|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
28 januari 2018 feest van H. Thomas van Aquino, pr. en krkl. |
Rond 1244 zit in het kasteel Roccasecca in Campanile, destijds in het koninkrijk der Beide Siciliën, vrouwe Theodora die zich ongerust maakt. Een bediende heeft haar verteld dat haar jonge zoon, Thomas, destijds student aan de Keizerlijke Academie van Napels, zojuist is ingekleed in het zwart wit van een communauteit van een onlangs opgerichte bedelorde. Deze zoon moest de Vader Abt van de Monte Cassino worden en nu bedelt hij zijn brood bij elkaar op straat als een armoedzaaier. De hele familie is met hem in diskrediet gebracht! Vol van deze gedachten neemt de gravin haar plaats in aan het hoofd van een stoet die in gestrekte galop naar Napels vertrekt met de bedoeling hem aan zijn plichten te herinneren. Tevergeefs! Hij heeft de stad al verlaten… Deze verloren zoon die de goede naam van de familie schijnt te bedreigen zal de naam Aquino grote roem bezorgen, want zijn heiligheid en zijn grote kennis zullen de Wereldkerk tot op vandaag alle glans verlenen.
Thomas is geboren rond 1225, als laatste kind van graaf Landolfo van Aquino, verwant aan de keizerlijke familie von Hohenstaufen, en van Theodora Theati, van oorsprong Normandische. De adellijke familie van Aquino is vazal van keizer Frederik II die door Paus Innocentius III is gekroond. Reinaldo en Landolfo, de oudste zonen, worden officier in het keizerlijk leger tot aan de afzetting van de familie von Hohenstaufen door Innocentius IV, in 1245; beiden zullen sterven voor de verdediging van de pauselijke regering. De graaf heeft voor zijn laatste zoon de eervolle positie van Abt van de Monte Cassino op het oog; hij vertrouwt hem dan ook toe als oblaat in het benedictijner klooster zodra hij vijf jaar oud is, om er een gedegen opvoeding te krijgen. Wellicht wil Landolfo hiermee zijn spijt uitdrukken, want een paar jaar eerder had hij deelgenomen aan de verwoesting van het klooster, op bevel van de keizer. Thomas is verrukt van het leven van de monniken. Alles maakt diepe indruk op hem: de rust, het stille gebed, de studie, het goddelijk officie dat altijd zo begint: Deus in adjutorium meum intende (God, kom mij te hulp!). In de geest van het kind komt een vraag op: wat is God?
Aan anderen doorgeven
Maar Frederik II bedreigt de Monte Cassino opnieuw. Thomas, die dan vijftien jaar oud is, wordt dus verwijderd en voor zijn studie naar Napels gebracht. Daar ontmoet hij arme, geleerde en vrome religieuzen, leden van de Orde van Predikheren die zich sinds de oprichting door Dominicus van Guzman in 1216 overal heeft verbreid. Thomas is onder de indruk van de evangelische armoede van die Orde en van haar ideaal dat bestaat uit het doorgeven aan anderen van de vruchten van de contemplatie (“contemplata aliis tradere”) en vraagt of hij ingekleed mag worden. Hij is dan twintig jaar. Zijn rechtschapenheid, zijn wilskracht evenals zijn scherpzinnig verstand en zijn volstrekt betrouwbaar geheugen maken dat men in hem een uitzonderlijk iemand ontdekt. De Orde aanvaardt dus zijn toetreding. Zijn superieuren die een felle reactie van de kant van zijn familie voorzien sturen hem naar Rome. Vrouwe Theodora vraagt een audiëntie bij de Paus aan met de bedoeling haar zoon terug te krijgen. De Heilige Vader probeert haar tevergeefs van haar idee af te brengen. Ze wendt zich dan tot haar twee oudste zonen, en draagt hen op hun broer terug te brengen. Weldra proberen Reinaldo en Landolfo die hun broer teruggevonden hebben, hem te ontdoen van zijn kloosterkleed. Maar door zijn lengte en zijn indrukwekkende gestalte moeten ze het tegen hem afleggen. Ze hijsen hem op een paard dat onmiddellijk naar kasteel San-Giovanni draaft, een waar adelaarsnest dat eigendom is van de familie van Aquino. Thomas zit gevangen, maar wordt goed behandeld en krijgt achtereenvolgens vleierijen, bedreigingen en beloftes van zijn moeder te verduren en daarna van zijn drie zusters die hem zijn maaltijd brengen met de opdracht hem verstrooiing te brengen en te overtuigen zijn ongehoorde plan op te geven. Zijn broers die voor geen enkel middel terugdeinzen, brengen ’s nachts een prostituee in de kamer van de gevangen novice. Thomas staat op, grijpt in het haardvuur een brandende blok hout en loopt met een ernstig gezicht resoluut op het arme meisje af dat geschrokken wegrent. Op de deur die weer dichtslaat beschrijft Thomas een groot kruisteken met het gloeiende stuk hout dat hij vervolgens kalm terug legt in de open haard. De overlevering verhaalt dat hij die avond de zekerheid verwierf eeuwig kuis te zullen blijven. De gevangenschap van Thomas wordt dan minder streng. Zijn zusters die veel van hem houden brengen hem een Bijbel – die zal hij van buiten leren – een paar theologie- en filosofieboeken. Marrota, de oudste, zal benedictijner non worden en vervolgens abdis van Santa Maria di Capua; Adelasia en Theodora zullen een heilig leven in het huwelijk leiden. Dankzij deze zussen komt Thomas weer in contact met de Dominicanen en ontsnapt uiteindelijk na een jaar uit zijn gevangenschap.
Het «groot rund»
Rond 1245 vergezelt Thomas de Meester in de Orde, Jan de Teutoon, naar Parijs om er lessen in de theologie te volgen bij heilige Albertus de Grote. In 1248 gaat hij naar Keulen waar hij tot priester wordt gewijd. De jonge roerige studenten kiezen weldra hun ingetogen en leergierige medestudent uit als mikpunt van hun spotzucht: ze geven hem de bijnaam “het groot stom rund”. De jonge dominicaan is evenwel niet op zijn mondje gevallen. Op een dag roepen zijn kameraden hem naar het raam: «Kijk, broeder Thomas, een vliegend rund!» En ze proesten het allemaal uit wanneer hij zo naïef is om te komen kijken. Snedig antwoordt hij hierop: «Het leek mij waarschijnlijker een rund te zien vliegen dan religieuzen te horen liegen!» Een student biedt aan om te helpen het “groot rund” het lesje te leren dat hem zojuist werd gegeven, maar hij raakt zelf verstrikt in de uitleg die hij geeft. Thomas herneemt dan zachtmoedig de uitleg van zijn meester in de gegeven situatie, benoemt de vergissing en vat het vraagstuk samen met een helderheid die zijn medeleerling nieuwe perspectieven biedt. Van zijn stuk gebracht, maar met bewondering vraagt deze meteen of hij bijles van hem kan krijgen. De reputatie van Thomas verbreidt zich langzaam maar zeker. Hij betoont zich zachtmoedig en vriendelijk jegens eenieder, hoewel hij soms diep in gedachten lijkt te zijn verzonken. Meester Albertus voorspelt op een dag, hoog gezeten op zijn katheder: «Jullie noemen hem het zwijgende rund, en ik zeg jullie dat de wereld versteld zal staan van zijn loeiende geleerdheid!» En hij vraagt broeder Thomas of hij een teer punt uit het boek “Over de namen van God” dat wordt toegeschreven aan Dionysius de Areopagiet uiteen wil zetten. Terwijl hij zich in gebed heeft voorbereid geeft de broeder een schitterende lezing. «Je spreekt meer als een leermeester, zegt Albertus tegen hem, dan als een leerling die wordt ondervraagd. – Ik zou echt niet weten hoe ik anders te werk zou moeten gaan», verontschuldigt de leerling zich bescheiden.
In 1252 krijgt Thomas, ondanks zijn jeugdige leeftijd, het voorstel om docent aan de universiteit van Parijs te worden. Na de profeten Jeremias en Jesaja te hebben becommentarieerd, legt hij het “Boek van de Sententies” van Petrus Lombardus (theoloog die bisschop van Parijs was van 1159 tot 1160) uit, een theologisch handboek en standaardwerk op de universiteiten van de Middeleeuwen. Hij wordt meester regent in het klooster Saint Jacques in 1256: Thomas die de vereiste leeftijd van vijfendertig jaar nog niet heeft bereikt, voert zijn leeftijd aan als argument om te bedanken voor de eer die men hem wil doen, maar de rector krijgt van de dominicaanse hiërarchie een formeel bevel en de kloosterling aanvaardt nederig wat hem wordt opgedragen. Omdat hij geen onderwerp heeft voor zijn eerste les, brengt hij de nacht in gebed door; een onbekende eerbiedwaardige dominicaan meldt zich bij hem en zegt dat hij moet preken over vers 13 van Psalm 103 (104): Rigans montes de superioribus suis… (God) die van hoog uit zijn zalen de bergen doet vloeien van water, de aarde leeft van de gave zijner schepping. Thomas becommentarieert dit vers met de uitleg dat de wijsheid van de meester in de theologie slechts van God kan komen, die haar doorgeeft via tussenpersonen: Bepaald niemand, zo zegt hij, kan beweren dat hij van zichzelf en voor zichzelf voldoende vermogens bezit om een dergelijk ambt te vervullen, maar men kan van God dit vermogen verwachten; niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn iets te bedenken alsof het van onszelf afkomstig was. Al onze bekwaamheid komt van God (2 Kor 3,5). Maar om het van God te verkrijgen moeten we het Hem vragen. Schiet iemand van u te kort in wijsheid, dan moet hij haar vragen aan God, en zij zal hem gegeven worden, want God geeft aan allen zonder voorbehoud en zonder verwijt (Jc 1,5). Laten we Christus bidden dat hij zich moge verwaardigen ons die toe te kennen. Amen.»
In het licht stellen
De taak van de meester in de theologie bestaat op de eerste plaats uit het becommentariëren van de Heilige Schrift en vervolgens uit bespreken van de moeilijke vraagstukken met de bedoeling die duidelijker te maken en tenslotte uit preken voor het verzamelde volk en de universiteit. In bijna al zijn werken maakt heilige Thomas gebruik van de scholastische methode: een volledige en systematische voorstelling van elk probleem, zonder de verschillende bestaande opinies te negeren. De waarheid wordt in het licht gesteld en ontdaan van de misvattingen die haar verduisteren. Buiten de lezingen over bepaalde thema’s die zijn uitgewerkt op basis van uitwisselingen tussen een meester en zijn studenten, worden er ook openbare zittingen georganiseerd waar iedereen vragen kan stellen over onverschillig welk onderwerp. Deze zittingen zijn gevreesd want concurrerende meesters doen vaak hun best om het de spreker moeilijk te maken.
Qua letterkundig oeuvre heeft Thomas van Aquino ongelooflijk veel geproduceerd. Afgezien van zijn colleges en preken, schrijft hij veel andere werken op verzoek van medebroeders, bisschoppen, de Paus zelfs, of eenvoudig voor persoonlijke studie. De heilige is geestelijk zo georganiseerd en helder en bezit daarnaast een ongewoon groot concentratievermogen dat het voor hem mogelijk is soms tegelijkertijd vier secretarissen zeer uiteenlopende werken te dicteren. Thomas, geenszins ijdel vanwege zijn capaciteiten, stelt die ten dienste van de kennisverwerving over God en diens bedoeling met de schepping. Voor hem ontleent de theologie heel haar bestaansrecht aan de vraag van het eeuwig heil, uiteindelijk doel van het leven van de mens. Dat bestaat uit een visie op God in de eeuwigheid; dat overstijgt volledig de natuurlijke capaciteiten van de mens. Die laatste is daarom afhankelijk van een licht dat verder reikt dan dat van de eenvoudige menselijke rede: hij heeft het goddelijk licht nodig om de weg te ontdekken die naar het uiteindelijk doel voert, maar eveneens om de waarheid van de dingen van deze wereld beter te leren kennen. De openbaringsleer die ons dit licht verschaft en ons iets leert over de doorslaggevende centrale vraag voor ons leven, het eeuwig heil, is belangrijker dan welke andere menselijke wetenschap ook; theologie noemen we dat, dat wil zeggen de wetenschap van de dingen Gods.
Al spoedig krijgt de studieuze activiteit van Thomas de openlijke vervolging te verduren van de seculiere meesters van de universiteit. Willem van Saint-Amour en Zeger van Brabant publiceren een schotschrift dat de zogeheten bedelordes (Dominicanen en Franciscanen) aanvalt, want hun leden denken in hun levensonderhoud te voorzien op basis van de vrijgevigheid van de gelovigen, omdat al hun tijd wordt ingenomen door studie en onderwijs van de heilige wetenschappen. Het wordt al gauw duidelijk dat jaloezie de reden is van deze aanval op de religieuzen wier wetenschappelijke reputatie alleen maar groter wordt. Terwijl hij in zijn loopbaan als leraar zo wordt dwarsgezeten door het gekonkel van die eerzuchtigen, blijft Thomas nederig en zachtmoedig. Maar er komt een dag waarop de legitimiteit van de dominicaner Orde en haar recht onderwijs te geven bij de Paus aan de kaak worden gesteld. Thomas wordt dan door zijn superieuren belast met hun verdediging. Na langdurig gebed analyseert hij “Het traktaat over de gevaren der laatste tijden” van Willem van Saint-Amour, een werkje dat niet vrij is van galspuwerij, onjuiste en verraderlijke beweringen, en publiceert zijn antwoord in het “Contra impugnantes” (“Weerlegging van hen die de aan God verschuldigde eredienst en het religieuze leven aanvallen”). Hij laat allereerst zien dat theologieonderwijs een werk van barmhartigheid is want het wijst de mens de weg van het eeuwig heil, en kan dus de grond zijn voor de stichting van een religieuze Orde. Vervolgens verdedigt hij de rechtmatigheid van de bedelarij voor deze Orde, want zij maakt het mogelijk Christus van dichterbij te volgen. Willem zal uiteindelijk door de Paus veroordeeld worden en van de universiteit verbannen. Terwijl Thomas met de waarheid nooit een loopje neemt blijft hij tegenover zijn bestrijders altijd uiterst hoffelijk en verliest nooit zijn zelfbeheersing. Hij blijft hen trouwens erkentelijk want hij is van oordeel «dat er geen beter middel bestaat om de waarheid aan het licht te brengen en de misvatting schaakmat te zetten dan te redetwisten met mensen die het niet met u eens zijn.»
Een heilige beschreven door een heilige
Heilige Thomas wordt officieel opgenomen in het korps van magisters van de universiteit van Parijs in 1257, samen met heilige Bonaventura, zijn franciscaner confrater en vriend. De twee heiligen hebben grote achting voor elkaar. Tijdens een bezoek dat Thomas aan Bonaventura brengt treft hij hem in extase aan, volledig opgegaan in het schrijven van de biografie van heilige Franciscus. Terwijl hij zich terstond terugtrekt mompelt hij tegen een broeder die hij tegenkomt: «Laten we een heilige het leven van een heilige schrijven!» In de moeilijkheden die hij ontmoet neemt Thomas zijn toevlucht tot het gebed. Hij heeft verschillende gebeden gemaakt om Gods licht te vragen bij de intellectuele arbeid, en begint altijd met de Geest van God af te smeken alvorens aan de slag te gaan. Zijn confrater, medewerker en vertrouweling, Reginaldo de Piperno, verhaalt hoe Thomas, na meerdere dagen te hebben gevast en gebeden wanneer hij wordt geconfronteerd met een moeilijkheid in de uitleg van een passage van de profeet Jesaja, de oplossing vindt in de loop van een verschijning van HH. Petrus en Paulus. Dan dicteert hij zijn commentaar met hetzelfde gemak alsof hij het in een boek las. Het overkomt Thomas regelmatig dat hij de waarheden waarnaar hij op zoek is of die hij in beschouwing neemt zo intens is toegedaan dat de hem omringende werkelijkheden hem vreemd lijken te zijn. Om die reden vertrouwt men de zorg voor het materieel leven van Thomas aan broeder Reginaldo toe. Thomas komt op een dag met leerlingen terug van Saint-Denis in Parijs; de groep neemt de hoofdstad van het koninkrijk Frankrijk met zijn prachtige gotische onlangs klaargekomen kathedraal in ogenschouw: «Wat zou u doen, vraagt men de meester, als de koning u de heerschappij over deze mooie stad gaf?» Na een ogenblik stilte antwoordt hij: «Ik zou liever beschikken over het manuscript van heilige Johannes Chrysostomus over het Evangelie van heilige Mattheus!»
Tijdens deze periode waarin hij in Parijs woont begint Thomas aan het schrijven van zijn eerste theologische synthese, de “Contra gentiles” (“Tegen de heidenen”). Het werk stelt op apologetische wijze het katholiek dogma voor aan niet-christenen, en het is tot op de dag van vandaag een referentie voor de dialoog met hen. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke referentie uit de Heilige Schrift, zoals dat het geval is met de joden of de christenen, is de argumentatie moeilijker, zo beweert Thomas; met de niet-gelovigen moeten we onze toevlucht nemen tot de rede alleen, waarmee alle mensen begiftigd zijn. Ook Benedictus XVI merkte hierover op: «in de natuur is in christelijk moreel perspectief plaats voor de rede die in staat is de morele natuurwet te onderscheiden. De rede kan deze erkennen door te zien wat goed is om te doen en wat goed is om te vermijden ten einde het geluk te bereiken dat ieder aan het hart ligt; de rede legt ook verantwoordelijkheid op tegenover de anderen en dus, het streven naar het algemeen welzijn. Met andere woorden, de deugden van de mens – Goddelijke en morele – zijn in de menselijke natuur ingeworteld. De Goddelijke genade begeleidt, steunt en stuwt het ethisch engagement doch volgens de heilige Thomas zijn alle mensen, gelovige en ongelovige, in zich geroepen de eisen van de menselijke natuur te erkennen die door de natuurwet uitgedrukt worden en zich eraan te inspireren voor het formuleren van positieve wetten, namelijk wetten die uitgevaardigd worden door burgerlijke en politieke autoriteiten om de menselijke samenleving te reglementeren» (Benedictus XVI, audiëntie van 16 juni 2010).
Theologie en poëzie
In 1259 wordt Thomas naar Italië gestuurd waar hij les geeft in de kloosters en aan de universiteiten, terwijl hij tegelijkertijd zijn intensieve literaire activiteit voortzet. We treffen hem aan in Orvieto, Anagni, Viterbo, Rome. In 1263 stelt hij op verzoek van Paus Urbanus IV het schitterend officie van het feest van het Allerheiligst Sacrament samen, dat teksten omvat van de Mis en van de Getijdenliturgie. Deze wordt in onze dagen nog gebruikt in de rooms-katholieke liturgie. Daarin treffen we de sequentie Lauda Sion aan waarin de heilige met evenveel precisie als poëzie in de bewoordingen, de kern van de theologie van de Eucharistie uiteenzet. Het Vespers officie bevat de hymne Pange lingua waarvan de twee laatste strofen het Tantum ergo vormen dat wordt gezongen tijdens het sacramentslof.
Thomas begint ook aan de uitleg van de traktaten van Aristoteles die onlangs zijn vertaald door een confrater. Hij beoogt ermee de waarheden die door deze Griekse filosoof uit de IVe eeuw voor Christus zijn ontdekt te herwaarderen en aan het nageslacht instrumenten na te laten die hij onontbeerlijk acht voor de uitwerking van een goede theologie. «De onafhankelijkheid aantonen tussen filosofie en theologie en tegelijk hun onderlinge relatie, dat was de historische missie van deze grote meester. Zo begrijpt men dat Paus Leo XIII in de XIXe eeuw, toen men met klem de onverenigbaarheid verkondigde tussen moderne rede en geloof, de heilige Thomas aanwees als gids voor de dialoog tussen deze twee. In zijn theologisch werk veronderstelt en concretiseert de heilige Thomas deze relatie. Het geloof versterkt, integreert en verlicht het patrimonium van de waarheid die de menselijke rede verwerft. Het vertrouwen dat de heilige Thomas aan deze twee instrumenten van de kennis – geloof en rede – verleent, kan terug gebracht worden tot de overtuiging dat beide voortkomen uit de ene bron van alle waarheid, de Goddelijke “Logos” (het “Woord” Gods), die zowel werkzaam is op het gebied van de schepping als van de verlossing» (ibid.).
2669 artikelen
In 1265 begint Thomas aan de Summa Theologiae, een monumentaal werk van 2669 artikelen dat een magistrale synthese geeft van de theologische wetenschap, gestoeld op een gedegen realistische filosofie. Steunend op heilige Thomas verklaart Benedictus XVI: «dat God zelf door de Openbaring tot ons gesproken heeft en ons dus heeft toegelaten over Hem te spreken. Ik meen dat het belangrijk is deze leer in herinnering te brengen. Zij helpt ons inderdaad tegen bepaalde tegenwerpingen van het huidig atheïsme, die ontkennen dat religieuze taal een objectieve betekenis heeft en beweren dat ze slechts een subjectieve of simpelweg emotionele waarde heeft. Deze tegenwerping komt door het feit dat het positivistische denken overtuigd is dat de mens niet het zijn kent, doch alleen de functies die kunnen ervaren worden door de werkelijkheid. Met de heilige Thomas en met de grote filosofische traditie, zijn wij overtuigd dat de mens in werkelijkheid niet alleen de functies kent, voorwerp van de natuurwetenschappen, maar ook iets kent van het zijn zelf, zo kent hij bijvoorbeeld de persoon, het «gij» van de andere en niet alleen het fysisch en biologisch aspect van het zijn» (ibid.).
Tussen 1269 en 1272 volbrengt Thomas zijn tweede bestuursperiode aan de universiteit van Parijs. Met succes biedt hij weerstand aan de allerlaatste aanvallen van de seculiere meesters tegen de bedelende religieuzen. Broeder Thomas wordt vervolgens naar Napels gestuurd om er een nieuw studieklooster op te richten. Daar verrassen getuigen hem in de kerk terwijl hij boven de grond zweeft. Een stem afkomstig uit het kruisbeeld verklaart: «Jij hebt goed over mij geschreven, Thomas, wat wens jij als beloning?» Het antwoord komt regelrecht uit het hart van de heilige: «U alleen, Heer!»
Op 6 december 1273 besluit Thomas ten gevolge van een mystieke genade, uit nederigheid, op te houden met schrijven en les geven. De Paus stuurt hem wel naar het tweede oecumenisch concilie in Lyon. Onderweg wordt Thomas ziek en hij wordt naar de cisterciënzer abdij van Fossanova gebracht waar hij, op verzoek van de monniken nog een commentaar presenteert op het Hooglied. Wanneer Reginaldo hem feliciteert met zijn geschriften, antwoordt Thomas: «Videtur mihi ut palea. – Na de hemelse werkelijkheden die ik heb aanschouwd komt me dat als volslagen onbelangrijk voor!» Op het moment dat hij de Heilige Teerspijze ontvangt roept hij uit: «Ik ontvang U in de heilige Communie, o onschatbare prijs voor de verlossing van mijn ziel; o, Gij, voor wiens liefde ik gestudeerd, gewaakt en gewerkt heb; o, U die ik heb gepreekt en onderricht! Ik heb nooit bewust iets gezegd tegen uw waarheid, en ik houd overigens niet halsstarrig vast aan mijn gedachten. Mocht het me dus zijn overkomen een vergissing te hebben gemaakt tegen dit sacrament, laat ik alles aan de correctie van de heilige roomse Kerk over, in gehoorzaamheid aan wie ik nu dit leven verlaat.» Thomas van Aquino sterft op 7 maart 1274.
Dat heilige Thomas zoveel heeft geschreven en onderwezen, was om aan anderen de vruchten van zijn beschouwingen mee te delen en om ze te stimuleren tot de mooiste onderneming die er bestaat op maat van het menselijk hart: het zoeken van God.