|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
28 januari 2009 H. Thomas van Aquino |
Maria Luisa Corsini is als enige dochter van twee Florentijnen geboren op 24 juni 1884 in Florence. Haar vader, officier, is een heetgebakerd man en haar moeder bezit een sterk dominant karakter. Reeds op zeer jonge leeftijd neemt Maria Luisa, een kind met een verlegen en gevoelig temperament, bij het tafel dekken de gewoonte aan onder de servetten van haar ouders een olijfblaadje te leggen om blijk te geven van haar verlangen naar vrede. Op een dag zegt ze tegen haar vader: «Weet je, papa, ik zou niet zoals mama met je getrouwd zijn, met dat kwade karakter van jou!» Vader en moeder Corsini houden evenwel veel van hun dochter. Het gezin vestigt zich in 1893 in Rome. Maria Luisa krijgt er les aan een handelsschool waar ze boekhouden leert evenals de Franse en de Engelse taal. Haar persoonlijke voorkeuren gaan in de richting van de literatuur: ze verwerft een brede literaire kennis. Met het talent dat ze voor muziek ontwikkelt speelt Maria ook piano.
Luigi Beltrane is ter wereld gekomen op 12 januari 1880, in Catane op Sicilië, als derde kind. Hij zal aan de naam van zijn vader die van zijn oom Quattrocchi toevoegen, die, omdat hij geen kinderen kan krijgen, hem adopteert. In 1891 vestigt hij zich in Rome met zijn oom en zijn tante. Na zijn studie Rechten begint Luigi aan een loopbaan als advocaat. Hij neemt graag de grote klassieke schrijvers ter hand, houdt van muziek, toneel, de schoonheid van de natuur en van reizen. De vriendschap tussen de gezinnen Corsini en Quatrocchi zorgt voor het kader waarbinnen Maria en Luigi elkaar ontmoeten. Aan het eind van het jaar 1904 wordt Luigi ernstig ziek; Maria is er zeer door aangedaan, lijdt er veel onder en stuurt hem een beeltenis van de Madonna van Pompeï. In deze episode wordt duidelijk hoe diep de liefde is die de jongelui voor elkaar voelen. Op 25 november 1905 treden ze in het huwelijk in de basiliek Santa Maria Maggiore in Rome en vestigen zich vervolgens in het huis van de familie Corsini waar het nogal krap is door de aanwezigheid van de ouders en grootouders van Maria. Luigi betoont zich echter zeer inschikkelijk tegenover zijn schoonouders. Iedere avond zien de echtelieden elkaar met vreugde weer en ontspannen zich in de familiekring. Ieder heeft belangstelling voor het werk van de ander. Luigi moet beroepshalve vaak ver weg van Rome zijn. De echtelieden lijden eronder maar schrijven elkaar dan veel.
De eerste zwangerschap van Maria is een bron van onuitsprekelijk geluk dat weldra wordt overschaduwd door de angst die de toekomstige moeder voelt bij het vooruitzicht van de bevalling; maar de vreugde stijgt ten top bij de geboorte van Filippo, op 15 oktober 1906. De jonge moeder doet op de kraamafdeling de ervaring op dat het noodzakelijk is jezelf soms te vergeten: «Voor haar die gewend was op de hoogte te blijven van de nieuwste werken op het gebied van toneel, muziek en literatuur, was het bepaald geen geringe ontzegging toen ze zo goed als niets meer mocht lezen en in het geheel geen voorstellingen en concerten mocht bijwonen«», zal een van haar dochters schrijven. In september 1907 is Maria opnieuw in verwachting. Ze wordt overvallen door een gevoel van ontreddering en eenzaamheid, te meer daar Luigi voor een paar dagen op Sicilië verblijft. Ze schrijft hem: «Wie zal me de kracht geven aan twee kinderen te denken, de fysieke en fysiologische vermoeienis van de zwangerschap en de rest te verdragen? Geloof maar dat ik echt wanhopig ben». Dankzij het gebed en in de aanvaarding van Gods wil keert de gemoedsrust in Maria's ziel beetje bij beetje terug. Op 9 maart 1908 wordt een meisje, Stefania genaamd, geboren.
Een categorisch «nee»
Op 27 november 1909 ziet een derde kind, Cesarino, het licht, na een moeizame bevalling. In september 1913 is Maria opnieuw in verwachting. Vanaf de vierde maand krijgt ze hevige bloedingen. De diagnose is: «Placenta praevia», hetgeen destijds neerkwam op een doodvonnis voor de moeder en het kind. De gynaecoloog, een zeer vermaarde professor, verklaart dat alleen een zwangerschapsonderbreking het leven van de moeder misschien kan redden. Maria en Luigi zijn ontzet; met hun blik gericht op het kruisbeeld dat aan de muur hangt, putten ze uit Hem de kracht om met een categorisch nee abortus af te wijzen. Geen enkele reden, hoe «ernstig en dramatisch die ook moge zijn, kan ooit het met voorbedachte rade doden van een onschuldig menselijk wezen rechtvaardigen», brengt Paus Johannes Paulus II (Encycliek Evangelium vitae, 25 maart 1995, n.58) ons in herinnering. Onthutst en uit het veld geslagen, richt de professor zich tot Luigi: «Beseft u wel, Meester, dat u er op deze manier zeker van kunt zijn dat u weduwnaar wordt met de zorg voor drie kinderen!» Het antwoord blijft onveranderd: het «nee» blijft «nee». Een verschrikkelijke angst bekruipt het gezin. De enige bron van licht komt van een onbeperkt vertrouwen op God en de Allerheiligste Maagd Maria. De verbondenheid tussen beide echtelieden is sterker dan ooit. Vier maanden gaan zo voorbij; Maria houdt het bed. Tenslotte komt op 6 april 1914, aan het einde van de achtste maand, vanwege de verzwakte gezondheidstoestand van de moeder, de gynaecoloog tussenbeide voor de bevalling die langs natuurlijke weg zal plaatsvinden. Er komt een kleine Enrichetta ter wereld. Ondanks de pessimistische prognoses zijn moeder en kind gered.
«Pennenapostolaat»
Met haar zeer open geest ervaart Maria een dorst naar kennis die mettertijd niet minder zal worden. Ze draagt veel materiële taken over aan het personeel dat in dienst is bij de familie, zoals dat destijds gewoon was in burgerkringen. In de loop der jaren schrijft ze artikelen en boeken: het is haar «pennenapostolaat». Haar teksten waar haar man ook aan meewerkt richten zich tot moeders en gezinnen. Maria belast zich ook met werken van liefdadigheid. In 1925 wordt een beroep gedaan op haar medewerking aan de vrouwenafdeling van de Katholieke Actie; maar de moeilijkheden en het onbegrip worden haar niet bespaard en ze geeft er de voorkeur aan zich terug te trekken. Wanneer maar mogelijk nemen Luigi en Maria deel aan de activiteiten van de Italiaanse Nationale Unie voor het vervoer van zieken: ze begeleiden deze naar Loretto of Lourdes. In de politiek volgt het echtpaar Beltrame aanvankelijk het fascisme, om de morele, godsdienstige, culturele en maatschappelijke idealen waar het zich op beroept. Langzaam maar zeker tonen ze zich echter meer op hun hoede tegenover het regime en de rassenwetten vormen de aanleiding het regime resoluut af te wijzen. Met al hun energie zetten ze zich dan in voor de redding van de Joden.
Luigi die in 1909 als eerste was geëindigd tijdens een nationaal vergelijkend examen voor advocaten van het ministerie van Financiën, zal worden belast met grote verantwoordelijkheden in verschillende ministeries dankzij zijn grote juridische en administratieve kennis van zaken. In 1943 wordt hij gepolst door de voorzitter van de Ministerraad voor de functie van plaatsvervangend procureur-generaal. «Als uitnemende persoonlijkheid in het advocatencorps van de staat, had hij als eerste van allemaal deze hoogste functie moeten uitoefenen. Daar werd echter een stokje voor gestoken door een geniepige campagne die anticonfessioneel en antiklerikaal georiënteerde leden van dit zelfde advocatencorps tegen hem voerden. De dienaar Gods, hoewel diep van binnen zeer gekwetst door het onrecht dat hem werd aangedaan, vertoonde naar buiten toe geen enkele reactie». Luigi kan worden beschouwd als een voorbeeld van hen die hun rechtschapenheid en hun coherentie in leven en geloof moeten bekopen met de plaats van randfiguur binnen hun beroepsgroep. In 1948 zal men hem aanbieden zich kandidaat te stellen voor een zetel in de Senaat. In overeenstemming met Maria wijst hij het aanbod van de hand omdat hij het niet eens is met bepaalde politieke voorkeuren van de initiatiefnemers.
Luigi is een discreet man, van nature begiftigd met een zekere distinctie en beminnelijkheid in zijn betrekkingen met mensen. Meer geïnteresseerd in actief apostolaat dan in functies, zet hij zich in bij activiteiten in de parochie en in het land, met name voor de vorming van jongeren en in het bijzonder van de verkenners; voor hen offert hij uren van zijn tijd op die hij had kunnen besteden aan rust en ontspanning. De functies die hij in de maatschappij bekleedt leveren hem talloze eretitels en onderscheidingen op, maar als hij ze eenmaal in ontvangst heeft genomen, worden ze achter in een lade opgeborgen en spreekt hij er niet meer over. Een van zijn zonen zal over hem schrijven: «Met betrekking tot de anderen overschatte hij zich niet, maar deed zich ook niet stelselmatig als minder voor« Zij die «ver van het geloof af» stonden, beloonden zijn bijzondere tact altijd met vriendschap« En zij die «ver van de moraal af» stonden viel hij niet lastig met bepaalde vragen tenzij ze zelf het onderwerp te berde brachten». Luigi schreef hierover: «Wij moeten onze godsdienstige gevoelens niet verbergen, wij moeten ze openlijk uitdragen, maar wij moeten dat voor alles en op de eerste plaats doen via onze werken. Door de rechtschapenheid en de christelijke geest waarvan ons gedrag in onze betrekkingen met andere mensen is doordrongen en door de belangeloosheid, de liefde jegens de naaste en de doorleefde en in praktijk gebrachte charitas laten we zien mensen met godsdienstige overtuigingen te zijn». Een vriend van Luigi, niet gelovig en vrijmetselaar, zal wanneer hij voor diens stoffelijk overschot staat, ontroerd tegenover een van de zonen van de overledene bekennen: «Weet je, tijdens al de jaren waarin wij samen hebben gewerkt heeft je vader me nooit aan het hoofd gezeurd met moraalpreken. Maar ik wil je zeggen dat ik door zijn manier van leven God heb ontdekt en het Evangelie leren liefhebben. Bid voor mij!»
Bidden betekent niet de werkelijkheid ontvluchten
Waar Maria en Luigi op de eerste plaats voor opkomen is de zorg voor het gezin. Daarin neemt het gebed een belangrijke plaats in en Luigi is er de ziel van: «Vanaf onze kinderjaren«, schrijft een van zijn zonen, waren we gefrappeerd door de bijzondere (diep ingekeerde) houding van papa tijdens de bezoeken aan het Allerheiligste, in de kerk« Mijn vader was altijd degene die na het avondeten begon met en voorbad bij het bidden van de gezinsrozenkrans«Voor zover ik me kan herinneren hebben mijn vader en moeder iedere dag de Eucharistie ontvangen en hebben zij die gewoonte aan ons doorgegeven« Ik herinner me ook met ontroering hoe mijn vader ervan hield de mis te dienen« in het bijzonder die van de talloze priesters die bij ons over de vloer kwamen». Voor een christen, zo zal Paus Benedictus XVI opmerken, «betekent bidden niet de werkelijkheid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden ontvluchten, maar die juist tot het uiterste toe aanvaarden en daarbij vertrouwen op de trouwe en onuitputtelijke liefde van Onze-Lieve-Heer» (4 maart 2007). Niets is Luigi dan ook te veel om voor zijn vrouw zo veel als mogelijk de onvermijdelijke vermoeienissen van de zwangerschap te verlichten. Hij begrijpt wat Paus Johannes Paulus II in zijn apostolisch schrijven Mulieris dignitatem van 15 augustus 1988 ons wil leren: «Het menselijk voortbrengen is gemeenschappelijk aan de man en de vrouw... Al zijn beiden samen ouders van hun kind, toch vormt het moederschap van de vrouw een special «deel» van dit gezamenlijk ouderschap en zelfs het belangrijkste deel... De man moet zich daarom ten volle bewust zijn dat hij in het gezamenlijk ouderschap een speciale verplichting jegens de vrouw aangaat... De man bevindt zich zij het ook met heel zijn deelname aan het ouderschap steeds «aan de buitenkant» van het zwangerschapsproces en de geboorte van het kind en hij moet in vele opzichten zijn eigen «vaderschap» leren van de moeder» (n.18).
In 1922 geven de zonen Filippo en Cesarino blijk van hun verlangen zich aan God te geven. Op 6 november 1924 gaat Filippo naar het seminarie en Cesarino naar de benedictijner abdij van Sint-Paulus buiten de Muren. De laatste wordt Pater Paolino. «Het vertrek uit huis van de twee jongens veroorzaakt een enorme leegte, zo verhaalt hun zus Stefania. Degene die het 't meest voelde was papa die er zelfs lichamelijke pijnen van kreeg». Dit affectieve leed is echter weldra voorbij. Maria zal aan haar zonen schrijven: «Aan jullie denken is dus voor mij, na de Mis en de communie, het enige moment van rust en als het ware een toeverlaat en lichtpunt waarbij mijn ziel met Gods zegen een toevlucht vindt». Aan het eind van het eerste jaar filosofie moet Filippo het seminarie om gezondheidsredenen verlaten. Kort daarna voegt hij zich bij zijn broer en wordt benedictijn: hij wordt Pater Tarcisio.
Een geschenk dat ook iets van ons vraagt
In 1920 huldigt de beroemde Pater Mateo in de familie Beltrame het Heilig Hart van Jezus in. Door hem aangemoedigd besluit Stefania zich aan God te wijden. In 1927 treedt ze in in het klooster van de Benedictinessen van Milaan en neemt de naam aan van zuster Cecilia. Daarover meldt Enrichetta: «Het vertrek van mijn zus veroorzaakte in het hart van mijn vader een hevige pijn. Met meer dan zeventig jaar afstand staat mij nog voor ogen hoe hij op de knieën stilletjes en ingetogen zat te huilen, terwijl aan de andere kant van het hek zich de ceremonie afspeelde van de inkleding van zijn dochter». Maria had haar best gedaan haar kinderen een humane, christelijke en vrome opvoeding te geven zonder in uitersten te vervallen: «Ik heb me vaak afgevraagd, schrijft ze, of een leven waaraan op deze manier richting wordt gegeven noodzakelijkerwijs leidt tot een roeping. Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u (Joh15, 16), zegt de Heer, en dus is mijn antwoord nee« De ouders aan wie God dit vorstelijk en kosteloos geschenk heeft gegeven rest de plicht en de eeuwige noodwendigheid zich te vernederen, dank te brengen en het Domine non sum dignus (Heer, ik ben niet waardig) in praktijk te brengen in een leven van erkentelijkheid, toegewijdheid en vroomheid». Maria verliest overigens de verscheidenheid aan de gaven Gods niet uit het oog: «Alle levensstaten, als ze maar worden beleefd onder de zachte druk van de goddelijke wil, zijn nobel en heilig, als doelmatige middelen om het doel (heiligheid) te bereiken». Ze vestigt de aandacht op het feit dat, wanneer kinderen besluiten te trouwen «dat bepaald een belangrijke en verheven roeping is», maar die weg is net zo min als de andere wegen een gemakkelijke.
In de ogen van de familie Beltrame is het huis de wereld van de intimiteit waar de wederzijdse liefde in God regeert. Zoals iedere vrouw kent Maria aan de zorg voor het huis, tot in de kleinste details, een groot belang toe. Ze buit haar talent voor gastvrijheid uit door onder haar gasten een sfeer te scheppen die zoveel mogelijk overeenkomt met de geest van het Evangelie: rancune, wrok en kwaadsprekerij zijn eruit verbannen. In de gesprekken houdt men zich aan de feiten en er worden geen oordelen over personen uitgesproken. De vakanties worden gewoonlijk doorgebracht op het platteland waar Maria liever is dan aan zee. Vanaf 1928 is de familie Beltrame eigenares in Serravalle van een stuk grond waarop zij een huis laat bouwen; er komt een kapelletje in waar de familie dankzij een speciale toestemming het Allerheiligst Sacrament in mag bewaren.
De rust keert weer
In het leven van alledag wedijveren Maria en Luigi in naastenliefde. Een van hun kinderen schrijft: «Hun echtelijk leven was een ware wedstrijd in eerbied, schenking, verliefde afhankelijkheid en wederkerige gehoorzaamheid, in een gemeenschappelijk zoeken naar wat «het beste» is voor de ander, op een zeer hoog spiritueel niveau, in een zielsverwantschap waarin het begrip gehoorzaamheid zelfs was voorbijgestreefd door een transcendente eis aan de naastenliefde« tot in de verliefde uitoefening toe van de broederlijke berisping en het oprecht en nederig vragen naar de mening van de ander». Het ontbreekt evenwel niet aan tegengestelde meningen, felle discussies en zelfs wrijvingen. Maria is niet erg ontvankelijk voor invloeden van buiten af en met haar in discussie treden om haar van mening te doen veranderen is geen gemakkelijke zaak. Op zulke momenten voelt Luigi zich wel eens verdrietig en nerveus, terwijl Maria de indruk geeft agressief te zijn. Maar dat duurt nooit erg lang want prompt vragen ze elkaar weer om vergeving waardoor de rust kan weerkeren. Het roken is een motief voor onenigheid. Luigi is sinds zijn jeugd een groot roker geweest. Om zijn kinderen het goede voorbeeld te geven stopt hij met roken als Filippo wordt geboren. Wanneer de kinderen hun weg hebben gevonden begint hij weer met roken, ondanks het niet welgezinde oordeel van Maria.
Luigi laat aan zijn vrouw het beheer van hun bezittingen over waarbij hij wel samen met haar de belangrijke uitgaven wikt en weegt. Maria onderstreept in haar geschriften dat het zich volledig ontdoen van bezittingen geen vereiste is om heilig te kunnen worden. Anderzijds beoefenen beide echtelieden met genoegen de geest van solidariteit jegens hen die zich met duizend en één verzoeken tot hen richten. Behalve de financiële steun stelt Luigi hun zijn professionele capaciteiten ten dienste evenals het prestige dat hij tot in de hoogste kringen heeft verworven. Wat Maria betreft, zij verleent op haar manier een bepaalde «geestelijke leiding» aan de haren, maar ook aan vrienden, zelfs priesters en religieuzes die zich in vertrouwen tot haar wenden.
Na meer dan twintig jaar te zijn geleid door de franciscaner Pater Pellegrino Paoli, sluit het gezin zich aan bij de franciscaner Derde Orde. Pater Mateo heeft ook een belangrijk aandeel in de geestelijke ontwikkeling van het gezin. In augustus 1918 maakt Luigi een moeilijke periode door, die een van zijn zonen als volgt ter sprake brengt: «Onze vader heeft een tijd een hevige geestelijke crisis doorgemaakt welke te maken had met de vergaande geestelijke ascese waarmee zijn vrouw was begonnen onder de invloed van een apostolische aansporing van Pater Mateo« Een moment van ontmoediging heeft hem parten gespeeld en is uitgelopen op «angst voor God», bijna als van een rivaal die, door zijn vrouw te ver op te trekken in de hogere sferen, haar in zekere zin van hem afnam« Zij heeft hem geholpen deze uit de menselijke natuur voortvloeiende hindernis te overwinnen en zich op zijn beurt te laten aantrekken door de Geest, in een liefde die nooit is verminderd, maar steeds is toegenomen door de levende aanwezigheid van Gods genade». Veel later zal Maria de gelofte afleggen in elke omstandigheid te kiezen voor «het volmaaktste», ten overstaan van Pater dominicaan Garrigou-Lagrange die haar geestelijke leidsman is geworden na Pater Mateo.
Intense eendracht
Na het vertrek van hun kinderen (behalve Enrichetta die bij haar ouders blijft), denken Luigi en Maria erover zich in een klooster terug te trekken, maar ze begrijpen dat dit niet Gods wil is. Hun verlangen naar volmaaktheid zal zich op een andere manier verwezenlijken, in een eendracht die zo diep gaat dat zij het kan stellen zonder lichamelijke communicatie. In 1941 wordt Luigi's gezondheid door twee hartaanvallen hevig beproefd; maar hij herstelt en zijn gezondheidstoestand is weer bevredigend. Op 1 november 1951 werkt hij zijn testament bij: «Ik hoop dat God mij de genade van volharding tot de dood zal willen schenken in het geloof dat ik tegenwoordig zo sterk ervaar en dat ik probeer in gedachten en daden coherent te behouden, naar mijn beste weten en kunnen». De 5e is de familie door een gelukkige samenloop van omstandigheden bijeen in Rome voor de Heilige Mis. In de nacht van 7 op 8 november heeft een nieuwe hartaanval de dood van Luigi, op de leeftijd van 71 jaar, tot gevolg. Een paar maanden later schrijft Maria: «Luigi is nog altijd en wel onophoudelijk het voorwerp van liefde en ongeneeslijke treurnis van allen en van ieder van ons terwijl hij toch degene is die ons bijstaat, ons nabij is, ons evenzeer, zo niet meer, als dat zou kunnen, dan voorheen liefheeft« Stap voor stap begeleidt hij mij steeds meer, vooral in het gebed, bij de communie, voor het altaar». Terwijl ze zich tot zichzelf richt voegt ze daaraan toe: «Je merkt dat al die kleine gebaren van liefde die waren bedoeld om het huis mooier te maken voor hem (Luigi) geen enkele reden van bestaan meer hebben, geen enkele zin« Alleen door de verwantschap tussen onze twee zielen, door hun onderlinge eensgezindheid, hecht gemaakt door het geloof ontstaat en leeft de eenheid waaruit je je nooit meer zult kunnen losmaken». In de daaropvolgende jaren geeft Maria geleidelijk aan al haar activiteiten buitenshuis op en besteedt al haar tijd aan bidden, schrijven en voor haar gezin zorgen. In 1962 maakt Pater Paolino zijn beslissing bekend dat hij wil intreden bij de Trappisten, hetgeen haar verheugt. Tijdens de zomer van 1965 brengt ze mooie vakantiedagen door, maar op 26 augustus komt ze na een hartaanval te overlijden. Ze is 81 jaar.
De echtelieden Beltrame Quattrocchi hebben beproevingen gekend in hun leven, maar bepaald leed waar andere gezinnen door worden aangetast hebben ze niet gekend, zoals Paus Johannes Paulus II opmerkte in zijn preek ter gelegenheid van hun zaligverklaring: «Het huwelijks- en gezinsleven kan ook momenten van ontreddering meemaken. We weten dat menig gezin dan zwicht voor de ontmoediging. Ik denk aan het bijzonder aan hen die een scheidingsdrama beleven; ik denk aan hen die met ziekte worden geconfronteerd en aan hen die lijden onder het vroegtijdig wegvallen van hun partner of kind. In die situaties kunnen we eveneens een belangrijk getuigenis van trouw in liefde geven« Ik vertrouw alle beproefde gezinnen toe aan Gods voorzienige hand en aan de liefdevolle zorgen van Maria« Dierbare echtelieden, laat u nooit door ontmoediging overmeesteren: de genade van het Sacrament biedt u steun en helpt u onophoudelijk de armen ten hemel op te slaan».