Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
[Esta carta, em Português]
26 november 2019
feest van h. Jan Berchmans


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Naar aanleiding van een voorstelling die, midden xxe eeuw, werd georganiseerd en waarin een actrice een donderend applaus ontvangt in de parochies en katholieke patronaatsgebouwen, vraagt een professionele regisseur verrast en bewonderend aan haar: «Mevrouw, is uw lach die een hele zaal met blijdschap vervult, is dat een aangeleerde of een natuurlijke lach?» Spontaan antwoordt ze met een klaterende lach: «Meneer, ik heb maar één lach! en dat is deze!» Tegen het eind van haar leven zal de gedachte aan het succes dat ze in films had kunnen hebben een ogenblik door het hoofd gaan van Gabrielle Bossis, maar de stem van Jezus zal haar onmiddellijk onderbreken: «Ik bewaar jou voor Mij!» Gabrielle wordt inderdaad sinds het midden van de jaren dertig begenadigd met een mystiek leven door middel van innerlijke samenspraak met Jezus die haar roept om met Hem een heel bijzondere intimiteit te onderhouden.

Als laatste in een gezin van vier kinderen is Gabrielle geboren op 26 februari 1874 in het herenhuis van haar ouders in Nantes. Haar broer, Auguste, en haar twee zusjes, Clémence en Marie, zijn beduidend ouder dan zij. Behalve het onroerend goed van de familie beheert haar vader een handel in onderdelen voor de reparatie van boten. Iedere zomer verlaat de familie Bossis Nantes om de vakantie door te brengen in hun huis op de oevers van de Loire in Ingrandes (Le Fresne-sur-Loire). Mevrouw Bossis heeft veel aandacht voor haar benjamin en geeft het kind een uitstekende christelijke opvoeding. Deze vrouw is zo vroom dat haar man lachend over haar zegt: «Ik geloof dat ze haar rozenkrans zelfs aan tafel bidt.» Maar haar laatste klein kind is buitengewoon verlegen en jarenlang schrikt ze van lawaaierige spelletjes, huilt onophoudelijk en is  beducht voor  de talrijke bijeenkomsten waar ze moet verschijnen. Ze laat zich niet opjagen en met haar gevoeligheid kan ze veilig terecht bij Jenny, de verpleegster die in dienst is van de familie.

Het christelijk klimaat waarin de kleine “Gaby”, zoals ze in de familie wordt genoemd, opgroeit, maakt het mogelijk dat het bij het Doopsel ontvangen geloof spontaan kan opbloeien in kindergebeden, die ze soms opschrijft in een schrift: «Spreek, Heer, uw dienares luistert!» De Heer vergeet niet één van haar hartenkreten die aan Hem zijn gericht en Hij herinnert haar er later weer aan: «Weet je nog? Toen je klein was, zei je tegen Mij: “Heer maak dat mijn hart zich buigt over de Woorden van Uw Mond.” Ik zei toen tegen je: “Vertel me wat je vandaag gedaan hebt.” Maar jij geloofde niet dat het Mijn Stem was…»

De dierbaarste vriend

Jezus dorst naar een persoonlijke relatie met ieder van ons, zoals heilige Alfonsus van Liguori ons leert: «Maak u de gewoonte eigen in een één op één gesprek met God te spreken, ongedwongen, met vertrouwen en liefde, zoals met de dierbaarste, en beminnelijkste vriend die u heeft… Ondervraag de zielen die Hem oprecht liefhebben: zij zullen u zeggen dat ze in de beproevingen van hun leven hun beste en betrouwbaarste troost vinden om met liefde met God om te gaan. Er wordt van u niet geëist dat uw geest voortdurend zich ervoor inzet en maakt dat u niet meer aan uw eigen zaken denkt, zelfs niet meer aan uw verzetjes. Het enige wat van u gevraagd wordt is, zonder uw bezigheden te verwaarlozen, u met God te gedragen zoals u zou doen onder de verschillende omstandigheden die zich voordoen, met de personen die u liefhebben en die u liefheeft» (Manière de converser avec Dieu, 6-7; Wijze om zich met God te onderhouden,6-7). 

In Nantes gaat Gabrielle naar een nonnenschool; ze doet er op 10 juni 1886 haar eerste Communie op twaalfjarige leeftijd. Op die dag is ze niet geheel in gebed verzonken door haar verlegenheid, maar door de aanwezigheid van Jezus: «De dag van je eerste Communie, zo zal de Heer haar in herinnering brengen, durfde je je niet te bewegen, zo zeer wist je dat Ik in je was.» En op een dag zal Hij haar smeken: «Laat me nooit in de steek. Zouden wij er niet altijd  voor elkaar moeten zijn?» Zacht zal haar protest klinken: «Heer, is het niet altijd zo geweest, sinds de dag van mijn eerste Communie?»

Na haar adolescentie, wanneer ze een jonge vrouw met bruin haar is geworden, wordt ze langzaam een beetje extrovert. Haar vader sterft in 1898; haar moeder neemt haar dan voor de winters mee naar Nice, met haar zus Clémence die erheen moet voor haar gezondheid. Gabrielle ontwikkelt de meest uiteenlopende talenten: ze houdt van trektochten, te voet, te paard of op de fiets, neemt dans-, piano-, beeldhouw- en schilderlessen. De verlegenheid van haar kinderjaren zet zich om in onverbiddelijke discretie wat haar zelf betreft: Gabrielle vergeet zichzelf teneinde om haar heen vreugde te verspreiden. Haar innerlijk leven wordt echter op de proef gesteld: «Men dacht dat ik lichtzinnig was in mijn jeugd en dat was juist de tijd dat ik de grootste zielenpijn ervoer.» Ze zoekt met heel haar hart naar de wil van God en een priester geeft haar de suggestie naar het klooster van de Clarissen te gaan. Maar wanneer ze begrijpt dat het niet de weg is waarop de Heer haar wil hebben, besluit ze ongehuwd in de wereld te blijven. Gabrielle, die echter gehecht blijft aan de Franciscaanse spiritualiteit wordt lid van de Derde Orde van H. Franciscus, onder de naam zuster Maria van het Hart van Christus. Zij doet haar best om arm te leven: ze eet heel sober en vermijdt iedere overbodige uitgave. Wanneer ze zeventig is geworden zal ze, tijdens een bedevaart naar Lourdes, genoegen nemen met een slaapplaats in een kast met licht vanuit een dakvenster en juist groot genoeg om er een bed in uit te vouwen. Sommigen verdenken haar ervan gierig te zijn want haar gaven aan de missies en de allerarmsten zijn niet erg gul. Toch “vergeet” ze door haar naastenliefde soms de huur te innen van huurders  die armlastig zijn. «Weet je wie mijn vijand is? Zal Jezus haar op een dag vragen. Geld! Het is het enige waar men aan denkt. Men leeft slechts daarvoor. En het verhardt het hart zonder het te vullen. Ik alleen, begrijp je, Ik alleen schenk vreugde.»

Het genie van de vreugde

Als jonge, stralende, slanke en bevallige vrouw laat Gabrielle niemand onverschillig; er gaat in alle eenvoud een veroverende charme van haar uit. Ze moet dan ook grote aantallen aanbidders, meer dan zeventig, van zich afhouden. Ze kan met iedereen goed opschieten, maar is niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van de wereld, waartegen ze zich vaak moet verdedigen. Op een dag  zal Jezus haar zelfs  als een aanbidder smeken dat ze al haar liefde voor Hem bewaart: «Wanneer je niet in stilte tot Mij bidt, doe je Mij tekort. Moge jouw leven een voortdurend gebed zijn, een onophoudelijke samenspraak met je Heer. Waarom verlaat je Mij? Ik verlaat jou niet. Keer niet naar de wereld terug. Je zou niet meer aan Mij denken.» Maar Hij wenst ook weer niet dat die intimiteit haar belet Hem aan anderen door te geven door middel van haar vreugde: «Jij moet vreugde verspreiden… Voel je niet dat dit jouw opdracht is?… Wees het genie van de vreugde!»

In 1908 geeft haar moeder de geest en vier jaar later overlijdt haar zus Clémence op haar beurt: haar andere zus en haar broer zijn sinds meerdere jaren getrouwd, vandaar dat Gabrielle zich ook eenzamer voelt. Het onroerend erfgoed van haar ouders bieden haar voldoende financiële middelen, maar ledigheid kent ze niet. Ze heeft een werkplaats waar liturgische ornementen voor de Missies worden gemaakt. Daar ze een verpleegstersdiploma bezit zet ze zich in de Eerste Wereldoorlog in voor de zorg voor de zieken en gewonden, eerst in de ziekenhuizen in de streek en vervolgens in Verdun. Overal worden haar diensten op prijs gesteld vanwege de intelligentie, voortvarendheid en menselijke warmte waarmee ze die verleent. Toch blijven haar familie de gevolgen van het vreselijke bloedbad van het wereldconflict niet bespaard: in 1918 betreurt  Gabrielle het verlies van haar neef Jean Caron, haar lieveling, omgekomen in Verdun. Al haar neven en nichten en vervolgens hun kinderen worden door haar overigens allerhartelijkst ontvangen en zijn altijd welkom bij “tante Gaby” voor de vakantie, in Fresne-sur-Loire. In de tuin die uitziet op de Loire komt het wel voor dat ze het vieruurtje of een spel van haar kleine gasten onderbreekt om hun te zeggen: «Stil! Luister naar de stilte!»

Verander de olifanten in gazellen

In 1923 vraagt de pastoor van Fresne haar een toneelstuk te schrijven voor de jongeren van de parochie. Ze gaat meteen aan het werk, speelt en danst met de jongeren mee. Het succes blijft niet uit: Gabrielle wordt gevraagd het stuk ook in andere parochies op te voeren, en er vervolgens nog meer te schrijven. Van 1923 tot 1936 maakt ze op die manier dertien blijspelen in drie aktes, en veertien kluchten of balletten die tot 1948 zullen worden opgevoerd. Ze verovert het publiek met haar acteertalent, haar gevoel voor regie, haar originaliteit en haar bevallige manier van dansen. Door de tranen en de lach heen geeft ze de boodschap van het Evangelie door in de in die tijd talrijke patronaatsverenigingen. Gabrielle maakt zelf de kostuums en verzorgt de enscenering terwijl ze soms maar heel weinig tijd heeft om te repeteren met de jonge amateurtoneelspelers. «Maak je niet ongerust over de balletten, schrijft ze aan een correspondentievriend. Ik leer het ze in een kwartier. Ik ben het gewend olifanten in gazellen te veranderen.» Wanneer Pater de Pavillez, jezuïet, in 1929 in Parijs, voor het eerst een van de voorstellingen bijwoont, deelt hij volledig het commentaar dat de plaatselijke pastoor gaf: «De geest van Mademoiselle Bossis verdient bewondering, maar vooral de geest van geloof die haar bezielt is onze bewondering waard.» Er komt terstond een correspondentie op gang tussen Gabrielle en de jezuïet.

Buiten de persoonlijke investering in de voorbereiding van haar tournees, waarvoor ze zelf alle uitgaven voor haar rekening neemt, verdraagt Gabrielle in onverdeelde gemoedrust alle ongemakken van de reizen, de nachten die worden doorgebracht op stations of in treinen, het slapen op koffers of op een bank, de opoffering van slaap en regelmatige maaltijden. «Al wat je hebt geleden gaat in je geheugen teloor, zal Jezus op een dag tegen haar opmerken, maar voor Mij blijft het vrucht dragen. De vermoeienissen van de reizen, de onaangename temperaturen, de dorst van de woestijnen, de angsten, de verbanning naar verre oorden, de langzame terugkeer, het langdurige moed verzamelen, de tijden van ziekte, heb je reeds vergeten. Vergeet niet dat je Mij alles hebt gegeven en dat Ik alles heb onthouden.» Heel wat mensen die deze elegante, eigenzinnige, altijd in het wit geklede dame tegenkomen, met haar breed gerande hoeden en haar ouderwetse overhemdblouses, komen niet verder dan de schijn; zij benijden haar en denken dat voor deze beroemd geworden actrice alles van een leien dakje gaat. Anderen bekritiseren haar, maar Gabrielle volgt de raad van Jezus op: «Maak je niet bezorgd om wat men van je zal zeggen, doe wat je moet doen.» Haar geheim ontvouwt zich in een even intens als verborgen gebedsleven. Zelfs wanneer ze op reis is woont ze, als het maar even mogelijk is, de dagelijkse Mis bij, zelfs al moet ze er ’s nachts voor opstaan om meerdere kilometers af te leggen. Behalve de rozenhoedjes, de Kruisweg en het stil gebed iedere dag, doet ze haar best om iedere donderdag een uur in stilte door te brengen in de kerk, in gezelschap van Jezus die aanwezig is in het tabernakel. Met liefde aanschouwt ze Hem in zijn smartelijk Lijden, in de Evangeliën, of in de geschriften van de mystici, in het bijzonder die van de gelukzalige Anna-Catherina Emmerich of van zuster Josepha Menendez.

Het is heel eenvoudig!

Om zichzelf te vergeten en voortdurend aan Jezus te denken, laat Gabrielle haar lichaam deelnemen aan het lijden dat Christus gedurende zijn aardse leven heeft ondergaan. Zo heeft ze er een gewoonte van gemaakt opgerold in een deken op de houten vloer te slapen, in haar huis dat ze nooit verwarmt. Op een dag gaat ze zo op in haar aansporing tot meer vroomheid van een priester dat ze haar streng gevoel voor discretie even vergeet en uitroept: «Maar meneer pastoor, om in de Hemel te komen moeten we versterving doen! Versterving moet… dat is nogal eenvoudig!» Wanneer ze deze woorden uitspreekt laat ze een strafwerktuig zien dat ze op haar huid draagt. Dergelijke verstervingen hebben niets te maken met een natuurlijke aanleg, maar zijn het teken van trouw aan een inspiratie van Christus, haar Geliefde, Die haar overigens soms zal moeten aanmoedigen: «Nooit volledige bevrediging van een behoefte nastreven, maar altijd een deel, Mijn deel, overhouden voor de versterving». Wanneer ze op een dag wat luiert voor ze weer de gewoonte opneemt op de houten vloer te slapen, zegt Christus: «Denk jij dat Ik geen inspanning heb moeten leveren voor Ik op het Kruis stierf?» Of, wanneer ze haar boetegordel niet langer omdoet: «Ik, Ik heb Mijn doornenkroon niet afgezet!»

In 1934 maakt ze haar graf klaar en laat erop schrijven: «O, Christus, mijn Broer. Werken dichtbij Jou. Sterven voor Jou. Overleven in Jou.» En in een notieboekje schrijft ze: «Ik maak mijn graf klaar. Ik zou willen dat men, wanneer men dicht voor mij voorbijloopt, men een goede gedachte kreeg, dat Christus zou spreken via mijn uitgedroogde beenderen.» Twee jaar later, op het passagiersschip ”Ile-de-France”, dat haar meevoert op een rondtocht door Canada, begint Jezus duidelijk diep in haar ziel tegen haar te praten, en zij begint met haar reisverslag. Na een Mis schrijft ze: «U weet goed (Jezus) dat alles voor U is, dus zeg ik het U niet. – Jezus: “Je moet het me zeggen want ik hoor het zo graag. Zeg het vaak. Zelfs als je weet dat iemand van je houdt, ben je blij als het je gezegd wordt”». Afschriften van dit soort gesprekken komen steeds veelvuldiger voor tijdens deze lange tournee aan gene zijde van de Atlantische oceaan. Weldra voegt de Heer haar toe: «Dit is het enige wat Ik je vraag: schrijven. Het is niet echt moeilijk. Ik ben bij je. Wees mijn trouwe gezellin. Ik ben jouw trouwe gezel.» Daarna houdt ze echter niets meer bij in haar dagboek van de talloze rondreizen die haar niet alleen door heel Frankrijk voeren tot aan Corsica toe, maar ook door Italië, Afrika, Istanbul en Palestina. Haar stilzwijgen is gehoorzaamheid: «Spreek niet meer over je reizen, die zijn voor Mij.»

«Hoe zeer heb Ik je liefgehad!»

Al sinds geruime tijd had Jezus Gabrielle voorbereid op deze bijzondere mystieke genade van innerlijk gehoorde uitspraken. Hij zal in januari 1941 tegen haar zeggen: «Weet je nog? Toen je klein was en je Mij zocht, ging je je verbergen in de donkere kamer, achter de keuken van je grootmoeder… Wanneer ze zeiden: “Waar is Gabrielle toch?”, dacht jij: “Ik ben bij de Goede God.” En weet je nog, op de zomeravonden in Fresne, ging je alleen het terras op, terwijl je Mij zocht tussen de Loire en de sterren; en dan zei je: “Ik ga denken…” Ik was degene die je zocht. En Ik liet me pakken, maar dat wist je nog niet. Ach! Hoe zeer heb Ik jou liefgehad, Mijn lieve meisje!» Maar wanneer deze innerlijke dialoog heel duidelijk en intens wordt, raakt Gabrielle in verwarring en vraagt ze zich af of het niet de vrucht is van haar verbeelding. Ze spreekt erover met eerwaarde de Parvillez, en deze met veel inzicht gezegende priester bevestigt dat de oorsprong ervan bij God ligt. «De geestelijke vooruitgang streeft naar een steeds innigere vereniging met Christus. Die vereniging wordt mystiek genoemd, omdat ze deel heeft aan het mysterie van Christus door de sacramenten - «de heilige mysteries» - en, in Hem, aan het mysterie van de Heilige Drie-eenheid. God roept ons allen tot die innige eenheid met Hem, zelfs indien bijzondere genaden of buitengewone tekens van dit mystieke leven maar aan enkelen worden toevertrouwd, om zo de vrij geschonken gave aan allen te openbaren» (CKK, no 2014). Op deze wijze zullen de gesproken woorden die door Gabrielle zijn opgevangen het spiritueel goed worden van een groot aantal mensen wanneer deze gepubliceerd worden.

In 1938 voeren haar omzwervingen als toneelmaakster haar naar Algerije, waar ze het graf van Charles de Foucauld bezoekt. In juni 1940 worden de Fransen verrast door de Duitse invasie. De bezetting, de gijzelingen en de inbeslagname van gebouwen dwingen de bewoners ertoe hals over kop te vluchten. Gabrielle laat haar huis achter, vlucht in een beestenwagen en zoekt haar heil in Curzon, in de Vendée, waar ze doorgaat met het op schrift stellen van haar dialogen met Jezus: «Zo bad ik voor de overwinning: “Wil je het heil van het land, vraagt Jezus me, of het heil der zielen? Beschouw deze als de belangrijkste… Wees niet bevreesd. Als de Duitsers komen ben Ik het in jou die hen zal ontvangen.”» Aan het eind van het jaar verlaten de Duitse officiers haar woning in Nantes, waar ze naar terug kan om er de winter door te brengen, alvorens zich in Ancenis bij haar zus Marie te voegen, om haar bij te staan op haar sterfbed. In 1943 verwoesten de bombardementen van de geallieerden de stad Nantes en maken vele gezinnen dakloos. Gabrielle verwelkomt een van die ongelukkige gezinnen in haar woning. 

Eerwaarde de Parvillez wenst gedeelten van de gesprekken van Gabrielle met Jezus uit te geven en hij verkrijgt de nadrukkelijke goedkeuring van de bisschop van Nantes, Mgr. Villepelet. Gabrielle weet goed dat die woorden niet uitsluitend voor haar zijn bestemd, maar zij zou liever hebben dat men zou wachten tot na haar dood om ze te publiceren. Haar goddelijke gesprekspartner overtuigt haar er echter van dat ze zelf moet meewerken aan de uitgave. Ondanks de moeilijke oorlogsomstandigheden vindt eerwaarde de Parvillez een enthousiaste uitgever aan wie hij de schriften van Gabrielle toevertrouwt. Een paar uur later wordt deze midden op straat vermoord. Het manuscript wordt teruggevonden, maar het duurt nog vier jaar voor een nieuwe mogelijkheid voor de uitgave zich aandient. Het eerste deel van deze geestelijke gesprekken, Hij en ik getiteld, krijgt een voorwoord van Mgr. Villepelet en pater Jules Lebreton, hoofd van de Theologie Faculteit van Parijs; de bisschop zal een exemplaar aanbieden aan Paus Pius XII in 1950. Op uitdrukkelijk verzoek van Gabrielle is het een anonieme publicatie. In juli 1948 ontvangt ze de proefdrukken van het werkje, en Jezus moedigt haar aan ervoor te bidden dat het een bovennatuurlijk succes mag worden: «Oh! Meisje, heb jij er enig idee van welke weg dit boek zal gaan? Vraag Mij naar de allerellendigsten, de geestelijke lammen, de diep-bedroefden zonder hoop, de doofstommen voor God, de geldbeluste bezetenen te gaan. Vraag dat Ik uit dit boek tevoorschijn kom zoals Ik vroeger tevoorschijn kwam toen Ik door mijn genezingen de mensen naar Mij toetrok.» Het succes is aanzienlijk; de eerste uitgave is in zes maanden uitverkocht; het boek zal nog zestig uitgaven meer krijgen en zal in meerdere talen vertaald worden. Het dagelijks leven van Gabrielle wordt er geenszins door veranderd: zij die de bijnaam kreeg van “de eeuwige jeugd van Ingrandes” blijft in haar levensavond even opgewekt en geestig voorheen.

Nog even

Voor de eerste keer wordt ondanks alles aan haar vele activiteiten een halt toegeroepen. In augustus 1949, een paar maanden na de publicatie van het boek, moet ze vanwege borstkanker een chirurgische ingreep ondergaan. Ze is geheel en al bereid voor haar Heer te sterven, maar Hij vraagt haar nog even voor Hem te willen werken. Gabrielle gaat dus enthousiast opnieuw aan de slag en bereidt de uitgave voor van het tweede deel van Hij en ik. Midden maart 1950 voelt ze zich moe en ziek; ze denkt dat ze een bronchitis heeft, maar besteedt er niet veel aandacht aan. De doctoren constateren dat het kankergezwel de longen heeft bereikt: Gabrielle moet het bed houden. Dat doet ze, maar niet van harte: «Maar dokter, wanneer haalt u me weer uit dit bed?» Het onmiddellijke antwoord is: «Ik zal je er niet uit halen!» En alles wordt eenvoudig in stilte aanvaard. «Ik ga de grote reis beginnen. Ik heb de Ziekenzalving ontvangen. Magnificat! Het is tijd naar het Huis van de Vader van het gezin te vertrekken!» De ziekte kent echter een te traag verloop naar de smaak van deze vurige ziel die zich met geduld moet wapenen: «Aangezien deze dood is beslist, moge zij de beslissing nemen!» Tot aan het eind bewaart ze de bekende beweeglijkheid in haar gebaren, een verbazingwekkende tegenwoordigheid van geest en de moed hen te troosten die aan haar ziekbed komen huilen, haar neven en nichten inbegrepen, aan wie ze vraagt om in haar habijt van de Franciscaanse Derde Orde te worden begraven. Ze is echter alleen op de dag van  het grote vertrek, 9 juni 1950, in de nacht van Sacramentsdag. Jezus komt voltrekken wat Hij haar zeven jaar eerder had beloofd, op een verjaardag van haar eerste Communie: «Op het ogenblik van je dood, zal Ik je zwanenzang zijn, want jou zal de kracht ontbreken: jij zal op de aarde geen banden meer hebben en geen enkel zicht op het hiernamaals. Het zal de verlatenheid van Golgotha zijn: jij zal je meer dan ooit verenigen met Mijn in de steek gelaten Hart, en wij zullen samen zijn voor de Overtocht.»

Het aardse traject van Gabrielle Bossis blijft een welsprekend getuigenis van de buitengewone vruchtbaarheid van iedere ziel die zonder ooit de moed te verliezen de intimiteit met Jezus zoekt. Ieder kan, zoals bij Gabrielle, zelfs zonder het geluid van een stem in het diepst van zijn hart, tegen zich horen zeggen: «Laat mij je zuchten horen, zij zullen mij zoet in de oren klinken als de geluiden van de bries uit de laagvlakte. Ik zal ze verwelkomen met blijheid in het hart alsof er op de wereld maar één ziel bestond, de jouwe, en iedere ziel zal Ik eenzelfde feest bereiden; iedere ziel zal mogen geloven de Uitverkorene van Mijn Liefde te zijn. Dat is het wonder van het Hart van jouw God, voor allen en voor ieder alleen, in ieders intiemste geheim. Ik ben het Antwoord.»

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.