|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
1 november 2007 Allerheiligen |
Siméon Lourdel is geboren op 20 december 1853 in Dury (Pas de Calais, Frankrijk). Zijn vader is kweker; zijn moeder, zachtaardig en energiek, is begiftigd met een groot geloof; zij krijgen vijf jongens. Siméon is flink en uitbundig van aard, maar niet erg geestdriftig voor de studie op het klein seminarie. Hij verzet zich tegen discipline en gaat het liefst om met de opstandigste leerlingen en werkt liever op het land in de vakantie dan dat hij het extra huiswerk maakt. Hij is een verwoed lezer van missieverhalen uit verre landen. De missionarissen zijn voor hem een aantrekkelijk voorbeeld, maar de verantwoordelijken op het seminarie vinden zijn roeping tamelijk twijfelachtig. Het schooljaar 1870 begint Siméon twee maanden te laat omdat hij zijn vader wilde helpen met het oogsten. Hij wordt zonder commentaar teruggestuurd. Wanneer hij weer thuis is, roept de jongen in tranen uit: «Ik wil priester worden. Ze zeggen dat ik geen roeping heb. Welnu! Ik zal ze het tegendeel bewijzen». Hij zet zich serieus aan de studie en gaat in oktober 1872 naar het groot seminarie van Arras. Tijdens de studie wijsbegeerte overweegt hij om toe te treden tot de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika, die toen was opgericht door de aartsbisschop van Algerije, Mgr. Lavigerie. Begin februari 1874 wordt hij toegelaten tot het noviciaat van deze sociëteit, in Maison-Carrée, dichtbij Algiers.
Het is geen pretje
Groene heuvels, koele dalen en een weelderige begroeiing maken van Oeganda een prachtig land. Zijn bewoners, de «Baganda», leven in van takken gemaakte hutten. Het handwerkmanschap is zeer verscheiden: ijzerbewerking, pottenbakkerij, er worden stoffen geweven, manden en matten gevlochten, muziekinstrumenten gemaakt.Het land wordt geregeerd door een koning met absoluut gezag; hij heeft een groot aantal pages die zijn gerekruteerd onder de kinderen van zijn officieren. Polygamie, slavernij en zedeloosheid zijn veelvoorkomende verschijnselen. De bevolking is evenwel keurig in haar gedrag en haar manieren. De Baganda zijn gezagsgetrouw en moedig, als onderdanen betrouwbaar en als krijgslieden onverschrokken. De god van de Baganda, Katonda, wordt vereerd temidden van andere goden die de tovenaars zeggen te vertegenwoordigen. Voor de Baganda vergaat de mens na de dood niet helemaal, maar uit het lichaam maakt zich een geest vrij. Vanaf 1852 doet de islam zijn intrede in het land via de koopmanskaravanen en zet in de geest van de elites de heidense godsdienst op losse schroeven. In 1875 komt de Engelse ontdekkingsreiziger Stanley in het land en wordt twee jaar later gevolgd door even kranige als edelmoedige anglicaanse missionarissen. Een van hen, M.Mackay, vestigt zich in 1879 in de hoofdstad Roubaga. De traditionele godsdienst blijft een belangrijke rol spelen in de maatschappij, maar de wezenlijke samenbindende factor is de koning, de Kabaka. De beste elementen onder de onderdanen van de koning zijn er niet zeker van dat mensenoffers, executies zonder reden en polygamie gerechtvaardigd zijn, hetgeen maakt dat ze open komen te staan voor het christendom.
Wanneer de Witte Paters aankomen, heet de koning van de Baganda Mutesa. Hij is elegant, trots en krachtig, autoritair en achterdochtig. Intelligent en sluw als hij is, begrijpt hij snel dat de komst van de Europeanen (Engelsen, Belgen, Fransen en Duitsers) zal uitdraaien op wedijver: hij zal hun onderlinge rivaliteit ten eigen gunste kunnen uitbuiten en onderhandelen met de meest biedende. In februari 1879 veroorzaakt de komst van pater Lourdel en de broeder die hem vergezelt beroering aan het hof van Mutesa. De koning bereidt hun echter uiteindelijk een goede ontvangst. Hij vestigt ze dichtbij de hoofdstad waar ze nauwgezet worden bewaakt. Wanneer de Baganda horen dat de broeder die pater Lourdel begeleidt hem «Mon Père» noemt, denken ze dat het zijn naam is en vervormen die tot «Mapéra», de benaming waarmee hij voortaan in het land zal worden aangeduid. De paters zorgen naast de evangelisatie ook voor de materiële ontwikkeling. Meerdere Baganda wenden zich tot hen met verschillende motieven, maar vooralsnog is er geen bij die serieus hoop op bekering biedt. De eerste minister ziet daarentegen met groot ongenoegen welke invloed de Witte Paters hebben. Deze beijveren zich om van de Arabische slavenhandelaren een zo groot mogelijk aantal kinderen terug te kopen; die worden in een weeshuis opgenomen waar hun de ware godsdienst wordt onderwezen.
De eisen die het Evangelie stelt
In 1881 proberen de Arabische slavenhandelaren wier handel wordt gedwarsboomd door de aanwezigheid van de missionarissen, Mutesa te bepraten om de islam tot staatsgodsdienst te verklaren; maar dankzij pater Lourdel gaat dit plan niet door. Talloze Baganda hebben gekozen voor het katholicisme nadat ze de islam of het protestantisme hadden omhelsd, en vaak de tweede na de eerste. Ze hebben lange tijd de paters gadegeslagen en zorgvuldig hun leer beluisterd en hebben toen in vrijheid hun besluit genomen. Het zijn uitstekende godsdienstonderwijzers en het christendom zou zich veel sneller verbreiden indien de stamhoofden hun dienaren niet zouden beletten van de godsdienst kennis te nemen en indien de missionarissen zich vrij door het land zouden mogen bewegen.Weer andere Baganda wenden zich tot de paters met soms dubbelzinnige motieven, maar met de hulp van de genade worden hun overtuigingen verdiept. In navolging van de richtlijnen van Mgr. Lavigerie dopen de missionarissen alleen diegenen die ten minste vier jaar met volharding catechismusonderricht hebben gevolgd.
De voorstanders van de slavernij en de aanzienlijke burgers zijn woedend over de toenemende invloed van Mapéra en koesteren een dodelijke haat jegens de paters. Pater Lourdel ziet van zijn kant in de polygamie van de vooraanstaanden die de arme dorpelingen berooft van echtgenotes, een oorzaak van de veel voorkomende homoseksualiteit. De koning zelf geeft eraan toe en zelfs aan pedofilie. Mapéra houdt zijn leerlingen voor dat toegeven aan de grillen van de koning op dit punt door God wordt afgekeurd. Door hun standvastige houding tegenover de wensen van de koning stellen ze zich bloot aan zijn woede en aan de dood; maar deze jonge christenen aarzelen niet om aan de verlangens van de koning geen gevolg te geven. Ze vormen weldra een groep serieuze jongelui die werkelijk verlangen hun dagelijks gedrag in overeenstemming te brengen met het ontvangen onderricht en tevens de koning met toewijding te dienen.
«Mapéra was je vriend...»
Half juli 1885 zijn de paters weer terug. Ze stellen vast dat de Kerk is uitgebreid: het aantal christenen is meer dan verdubbeld. Pater Lourdel schrijft: «Mwanga is ons goed gezind, hij zal ons, denk ik, alle vrijheid laten in ons onderricht, maar zelf zal hij maar moeilijk kunnen praktiseren... Hij heeft afgezien van alle bijgelovigheid in zijn land. Tot zijn ongeluk rookt hij hennep waardoor hij over een aantal jaren zal zijn afgestompt. Meerdere van onze nieuwe gelovigen hebben grote invloed op hem en doen hem veel goed met hun raadgevingen». Mwanga is echter onderhevig aan plotselinge veranderingen in houding en gedrag. Zoals zijn vader vertoont hij de neiging tot homoseksualiteit. In de Verklaring Persona Humana, leert de Kerk: «Volgens de objectieve morele orde zijn homoseksuele betrekkingen daden die zijn gespeend van hun wezenlijke en onontbeerlijke regel. Zij worden in de Heilige Schrift veroordeeld als ernstige verdorvenheid en zelfs voorgesteld als het droeve gevolg van een weigering God te aanvaarden (Rom 1,24-27; 1Kor 6,10; 1Tim 1,10). Dit oordeel van de Schrift staat niet toe te concluderen dat allen die aan deze afwijking lijden er persoonlijk verantwoordelijk voor zijn, maar er volgt uit dat homoseksuele handelingen intrinsiek ongeordend zijn en in geen enkel geval enige goedkeuring mogen ontvangen» (Congregatie voor de Geloofsleer, 29 december 1975, n.8). Als vurig christen probeert Joseph Mukasa, wiens streven het is te leven naar hetgeen Christus ons leert, de koning af te brengen van de ontucht, de drugs en de afgoderij. Hij aarzelt niet om de jonge pages voor wie hij verantwoordelijk is uit het paleis te verwijderen als de koning naar hen vraagt voor de homoseksualiteit: «Wanneer de koning jullie vraagt het kwade te doen, weigert!» zeg hij tegen hen. Deze houding wekt Mwanga's ergernis, maar Joseph spoort hem aan als volgt: «Mijn Heer de Koning, ik bid je, doe dit niet meer! God haat onkuisheid...». De H.Paulus veroordeelt inderdaad ontucht als een ondeugd die de christen in het bijzonder onwaardig is en die ons uitsluit van het koninkrijk der hemelen: Maakt uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaars, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders... zij zullen het koninkrijk Gods niet erven (1Kor 6,9-10).
Een einde maken aan de aidsplaag
«Gelovigen moeten tegenwoordig nog meer, en zelfs meer dan ooit, zich de middelen eigen maken die altijd al door de Kerk zijn aanbevolen voor het leiden van een kuis leven: discipline in de zinnen en de geest, behoedzaam en waakzaam de gelegenheden vermijden in zonde te vallen, zedigheid in acht nemen, matiging in het vermaak, heilige bezigheden, veelvuldig zijn toevlucht nemen tot gebed en de sacramenten van de Biecht en de Eucharistie. Vooral de jeugd moet ervoor zorgen dat zij haar vroomheid ontwikkelt jegens de Onbevlekte Moeder van God» (Verklaring Persona humana, n.12).
«Lof» der Christenen
De grootste executie vindt plaats op 3 juni, het feest van Christus Hemelvaart. De christenen zijn een en al vreugde: «Het lijkt wel of ze naar een bruiloft gaan!» roepen de beulen stomverbaasd uit. Elke christen wordt ingepakt in een vlechtwerk van riet en op de brandstapel gezet die de beulen in vlam zetten. Spontaan bidden de martelaren het Onze Vader. Onthutst luisteren de beulen toe. Vergeef ons onze schuld zoals wij ook aan anderen hun schuld vergeven...: wanneer de martelaren bij die woorden zijn worden de beulen door schrik bevangen en roepen met al hun kracht uit: «Wij zijn het niet die jullie doden, maar onze goden omdat jullie ze behandelen als duivels!» Charles Lwanga is een bijzonder lot voorbehouden. Nadat hij de marteldood van de andere christenen heeft bijgewoond wordt hij naar een brandstapel geleid die speciaal voor hem is gemaakt. Terwijl zijn lichaam door het vuur wordt verslonden, roept de beul hem toe: «Laat God je nu maar eens uit dit vuur halen!» Hij antwoordt: «Wat jij vuur noemt is slechts koud water. Wat jou betreft, pas maar op dat de God die jij beledigt jou op een dag niet in het ware vuur stopt dat nimmer dooft». Op het ogenblik van zijn dood roept hij met luide stem uit: «O, mijn God!» Op 22 juni 1934 is Charles Lwanga door Pius XI benoemd tot «patroon van de Afrikaanse jeugd». Een honderdtal christenen heeft de genade van het martelaarschap ontvangen in de jaren 1885-1887. In 1964 heeft Paus Paulus VI tweeëntwintig katholieken over wie een nauwkeurige documentatie bestaat heilig verklaard.
Waarom deze razernij?
Tussen september 1888 en februari 1890 wordt koning Mwanga tweemaal onttroond, maar telkens slaagt hij er weer in de macht terug te veroveren; de paters worden ook tot tweemaal toe het land uitgezet. Wanneer ze voor de tweede keer terugkomen, worden ze geconfronteerd met een ware stormloop op het godsdienstonderricht. De missionarissen moeten de oprechtheid van de kandidaten op de proef stellen want het is bon ton geworden om aan de kant van de christenen te staan. In het begin van de maand mei 1890 wordt pater Lourdel ernstig ziek. Een ontoereikend voedingspatroon, aanhoudende koorts, al de hindernissen die hij in zijn apostolaat tegen was gekomen hebben zijn sterk gestel ondermijnd. Op 11 mei vraagt hij God om vergeving dat hij hem niet beter heeft gediend, hoewel zijn hele leven van missionaris een aaneenschakeling is geweest van tegenstrijdigheden, vermoeienissen, gevaren, leed van allerlei aard dat hij heeft gedragen om Christus bekend en bemind te maken. De volgende dag blaast hij de laatste adem uit. De Oegandese missie telt dan bijna 2200 gedoopten en ongeveer tienduizend vurige catechumenen.Weldra zullen de seminaries, de noviciaten en de scholen voor godsdienstonderwijzers die pater Lourdel zo vurig wenste het licht zien. In 1911 vertegenwoordigen de katholieken 30% van de bevolking en de anglicanen 21%. Het christelijk geloof is de voornaamste godsdienst, haar gewoonten en gebruiken, de gewoonten van de Baganda. Wat koning Mwanga betreft, die eindigt, uitgeweken naar de Seychellen, op duistere wijze zijn leven in 1903, na uiteindelijk bij de anglicanen te zijn gedoopt.
«Wij zijn uitgenodigd om onverdroten te bidden voor de missie en met alle mogelijke middelen mee te werken aan de activiteiten die de Kerk ontplooit in de hele wereld met het oog op het Rijk Gods, «een rijk zonder grens en zonder einde: rijk van leven en waarheid, rijk van genade en heiligheid, rijk van gerechtigheid, liefde en vrede» (Prefatie op het Feest van Christus Koning van het Heelal). Wij zijn geroepen om vooral door onze manier van leven te getuigen van onze volledige toewijding aan Christus en zijn Evangelie. Nee, wij mogen ons nooit schamen voor het Evangelie noch ooit bang zijn te verkondigen dat wij Christen zijn door het eigen geloof niet aan het woord te laten» (Johannes Paulus II, Boodschap van 19 mei 2002, t.g.v. werelddag van de missie). Laten we pater Lourdel vragen voor ons de genade te verkrijgen met blijdschap te getuigen van ons geloof.