|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
27 december 2010 feest van H. Joannes |
«Nog een jongen!». Deze vreugdekreet klonk op 10 mei 1272 in de woning van de familie Tolomei in Siena, Toscane (Italië). Waarschijnlijk dezelfde dag werd het kind naar de gewoonte van die tijd gedoopt met de naam Giovanni (Joannes). In het vaderlijk huis wachten reeds twee broers op hem en later komen er nog twee jongens en twee meisjes bij.
Giovanni komt ter wereld in een milieu met een uitgesproken gevoel voor geld en macht. Zijn familie heeft sinds eind XIIe eeuw haar aandeel in handels- en bankzaken die veel voorspoed brengen en die hen boven aan de maatschappelijke ladder hebben geplaatst, te midden van de machtigen die in de stad Siena zowel economisch als politiek invloed van de eerste orde uitoefenen. De familie Tolomei maakt deel uit van de pioniers van het moderne bankwezen dat juist in die dagen in Italië het licht ziet. Ze oefenen hun handelsactiviteit uit op de handelsbeurzen van Champagne waar de Vlaamse lakenstoffen en de uit het Oosten afkomstige rijkdommen, met name zijde en specerijen worden verruild. Ze komen zelfs in Engeland om te onderhandelen over de aankoop van wol en leningen aan de Kroon. Ze zijn eveneens één van de bankiers van de Paus, belast met het incasseren en vervoeren van de pauselijke belasting met de daarbij behorende wisselactiviteiten. Doordat ze in de gunst staan bij de paus hebben ze ook gemakkelijk toegang tot bisschoppen, abten en kapittels aan wie ze geld lenen. In het langdurig conflict waarin meer dan twee eeuwen de keizer van het Heilig Romeinse Rijk, gesteund door de Gibellinen, tegenover de Paus staat, die wordt gesteund door de Guelfen, voegt de familie Tolomei zich vastbesloten bij deze laatsten. In de tijd waarin Giovanni wordt geboren is het conflict beslecht ten gunste van het pauselijke kamp, maar nog geruime tijd zullen de geesten verdeeld blijven.
Volleerd jurist
Italië staat erom bekend dat het vanaf de hoge Middeleeuwen een op de klassieke Oudheid geïnspireerde cultuur heeft verspreid binnen een wereldlijke stedelijke elite. Giovanni geniet daardoor de beste opvoeding. Van zijn vader en ooms leert hij de basisbeginselen van de handels- en banktechnieken. In een oude kroniek wordt hij een «volleerd jurist» genoemd. Zijn bekwaamheden op rechtskundig gebied hebben het zeker mogelijk gemaakt dat hij aan het administratieve en diplomatieke roer van zijn stad kwam te staan. Hij wordt eveneens «opmerkelijk ruiter» genoemd, dat wil zeggen lid van de kern van het gemeentelijk leger dat noodzakelijk is in het klimaat van voortdurende «guerrilla» dat het gevolg is van de conflicten tussen de Italiaanse steden. In geestelijke zin kent hij zijn zwakheden en beschouwt zichzelf als zondaar. Hij steunt echter op het godsdienstige klimaat in Siena, de stad der heiligen. De H.Maagd is er de patrones van, en een «Maestà», Maagd in majesteit, omringd door apostelen en engelen en krijgt haar ereplaats aan de voorzijde van de kathedraal in juni 1311. Het opschrift aan de voet van de voostelling luidt: «Heilige Moeder van God, wees de oorzaak van de rust van Siena», waar rust niet alleen verwijst naar de wereldlijke, maar ook naar de eeuwige rust van de bewoners. Een geheel netwerk van broederschappen, lekengenootschappen voor geestelijk leven staat borg voor steun aan het innerlijk leven van de leden ervan en beoefening van de naastenliefde.. Giovanni is waarschijnlijk lid van het genootschap dat bijeen komt in een beroemd ziekenhuis voor hulp aan zieken en armen. Er wordt een spiritualiteit van ascese en liefde voor de eenzaamheid beoefend. Een kroniekschrijver van die tijd schrijft over Giovanni: «Hij is bezield van de adem van de Geest van God en in het diepst van zijn wezen geraakt door een vurige hartstocht, diep verbonden met zijn adellijke vrienden in Siena, Patricius de' Patrizi, Franciscus en Ambrosius Piccolomini en, dag en nacht mediterend, is zijn verlangen gericht op de dingen des hemels. De wereldse futiliteiten eendrachtig vreemd geworden, trachtten zij de God die dondert te dienen». De verwijzing naar de «God die dondert» is bijbels en slaat op de episode waarin Mozes de tien geboden ontvangt op de berg Sinaï (cf. Ex 19,16-19). Giovanni begrijpt dat «het ware geluk niet ligt in rijkdom of welzijn, noch in menselijke eer en macht, noch in welk menselijk werk dan ook, hoe nuttig dit ook moge zijn, zoals wetenschap, techniek en kunst, noch in enig schepsel, maar in God alleen, bron van alle goed en alle liefde» (Catechismus van de Katholieke kerk, 1723).Op een dag in 1313 zijn Giovanni en zijn vrienden van Siena op weg naar een plek die Acona heet, geërfd door de nakomeling van de familie Tolomei. Het betreft een volledig afgezonderde plek die maar van één kant toegankelijk is omdat de anderen aan afgronden grenzen. Door de Geest van God geïnspireerd, verlaten de jongelieden de stad waar hun geestelijke aspiraties talloze obstakels ontmoeten en trekken zich terug in deze eenzame plek om er een nieuw bestaan op te bouwen en intenser op zoek te gaan naar God.
Een nieuwe denkwijze
Op 28 juni 2009 zei Paus Benedictus XVI ter gelegen- heid van de afsluiting van het aan H.Paulus gewijde jaar: «In de Brief aan de Romeinen (hfdst. 12), vat de apostel Paulus de kern van het christelijk bestaan samen« Allereerst merkt hij als iets fundamenteels op dat met Christus een begin is gemaakt met een nieuwe wijze van God vereren met een nieuwe godsdienst. Deze bestaat hierin dat de levende mens zelf aanbidding, «offergave», tot in het eigen lichaam toe, wordt. Niet langer worden de dingen aan God ten offer gebracht. Ons bestaan zelf moet lofzang op God worden. Maar hoe gaat dit in zijn werk? In de tweede versregel wordt ons een antwoord gegeven: Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil (Rom 12,2)« Wij worden nieuw als wij ons laten grijpen en vormen door de nieuwe Mens Jezus Christus«. Paulus geeft nog meer bijzonderheden«, wanneer hij zegt dat wij nieuw worden als wij onze denkwijze veranderen«Wij hadden misschien verwacht dat dit zou slaan op bepaalde houdingen: wat wij in onze handelwijze zouden moeten veranderen. Dat is het dus niet: de vernieuwing moet tot het eind worden uitgevoerd. De wijze waarop wij de wereld bezien, de werkelijkheid begrijpen onze gehele denkwijze moet van de grond af worden veranderd. Het denken van de oude mens, de denkwijze van de mensen is in het algemeen gericht op bezit, welzijn, invloed, succes, beroemdheid enzovoort. Maar op deze wijze heeft zij een beperkte reikwijdte. Zo blijft in laatste instantie het «ik», het middelpunt van de wereld« Wij moeten leren deel te nemen in het denken en de wil van Jezus Christus. Dan pas zullen wij nieuwe mensen zijn».De vriendschap die Giovanni en zijn metgezellen onderling verbindt vloeit voort uit hun vriendschap met God en de eigenheid van de monastieke familie die zich aan het vormen is, bestaat juist uit die verbondenheid zoals die wordt beleefd door de stichters. Patricius is één van die zeer rijke kooplieden die deel uitmaken van het Hoog Gerechtshof van de Republiek Siena. Moe van de vele reizen en een activiteit die niets oplevert voor zijn ziel, heeft hij zich bij de broederschap gevoegd waar Giovanni bijhoort. Hij zal aan de communauteit een waardevolle bijdrage leveren dankzij zijn bekwaamheden op economisch en administratief gebied. Hij is de metgezel die Giovanni het meest nabij is. Hij zal in 1347 overlijden. Ambrosius komt uit hetzelfde milieu als Giovanni. Als de in ledigheid levende zoon van een welgestelde familie kost het hem moeite de bekering die met zijn vrienden is begonnen tot een goed einde te brengen. Hij zal in 1338 overlijden. We weten niet of Franciscus bij de groep van stichters was. De drie vrienden vinden in Acona een gebouw waar ze zich in vestigen, hun kleren van fijne lakense stof verruilen voor wat de armen dragen. Ze richten een gebedsplaats in om er het heilig Officie te zingen en de goddelijke Mysteriën te laten vieren door priesters van hun keuze daar geen van hen het priesterschap had ontvangen. De armoede verplicht hen van het werk van hun handen te leven, hetgeen ze waarschijnlijk niet gewend waren. Ze verbouwen een paar groenten en plukken de vruchten die ze ter plekke vinden. Dit werk alleen is echter niet voldoende om in hun levensonderhoud te voorzien; de aanvulling komt dan ook uit de inkomsten die Giovanni's bezittingen opleveren.
Eenzaamheid en vriendschap
«Ze waren trouw aan het gebed, zo verzekert een kro- niekschrijver, standvastig in het handhaven van de stilte en vol vuur in het brengen van lof aan God». Hun gedrevenheid en hun vreugde trekken andere zielen aan en langzaam maar zeker wordt de aanvankelijke kern uitgebreid. «Ze verlangden ernaar zich in afzondering over te geven aan de inkeer des harten (met veel liefde berouw tonen) en aan het stil gebed naar wat God zich zou verwaardigen ieder te vergunnen en gingen op zoek naar stilte en rust, de een in het woud, de ander in hun kleine kerk en weer anderen in de in de aarde uitgegraven grotten, en sommigen in nog meer afgelegen plekken; in deze eenzaamheid hieven ze in gebed zuivere handen op naar God waarbij ze hun zielen uitstorten onder het oog van de Heer hun God». De eenzaamheid wordt wel verzacht door de hartelijkheid van hun vriendschap en door hun eensgezindheid.
Deze poging tot monastiek leven blijft niet onopgemerkt en overal wordt gesproken over die zonen van welgestelde families die in vreemde uitdossing midden in de bossen leven. In die tijd hebben zich groepen zogenoemde «spirituele» franciscanen ontwikkeld die onder het voorwendsel gehecht te zijn aan de door de heilige Franciscus van Assisi gewenste radicale armoede, sektarische zelfstandige groepen zijn gaan vormen waartegen de Paus strenge maatregelen heeft uitgevaardigd. Een officiële onderzoeksambtenaar van de Kerk begeeft zich op weg naar Acona. Zijn conclusies zijn gunstig voor de asceten en sporen hen aan zich door hun bisschop te laten erkennen als religieuzen en een Regel aan te nemen.
Op een dag zit Giovanni in zijn eentje te bidden wanneer hij voor zich een zilveren ladder ziet met op de bovenste treden de Verlosser en zijn Allerheiligste Moeder in schitterend witte kleren; van deze ladder dalen engelen af naar de aarde terwijl in het wit geklede monniken opstijgen naar de hemel. Giovanni roept de broeders die zich niet veraf bevinden bij zich en deelt met hen dit visioen dat de toekomst voorspelt: de bouw van een klooster dat voor talrijke witte monniken een ladder naar de hemel zal zijn. «De Heer verscheen staande op de bovenste trede van de ladder en laat duidelijk zien dat Hij altijd klaar staat hen te hulp te schieten die strijden voor het Koninkrijk der Hemelen», zo schrijft een auteur uit die tijd. Wat de engelen betreft, die houden de monniken bij de hand bij hun opstijgen naar het hemels vaderland. Gesterkt door deze bovennatuurlijke voorstelling kiezen de in eenzaamheid levende monniken van Acona ervoor bij H.Benedictus in de school te gaan. Giovanni neemt dan de naam Bernardus aan, ter herinnering aan de man die de Maagd Maria zo mooi heeft bezongen en abt was van Clairvaux in de XIIe eeuw. Vergezeld van Patricius begeeft hij zich naar Arezzo waar de bisschop is. Deze betoont zich welwillend en edelmoedig naar hen toe en op 26 maart 1319 geeft hij hun een handvest dat tevens de geboorteakte is van het benedictijner klooster van Acona. De stichting is toegewijd aan de Maagd Maria en neemt de naam «Santa Maria Monte di Olivetti» aan, niet alleen ter herinnering aan het natuurlijk aspect van de met olijfbomen beplante plek, maar vooral aan de hof van olijven waar Jezus graag heen ging met zijn leerlingen. De nieuwe religieuzen is het gelukt zich te onderscheiden van de andere benedictijnen door een wit habijt te dragen in plaats van het zwarte. De monniken die hun waren verschenen op de geheimzinnige ladder waren immers gekleed in het wit.
Een geduchte en vervolgens aanvaarde taak
Op 29 maart ontvangen Bernardus, Patricius en Ambrosius officieel het kloosterkleed en leggen hun geloften af in de handen van een monnik van de abdij Sasso, voor deze ceremonie afgevaardigd door de bisschop. De bouw van het klooster moet nog beginnen. Een door de bisschop benoemde priester gaat naar Acona om de gunstigste plek te kiezen, in de aarde een kruis te planten, de eerste steen van het bouwwerk te leggen en de gebruikelijke zegeningen uit te spreken. Daags na de stichting komt de communauteit bijeen om een aantal punten van het monastiek leven te verduidelijken. De duur van de ambtsperiode van de abt wordt vastgesteld op één jaar, in tegenstelling tot het gebruik in benedictijner abdijen een abt te kiezen voor het leven. De eerst gekozen abt is niet Bernardus, die liever op de achtergrond wil blijven en zijn gebrekkig gezichtsvermogen als excuus aanvoert, maar Patricius. De twee daarop volgende jaren worden Ambrosius en daarna Simone di Tura gekozen. In september 1322, echter, zal Bernardus Tolomei de abtstaak aanvaarden, op aandringen van zijn broeders en van jaar tot jaar zal hij voortdurend worden herkozen.De kloosterdagen bestaan uit zang tijdens het heilig officie, handarbeid die onder de nieuwe monniken een belangrijke plaats inneemt, en lezen. De bouw van de kerk en het klooster vereist noeste arbeid waarvoor de broeders zelf de stenen in de oven bakken. Ze besteden ook de nodige tijd aan de wijngaard en andere landbouwwerkzaamheden ter voorziening van het voedsel van de communauteit. De abt ziet er in het bijzonder op toe dat de stilte heerst, zelfs op de plekken waar wordt gewerkt. De armoede komt tot uiting in de kleding, de maaltijden en de bedden die slechts met stro gevulde zakken zijn. De monastieke leefwijze is namelijk gebaseerd op de levensomstandigheden van de armen van die tijd.
Het geestelijk onderricht van Bernardus Tolomei, na zijn verkiezing tot abt, besteedt met name aandacht aan de deugd van de nederigheid waaraan hij een centrale plaats in het leven van de monnik toekent. Zijn persoonlijke bekering tot het monastiek leven heeft hem naar het ander uiterste gevoerd van de waarden die in de wereld worden gehuldigd. Aan een correspondentievriend schrijft hij dat deugden vergaren zonder nederigheid neerkomt op stof in de wind werpen. Maar hij herinnert er ook aan dat de moeder van de nederigheid de naastenliefde is. Alleen Christus kan die geven. Het is dus bovenal van belang zich aan Christus die in overvloed geeft vast te houden. De naastenliefde moet dus in het bijzonder in daden worden omgezet in de «zeer heilige liefde voor de gemeenschap», die Bernardus in uitzonderlijke hoge mate in praktijk brengt. Hij heeft aandacht voor iedere broeder, in het bijzonder voor de jongsten; hij geeft leiding als een goede huisvader en is zich bewust van zowel zijn verantwoordelijkheden als van zijn beperkingen, in vertrouwen op de steun van de Heilige Geest die zich laat gelden via de raad die de in kapittel verenigde broeders hem geven. In zijn brieven tekent hij met: «Broeder Bernardus, abt, hoewel onwaardig, van het klooster Santa Maria Monte di Olivetti».
Het behoud van de eenheid
Weldra vragen bisschoppen of leken heren die zijn geraakt door de vroomheid van de nieuwe monniken, om stichtingen. De eerste vindt plaats in Siena, al in 1322. Een twintigtal jaren later zijn het er tien, die vaak zijn gelegen in de nabijheid van steden en soms helemaal geïsoleerd op het platteland. Om in het nieuwe zich snel uitbreidende monastiek gezin de samenhang van een organische eenheid te bewaren beschouwen de monniken het als één enkel klooster dat zich over diverse plekken verspreidt en waarbij ieder verbonden blijft met en onderworpen aan het Moederhuis zoals de ledematen dat zijn ten opzichte van het hoofd en wel zo zeer dat ze maar één lichaam vormen. In deze institutie bestaat maar één abt, die van Monte di Olivetti, en de andere communauteiten worden bestuurd door priors; dezen zullen aan hun naam ook die van Monte di Olivetti toevoegen. Het klooster van Siena werd op die manier «San Benedetto di Monte di Olivetti di Siena». In het generaal kapittel komen ieder jaar, samen met de communauteit van Monte di Olivetti, de prior en twee afgevaardigden van iedere stichting bijeen. De abt begint met het aanbieden van zijn ontslag en vervolgens laat ieder zich de Heilige Geest influisteren om de balans op te maken van het leven van de Congregatie. Wanneer de abt eenmaal is gekozen of herkozen zit hij het kapittel voor en benoemt de priors en de verantwoordelijken voor de voornaamste diensten in ieder huis. Tussen twee kapittels door visiteert de abt de verschillende kloosters of laat ze visiteren door een afgevaardigde. Om zijn verantwoordelijkheden na te komen moet de abt aldus vele reizen maken en het valt Bernardus Tolomei zeker zwaar om zijn eenzaamheid te verlaten. Hij moet bovendien de last dragen van de correspondentie met de weldoeners en de sollicitanten en natuurlijk met vaderlijke zorg over zijn broeders waken. Om goedkeuring van zijn monastieke familie te verkrijgen stuurt de heilige twee afgevaardigden naar de Franse Paus Clemens VI, zelf ook benedictijner monnik, die in Avignon woont. Op 21 januari 1344 stemt de Paus toe in de door Bernardus in zijn smeekschrift geformuleerde verzoeken. Het betreft de officiële acte van oprichting van de Congregatie die dan 160 monniken omvat, verdeeld over het klooster Monte di Olivetti en tien stichtingen.Wanneer hij op een zekere leeftijd is gekomen verlangt Bernardus ernaar zijn bestuursfunctie neer te leggen maar op 4 mei 1347 kiest het generaal kapittel hem opnieuw «in het volste vertrouwen dat hij vanwege zijn heiligheid Gods wil, noch het zielenheil van zijn broeders en zonen ter zijde zou schuiven»; dit kostbare getuigenis is ons nagelaten door zijn tijdgenoten.
Begin 1348 verspreidt de zwarte pest, die in heel Europa zou toeslaan, zich met duizelingwekkende snelheid over heel Noord Italië. De angst voor besmetting brengt met zich mee dat men de zieken aan hun lot overlaat: «De ramp, zo schrijft een tijdgenoot, had zoveel schrik gezaaid in het hart van de mannen en vrouwen dat de broeder zijn medebroeder in de steek liet, de oom zijn neef, de zus haar broer, vaak zelfs de vrouw haar man. Nog sterker en nauwelijks te geloven: de vaders en moeders vermeden naar hun kinderen om te kijken en ze te helpen, alsof ze niet meer van hen waren». Geconfronteerd met zo'n groot onheil probeert Bernardus Tolomei alles behalve zich te beschermen voor besmetting, maar verlaat de eenzaamheid van de Monte di Olivetti en gaat naar het klooster van Siena waar zijn monniken het grootste gevaar lopen, om hen te verzekeren van zijn aanwezigheid en geestelijke steun. Het is waarschijnlijk dat hij samen met hen voor de geïsoleerde en verlaten zieken van de stad zorgde. Maar op zijn beurt loopt hij de ziekte op. Op 20 augustus, omringd door een paar overlevende broeders en met heel zijn geloof gericht op zijn Heer die hij aanwezig weet aan zijn zijde met zijn glorievolle Moeder, geeft hij de geest. Zijn lichaam dat snel is begraven vanwege het besmettingsgevaar is nooit teruggevonden, alsof de heilige ons wilde zeggen onze blikken niet op hem, maar op Christus te richten.
De monastieke familie van de heilige is ernstig aangetast door de plaag, daar 80 broeders tegelijk, ongeveer de helft van het totale aantal, met hun overste het leven laten. Maar het is zo'n vitale gemeenschap dat deze zich in een twaalftal jaren weer herstelt en verder ontwikkelt. Tegenwoordig is zij tot ver over de grenzen van Italië, in Korea, Hawaï en Ghana aanwezig waardoor de organisatie ervan is gewijzigd, maar zonder dat de diepgaande verbondenheid onder haar leden, een erfenis uit de eerste dagen, eronder heeft geleden. Zij heeft zich ook opengesteld voor verschillende vormen van vrouwelijke aanwezigheid, met name dankzij de heilige Françoise Romaine (1384-1440).
De innerlijke mens versterken
Bernardus Tolomei is op 26 april 2009 door Paus Benedictus XVI heilig verklaard. Zijn leven brengt ons een kernboodschap in herinnering die al door de heilige Paulus is uitgedragen (Ef 3,16) en door de Heilige Vader is overgenomen: «De innerlijke mens moet worden versterkt het is een vereiste voor deze tijd en bijzonder van toepassing op een tijdvak waarin de mensen zo vaak innerlijk leeg zijn en zich dus moeten vastklampen aan beloftes en drugs, die vervolgens ten gevolge hebben dat het gevoel van innerlijke leegte alleen maar groter wordt. De innerlijke leegte de zwakheid van de innerlijke mens is een van de grote problemen van onze tijd. Het innerlijk leven moet worden versterkt het waarnemingsvermogen van het hart; het vermogen om de wereld en de innerlijke mens met het hart te zien en te begrijpen. Wij hebben verstand nodig dat door het hart wordt verlicht, om te leren handelen naar waarheid in naastenliefde. Dat is echter niet te verwezenlijken zonder een intieme relatie met God, zonder gebedsleven. Wij hebben de ontmoeting met God die ons in de sacramenten is gegeven nodig. En wij kunnen in het gebed niet tot God spreken als wij Hem niet eerst laten spreken, als wij niet naar Hem luisteren in het woord dat Hij ons heeft gegeven» (Rede voor de afsluiting van het aan de heilige Paulus gewijde jaar, 28 juni 2009).Laten we Onze-Lieve-Heer bidden opdat Hij ons moge helpen te erkennen hoe groot zijn liefde voor ons is. Moge Christus in ons hart wonen en van ons nieuwe mensen maken, getuigen van de waarheid in de naastenliefde!