Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
27 augustus 2018
feest van heilige Monica


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«In Fatima, zei Paus Franciscus op 14 mei 2017, heeft de Heilige Maagd het onschuldig hart en de eenvoud van de kleine Francisco, Jacinta en Lucia, uitgekozen om haar boodschap in ontvangst te nemen… Met de heiligverklaring van Francisco en Jacinta heb ik heel de Kerk hun voorbeeld van verbondenheid met Christus en evangelisch getuigenis willen voorhouden, en ik heb ook heel de Kerk willen voorstellen zorg te dragen voor de kinderen. Hun heiligheid is niet het gevolg van de verschijningen, maar van de trouw en de geestdrift waarmee ze het voorrecht de Maagd Maria te mogen zien hebben beantwoord. Na de ontmoeting met de “schone Vrouwe” – zoals ze haar noemden – baden ze regelmatig de rozenkrans, deden boete en brachten offers om het einde van de oorlog te bekomen en voor de zielen die de goddelijke barmhartigheid het meeste nodig hadden.» Lucia is langer op aarde gebleven dan haar neef en nicht, zoals de H. Maagd haar had gezegd.

Op 13 juni 1917, tijdens de tweede verschijning van Onze-Lieve-Vrouw in Fatima vraagt Lucia, de oudste van de drie herderskinderen, inderdaad aan de hemelse bezoekster haar mee te nemen naar de Hemel. «Ja, antwoordt de H. Maagd, Jacinta en Francisco neem ik spoedig mee. Maar jij zult hier nog enige tijd blijven. Jezus wil zich van jou bedienen om mij bekend en bemind te maken. Hij wil in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekt Hart instellen. Wie deze devotie omarmt beloof ik heil te brengen. Die zielen zullen door God worden gekoesterd als bloemen die door mij zijn neergezet ter versiering van zijn troon.» Nog enige tijd? Voor Lucia zal dat neerkomen op bijna negentig jaar…

«Dat willen we!»

Als zevende kind van Antonio en Maria Rosa dos Santos is Lucia geboren op Witte Donderdag 28 maart 1907, in het gehucht Aljustrel, dichtbij Fatima, midden Portugal. Zij ontvangt het Doopsel op Stille Zaterdag. Maria Rosa, vrouw met een groot en liefdevol hart, geeft haar kinderen een gedegen opvoeding en, omdat ze veel van hen houdt, laat ze geen enkele gril toe. In de lente van 1913 doet Lucia haar eerste Communie. Ze wordt overweldigd door een gevoel van diepe vrede: «Heer, maak van mij een heilige, zegt ze diep in haar hart, zorg dat mijn hart altijd zuiver blijft voor U alleen!» Ze krijgt als taak de lammeren naar de wei te brengen; vanaf de lente van 1916 voegen haar neef en nicht Francisco en Jacinta zich bij haar. Dat zelfde jaar zien ze tot driemaal toe een engel die hen aanspoort veel te bidden en God offers te brengen ter vergeving van de zonden waarmee Hij is beledigd. Op 13 mei 1917 verschijnt de Heilige Maagd hun op de Cova da Iria, een terrein dat het eigendom is van de ouders van Lucia «Willen jullie je opofferen aan God om alle leed te doorstaan dat Hij op jullie zal afsturen, ter herstel van de zonden waardoor Hij is beledigd, en als smeekbede voor de bekering van de zondaren? – Ja, dat willen we. – Jullie zullen dan veel te lijden krijgen maar de genade van God zal jullie troost zijn. Bid iedere dag het rozenhoedje om de vrede in de wereld en het einde van de oorlog te bekomen.»

Van toen af aan krijgt Lucia beproevingen te doorstaan. Ondanks haar belofte de verschijning geheim te houden heeft Jacinta het niet kunnen laten te zeggen wat ze heeft gezien. Wanneer de familie van Lucia op de hoogte wordt gebracht weigert die te geloven dat de verschijningen echt gebeurd zijn. Maria Rosa denkt dat haar dochter liegt en kan dat niet uitstaan. Vanaf de 13e juni komen talloze nieuwsgierigen Lucia ondervragen: hun onbeschaamdheid vindt Maria Rosa zeer hinderlijk. Bovendien worden de gewassen op de Cova da Iria beschadigd door de pelgrims en daar krijgt Lucia de schuld van. En de pastoor verklaart op zijn beurt dat haar verschijningen wel eens bedrog van de duivel zouden kunnen zijn, hetgeen haar in diepe verwarring brengt.

Ontmoedigd als ze is door deze contradicties, staat Lucia op het punt alles in de steek te laten en te verklaren dat alles maar een leugen was. Ze geeft haar neef en nicht te kennen dat ze niet meer zal gaan kijken op de door de hemelse verschijning vastgestelde tijden, de 13e van iedere maand, want ze is bang dat het de duivel is. Toch gaat Lucia de 13e juli, door een geheimzinnige kracht gedreven, haar neef en nicht ophalen om naar de Cova de la Iria te gaan. De Schone Vrouwe komt trouw op de afspraak. Voor de derde keer vraagt zij of men dagelijks de rozenkrans wil bidden, en voor zo ver mogelijk binnen het gezin. Ze bevestigt dat er offers gebracht moeten worden voor de bekering van de zondaars, als genoegdoening voor de beledigingen jegens het Hart van Jezus en jegens haar Onbevlekt Hart. Vervolgens vertrouwt ze hun een geheim in drie delen toe. Ze laat hen, door middel van een blik op de hel, het verschrikkelijk lot zien dat is voorbehouden aan zondaars die niet tot inkeer komen. Vervolgens geeft ze de mensen een middel ter voorkoming van onherstelbaar kwaad: devotie tot haar Onbevlekt Hart. Deze devotie zal ook de vrede onder de volken kunnen verkrijgen. Onze-Lieve-Vrouw wijst op de dramatische gevolgen voor de wereld als men niet ingaat op haar verzoeken: er zal een nieuwe oorlog uitbarsten en er zullen vervolgingen komen uit Rusland dat zijn dwalingen over de hele wereld zal verspreiden. «Als mijn verzoeken worden beantwoord, zo verklaart de Maagd Maria, zal Rusland daarentegen zich bekeren en zal er vrede zijn».

Bakken in de olie

Op 13 augustus zijn de drie herderskinderen niet op de gemaakte afspraak. Door de omvang die de gebeurtenissen in Fatima aannemen, maakt de antiklerikale regering zich ongerust; de kinderen worden tegen hun zin meegenomen naar Vila Nova de Ourèm. Daar probeert de districtsbestuurder hen het geheim van de Vrouwe te laten opbiechten; hij dreigt hen zelfs in een ketel kokende olie te gooien als ze niet willen gehoorzamen. Hoewel dit dreigement hun grote schrik aanjaagt spreken de kinderen niet. Onder de indruk van hun heldhaftige houding brengt de bestuurder hen op 15 augustus weer naar huis. De 19e verschijnt Onze-Lieve-Vrouw en zegt dat ze in oktober een wonder zal doen. «Bid, bid veel, zegt ze, en breng offers voor de zondaars. Want vele zielen zullen naar de hel gaan omdat ze niemand hebben die zich voor hen opoffert en voor hen bidt.» Vele jaren later, in 1946, zal men aan zuster Lucia vragen: «Wat is het voornaamste verzoek van Onze-Lieve-Vrouw? – Offers – Wat verstaat u onder offers? – Onder een offer, heeft Onze-Lieve-Vrouw gezegd, verstaat ze het naar ieders staat loyaal vervullen van de plicht - Maar is de rozenkrans niet belangrijk? – Jawel, want we moeten bidden om de kracht te verkrijgen om onze dagelijkse plicht te kunnen vervullen.» In haar boek “Oproepen in de Boodschap van Fatima” zal ze dit nog verduidelijken: «Velen die de betekenis van het woord boetedoening associëren met strenge ontberingen en het gevoel hebben noch de kracht noch de edelmoedigheid te bezitten die daarvoor vereist zijn, geven zich over aan een lauwhartig en zondig leven».

Op 13 oktober onthult de hemelse verschijning haar naam: Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans. Ze vraagt een kapel te bouwen ter ere van haar en dringt opnieuw aan op het bidden van het rozenhoedje. Tenslotte voegt ze er met grote droefheid aan toe: «Moge men God Onze Heer niet meer beledigen, Hij die reeds te zeer is beledigd!» Terwijl de verschijning weer ten hemel oprijst, roept Lucia uit: «Kijk de zon!» Dan vertoont zich het wonderbaarlijk teken dat was beloofd ter bevestiging van de waarheid van de verschijningen. De overvloedige regen stopt, de wolken verdwijnen, de zon verschijnt: eenieder kan het zien zonder verblind te raken. Tot driemaal toe draait het hemellichaam om zichzelf en strooit met lichtbundels die de mensen en het landschap verschillende kleuren verlenen. Plotseling begint de menigte, van schrik bevangen, te schreeuwen: het lijkt of de zon zich losmaakt van het firmament en op de aarde zal vallen! Velen bekennen dan hardop hun zonden, stellen een daad van geloof en van berouw. Deze dans van de zon werd waargenomen door 70.000 getuigen, in een straal van 40 km rondom Fatima. Het kan dus geen collectief zinsbedrog zijn. Aan het eind van het wonderteken constateren de mensen dat hun kleren die tevoren doorweekt waren, geheel en al droog zijn.

«De Heilige Maagd, die ons herinnert aan, en waarschuwt voor het gevaar van de hel waar een leven zonder God – vaak voorgesteld en opgelegd – toe leidt, een leven dat God lastert in zijn schepselen, is ons komen herinneren aan het licht van God dat wij in ons dragen en dat ons omhult», zei Paus Franciscus (ibid.). De boodschap van Fatima is er inderdaad een van een Moeder die bezorgd is om het welzijn van ieder van haar kinderen die ze eraan herinnert dat het grootste kwaad van de mens de zonde is die naar de hel voert en oorlogen veroorzaakt. «Vanuit het geloof beschouwd, bestaat er geen groter kwaad dan de zonde en niets heeft ernstiger gevolgen voor de zondaars zelf, voor de Kerk en voor de gehele wereld.» (CKK 1488). Maria nodigt ons uit ons onder de bescherming van haar Onbevlekt Hart te plaatsen om te leven in het licht van God en de vrede in de wereld te verkrijgen.

Voortaan alleen

Op 4 april 1919 krijgt Francisco de Spaanse griep en overlijdt; Jacinta sterft aan dezelfde ziekte op 20 februari 1920. Lucia blijft alleen over voor de opdracht die de Hemel haar heeft toevertrouwd. In juni 1921 ontmoet zij Mgr. Da Silva, bisschop van Leiria, die een vader voor haar wordt. Om haar te beschermen tegen de nieuwsgierigen acht de prelaat het noodzakelijk haar naar het college van de Zusters van de H. Dorothea, in Vila, een voorstad van Porto, te sturen om daar verder te studeren. Een laatste keer neergeknield in Cova da Iria, huilt ze en vraagt om vergeving aan Onze-Lieve-Vrouw want ze voelt zich niet in staat haar het offer van haar vertrek aan te bieden. De Heilige Maagd verschijnt haar dan en bemoedigt haar, in overeenstemming met haar belofte: «Ik zal je nooit verlaten, had ze haar gezegd op 13 juni 1917. Mijn Hart zal jouw toevlucht zijn en de weg die je naar God zal leiden.» In Porto ontvangt Lucia een nieuwe naam: Maria das Dores (der Smarten). “Dores”, zoals ze wordt genoemd, is het niet toegestaan over de verschijningen te spreken, noch over haar dorp of over haar familie, hetgeen onbegrijpelijk is voor haar klasgenootjes en haar komt te staan op heel wat vernederingen. Ze verdraagt echter alles in stilte en biedt met liefde de doornen aan die ze tegenkomt, en herhaalt daarbij het gebed dat ze heeft geleerd van Onze-Lieve-Vrouw: «Oh Jezus, uit liefde voor U, voor de bekering van de zondaars en ter genoegdoening van de zonden die zijn begaan tegen het Onbevlekt Hart van Maria.» Hier is ze niet langer de bekende zieneres uit Fatima maar een willekeurige leerling. Ze heeft echter “iets“ hetgeen haar overwicht op haar klasgenoten geeft en maakt dat ze wordt gerespecteerd en bemind, ook door de onderwijzeressen. Daar ze goed kon leren wilde Dores graag naar het lyceum, maar dat is niet mogelijk zonder dat haar identiteit bekend wordt. Dan steekt er een storm op in haar ziel: ze wil graag studeren om zodoende beter de boodschap die die Hemel haar heeft toevertrouwd door te geven, en wil de teugels van haar leven in eigen handen nemen. Ze geeft de vrije loop aan haar verdriet voor het tabernakel: «Wees niet bedroefd, zegt Jezus tegen haar, je zal niet studeren, maar ik zal jou mijn Wijsheid geven. De boodschap is toevertrouwd aan de zorgen van mijn Hiërarchie.»

«Probeert mij te troosten!»

Op 26 augustus 1923 wordt Dores toegelaten tot de Kinderen van Maria en wijdt ze zich geheel en al aan God met de particuliere gelofte van eeuwige kuisheid. In de zomer brengt ze de vakantie door op het platteland, met de mensen om Mgr. Da Silva, tegenover wie ze haar hart opent. In de zomer van 1925 voegt Maria Rosa zich bij haar dochter; Lucia verkrijgt dan haar toestemming om religieuze te worden. Sinds de verschijningen voelt ze zich aangetrokken tot de Karmelietessen, maar men overtuigt haar ervan dat ze daarvoor niet de juiste gezondheid heeft en dat ze er beter aan zou doen toe te treden tot de Zusters van H. Dorothea die zich aan het onderwijs wijden. Lucia verlaat Porto op 25 oktober, om als postulante naar de zusters in Pontevedra, in Spaans Galicië te gaan. Zes weken na haar aankomst, op 10 december 1925, verschijnen de Heilige Maagd en het Kind-Jezus haar: «Zie, mijn dochter, mijn Hart omkranst met doornen die ondankbare mensen er voortdurend in drukken door hun godslasteringen en hun ondank. Probeer jij op zijn minst mij te troosten, en zeg dat ik allen beloof die vijf maanden lang iedere eerste zaterdag zullen biechten, de Heilige Communie ontvangen, het rozenhoedje bidden en mij vijftien minuten gezelschap houden terwijl ze de vijftien mysteries van de Rozenkrans overpeinzen, in de geest van genoegdoening, in het uur van hun dood bij zal staan met alle genaden die nodig zijn voor het heil van hun ziel.»

In juli 1926 gaat Lucia naar het noviciaat in Tuy (Spanje) en ontvangt daar het kloosterkleed, op 2 oktober, onder de naam van zuster Maria das Dores. Op verzoek van haar biechtvader legt ze schriftelijk haar getuigenis over het gebruik van de vijf eerste zaterdagen van de maand vast; die tekst onthult opnieuw de wil van God om in de wereld de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria in te voeren. Op 3 oktober 1928 legt zuster Dores, ondanks dat ze zich nog altijd voelt aangetrokken door een leven als slotzuster, haar tijdelijke geloften af bij de zusters van de H. Dorothea. Een van haar voornaamste activiteiten is de zorg voor de linnenkamer waar ze in uitblinkt; ze kan inderdaad heel goed naaien, en doet alles met grote perfectie.

Zuster Dores heeft toestemming gekregen om iedere donderdag van elf uur tot middernacht alleen in de kapel te zitten. In de nacht van de 13e juni 1929 wordt het licht in de kapel: op het altaar verschijnt een Kruis van licht dat zich verheft tot aan het plafond. Onder de rechterarm van het Kruis staat Onze-Lieve-Vrouw die haar Onbevlekt Hart in haar linker hand houdt: «Het ogenblik is gekomen, zegt ze, waarop God aan de Heilige Vader vraagt om samen met alle bisschoppen van de wereld Rusland toe te wijden aan mijn Onbevlekt Hart. Hij belooft Rusland op die manier te redden.» Op 29 mei 1930 geeft Onze-Lieve-Heer haar te kennen dat men de Heilige Vader moet vragen om goedkeuring van de devotie van de eerste zaterdagen van de maand en de toewijding van Rusland, hetgeen niet is gebeurd. Dat zelfde jaar, op 13 oktober, legt Mgr. Da Silva, tegenover 100.000 gelovigen die bijeen zijn gekomen in Cova da Iria, de plechtige verklaring af dat de verschijningen van goddelijke oorsprong zijn.

Een ander martelaarschap

Zuster Dores legt haar eeuwige gelofte af op 3 oktober 1934. Wanneer ze kort daarna naar Pontevedra wordt gestuurd, maakt ze daar de eerste maanden mee van de Spaanse communistische revolutie, alvorens weer terug te keren naar Tuy. Ze is bereid het martelaarschap te aanvaarden als God haar die genade wil verlenen. «Hij had voor mij een ander martelaarschap in petto, dat soms niet minder gemakkelijk is, de langzame hamerslagen van de verzaking die je aan het kruis nagelt voor de offerdood.» Tijdens de jaren van de Tweede Wereldoorlog zijn de levensmiddelen schaars en lijden de zusters honger. Portugal blijft echter gespaard voor de ramp van een oorlog, zoals Lucia het schreef aan de Heilige Vader op 2 december 1940: «Onze-Lieve-Heer belooft dat Hij, het feit in aanmerking genomen dat de bisschoppen van Portugal het land hebben toegewijd aan het Onbevlekt Hart van Maria, ons land tijdens de oorlog speciaal beschermd zal worden en dat die bescherming het bewijs zal zijn van de genaden die hij andere volken zal schenken indien deze op gelijke wijze toegewijd zullen worden.» Op 31 oktober 1942 wijdt Paus Pius XII de Kerk en de wereld toe aan het Onbevlekt Hart van Maria en maakt daarbij een toespeling op Rusland. Op 4 mei 1943 schrijft zuster Dorès: Onze-Lieve-Heer belooft «een spoedig einde van de oorlog, met het oog op de daad die de Heilige Vader zich heeft verwaardigd te stellen. Maar daar deze onvolledig was, zal de bekering van Rusland nog even op zich laten wachten». Op 25 maart 1984 zal Johannes Paulus II, in samenspraak met alle bisschoppen van de wereld, deze toewijding hernieuwen. Zuster Lucia zal schrijven dat deze daad is uitgevoerd zoals Onze-Lieve-Vrouw die had gewild.

Tussen 1935 en 1941 stelt zuster Lucia op verzoek van Mgr. Da Silva vier herinneringen op schrift. Alles wordt erin onthuld over Fatima, met uitzondering van het derde deel van het geheim. In 1943 verlangt de prelaat dat ze dit op schrift stelt. In grote verlegenheid gebracht, neemt de zuster haar toevlucht tot Maria die op 2 januari 1944 haar toestemming geeft het op te schrijven, met de aantekening dat deze tekst niet voor 1960 naar buiten mag worden gebracht. Na die datum zullen vele mensen vragen om de onthulling van het derde geheim, maar zuster Lucia zal zeggen: «Als de mensen in hun leven alleen al eens zouden doen wat het belangrijkste is, wat reeds gezegd is! Ze hebben het alleen over hetgeen nog te zeggen is, in plaats van te doen wat gevraagd werd: bidden en boete doen!»

In mei 1946 komt zuster Dores terug naar Porto. De 21e valt haar de vreugde ten deel een bedevaart naar Fatima te maken. Kort daarna schrijft ze: «Hele menigten renden achter mij aan op zoek naar iets bovennaturlijks dat ze in de wereld niet vinden. Ik wil dus dat mijn voetstappen een spoor van licht achterlaten om hen door het geloof de weg naar de Hemel te wijzen.» Haar verlangen in te treden bij de Karmelietessen wordt steeds sterker: «Niet dat ik denk in de Karmel een leven vol van rozen te vinden. Nee, ik denk zelfs dat als ik er een pluk, die roos doornen zal hebben die juist harder steken… Wat ik in de Karmel wil vinden, dat zijn de muren van de clausuur die me bescherming bieden tegen de buiten proportie grote stroom van nieuwsgierige en indiscrete blikken, in de hoop een leven te kunnen leiden van bezinning en intensere intimiteit met de Heer.» In 1947 maakt ze in het geheim Pius XII deelgenoot van dit verlangen. De Paus ziet er Gods wil in en geeft haar de toestemming dat te doen: zij treedt in in de Karmel van Coimbra op Witte donderdag 25 maart 1948 en ontvangt het kloosterkleed van de Karmelietessen op 13 mei. Op 31 mei 1949, op het hoogfeest van Maria Middelares van alle genade, doet ze haar plechtige gelofte en ontvangt de naam zuster Maria-Lucia van Jezus en het Onbevlekt Hart. Met de ogen nog altijd gericht op Maria laat ze zich geleiden tot aan God Drie-eenheid van Liefde, in een geloofsleven dat ogenblikken van diepe duisternis doormaakt.

De vreugde van de zusters

In de communauteit leeft zuster Maria Lucia in alle eenvoud, zonder op te vallen. Haar joviaal uiterlijk, haar brede glimlach en het grote gemak waarmee ze grappig uit de hoek kan komen maken dat de zusters heel blij met haar zijn tijdens de recreaties. Daar ze geen stap wil verzetten die niet het stempel van God heeft ontvangen, gehoorzaamt ze heel bewust en met grote fijnzinnigheid haar superieuren. Ze is altijd beschikbaar en aanvaardt of laat welk werk dan ook liggen, al naar gelang haar wordt gevraagd. In de Karmel ontsnapt ze echter niet helemaal aan bezoeken. Die vallen haar zwaar: zij zijn, zo verklaart ze «een stuk van mijn kruis, maar ze zijn ook een deel van de opdracht die God mij heeft toevertrouwd; zelfs in de Hemel zullen ze me niet met rust laten, maar daar zal ik ze met een ruimer hart ontvangen omdat er geen gevaar meer zal zijn dat de vereniging van mijn ziel met God verstoord wordt…» In het vervolg zullen mensen die zuster Lucia willen ontmoeten de toestemming moeten krijgen van de Heilige Stoel. Ze zal het echter heel druk blijven hebben met de omvangrijke correspondentie: vanuit alle hoeken van de wereld smeekt men om haar gebed ter verlichting van lichamelijk of geestelijk lijden.

Zuster Lucia zal naar Fatima terugkeren als Paus Paulus VI en vervolgens Johannes Paulus II erheen gaan op bedevaart. In het jaar 2000, als wordt aangekondigd dat haar neef en nicht Francisco en Jacinta zalig worden verklaard, is haar hart opnieuw in vervoering, zo zeer heeft ze naar deze gebeurtenis verlangd die is voorbereid met behulp van haar getuigenissen. Maar haar gezondheid gaat langzamerhand achteruit: het komt zo ver dat ze niet meer kan lopen en dat ze zich nog alleen in een rolstoel verplaatst. Haar kalmte en goed humeur worden er niet door aangetast, maar toch bekent ze: «Niemand wil jong sterven, maar oud zijn is wel heel zwaar!» Vanaf november 2004 verlaat ze haar cel niet meer. Op 10 februari 2005, wanneer ze zwaar te lijden heeft, spreekt ze haar laatste woorden uit: «Ik bied de Heilige Vader aan», en verzinkt de laatste dagen van haar leven in diepe stilte. De 13e ontvangt ze ’s ochtends de zegen van Paus Johannes Paulus II die haar wordt toegestuurd per fax die ze zelf kan lezen: «Eerwaarde zuster Lucia van Jezus en het Onbevlekt Hart, bij deze verklaar ik mij opnieuw in liefde met u verenigd, met een bijzondere vernoeming van uw persoon bij de God van alle troost, opdat u in kalme berusting deze ogenblikken van beproeving verdienstelijk zult mogen doorstaan, in vereniging met Christus de Verlosser die het licht van zijn Pasen over u zal laten schijnen…» In de loop van de avond, in aanwezigheid van de bisschop van Coimbra en de hele communauteit, gaat zuster Lucia in vrede heen, de ogen gericht op het kruisbeeld dat Moeder Priorin voor haar houdt. De regering van Portugal kondigt een dag van nationale rouw af, ter gelegenheid van haar uitvaart die plaats vindt in de kathedraal van Coimbra op 15 februari; het gebouw blijkt overigens veel te klein voor de toegestroomde menigte. Het lichaam van zuster Lucia ligt begraven in het klooster van de Karmel voor het een jaar later wordt overgebracht naar Fatima, op 19 februari 2006. Het diocesaan onderzoek voor haar zaligverklaring is op 13 februari 2017 plechtig afgesloten.

Laten wij ons, naar het voorbeeld van zuster Lucia, toewijden aan het Onbevlekt Hart van Maria, om zo te leven onder het oog van de Hemelse Moeder, zo lang als Onze-Lieve-Heer ons tijd van leven gunt op deze aarde.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.