Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
27 maart 2005
Pasen


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«Zoals de vrouw die Jezus zalfde in Betanië, heeft de Kerk geen «verspilling» van haar beste zaken geschuwd om uitdrukking te geven aan haar verwondering en aanbidding tegenover het onmetelijk geschenk van de Eucharistie. Niet minder dan de eerste leerlingen die waren belast met het gereedmaken van de bovenzaal voelde zij zich gedreven om door de eeuwen heen en in haar ontmoeting met verschillende culturen, de Eucharistie te vieren in een kader dat een zo groot geheim waardig was» (Johannes Paulus II, Encycliek Ecclesia de Eucharistia, EE, 17 april 2003, n.48). In dezelfde geest had de Heilige Pierre-Julien Eymard, stichter van de Congregatie van de priesters van het Heilig Sacrament, geschreven: «Ik maak me om het dagelijks brood helemaal geen zorgen. Het is aan de Koning om zijn soldaten te eten te geven. Onze enige zorg is Hem een behoorlijk onderkomen te verschaffen, Hem een tabernakel te geven, een altaar, versierselen... Wij zullen er ons hele bezit aan uitgeven: de Eucharistische Koning verdient het bepaald». Wie is die Heilige?

Het hoofd tegen het tabernakel

Op een dag in 1804 komt een molenaar aan in het stadje La Mure, in het diocees Grenoble (Frankrijk): hij heet Julien Eymard. De dood heeft de nodige verwoestingen aangericht in zijn gezin waarin maar twee kinderen overleven, Antoine en Marie-Anne; zij is twaalf wanneer Pierre-Julien ter wereld komt op 4 februari 1811. De heer Eymard laat de nieuwgeborene de volgende dag al dopen. De moeder van Pierre-Julien laat geen dag voorbijgaan zonder een paar minuten neer te knielen in de kerk: ze neemt er de kleine Pierre-Julien mee naartoe in haar voorschoot en biedt hem aan Jezus aan. Zodra het kind kan lopen vergezelt het zijn moeder naar de kerk en gaat er weldra meerdere malen per dag helemaal alleen heen. Marie-Anne treft hem een keer toevallig aan terwijl hij achter het altaar op een krukje staat, het hoofd tegen het tabernakel gedrukt: «Ik sta te luisteren en van hier kan ik Hem beter horen», legt Pierre-Julien haar uit. Er wortelt zich in zijn hart een buitengewone liefde voor het Heilig Sacrament. Hij heeft echter ook zijn gebreken, koppig, opvliegend en nieuwsgierig als hij is. Maar zijn loyale aard kan niet in de leugen leven. Hij is leergierig en heeft ook gevoel voor handenarbeid. Daar er notenbomen te over zijn in de streek, bouwt Julien Eymard een oliepers in de hoop dat zijn zoon notenoliefabrikant zal worden.

De zozeer verbeide dag van de Eerste Communie komt wanneer Pierre-Julien al twaalf jaar is. «Wat een genaden heeft de Heer mij die dag verleend!» zal hij dertig jaar later in tranen neerschrijven. Het is in zijn ogen de roeping tot het priesterschap. De jongeman spreekt met zijn vader over zijn verlangen naar het seminarie te gaan, maar deze begrijpt niet welk een eer God hem doet door zijn zoon te roepen. Nee! Zijn jongen zal hem in zijn zaak opvolgen. Het kind wordt zelfs van school gehaald: voor het vervaardigen en verkopen van olie weet hij wel genoeg. De moeder zwijgt, bidt en houdt moed.

In het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Laus ontmoet Pierre-Julien pater Touche, oblaat van Maria Onbevlekt Ontvangen die met bewondering voor de schoonheid van zijn ziel hem aanraadt zijn leven in de richting te sturen van het priesterschap door al vast Latijn te studeren en vaker te communie te gaan. Vervuld van blijdschap en hoop keert Pierre-Julien terug naar de molen en studeert in het geheim Latijnse grammatica. De Voorzienigheid brengt hem in contact met de eerwaarde Desmoulins die van de heer Eymard toestemming krijgt zijn zoon mee te nemen naar Grenoble om hem daar gratis te laten studeren in ruil voor een paar te verlenen diensten. Daar verneemt het kind geheel onverwacht het overlijden van zijn moeder en werpt zich in tranen aan de voeten van het beeld van de Heilige Maagd: «Oh! Wees vanaf vandaag mijn enige moeder, roept hij uit. Maar meer dan al, verleen mij deze genade: dat ik ooit priester moge worden!». De dag van de teraardebestelling smeekt zijn vader, die ook diep geroerd is, dat hij bij hem blijft. Hij stemt er in toe. Alle hoop schijnt opgegeven tot een pater oblaat van Maria langs komt en, nadat hij hem heeft beluisterd, tegen hem zegt: «Als u eens bij ons kwam in Marseille? Zal mijn vader dat willen? Ja, ja, zeker». De vader springt op, raakt in verwarring, sputtert tegen, begint te huilen en vervolgens... geeft hij toe. In Marseille begint Pierre-Julien zo fanatiek te studeren dat hij ernstig ziek wordt. Terug bij zijn vader, geneest hij, maar het herstel neemt veel tijd in beslag.

Op 3 maart 1828 geeft de heer Eymard, de ziel aan God, nadat hij zijn zoon vergeving heeft gevraagd voor zijn verzet tegen zijn roeping. Pierre-Julien gaat dan naar het Groot Seminarie in Grenoble. Hij moet een geschreven aanbeveling van zijn pastoor overleggen, welke hem in gesloten envelop is overhandigd. Marie-Anne, die iets vermoedt, maakt, zich niet bewust dat ze iets onvoorzichtigs doet, de envelop open: in de brief wordt de kandidaat beschreven als «geesteloos en onbekwaam». In gezamenlijk overleg verbranden ze het onrechtvaardig getuigenis. Vertrouwend op de genade Gods vertrekt Pierre-Julien naar Grenoble waar hij als verordend door de Voorzienigheid Mgr. De Mazenod, de heilige stichter van de oblaten van Maria, ontmoet. Pierre-Julien vertelt hem alles: «Welnu, zegt de bisschop, dan ga ik je voorstellen aan de Overste van het seminarie». De jongeman kan dus zijn roeping volgen; hij wordt op de leeftijd van 23 jaar priester gewijd, op 20 juli 1834. Hij krijgt het ambt van kapelaan en vervolgens van pastoor in het diocees toevertrouwd, maar in het geheim verlangt Pierre-Julien ernaar lid van een orde te worden.

Op 20 augustus 1839 gaat hij, met toestemming van zijn bisschop, ondanks de tranen van zijn zus en zijn parochianen die hem met spijt zien vertrekken, naar het noviciaat van de Maristen, een congregatie die is gesticht door pater Colin. In zijn intiem dagboek noteert hij de thema's ter meditatie die zijn voorkeur hebben: «Jezus in het Heilig Sacrament en het Paradijs». Na zijn noviciaat wordt hij achtereenvolgens benoemd tot geestelijk leidsman van het collège de Belley (Ain) en dan Provinciaal voor Frankrijk en Geestelijk Adviseur van de Derde Orde van Maria. In 1850 wordt hij Overste in het collège van Seyne-sur-Mer, dichtbij Toulon. In al zijn hoedanigheden, als wereldlijk priester of als geestelijke van de Maristen, moedigt pater Eymard de zielen over wie hij de geestelijke hoede heeft altijd aan de aanbidding van het Heilig Sacrament te beoefenen. De resultaten zijn opmerkelijk, zowel onder de kinderen en de jongeren als in de gezinnen; de gemeenschap in zijn geheel komt er opnieuw door tot leven.

Onschatbare waarde

«De aanbidding van de Eucharistie buiten de Mis is van onschatbare waarde voor het leven van de Kerk. Deze aanbidding is nauw verbonden met de viering van het eucharistisch offer. De tegenwoordigheid van Christus onder de heilige gedaanten die na de Mis worden bewaard – aanwezigheid die zolang voortduurt als de gedaanten van brood en wijn intact zijn – komt voort uit de viering van het offer en is gericht op zowel de sacramentele als de geestelijke communie. Het is de taak van de Herders ook met hun persoonlijke getuigenis ertoe aan te moedigen om de eucharistische aanbidding, in het bijzonder de uitstelling van het Allerheiligste Sacrament, alsook de aanbidding voor Christus aanwezig onder de eucharistische gedaanten, te koesteren» (EE, n.25). De Goede God brengt Pierre-Julien op het idee een congregatie te stichten van geestelijken die zich wijden aan de aanbidding van het Heilig Sacrament en de verbreiding van deze vrome praktijk onder de leken. Aan de voet van het beeld van Notre Dame de Fourviére vat hij het plan voor deze stichting op. Het zal de zaak worden waar hij zich het meest mee bezig zal houden tijdens zijn leven. Paus Pius IX bij wie het hem lukt in audiëntie te worden ontvangen verklaart: «Uw werk komt van God, ik ben ervan overtuigd. De Kerk heeft het nodig». Maar wat een obstakels zijn er nog te overwinnen! Als God pater Eymard geen duwtje in de rug gaf, zou hij zich nooit in een dergelijk avontuur, dat menselijk gesproken geen enkele kans van slagen had, durven storten. Zijn Generaal Overste, marist, ontheft hem, na het project langdurig te hebben bestudeerd, van zijn geloften om hem alle vrijheid te laten zijn stichting te verwezenlijken. Vervolgens bedenkt hij zich en stuurt hem naar de aartsbisschop van Parijs. De hulpbisschop die Pierre-Julien in naam van de aartsbisschop moet ontvangen heeft zijn antwoord al kant-en-klaar: een categorisch «nee».

Maar de heilige Voorzienigheid redt alles: pater Eymard wacht, in gezelschap van zijn eerste leerling, in de vestibule van het aartsbisschoppelijk paleis, als de aartsbisschop van Parijs zelf, Mgr. Sibour, hen ziet: «Wie bent u? Twee vreemde priesters. Wat wenst u? Monseigneur, wij wachten op de hulpbisschop. Welnu, hervat Mgr. Sibour, wat de hulpbisschop hier doet kan de aartsbisschop even goed!» Pater Eymard zet het doel van zijn bezoek uiteen. «U bent een maristenpriester? Ja, monseigneur. Mgr. de hulpbisschop heeft me erover verteld». In de mening dat de pater een contemplatieve congregatie wil stichten, voegt hij eraan toe: «Het is zuiver contemplatief... daar ben ik niet echt voor... Nee! Nee! Maar, monseigneur, het is geen zuiver contemplatieve congregatie. Wij aanbidden ongetwijfeld, maar wij willen ook doen aanbidden. Wij moeten ons bezig houden met de eerste communie van volwassenen». Bij die woorden klaart het gezicht van de aartsbisschop op. «De eerste communie van volwassenen! roept hij uit. Oh, dat is het werk dat nog ontbrak, het werk dat ik verlang». De Eucharistie is inderdaad als « de bron en tegelijkertijd het hoogtepunt van de hele evangelisatie, aangezien haar doel de communio van de mensen en in Hem met de Vader en met de heilige Geest is» (EE, n. 22). De zaak is gewonnen: de Congregatie van de Priesters en Dienaressen van het Heilig Sacrament ontvangt een eerste goedkeuring vóór dat ze zelfs maar bestaat.

Een onbezonnen gebaar

Het avontuur is echter verre van beëindigd. Pater Eymard heeft nog geen plek waar hij zijn toekomstige gemeenschap kan onderbrengen. Hij heeft geen geld en de eerste novicen, die honger lijden, trekken zich de een na de ander terug. De dood van Mgr. Sibour berooft hem van een waardevolle beschermheer. Diens opvolger, Mgr. Morlot, weigert de stichter aan te horen en verbrandt zijn stichtingsaktes zonder ze te hebben gelezen in de overtuiging dat het om een «geheim genootschap» gaat; vervolgens berouwt hij zijn onbezonnen gebaar, luistert naar wat pater Eymard te zeggen heeft en bevestigt de goedkeuring van Mgr. Sibour. Pierre-Julien, die nog altijd geen onderkomen heeft, vertrouwt zijn project toe aan de Voorzienigheid die hem weldra de mogelijkheid biedt twee huizen in de rue du Faubourg Saint-Jacques te kopen. Het eucharistisch apostolaat wordt uitgeoefend aan de voet van ieder altaar. De aanbidder is ook een vervanger: hij wil iets aanbieden ter herstel van de beledigingen die het Heilig Sacrament zijn aangedaan; hij aanbidt en bemint voor de talloze zondaars die onwetend zijn en niet aanbidden, noch beminnen. Maar hij die bemint probeert te doen beminnen. De religieuzen van het Heilig Sacrament werken dus aan de bekering van de zondaars door middel van het eucharistisch apostolaat. In de oude wijken van Parijs weten in die tijd de meeste jongeren op de leeftijd dat ze wat geld kunnen gaan verdienen bijna niets over de godsdienst van hun doopsel. Heel wat volwassenen bevinden zich in dezelfde situatie zoals ook vandaag nog. Pater Eymard organiseert catechismuslessen ter voorbereiding van de zielen op het ontvangen van de heilige communie. Op een avond ontvangt hij in de spreekkamer twee voddenrapers, een man en een vrouw, zonder geloof en onderwijs, die ongehuwd samenwonen. In de loop van de daarop volgende dagen leert hij hun de catechismus, neemt de biecht af, laat ze toe tot de eerste communie en trouwt ze ook. Op die dag nodigt hij ze uit voor een maaltijd in de spreekkamer en wil hen zelf bedienen, waarbij hij vriendelijke woorden tot hen richt die de goede mensen verrukt aanhoren.

Om de heilige communie te ontvangen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. In een commentaar op de versregel van de heilige Paulus: wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken (1Kor11,28), brengt de heilige vader die voorwaarden duidelijk in herinnering: «De heilige Johannes Chrysostomus vermaant de gelovigen met de kracht van zijn welsprekendheid: ook ik verhef mijn stem, smeek, vraag en bezweer jullie om niet te naderen tot deze heilige tafel met een bevlekt en verdorven geweten. Een dergelijke toenadering zal men echt nooit communie kunnen noemen, ook wanneer wij duizend keer het lichaam van de Heer aanraken, maar verdoemenis, pijn en vermeerdering van de straffen». In dezelfde lijn stelt de Katechismus van de Katholieke Kerk terecht vast dat «Hij die zich van een zware zonde bewust is, het sacrament van de verzoening moet ontvangen voordat hij te communie gaat». Daarom wens ik opnieuw te beklemtonen dat nu en in de toekomst in de kerk de regel van kracht blijft waarmee het Concilie van Trente concreet uitdrukking gaf aan de ernstige vermaning van de apostel Paulus toen het bevestigde dat, om de Eucharistie op waardige wijze te ontvangen, «de belijdenis van de zonden vooropgesteld moet worden, wanneer men zich bewust is van een doodzonde»» (EE, 36).

Een schitterende parel

Op 3 juni 1863 wordt de congregatie van pater Eymard definitief goedgekeurd door de zalige Paus Pius IX. «Vanaf die jaren, zal de zalige Johannes XXIII later zeggen, kwamen de religieuzen van het Heilig Sacrament in de Kerk naar voren als waardevolle steunpilaren en verbreiders van deze beweging die zielen naar de Allerheiligste Eucharistie voert, een van de schitterendste parels van de degelijke christelijke vroomheid». Hij zegt zelf: de predikant is een man «die luid bidt... maar voor hij luid bidt moet hij heel stil hebben gebeden». Vanaf de preekstoel brengt hij op zijn gehoor zijn overtuigingen, zijn liefde, zijn heilig vuur over. Alles aan hem is welsprekend. Zijn woorden leveren een krachtige bijdrage aan de liefde voor de Eucharistie die hij in de zielen ontbrandt alsook aan de devotie bij uitstek voor de aanbidding die hij op die manier bevordert.

Voor hij gaat preken heeft pater Eymard de gewoonte zich voor het uitgestalde Heilig Sacrament voor te bereiden. De Hostie is het ware brandpunt van zijn prediking. «Het is mooi om bij Jezus te zijn, brengt de Heilige Vader ons in herinnering, om dicht aan zijn borst te liggen als zijn geliefde leerling (vgl. Joh 13,25), en om de oneindige liefde te voelen van zijn hart. Als het christendom zich in onze tijd moet onderscheiden, met name in de vaardigheid van het bidden, hoe zou men dan geen nieuwe behoefte kunnen voelen om lang te blijven in geestelijk gesprek, in stille aanbidding, in een houding van liefde, voor Christus die eeuwig aanwezig is in het Allerheiligst Sacrament? Hoe dikwijls, dierbare broeders en zusters, heb ik dit ervaren, en heb ik hierin kracht, troost en steun gevonden!» (EE, 25).

Het beslissende offer

Pater Eymard verklaart: «Aan het getuigenis van het Woord van Jezus Christus voegt de Kerk het getuigenis van haar voorbeeld, van haar in de praktijk beleefde geloof toe. De prachtige basilieken zijn de uiting van haar geloof ten aanzien van het Allerheiligst Sacrament. Ze heeft geen graftombes willen bouwen, maar tempels, een hemel op aarde waar haar Verlosser, haar God een Hem waardige troon heeft. Met angstvallige oplettendheid heeft de Kerk tot in de geringste details de viering van de Eucharistie geregeld; ze schuift op niemand anders de zorg af eer te betonen aan haar Echtgenoot: alles is namelijk groot, alles is van belang, alles is goddelijk wanneer het om de aanwezige Jezus Christus gaat. Zij wil dat al wat het zuiverst is in de natuur en het kostbaarst in de wereld gewijd is aan en in koninklijke dienst staat van Jezus». Hij raadt ons ook aan: «Nadat u een kerk bent binnengegaan, houdt een moment rust; stilte is de grootste blijk van eerbied; en eerbied is een eerste vereiste voor gebed. Onze ongeïnspireerdheid in het gebed en het ontbreken aan vroomheid is grotendeels terug te voeren op ons gebrek aan eerbied tegenover Onze Lieve Heer bij het binnenkomen, of op de oneerbiedige houding die wij daarbij aannemen». In dezelfde geest doet de Heilige Vader met klem een oproep «dat de liturgische normen voor de viering van de Eucharistie zeer getrouw in acht worden genomen... Priesters die trouw de Mis vieren volgens de liturgische normen en gemeenten die zich conformeren aan deze normen tonen rustig doch welsprekend hun liefde voor de Kerk» (EE, n.52).

Vanaf 1864 wordt pater Eymard door de mislukkingen en beproevingen steeds meer verbonden met het Kruis van de Verlossing, het enig middel voor het heil van de zielen. Hij put steeds vaker zijn kracht uit de Eucharistie, die is ingesteld «om het Kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen» (Vaticanum II, Sacrosanctum concilium, n.47). « Dit offer is voor de verlossing van het mensengeslacht zo beslissend, dat Jezus Christus het pas toen heeft voltooid en naar de Vader is teruggekeerd, nadat Hij ons het middel heeft nagelaten om eraan deel te nemen, alsof wij erbij aanwezig waren geweest. Iedere gelovige kan aldus eraan deelnemen en er onuitputtelijk de vruchten van verkrijgen... Ik zou nog eenmaal aan deze waarheid willen herinneren en mij met u, mijn zeergeliefde broeders en zusters, willen verenigen in aanbidding vóór dit mysterie: een groot mysterie, het mysterie van de barmhartigheid. Wat had Jezus nog meer kunnen doen voor ons? Waarachtig, in de Eucharistie toont Hij ons een liefde die tot het uiterste (Joh 13,1) gaat, een liefde die geen maat kent. Dit aspect van de universele liefde van het eucharistisch offer is gebaseerd op de woorden van de Verlosser zelf. Toen Hij het instelde zei Hij niet slechts: Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed, maar voegde er vervolgens aan toe: Dat voor u gegeven wordt, Dat voor u vergoten wordt (Lc 22,19-20). Jezus verklaarde niet eenvoudigweg dat hetgeen Hij hun te eten en te drinken gaf zijn lichaam en zijn bloed was; Hij drukte bovendien het offerkarakter ervan uit» (EE, nn. 11-12).

In vereniging met dit offer van Christus aanvaardt pater Eymard zijn verkiezing voor het leven tot Generaal Overste van de Priesters van het Heilig Sacrament, terwijl hij had gehoopt weer een eenvoudige religieus te worden. Tegelijkertijd maakt hij de afbraak van zijn huis in Parijs mee, dat moet plaats maken voor een nieuwe boulevard... Bovendien vraagt op 11 juni 1867 pater Cuers, zijn oudste en betrouwbaarste vriend, in Rome om ontheffing van zijn geloften om een instituut voor eucharistische kluizenaars op te zetten. Pater Eymard is er hevig van ontdaan. Door een openbaring komt hij echter te weten dat deze pater in zijn congregatie zal terugkeren; maar deze terugkeer zal hij tijdens zijn leven niet meer meemaken. Bij al zijn lijden blijft de zachtmoedigheid de deugd die hij bij voorkeur beoefent. Die heeft hij evenwel niet kant-en-klaar meegekregen bij zijn geboorte. Een broeder uit zijn congregatie getuigt aldus: «Hij was een zeer krachtdadige man, van een engelachtige zachtmoedigheid en met een karakter van kwikzilver». Hij zelf geeft toe dat hij weet hoe ongeduldig hij is.

Op zijn hart

Op 21 juli 1868 komt pater Eymard 's avonds versleten, vermagerd en onbekwaam het geringste voedsel tot zich te nemen, in La Mure aan, om er op uitdrukkelijk bevel van zijn arts rust te nemen. Hij heeft de laatste mis van zijn leven in Grenoble opgedragen, in de kapel die is gewijd aan de eeuwigdurende aanbidding. Zonder een woord te zeggen kruipt hij moeizaam in bed: zijn zuster gaat snel een dokter halen die een hersenbloeding en tevens een staat van algemene uitputting vaststelt. De pater biecht door middel van het geven van tekens. Op zaterdag 1 augustus ontvangt hij het Heilig Oliesel om één uur 's ochtends. Zodra het weer dag is viert een pater van zijn congregatie de mis in zijn kamer en geeft hem de Heilige Communie. Men geeft hem het prentje van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette. Hij drukt het op zijn hart. In het begin van de middag hoort men ternauwernood hoe hij de laatste adem uitblaast: zijn ziel is de hemel binnengegaan, voor altijd in de oneindige zaligheid van God. Hij is gestorven op de leeftijd van 57 jaar in het huis waarin hij was geboren.

De heiligverklaring van Pierre-Julien Eymard droeg een in de geschiedenis van de Kerk tamelijk ongewoon plechtig karakter. De dag na de afsluiting van de eerste zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, op 9 december 1962, wordt hij door Johannes XXIII, in aanwezigheid van 1500 concilievaders, bijgeschreven op de lijst van heiligen. In zijn preek zei de Paus: «Dit kleine kind van vijf jaar dat men op het altaar aantrof met het voorhoofd gedrukt tegen de deur van het tabernakel, is tevens degene die te zijner tijd het Genootschap van de Priesters van het Heilig Sacrament alsook van de Dienaressen van het Heilig Sacrament zal stichten en zijn stralende liefde voor de in het Heilig Sacrament levende Christus zal overdragen op de talloze hulptroepen van Priesters-Aanbidders... De heilige Pierre-Julien Eymard stelt de Allerheiligste Maagd Maria voor als toonbeeld voor de aanbidders wanneer hij haar aanroept onder de naam van «Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Sacrament»... Ja, dierbare zonen, eert en bejubelt met Ons, hem die zo'n volmaakte aanbidder van het Heilig Sacrament was; en stelt, naar zijn voorbeeld, deze onvergelijkelijke bron van iedere genade voortdurend in het middelpunt van uw gedachten, van de dingen die uw genegenheid genieten en van alles wat u met ijver onderneemt: het Mysterium fidei, die onder haar sluiers de Schenker van deze genade, Jezus zelf, het vlees geworden Woord, verbergt».

Tegenwoordig tellen de religieuzen van het Heilig Sacrament ongeveer 1000 leden die zijn verspreid over 140 huizen in 18 landen. De Dienaressen van het Heilig Sacrament (bijna 300 religieuzes) hebben huizen iin Frankrijk, in Nederland, in Italië, in Canada, in de Verenigde Staten, in Brazilië, in Australië, in de Filippijnen, in Vietnam en in Republiek Kongo.

Heilige Pierre-Julien Eymard, leer ons vaak een bezoek te brengen aan Onze-Lieve-Heer die aanwezig is in het Tabernakel, leer ons in vrede de stormen des levens te doorstaan en onze zozeer beminde Jezus van aangezicht tot aangezicht te zien in het Paradijs.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.