Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
31 mei 2017
feest van Maria Bezoek


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«De moderne mens hoort veel liever getuigen dan leermeesters en als hij naar leermeesters luistert doet hij dat omdat ze getuigen zijn», beweerde zalige Paus Paulus VI in de apostolische exhortatie Evangelii nuntiandi. Heilige Giorgio Preca heeft de door Paulus VI uitgedrukte gedachte hiervoor reeds in praktijk gebracht; hij zei tegen zijn omgeving: «Wij moeten ons niet beperken tot het geloof prediken, we moeten het voorleven.» De pionier op het gebied van de catechese en het bevorderen van de rol van de leken in het apostolaat, die het Ie Vaticaans Concilie in het bijzonder zal aanmoedigen (Apostolicam actuositatem), wordt wel de «tweede Apostel van Malta» na Heilige Paulus genoemd.

Als zevende van negen kinderen is Giorgio Preca op 12 februari geboren in Valletta, hoofdstad van het eiland Malta, niet ver van het heiligdom dat is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Carmel. Vijf dagen later ontvangt hij het Doopsel. Zijn vader, welgesteld zakenman, zal inspecteur van Volksgezondheid worden. Malta is dan een Britse kolonie die uitkijkt naar onafhankelijkheid; het zal zijn zelfstandigheid verkrijgen in 1964. Ondanks de reële armoede die het eiland kent, is de economie groeiend. Malta telt dan 99% katholieken; er bestaan talrijke religieuze goede werken.

Gered van het water

Tijdens zijn kinderjaren ontsnapt Giorgio op een 16e juli, feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Carmel, aan het toeziend oog van zijn gouvernante en valt in het water; hij staat op het punt te verdrinken als een visser die daar met zijn boot passeert, hem redt. «U bent zoals Mozes, gered van het water!» zullen zijn leerlingen graag tegenover hem opmerken. In 1888 vestigt de familie Preca zich in Hamrun, ten zuiden van de havenagglomeratie van Valletta. Giorgio doet er zijn eerste Communie en ontvangt er het Vormsel. Hij is misdienaar en, naar de gewoonte van die tijd, geeft hij catechismusles aan jongere kinderen, een apostolaat dat hij met smaak en ijver uitvoert. Op zestienjarige leeftijd leest hij de Voorbereiding op de dood van heilige Alfonsus van Liguori. Hij kwam diep onder de indruk door dit werk en zal de lezing ervan zijn leven lang blijven aanbevelen. Giorgio gelooft overigens dat hij niet lang meer te leven heeft vanwege zijn slechte gezondheid. In die periode ontvangt hij het scapulier van Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Carmel.

Na zijn middelbare school gaat hij naar het seminarie van Malta met het oog op het priesterschap. Door zijn ijver en toewijding valt hij op onder zijn leraren. Hij geniet geestelijke leiding van een heilige priester, don Luigi Galea; maar weldra, wanneer Giorgio subdiaken is geworden, wordt de priester tot God teruggeroepen. Korte tijd daarna zegt deze in een verschijning tegen hem: «De Heer heeft je gekozen om zijn volk te onderrichten.» Na zijn wijding tot diaken, ziet Giorgio, tijdens een verblijf bij zijn ouders, in Hamrun, op het kerkplein een groep adolescenten. Hij loopt op hen af, vraagt een sigaret en begint een gesprek. Vervolgens brengt hij met tact het onderhoud op een niveau dat uitstijgt boven de gebruikelijke banaliteiten en maakt gewag van het Lijdensverhaal van Christus, aldus een begin makend met zijn volkscatechesewerk. Met bijzondere zorg moedigt hij degenen aan, vooral de jongsten, die hij ontmoet om hun hart te zuiveren in het licht van het Woord Gods; zij zullen dan op hun beurt kunnen evangeliseren. Hij raakt met name het hart van een jonge arbeider op de scheepswerf, Eugenio Borg, die de eerste generaal overste zal worden van de Sociëteit die Giorgio Preca zal oprichten.

Maar Giorgio wordt ernstig ziek. Zijn vader laat de beste arts van het eiland aan zijn ziekbed roepen en die verklaart: «Uw zoon zal jong sterven. Hij ademt slechts met een long want de andere is volledig verschrompeld. Het heeft geen zin priesterkleren en een misboek voor hem te kopen.» Giorgio zal zeggen dat het feit dat hij wist van het ene op het andere moment te kunnen sterven hem veel heeft geholpen om zich los te maken van de wereldse zaken. Tegen de verwachtingen in geneest hij niettemin en deze genade schrijft hij toe aan de bemiddeling van Sint Jozef. Jaren later zal hij over deze periode grappend opmerken: «Mijn vader is dood, de professor in de geneeskunde is ook dood, en ik ben hier nog de mensen aan het onderrichten!»

Hij wordt tot priester gewijd op 22 december 1906 en neemt als levensregel de woorden over van zijn vroegere geestelijke begeleider: «God heeft je uitgekozen om zijn volk te onderrichten.» Don Giorgio draagt op Kerstdag in de parochie van zijn ouders, San Gaetano in Hamrun, zijn eerste plechtige Mis op. Op het herinneringsprentje laat hij een gebed drukken waarmee aan de Heer gevraagd wordt hem eraan te herinneren «tot aan het einde van zijn leven de Kerk te verheerlijken, en te werken aan het heil der zielen van het christenvolk». Wanneer hij wordt benoemd tot kapelaan in San Gaetano stort hij zich onmiddellijk op het onderwijzen van de jeugd. In gebed verzonken ontvangt hij de ingeving aan een nieuwe stichting te gaan werken: een paar jongeren uitkiezen, ze opleiden en ze op hun beurt uitzenden om de anderen te onderrichten. Op een dag hoort hij de koster in een catechismusles aan kinderen uitleggen dat God alle dingen heeft geschapen. Een van de jongens vraagt: «Maar wie heeft God geschapen?» Bij gebrek aan kennis van zaken antwoordt de arme man: «God heeft zichzelf geschapen!»

In werkelijkheid is God niet geschapen en geen enkel wezen kan zichzelf maken. Don Giorgio zal door dit voorval tot een conclusie komen: «Ik begreep dat zij die catechismusles geven goed opgeleid moeten zijn in het geloof en in de leer.» De aanwezigheid van invloedrijke en nieuw bekeerde Engelse protestanten sterkt hem in zijn voornemen. Het geloof van volk dat weinig is onderricht is ernstig in gevaar, want, bij gebrek aan diepgaande christelijke vorming, zijn vele gelovig uit gewoonte en maatschappelijke aangepastheid. Een Engels Bijbel gezelschap bereidt een vertaling van de Bijbel in het Maltees voor, met medewerking van een van de geleerdste mannen van het eiland die anglicaan is geworden. Katholieke gelovigen hebben echter het initiatief genomen een apologetisch dagboek te publiceren en onder de Britten een apostolaat in het Engels te verzorgen. 

Museum

Don Preca raakt de jongeren met zijn vriendschap waaruit een verlangen spreekt de grote liefde voor God die diep in zijn ziel brandt met hen te delen. Zijn geestdrift is zo aanstekelijk dat het hem lukt zijn leerlingen urenlang aan zijn voeten gezeten te houden. Weldra heeft hij een groep jonge arbeiders om zich heen verzameld. Tijdens een bijeenkomst vraagt Giorgio Preca hun hoe ze de juist opgerichte Sociëteit zouden noemen. Een van de jongens, bekend om zijn ad remme reacties, stelt als naam «Museum» voor. Een museum, zo legt hij uit, verzamelt kostbare voorwerpen die worden blootgesteld aan de ogen en de overpeinzing van het publiek; zo ook vindt men in het Museum de christelijke leer, een van de kostbaarste die er is. Het voorstel wordt geestdriftig aangenomen. Nadat hij even heeft nagedacht vraagt de priester het woord Museum» te beschouwen als een acrostichon dat «Magister, utinam sequatur Evangelium universus mundus!» (Meester, moge het God behagen dat de hele wereld het Evangelie volge!) betekent. Maar nadien zal de groep bekend staan onder de naam «Sociëteit van de christelijke Leer».

Don Giorgio brengt lange uren door met bidden en verlaat zijn huis slechts om ’s avonds catechismusles te geven. Hij besluit weldra alleen jonge vrijgezellen die zich geheel en al inzetten voor het apostolaat te houden als medewerkers. De grondslagen van hun geestelijk leven zijn overweging van de vier uitersten en navolging van Jezus Christus. Don Giorgio verlangt van hen dat ze zich voorbereiden op een leven van opofferingen en zelfverloochening. Ter illustratie vertelt hij dat, ongeveer twee jaar na zijn priesterwijding, hij zich op een dag op een kruispunt bevond van de grote weg die naar Valletta voert in het zuiden van het eiland, en een jongeling op hem af ziet komen die een zwaar beladen kar achter zich aan trekt. Wanneer de jongen op zijn hoogte is aangekomen gelast deze jongen op autoritaire toon dat hij hem moet helpen. Zijn eerste reactie was zich afvragen wie die jongen was die van een priester deze slaafse hulp eiste. Dan voelt deze zich overmand door een ongekende zachtmoedigheid en begint samen met hem de kar voort te duwen: «Ik dacht, zo zal hij later bekennen, dat de voorbijgangers die een priester in soutane zouden zien die zich openlijk overgaf aan een dergelijke activiteit, van mening moesten zijn dat hij rijp was om opgesloten te worden! Pas veel later begreep ik de betekenis van dit voorval: de jongen symboliseerde (of was) Christus, de kar was ons werk. Christus leidt het en wij assisteren Hem. Op moeilijke momenten, zo herinner ik me, is het Jezus die onze kar trekt; wij kunnen Hem dus met gesloten ogen volgen. Als Hij door een veld rozen loopt volgen wij Hem, als Hij door modderzones loopt blijven wij Hem volgen.»

Gehoorzaamheid is moeilijk

Beetje bij beetje nemen de leef- en werkregels concrete vormen aan: de leden van de kleine Sociëteit, leken, vrijgezellen, die het apostolaat en de verkondiging van het Evangelie geheel zijn toegedaan, dragen bescheiden kleren, leven eenvoudig, bidden en werken meerdere uren per dag aan hun vorming, om op hun beurt weer anderen te onderrichten. Er worden centra geopend in een paar parochies van het eiland Malta. Voor hun onderricht gebruiken de catechisten een boekje, «De stem van de Geliefde», bundel uitspraken van Onze-Lieve-Heer afkomstig uit de Evangeliën en uitgegeven door don Giorgio. Deze legt een bijzondere devotie aan de dag voor het mysterie van de Vleeswording; weldra zullen alle catechisten op hun kleren de inscriptie dragen die de woorden weergeven van de apostel heilige Johannes: Et Verbum caro factum est (En het Woord is vlees geworden). De stichter voert eveneens met kerstmis in de parochies een toneelopvoering van de Geboorte van Christus in ; vandaag de dag wordt deze gewoonte nog in bijna alle parochies van het eiland in ere gehouden.

De geestdrift en volharding van don Giorgio stuiten echter op hardnekkige tegenstrijdigheden want de gedachte arbeiders rechtstreeks te onderwijzen gaat destijds door voor revolutionair. In 1909 ontvangt hij van de bisschop het bevel al zijn centra te sluiten. Hij gehoorzaamt. Deze beproeving is echter van korte duur: vanaf 1910 worden, naast opnieuw gestarte mannenafdelingen, vrouwenafdelingen begonnen van de Sociëteit van de Christelijke Leer, met behulp van Giannina Cutajar die er de eerste overste van wordt. De mannen- en de vrouwenafdelingen delen hetzelfde ideaal terwijl ze tegelijk geheel van elkaar gescheiden zijn. De generaal overste heeft een rol als tussenpersoon tussen de twee groepen. In 1915 wordt de Sociëteit van «Interne Sociëteitsleden» opgericht, bestaande uit leden die gekozen zijn om met elkaar in gemeenschap te leven. Tenslotte zal in 1960 de aartsbisschop van Malta de vereniging van «Coöperanten», getrouwde mannen, priesters enz. goedkeuren, die hun inspiratie halen uit het charisma van de Sociëteit.

Vurige aanhangers

In de jaren 1914-1915 is don Preca slachtoffer van een vijandige campagne van de pers. Hij wordt zelfs beschuldigd van waanzin, met name door leden van de hoge geestelijkheid. Hij verdraagt de laster met geduld en begrip jegens de personen en beveelt de leden van de Sociëteit aan hun kalmte te bewaren tegenover deze aanvallen. In 1916 besluit de nieuwe bisschop van Malta, dom Mauro Caruana, een Maltees die in Schotland benedictijner monnik is geworden, een nauwkeurig onderzoek uit te voeren naar het doen en laten van don Giorgio en zijn groepen, die tegenwoordig in meerdere parochies van het bisdom aanwezig zijn. De stichter wordt zodoende bijna officieel verdacht gemaakt. Op een dag meldt zich een priester, waarschijnlijk gedekt door de bisschoppelijke curie, onverwachts in de zaal waar don Giorgio de catechismus onderricht aan een paar jongelui en vraagt hem een van de jongens te overhoren over een thema van zijn keuze. De aangewezen jongen houdt een kort exposé over de plichten jegens God, jegens de naaste en jegens zichzelf, en eindigt dan met een citaat van Benedictus Josephus Labre: «Om God aangenaam te zijn, wat de plicht van allen is, moet ieder drie harten in één hebben: een hart van vuur voor God, een hart van vlees voor de naaste en een hart van brons voor zichzelf.» De conclusies van dit onderzoek, en volgende, zullen alle gunstig uitpakken en de leiders van het onderzoek worden door het contact met de werkelijkheid vurige aanhangers van het werk. De officiële canonieke erkenning zal op 12 april 1932 volgen.

Don Giorgio Preca is een zeer productieve schrijver: de zeer beperkte financiële middelen ten spijt zal hij meer dan 140 werken publiceren. Voor de uitgave en verspreiding van zijn werken schaft hij typografisch materiaal aan. Daar er op het eiland geen katholieke uitgeverij bestaat sticht hij in 1920 wat de «Veritas Press» zal worden. Met de «Preca Boekhandel» is het tegenwoordig nog een van de voornaamste katholieke uitgeverijen van Malta. Onder zijn geschriften bevinden zich meditatieboekjes en andere blaadjes over de christelijke leer, over de vier uitersten enz., voor het merendeel geschreven in het Maltees, en bestemd om de Sociëteitsleden te helpen in hun apostolaat. De «Apostrophes» zijn een bundel van ware aktes van geloof en van vertrouwen op God die men in de loop van de dag kan doen. Dit is een voorbeeld: «Heer God! Gij zijt degene die is; ik ben uw werk, werk van uw goedheid, werk van uw wijsheid. Gij hebt mij een lichaam en ziel naar uw gelijkenis gegeven zodat ik U zou kennen en bekennen als mijn Schepper. Maar daar Gij mij vrij hebt gelaten, verkeer ik nog steeds in gevaar uw Heilige Wil tegen te spreken als Gij mij niet met uw heilige genade steunt. Ik heb U voortdurend nodig; laat mij niet in de steek in het uur van gevaar!»

Een groot sleepnet

In zijn onderricht steunt don Giorgio vaak op de eschatologische waarheden want, zo beweert hij, beschouwing van de vier uitersten helpt de zin en de waarde van het leven te begrijpen. Hij vergelijkt ze met een groot sleepnet dat in de zee wordt gegooid en vissen van allerlei soort bij elkaar brengt (cf. Mt 13,47): de vreze des Heren is inderdaad het vertrekpunt van een tocht naar de hoogste toppen van heiligheid. Bovendien bieden deze waarheden een heldere kijk op de aardse werkelijkheid: «Wie de ogen heeft gericht op de uiteindelijke horizon heeft een beter gevoel voor de plichten en dringende zaken van wereldse orde» (Mgr. R. Minnerath, Religion, l’heure de Vérité, Artège 2015, p.119). De nadruk die don Giorgio legt op de eschatologie komt hem te staan op vijandige reacties van hen die daar niet van willen horen. Maar de stichter is zich bewust geworden van het grote belang van die waarheden dankzij de geschriften van heilige Alfonsus van Liguori (1696-1787) wiens geschriften hem in zijn jeugd zo diep geraakt hebben:

«Één zaak overtreft qua belangrijkheid alle anderen: dat is de zaak van ons eeuwig heil, zo zegt de heilige Kerkleraar. En toch is er geen die de christenen zo veronachtzamen als deze. Als het gaat om het krijgen van werk, het winnen van een proces, een huwelijk sluiten, verliest men geen minuut en wordt alles op alles gezet. Het is nog slechts een kwestie van raad inwinnen en maatregelen nemen. Slaap en voeding worden er zelfs voor opgegeven! En wat doen we om de zaak van het eeuwig heil tot een goed einde te voeren, wat doen we en hoe leven we? Helaas! We doen niets. Wat zeg ik? We doen alles om het in gevaar te brengen. Eerlijk gezegd leeft het grootste deel van de christenen alsof de dood, het oordeel, de hel, het paradijs en de eeuwigheid geen geloofswaarheden zijn, maar even zovele door dichters verzonnen fabels. Als men een proces verliest, of een oogst, wat is men daar niet door getroffen en met welk een ijver doet men niet zijn best om de schade te herstellen! Men verliest de genade Gods en men gaat niet minder door met slapen, zich vermaken en pret maken. Laten we van iets zeker zijn: het eeuwig heil is onze belangrijkste zaak, onze enige zaak, een onherstelbare zaak als die komt te ontbreken. De zaak van ons eeuwig heil is niet alleen de belangrijkste, maar ook de enige die we op deze wereld hebben… Wat zal het een mens baten als hij de hele wereld wint, maar zijn ziel verliest? (Mt 16,26). Beminde broeder, als gij u redt, zal het er heel weinig toe doen of gij op aarde in armoede, smart en vernedering hebt geleefd; want door u te redden zult gij behoed zijn voor alle kwaden en in alle eeuwigheid gelukkig zijn. Maar als gij ongelukkigerwijs tot verdoemenis komt, wat zal het u dan, diep in de hel, baten dat u van alle geneugten van de wereld hebt genoten en in weelde en met eer overladen geleefd heeft?» (Voorbereiding op de dood, 12e overweging).

Ons heil hangt ook geheel en al af van de genade van God die verkregen wordt door gebed. Daarom waarschuwt heilige Alfonsus ons: «Wie bidt, redt zichzelf zeker; wie niet bidt verdoemt zichzelf zeker» (cf. Catechismus van de Katholieke Kerk, 2744). Overtuigd van het belang van bidden, levert don Giorgio zich soms over aan lange nachtelijke waken waarbij hij geheel in God opgaat. Een van zijn medewerkers zal getuigen dat ieder ding hem eraan herinnerde aan God te denken. Hij doet dan ook zijn best om al wat hem kan afhouden van het bidden of zijn apostolaat schaden, uit de weg te gaan; hem uitnodigingen laten aanvaarden voor academische of profane zaken is erg moeilijk. Zijn verlangen onbekend te blijven voert hem ertoe zijn werken te publiceren zonder ze van zijn naam te voorzien. Overal waar hij maar is en overal waar hij komt stromen de mensen echter toe om te biechten, zijn raad in te winnen of eenvoudig een woord van bemoediging te krijgen. Zijn reputatie van man Gods, van heiligheid, verspreidt zich over het hele eiland. Allen denken dat hij de gave heeft ontvangen om in de zielen te lezen: talloze personen die waren gekomen om hem te raadplegen, zijn, zonder dat het nodig was geweest hem langdurig hun moeilijkheden uit te leggen, weer vertrokken met de juiste passende raadgevingen. Hij brengt ook talloze uren door in de biechtstoel. Sommigen vinden het echter moeilijk te begrijpen dat de bevlogen, veeleisende predikheer die ze op de preekstoel hebben gehoord dezelfde persoon is als de zachtmoedige apostel van de goddelijke barmhartigheid die hen ontvangt in de biechtstoel.

Bron van genaden

De Heilige Maagd neemt in het leven en de geestelijke leer van don Preca een bijzondere plaats in, zoals tal van preken en zijn gehechtheid aan de orde van Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Carmel bewijzen. Op 21 juli 1918 voegt hij zich bij de karmelieter Derde Orde en legt zijn gelofte af onder de naam Fra Franco, op 26 september 1919, in het klooster van Santa Venera. Hij wenst overigens dat alle jongeren die zijn vereniging bezoeken het scapulier dragen van de Carmel. Maar hij zegt er nadrukkelijk bij dat het scapulier geen soort talisman is die vrijwaart van de dagelijkse strijd en behoedzaamheid in het christelijk leven, maar in tegendeel een bron is van genaden om de goede strijd des te vruchtbaarder te voeren. Hij beveelt zijn leden aan hun rozenkrans te bidden en daarbij de geheimen van het openbaar leven van Jezus te overpeinzen; deze geheimen die hij voorstelt zijn gelijk aan de geheimen van het Licht die in 2002 door heilige Johannes Paulus II zijn ingevoerd. Hij deelt ook de Wonderdadige Medaille uit die hij beschouwt als een gave van Maria en hij vertelt graag welke buitengewone genaden hij op haar voorspraak heeft verkregen.

De liefde van don Giorgio voor de armoede is zo groot dat hij alle persoonlijke giften weigert, en alleen die aanvaardt die de leden van de vereniging en het apostolaat ten goede komen. De huishoudster die jaren lang voor het huis zorgde waar hij woonde, zal verklaren dat zij zelf hem alle meubelen die zich er bevinden heeft geleverd.

In 1952 worden vijf leden van zijn Sociëteit van leken naar Australië gestuurd om er nieuwe centra te openen. De eerste gedachte van don Giorgio was de naar Melbourne geëmigreerde Maltezen steun te bieden; vervolgens zal het een uitgebreider project worden. Na de dood van de heilige stichter zal de Sociëteit naar Soedan worden geroepen, in 1983, midden in de burgeroorlog, om de leiding op zich te nemen van een school die even zeer bezocht wordt door katholieken als door moslims. Tegenwoordig bestaan er bovendien centra in Engeland, Albanië, Kenia en Peru, welke in hun geheel meer dan 1200 personen omvatten.

In 1958 bereikt don Giorgio de leeftijd van 78 jaar en zijn gezondheid gaat achteruit; hij is regelmatig onderhevig aan malaise. De artsen raden hem aan zich meer te ontzien, maar te vergeefs. Vier jaar later is het ieder duidelijk dat zijn dood op handen is. «De Heer zuivert mij», zegt hij. Op 24 juli vertrouwt hij na een zware crisis een priester die hem is komen opzoeken toe: «Ik stond op het punt de Heer te ontmoeten en ik verheugde me er al op». Twee dagen later, op 26 juli 1962, overlijdt hij in het dorp Santa Venera; daar heeft hij dichtbij de karmelieter communauteit zijn laatste dagen doorgebracht. Zijn laatste woorden zijn voor de Maagd Maria. De Kerk viert zijn gedachtenis op 26 juli.

Don Giorgio Preca is zalig verklaard op 9 mei 2001, tijdens de apostolische reis van heilige Johannes Paulus II op het eiland Malta, en heilig verklaard op 3 juni 2007 door Benedictus XVI: «Moge hij de Kerk, op Malta en in de wereld, helpen altijd de trouwe weerklank te zijn van de stem van Christus, het vleesgeworden Woord!»

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.