpen dat de liefde en niet de buitensporige verstervingen de harten transformeert. «Leer van mijn ervaring, geeft hij seminaristen als raad, dat je niet blindelings moet vertrouwen op eigen oordeel, maar de raad moet inwinnen van een biechtvader alvorens aan een bepaalde oefening te beginnen». Bewust van zijn intellectuele vermogens zal hij in deze beproeving een fijngevoelige attentie zien van God om hem af te brengen van de hoogmoed die hem parten was gaan spelen toen hij aan de hogere studies begon. Hij zal bescheiden opmerken: «Als ik in mijn academische successen niet was tegengehouden zou ik ook zijn bezweken voor de verleiding van de hoogmoed en de ambitie.» Giovanni Battista gebruikt de krachten die hem resten om de lessen van de paters dominicanen te volgen, lessen waarin de leer van de heilige Thomas van Aquino centraal staan, waarvan hij de smaak te pakken krijgt en die hij zijn leven lang aan seminaristen zal aanbevelen.Hij wordt op 8 maart 1721, met leeftijdsdispensatie, priester gewijd. Zijn eerste wens is zelf de weg naar heiligheid te bewandelen alvorens te proberen er anderen mee naar toe te trekken. Iedere ochtend als hij opstaat, zit hij een uur te mediteren waarbij hij voornamelijk steunt op het Evangelie en vervolgens beveelt hij God zijn werk en de noden van de zielen aan. s Avonds besteedt hij nog een half uur aan stil gebed dat voornamelijk op het leven van de heiligen is gebaseerd. Hij beoefent met ijver het breviergebed en moedigt zijn confraters aan dit niet uit te stellen tot de vrije tijd aanbreekt, maar de verschillende officies zoveel als mogelijk te bidden op de uren die daarvoor zijn aangewezen. Wanneer hij kanunnik wordt zal hij blijk geven van grote trouw aan het koorgebed van het Heilig Officie.
«Een fundamentele prioriteit in het bestaan van een priester is het verkeer met Onze-Lieve-Heer. Dat wil zeggen tijd hebben voor gebed. Heilige Carolus Borromeus zei altijd: Je zal niet voor de ziel van anderen kunnen zorgen als je die van jezelf laat verkommeren. Uiteindelijk zal je niets meer doen, zelfs voor de anderen niet. Je moet tijd voor jezelf hebben om bij God te verkeren. Ik zou dus het volgende willen benadrukken: hoe groot het aantal verplichtingen dat zich ophoopt ook moge zijn, de ware prioriteit blijft iedere dag een uur, zou ik zeggen, de tijd vinden om in stilte voor en bij de Heer door te brengen, zoals de Kerk ons dat voorstelt te doen met het brevier, met de gebeden van de dag, om aldus onszelf altijd opnieuw innerlijk te verrijken, om terug te keren binnen de straal waarin de Heilige Geest waait» (Benedictus XVI, 6 augustus 2008). Deze oordelen over het gebed zijn nuttig voor alle gelovigen, zoals Benedictus XVI er de jongeren aan herinnerde tijdens zijn reis door het Verenigd Koninkrijk (18 september 2010): «Iedere dag moeten we kiezen voor de liefde en daarvoor hebben we hulp nodig, hulp die van Christus komt, van het gebed en de wijsheid die we vinden in zijn Woord, en van de genade die Hij ons verleent in de sacramenten van zijn Kerk. Dit is de boodschap die ik vandaag met jullie wens te delen. Ik nodig jullie uit elke dag in jullie harten te zoeken naar de bron van de waarachtige liefde. Jezus is altijd daar en wacht stil af tot wij bij Hem komen en naar zijn stem luisteren. In de intimiteit van jullie harten roept Hij jullie om met Hem tijd door te brengen in gebed. Maar dit soort van gebed, het ware gebed, vereist discipline, zij veronderstelt dat wij dagelijks momenten van stilte weten te creëren...»
Dichtbij de schaap- en de koeherders
De ijver van de eerwaarde Giovanni Battista de Rossi voor de zielen is aanzienlijk toegenomen sinds hij tot priester is gewijd. Tweemaal per week gaat hij naar het Forum waar de schaap- en de koeherders bijeenkomen die de beesten naar de markt brengen. Met goedheid en geduld onderricht hij hen in de geheimen van het geloof. Het hospies van Santa Galla is eveneens een gunstig terrein voor de ontplooiing van zijn ijver die dateert van 1650 ten gunste van de armen en om eenieder een dak aan te bieden die er geen heeft, is hij ook de spil van een vrome unie van geestelijken die zich wijden aan de opvang van verlaten kinderen om die te onderrichten in de christelijke leer. Dit werk wordt weldra zijn lievelingswerk. Hij zal er zich negenenveertig jaar met hart en ziel voor inzetten. Na raadpleging van zijn biechtvader, pater Galuzzi, jezuïet, en na langdurig gebed, richt hij een soortgelijk hospies op voor de opvang van arme vrouwen die nog meer gevaar lopen wanneer ze onbeschermd op straat blijven. Uit bescheidenheid laat hij de titel van officieel directeur van het huis over aan pater Galuzzi en belast zichzelf met de geestelijke en wereldse taken.Ter herinnering aan de pijnen die Onze-Lieve-Heer in de gevangenis te verduren heeft gehad in de Lijdensweek, gaat hij op bezoek bij de gedetineerden. Wanneer men hem vragen stelt over zijn motivatie, antwoordt hij: «Ik doe dit om ze uit de innerlijke hel te halen waar ze in zitten; wanneer hun geweten eenmaal is verlicht, wordt het verdriet gevangen te zitten lichter te aanvaarden en komen ze op die manier zover dat ze dat verdriet verdragen ter vergeving van hun zonden.» Voor de vrouwelijke gevangenen krijgt hij gedaan dat er voor hen een speciale afdeling komt die wordt beheerd door vrome, liefdadige vrouwen.
«De priester neemt als Christus de menselijke ellende in zich op, draagt haar met Zich mee, gaat naar de lijdende mensen toe, zorgt voor hen, en niet alleen uiterlijk, maar hij belast zich ook met hun innerlijk, neemt in zich zelf het lijden van zijn tijd, van zijn parochie en van de personen die hem zijn toevertrouwd op» (Benedictus XVI tegenover de geestelijkheid van Rome, 18 februari 2010).
Een zeer waardevolle gave
«Een goede herder, zo zei de pastoor van Ars, een herder naar het Hart van God, dat is de grootste schat die de Goede God een parochie kan geven en een van de waardevolste gaven van de goddelijke barmhartigheid.» Als het priesterschap een van de kostbaarste gaven van de goddelijke barmhartigheid is, vraagt het in ruil om steun van de kant van de gelovigen, zoals de eerbiedwaardige Paus Johannes Paulus II benadrukte: «De hulp die de verschillende leden van de Kerk elkaar bieden is bijzonder belangrijk... Het is een hulp die het mysterie van de Kerk, Moeder en Opvoedster, openbaart en tegelijk verwerkelijkt. De priesters en religieuzen moeten de lekengelovigen helpen bij hun vorming... De lekengelovigen zelf kunnen en moeten op hun beurt de priesters en de religieuzen helpen op hun geestelijke en pastorale weg» (apostolische exhortatie Christifideles laici, n. 61, 30 december 1988). Opdat deze hulp vruchtbaar en wijs zou wezen is het van belang dat de gelovigen een juiste voorstelling hebben van het priesterambt zoals dat onder de heilige priesters die de Kerk ons als voorbeeld geeft tot uiting komt.
In 1737 overlijdt don Lorenzo en Giovanni Battista erft zijn plaats als kanunnik, maar aanvaardt die slechts op bevel van zijn biechtvader. Hij verkoopt het luxueus huis van zijn neef en verdeelt de opbrengst ervan onder de armen en vervolgens vestigt hij zich in de buurt van de kerk op een soort van zolder die van de communauteit is, met de bedoeling beter te kunnen deelnemen aan het koorofficie en de verplichtingen van zijn ambt beter te kunnen nakomen. In de kerk bevindt zich een wonderdadige afbeelding van de Heilige Maagd voor wie Giovanni Battista een grote devotie koestert; hij draagt er altijd een reproductie van bij zich. Onder zijn invloed voegen de kanunniken aan hun Officie de litaniegezangen voor de Heilige Maagd toe. Hij houdt ook veel van het rozenkransgebed en hij verspreidt het gebruik driemaal het Weesgegroet te bidden, s ochtends en s avonds, in de hoop de uiteindelijke volharding te verkrijgen. Deze devotie levert verrassende resultaten en authentieke bekeringen op.
In 1739 suggereert een vriend van hem dat hij meer goed zou kunnen doen als hij werd gemachtigd de biecht af te nemen van hen die op het appel ontbreken. Hij sputtert een tijd tegen, met alle argumenten die blijk geven van zijn nederigheid, maar uiteindelijk geeft hij toe op aandrang van een bisschop bij wie hij na een ziekbed is gaan aansterken. Voorzien van deze goddelijke machtiging wordt hij alleen nog maar actiever. s Morgens begint de Mis met vertraging doordat hij eerst alle boetelingen die zich melden wil hebben gehoord, al moet hij soms nuchter blijven tot het middaguur. s Avonds gaat hij gewoon door met biechthoren. Soms voert deze bediening hem naar gevangenissen of ziekenhuizen, op zoek naar hen die het meest zijn verlaten. Hij wordt zozeer gezocht en in beslag genomen door de boetelingen dat Paus Clemens XII hem vrijstelt van zijn koorverplichtingen wanneer hij moet biechthoren. Benedictus XIV zal deze vrijstelling bevestigen en haar altijddurend maken. Deze vrijstelling wordt de aanleiding van een pijnlijke vervolging: een uitgesproken zure kanunnik beweert overal dat deze door bedrog is verkregen, dat het een grof schandaal is dat de regelmatige aanwezigheid in het koor, eerste canonieke plicht, verstoort. De heilige is er ziek van, maar zal zijn criticaster altijd liefdevol blijven bejegenen. Korte tijd later wordt de criticaster op zijn beurt ziek. Giovanni Battista brengt hem een paar keer een bezoek en bereikt dat hij te zijnen aanzien van mening verandert; de zieke vraagt hem zelfs zijn geestelijke leidsman te worden en sterft een vredige dood.
De meest directe weg
In de biecht legt hij een grote zachtmoedigheid aan de dag, want hij is van oordeel dat dit een belangrijke voorwaarde is, wil de boeteling niet aarzelen oprecht al zijn zonden te biechten. «Voorheen wist ik niet wat de meest directe weg naar de hemel was, maar nu ben ik ervan overtuigd dat een goede biecht die weg is», zal hij eens verklaren. In dezelfde geest zal Paus Johannes Paulus II tegenover jonge priesters verklaren: «Het sacrament van vergeving is noodzakelijk voor diepgaande gemeenschap met God... Wij zullen nooit heilig genoeg zijn om deze sacramentele zuivering niet meer nodig te hebben... Van biecht tot biecht zal de boeteling steeds diepgaander de gemeenschap met Onze Lieve en Barmhartige Heer ervaren, tot aan volledige identificatie met Hem toe» (28 maart 2004). In wanhopige gevallen doen de andere biechtvaders een beroep op Giovanni Battista de Rossi want God heeft hem het talent gegeven de woorden te vinden die de zielen ontvankelijk maken voor de genade van God. Een ernstig zieke stalknecht weigert te biechten met als reden dat zijn slechte gewoonten te diep zouden zijn ingeworteld. Wanneer Giovanni Battista aan zijn ziekbed wordt geroepen heeft hij het geluk dat hij tot inkeer komt. De heilige probeert ook waar mogelijk verstoorde huwelijkse situaties weer op orde te brengen. Met zijn krachtige, overredende aansporingen in de biechtstoel bereikt hij mooie resultaten: men ontvangt het sacrament van het huwelijk en onwettig samenwonenden gaan definitief uit elkaar. Voor het welzijn van de boetelingen weigert hij daarentegen zonder pardon de absolutie aan hen die het ontbreekt aan berouw of weigeren de volgende gelegenheid tot zonde te vervallen uit de weg te gaan of niet proberen zich de onontbeerlijke middelen te verschaffen om het zondigen te laten.«Priesters zouden zich er nooit bij neer mogen leggen dat hun biechtstoelen niet meer worden bezocht noch genoegen mogen nemen met de vaststelling dat de gelovigen dit sacrament niet meer in ere houden. In de tijd van de Pastoor van Ars in Frankrijk werd er niet gemakkelijker of veelvuldiger gebiecht dan in onze dagen, het feit in aanmerking genomen dat de storm van de Revolutie lange tijd de godsdienstuitoefening had verstikt. Maar hij heeft op alle mogelijke manieren zijn best gedaan... zijn parochianen de zin en de schoonheid van de sacramentele boetedoening te laten herontdekken door te laten zien hoezeer zij een wezenlijke vereiste is voor de aanwezigheid van God in de Eucharistie. Op die manier wist hij het getij te keren. Door langdurig in de kerk te zitten, voor het tabernakel, bereikte hij dat de gelovigen hem begonnen na te volgen door er ook heen te komen om Jezus bezoek te brengen, in de wetenschap dat ze er ook hun pastoor aan zouden treffen, bij wie ze een luisterend oor en vergeving konden vinden» (Brief van Benedictus XVI aan de priesters, 16 juni 2009).
In 1748 vestigt kanunnik Giovanni Battista de Rossi zich, vanwege zijn talrijke gezondheidsproblemen, in de priestergemeenschap van de Santa Trinità dei Pellegrini, maar zet zijn priesterambt voort in de Santa Maria in Cosmedine, in het bijzonder op marktdagen waarop boeren die hun producten zijn komen verkopen van de gelegenheid gebruik maken om te biechten. Giovanni Battista de Rossi geeft eveneens blijk van een grote ijver om priesters te hulp te komen in hun geestelijk leven en hij doet zijn best de vriendschappen met priesters goed te onderhouden. Hij waakt ervoor de naastenliefde geen geweld aan te doen wanneer hij spreekt over andere geestelijken en leden van de hiërarchie. Zijn levendig temperament wordt vaak zwaar op de proef gesteld door mensen die op dat gebied weinig fijnzinnig zijn.
«Trouw aan uw roeping vereist moed en vertrouwen, maar de Heer wil ook dat u uw krachten weet te verenigen; wees vol toewijding jegens elkaar, door elkaar broederlijk te steunen. De ogenblikken van gezamenlijk gebed en studie, het delen van de eisen die het leven en het priesterlijk werk aan u stellen zijn een noodzakelijk onderdeel van uw leven. Hoe heerlijk is het wanneer u elkaar in uw huis ontvangt met de vrede van Christus in uw hart! Hoe belangrijk is het elkaar onderling te helpen door gebed en raad en nuttige inzichten!» (Benedictus XVI in Fatima, 12 mei 2010).
Beter dan een goede vasten
Giovanni Battista de Rossi wenst in de Vasten een catechese voor volwassenen te organiseren want hij is van oordeel dat «catechese meer waard is dan een goed in acht gehouden vasten».De zorg van de Kerk voor het catechismusonderricht blijft actueel. In zijn voorwoord voor de catechismus die is uitgegeven ter gelegenheid van de Wereld Jongeren Dagen in Madrid (augustus 2011), nodigt de Heilige Vader de jongeren uit om «de catechismus met enthousiasme en volharding» te bestuderen. De jeugd, zo zegt hij, «is niet zo oppervlakkig als men denkt; de jongeren willen weten wat het leven echt is. Het voorliggende boek is spannend want het gaat over ons eigen lot en gaat ons dus allemaal rechtstreeks aan». Daar voegt hij aan toe: «Deze catechismus praat jullie niet naar de mond. Hij maakt het jullie niet gemakkelijk. Hij vraagt jullie namelijk om een nieuw leven te gaan leiden... Je moet weten wat je gelooft; je moet je geloof net zo goed kennen als een IT-specialist zijn computersysteem... Ja, jullie moeten nog veel dieper in het geloof geworteld zijn dan de generatie van jullie ouders dat was. Want jullie moeten de uitdagingen en verleidingen van deze tijd krachtig en vastberaden aankunnen. Jullie hebben Gods hulp nodig, anders droogt jullie geloof op als een dauwdruppel in de zon. Met Gods hulp hoeven jullie niet toe te geven aan consumptiegedrag, verdrinkt jullie liefde niet in de zee van pornografie, wees trouw aan de zwakken onder ons en laten jullie slachtoffers van misbruik en geweld niet in de steek.»
Giovanni Battista de Rossi is geen vermaard prediker, maar de zielen zijn gevoelig voor zijn richtlijnen. Na een voorbereiding in gebed, zet hij duidelijk de geloofswaarheden uiteen en past zijn onderricht daarbij aan zijn gehoor aan. Zijn voorbeelden haalt hij in het algemeen uit het leven van de heiligen. Hij is bedroefd als hij oppervlakkige preken hoort, of geleerde theologische verhandelingen die voor de gelovigen ontoegankelijk zijn. Het liefst spreekt hij in zijn preken over de goddelijke barmhartigheid, een voorbeeld dat zal worden opgevolgd door de Pastoor van Ars die «in zijn tijd het hart en het leven van zoveel mensen heeft kunnen omvormen, omdat het hem is gelukt hun de barmhartige liefde van de Heer te laten zien. Ook in onze tijd is een dergelijke verkondiging en een dergelijk getuigenis van de waarheid van de liefde zeer hard nodig: Deus caritas est (1 Joh 4, 8)» (Brief van Benedictus XVI aan de priesters, 16 juni 2009).
Giovanni Battista stelt alles in het werk om zo fijngevoelig als mogelijk te hulp te schieten bij allerlei vormen van armoede, met name onder gezinnen die have en goed hebben verloren en bij wie hij discreet op bezoek gaat. Hij probeert de genegenheid van de joden van Rome te winnen door hun zieken medische hulp te verschaffen. Hij is echter ook buiten de muren van de stad actief. Hij gaat voor kortstondige missies naar het platteland en geeft de dorpelingen de gelegenheid bij een vreemde priester te biechten, in de wetenschap dat men in de kleine plattelandsparochies vaak aarzelt zijn ernstige zonden bij de eigen pastoor te biechten. Giovanni Battista voelt zich ook aangetrokken tot de verre missies en met name die in India. Maar men verzoekt hem de biechtstoelen en ziekenhuizen van Rome als zijn missiegebied te willen beschouwen. Op verzoek van zijn superieuren belast hij zich ook met het apostolaat van buitengewoon biechtvader en retraiteprediker in religieuze communauteiten.
Volledige zekerheid
Tijdens de laatste twee jaren van zijn leven heeft hij voortdurend koorts. In augustus 1762 is zijn gezondheid dermate verslechterd dat zijn vrienden hem ertoe bewegen in de streek rondom het Nemimeer nieuwe krachten op te doen. Daar krijgt hij weer met hevige aanvallen van de epilepsie uit zijn jeugd te kampen. Half oktober keert hij terug naar Rome en komt zijn ziekenkamer bijna niet meer uit. Het spijt hem dat hij niet meer in actie kan komen: «Voortaan deug ik nergens meer voor!» Maar wanneer zijn vrienden hem komen bezoeken is hij degene die weer nieuwe moed geeft, zo groot is zijn geestelijke vreugde. Op 8 september 1763 laat hij zich naar de Santa Maria in Cosmedine vervoeren om er Maria Geboorte te vieren. Tegenover zijn confraters zegt hij: «Bid voor mij. Ik zal hier niet meer terugkomen: dit is het laatste feest dat ik met jullie vier.» Op de ochtend van 27 december vindt men hem op de grond gelegen, ten prooi aan een hevige aanval van epilepsie. Hij komt pas de volgende dag weer tot bewustzijn. Men brengt hem dan de Heilige Teerspijze; tijdens het dankgebed is hij van stille vreugde vervuld: meerdere mensen zijn ervan overtuigd dat hij toen een moment van extase beleefde. Dan ontvangt hij de Ziekenzalving. Tot de verrassing van iedereen verbetert zijn gezondheid en kan hij meerdere malen de heilige mis vieren. Maar weldra kan hij onmogelijk meer de Mis vieren noch het Heilig Officie bidden. Zijn laatste troost is het bidden van de rozenkrans. Zijn biechtvader die hem aanspoort de dood te aanvaarden antwoordt hij: «Ik zie de dood in alle rust en zonder vrees onder ogen; ik ben van mening dat het gevoel van volledige zekerheid een bijzondere genade van God is en ik hoop dat Onze-Lieve-Heer me dat gevoel in het laatste uur in zijn grote liefde en vanwege de naastenliefde die ik koester voor zijn armen zal vergunnen.» Een van de keren dat hij het bewustzijn verloor neemt een vriend hem de rozenkrans uit de handen; wanneer hij weer bijkomt en spreekt, beklaagt hij zich eerst over deze daad als ging het om diefstal. Na vele smartelijke uren sterft hij vredig op 23 mei 1764, in de leeftijd van 66 jaar.Laten we met onze Paus Benedictus XVI aan Maria, de Onbevlekte Moeder vragen dat «de Kerk moge worden vernieuwd door heilige priesters, van aanzien moge veranderen door de genade van Hem (Christus) die alles nieuw maakt» (Fatima, 12 mei 2010), en vaak deze aanroep herhalen: «Heer, geef ons priesters, Heer, geef ons heilige priesters!»