Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
24 januari 2007
H. Franciscus van Sales


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«Wanneer de heiligen ontbreken in een volk is het nacht in de geest van de mensen en de mensen zien de weg niet die ze moeten volgen », beweerde de gelukzalige Bronislaw Markiewicz. De heilige Paulus zei: In de eerste plaats wil God dat gij u heiligt door u te onthouden van ontucht (1 Tes 4,3). «Indien het doopsel ons waarlijk binnenvoert in de heiligheid van God, door de opname in Christus en de inwoning van zijn Geest, zou het een misvatting zijn tevreden te zijn met een middelmatig leven vanuit een minimalistische ethiek en een oppervlakkige godsdienstigheid... Zoals het Concilie het zelf uitdrukte, mag men dit volmaaktheidsideaal niet verkeerd opvatten, alsof het een uitzonderlijke manier van leven zou veronderstellen die slechts voor enkele «genieën» in de heiligheid haalbaar zou zijn. De wegen naar de heiligheid zijn veelvuldig en op de maat van ieders roeping» (Johannes Paulus II, Novo millenio ineunte, 6 januari 2001, 31).

Bronislaw Markiewicz is op 13 juli 1842 in een eenvoudig gezin, samen elf kinderen, geboren in oostelijk Polen dat op dat moment is geannexeerd door het Russisch keizerrijk. Als hij achttien is verliest hij het geloof. «Ik heb me willen aanpassen aan de opinies van mijn leermeesters, zal hij later schrijven... Samen met het geloof in God verloor ik de vrede van mijn ziel en het gevoel voor de innerlijke harmonie. Ik werd overweldigd door droefheid». In zijn wanhoop neemt Bronislaw zijn toevlucht tot de grote Poolse schrijvers. Door één van hen geraakt, valt hij op de knieën en roept uit: «Mijn God, als Gij bestaat, maak dat ik u leer kennen!... Moge ik de Waarheid zien en ik zal mijn leven lang dankzeggen!... Tot die prijs ben ik bereid iedere vernedering te ondergaan». Het antwoord van de Hemel laat niet op zich wachten: «God heeft me verhoord! schrijft hij. In een oogwenk was mijn ziel overspoeld door licht. Ik geloofde alles wat de Heilige Kerk leert. Ik legde terstond een algemene biecht af». Maar deze bekering gaat gepaard met een harde strijd op moreel gebied: «Ik viel weer terug en zelfs meerdere malen maar Gij, Jezus, Gij liet me niet in de steek!»

Het meest te beklagen

Op 3 mei 1863 voorspelt een jonge kerel van zestien – in een staat van verrukking – in het openbaar het apostolisch leven van een Poolse priester: Bronislaw vraagt zich af of het niet toevallig hemzelf betrof. De hierop volgende herfst gaat hij naar het seminarie. Maar weldra wordt hij belaagd door een storm van twijfels: is hij op de goede weg? Hij wendt zich in tranen tot Maria. Op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis treedt een zekere innerlijke rust in en hij blijft overtuigd van zijn roeping tot het priesterschap. Wanneer hij op 15 september 1867 priester is gewijd begint hij zijn ambt als kapelaan in een parochie waar hij urenlang doorbrengt in aanbidding voor het tabernakel. Drie jaar later wordt hij benoemd tot kapelaan in de kathedraal van Przemysl waar hij zich vol ijver aan de toediening van het sacrament van boetedoening wijdt. Bronislaw gaat naar hen die niet naar hem kunnen komen en allereerst naar de gevangenen. «De mensen die vastzitten in onze gevangenissen zijn het meest te beklagen, schrijft hij... Het merendeel kent noch Christus noch zijn voorschriften... Als vertrouweling en vriend van deze ongelukkige mensen ben ik vaak getuige geweest van hartverscheurende taferelen: nauwelijks waren ze ingewijd in de belangrijkste geloofswaarheden of ze begonnen hete tranen te schreien en zeiden: «Waarom heeft niemand ons daar ooit over gesproken?»»

Onze-Lieve-Heer Jezus Christus bekend maken via geloofsonderricht is een van de opdrachten van de Kerk. Vanuit dit perspectief heeft Paus Benedictus XVI een korte samenvatting (Compendium) van de Katechismus van de Katholieke Kerk laten uitbrengen. «Het is o zo nodig, in het begin van het derde millennium, zo zegt de Paus, dat de gehele christelijke gemeenschap de waarheden van het geloof , van de katholieke leer en moraal in hun geheel verkondigt, die onderwijst en er getuigenis van aflegt, op unanieme en eendrachtige wijze! Moge het Compendium van de Katechismus van de Katholieke Kerk eveneens bijdragen tot de gewenste vernieuwing van de catechese en de evangelisatie opdat alle christenen, kinderen, jongeren en volwassenen, gezinnen en gemeenschappen, onderworpen aan de werking van de Heilige Geest, in alle kringen catechisten en evangelieverkondigers worden die de anderen helpen Christus te ontmoeten» (Toespraak tijdens het Angelusgebed op 3 juli 2005).

Op de preekstoel drukt Bronislaw zich eenvoudig uit. «Klein en groot veronachtzamen met dezelfde lichtvaardigheid hetgeen beslissend is voor hun heil! herhaalt hij. Wij moeten hen onophoudelijk herinneren aan deze woorden van de Verlosser: Wat baat het een man als hij de hele wereld verwerft, maar zijn ziel verliest?» Hij schrijft ook: «Ik heb in Przemysl gewerkt, met goede resultaten; iedereen kent mij daar; zelfs de joden bejegenden mij met respect. Ik heb alle gevangenissen bezocht, alle ziekenhuizen, alle kazernes, alle particuliere huizen. Ik trok onophoudelijk rond in een straal van een twintigtal dorpen». Na drie jaar ambtsuitoefening hervat Bronislaw twee jaar lang de universitaire studie en belast zich dan met de taak van pastoor in achtereenvolgens twee parochies. Om de gewoonte van dronkenschap uit te roeien richt hij de broederschap van de geheelonthouders op die na een paar maanden zijn gelovigen samen brengt. Zijn zorgzaamheid strekt zich ook uit tot het materiële welzijn van de gezinnen. Om de landbouwproductie te verbeteren laat hij zich vaktijdschriften toesturen waarin antwoorden staan op de praktische vragen van de landbouwers. Dankzij hem wordt er een soort landbouwcoöperatie opgericht voor de oogsten evenals een Onderlinge Spaar- en Kredietvereniging.

De dynamiek van de Geestelijke Oefeningen

Aan het eind van acht jaar ambtsuitoefening in de parochie, wordt Bronislaw door zijn bisschop benoemd tot leraar Pastorale Theologie in het seminarie van Przemysl. In zijn vrije tijd neemt hij de seminaristen mee op zijn apostolische rondreizen die hun de gelegenheid bieden direct met het volk in contact te komen. In die tijd vertrouwt hij zijn ziel toe aan een jezuïetenpater en ieder jaar doet hij de Geestelijke Oefeningen van de heilige Ignatius. Deze Oefeningen worden onophoudelijk door de Pausen aanbevolen. «De christene, zei Johannes Paulus II, wordt door de krachtige dynamiek van de Oefeningen geholpen het domein van de gedachten van God en zijn bedoelingen te betreden om zich aan Hem, de Waarheid en de Liefde toe te vertrouwen zodat hij beslissingen kan nemen die verbinden tot navolging van Christus, duidelijk naar de maat van ieders talenten en eigen verantwoordelijkheden» (16 november 1978). Bronislaw ontleent aan de Oefeningen een diepgaande intimiteit met het Heilig Hart van Jezus en een vurig verlangen om Hem te volgen op de weg van de armoede en de vernederingen teneinde Hem zo volmaakt mogelijk na te volgen.

Deze jaren die in een regelmatiger ritme verlopen versterken zijn reeds lang bestaand verlangen het religieuze leven in te gaan. In de herfst van 1885 vertrekt Bronislaw naar Italië. In Turijn aangekomen, ontmoet hij Don Bosco die hem met open armen ontvangt, hem bij zich houdt en inwijdt in de Regel van de Salesianen die zich belasten met de opvoeding van arme en aan hun lot overgelaten adolescenten. Pastoor Markiewicz treedt in bij de Salesianen en op de dag van zijn professie, op verzoek van de heilige stichter verbindt hij zich ertoe, door middel van een toegevoegde gelofte, trouw te blijven aan de Regel. Op 31 januari 1888 geeft Don Bosco de geest. Bronislaw verleent pastorale diensten in Turijn, maar wordt weldra aangetast door de tuberculose; wanneer men al voor zijn leven vreest, wordt de ziekte plotseling minder. In maart 1892 sturen zijn superieurs hem ter bevordering van zijn herstel terug naar Polen, waar hij zich belast met een sinds lang verwaarloosde parochie in de Karpaten.

Geheel in salesiaanse geest verwelkomt Bronislaw op de pastorie een jonge arme jongen bij wie zich weldra nog meer jongens voegen. De dorpelingen vatten weldra genegenheid op voor de jonge lieden van hun parochie die eten zoals zij en werken zoals zij. Om van deze kinderen een hechte en homogene groep te maken neemt pastoor Markiewicz voornamelijk zijn toevlucht tot de sacramenten van boetedoening en de Eucharistie. 's Avonds brengt de aanbidding van het Heilig Sacrament de pensiongasten van de pastorie bij elkaar. «Jullie zijn niet allemaal geroepen om priester te worden, maar wel allemaal om heiligen te worden, want dat is de wil van God», verklaart de pastoor. Een van zijn grondgedachten is de heiliging door arbeid: «Al werkend met zijn handen heeft Jezus ons een voorbeeld gegeven», brengt hij hun in herinnering. Al spittend, ploegend, brikstenen op een rij plaatsend of met de troffel in de hand heiligen de adolescenten zichzelf door de liefde, gehoorzaamheid, nederigheid en voortvarendheid waarmee ze zich aan het werk zetten. Hun opvoeding verloopt echter niet zonder talrijke moeilijkheden: «Je zegt, antwoordt de pastoor een van zijn leerlingen, dat het niet gemakkelijk is om zo te leven van de ochtend tot de avond in het gezelschap van arme, slecht opgevoede en zich soms grof gedragende kinderen, hun grillen te verdragen, in hun behoeften te voorzien zonder een rooie cent in kas, van de ene ontbering in de andere te vervallen. Daar hebben jullie jullie geen ongelijk in. Er is veel moed voor nodig, heldenmoed zelfs, om aan die roeping gevolg te geven». Vervolgens moedigt hij hem aan in de kleinen kinderen van God te zien en ze dienovereenkomstig te behandelen. Hij zelf behandelt ze met grote goedheid.

Een dienst als balsem

Het aantal kinderen neemt onophoudelijk toe, boerinnen van het dorp komen de pastoor hun diensten aanbieden. Maar weldra wordt permanente hulp een noodzaak. Jonge meisjes met een verlangen zich aan God te wijden kloppen aan de deur van de pastorie. Zij nemen de huishoudelijke taken op zich en de opvoeding van de kleine meisjes. Zij hebben de blik gericht op Haar die voor altijd «dienstmaagd des Heren» wilde zijn en zijn voor de kinderen als een balsem, met hun zachtmoedigheid en geduld.

Sinds het vertrek van pastoor Markiewicz, in 1892, is het instituut van de Salesianen geëvolueerd. De poorten zijn opengegaan voor pensionaires van alle maatschappelijke klassen en de structuren zijn dienovereenkomstig aangepast. De pastoor heeft de ontwikkelingen van verre niet kunnen volgen en hij houdt vast aan de oorspronkelijke Regel van de H.Don Bosco, goedgekeurd door Rome in 1874. In 1897 stuurt de Superieur Generaal van de Salesianen, Don Rua, een priester om het werk van pastoor Markiewicz te bezoeken. Met een diep onbegrip voor de Poolse situatie streeft deze bezoeker alleen naar toepassing van de gematigde regel die in Turijn is aangenomen.

Wanneer hij wordt geconfronteerd met de nieuw opgelegde voorwaarden besluit pastoor Markiewicz in eer en geweten het instituut van de Salesianen te verlaten. Om zijn werk een grondige juridische basis te verlenen richt hij, in afwachting van de kerkelijke goedkeuring, een civiele stichting op, Matigheid en Arbeid genaamd, die zich tot doel stelt de verwaarloosde jeugd te redden. «De kracht van onze instellingen is in de christelijke versterving gelegen, dat wil zeggen in de matigheid, in de breedste betekenis van het woord en in de volledig belangeloze arbeid ten dienste van verwaarloosde kinderen», verklaart hij. Op 14 april 1898 worden de statuten door de regering goedgekeurd. Een jaar later wordt een pauselijke zegening gegeven aan de stichting als rechtspersoon.

Het goede nieuws van een instelling die gratis verwaarloosde kinderen ontvangt verspreidt zich en overal vandaan stromen de kleintjes toe. Pastoor Markiewicz weigert niemand. Om in de behoeften van het werk te voorzien zendt hij de kinderen uit bedelen bij de rijken. «De Heilige Geest zal jullie de gepaste woorden inblazen, zegt hij tegen hen. De aalmoes is een bron van zegeningen, aarzel dus niet de hand uit te steken. Bid voor hen die jullie met liefde begroeten, maar nog meer voor hen die jullie de deur wijzen, want dat zijn ook jullie weldoeners». Hij waarschuwt zelf de welgestelden: «Alleen de «permanente revolutie» van de naastenliefde en de gerechtigheid kan maatschappelijke revoluties voorkomen: wat u niet goedschiks geeft, zal u kwaadschiks worden genomen!»

Sterke zenuwen

Op een dag lopen de schulden echter op tot een indrukwekkend bedrag en er komt geen enkele hulp. Er wordt twee keer zoveel gebeden. Er meldt zich een vrouw van grote schoonheid bij de pastoor en zij biedt hem glimlachend een bundel bankbiljetten aan. Diep onder de indruk put hij zich uit in woorden van dank en biedt de bezoekster een kopje thee aan. Hij gaat naar de keuken, maar wanneer hij terugkomt is de dame verdwenen zonder dat iemand haar heeft gezien. De Voorzienigheid bedient zich gewoonlijk evenwel van minder spectaculaire middelen om aan de behoeften van het werk te beantwoorden, maar soms met enige vertraging. Het komt zo ver dat de verantwoordelijken niet meer slapen van al de financiële zorgen, de schuldeisers die dreigen met rechtsvervolging, de vrienden en weldoeners die men niet op tijd kan terugbetalen: «Ik houd stand, want de Voorzienigheid is in negentien jaar nog nooit in gebreke gebleven, maar ik vrees voor pastoor J. wiens zenuwen niets meer kunnen verdragen. Men moet sterke zenuwen hebben om het in onze situatie vol te houden!»

Pastoor Markiewicz wenst de moederlijke aanwezigheid van Onze-Lieve-Vrouw concreet te maken: hij bestelt een beeld bij een beeldhouwer in Krakau. «Om te doen wat ik van u vraag, zegt hij tegen hem in een geloofsvisie, heeft u niet genoeg aan uw kunst en uw techniek! Ik zou graag willen dat allen die aan dit beeldhouwwerk hun bijdrage leveren in staat van genade verkeren. Want de H.Maagd verkrijgt wonderen voor ons...»

Zijn werk neemt zo'n hoge vlucht dat pastoor Markiewicz het plan opvat priesters te vormen. In 1900 stuurt hij vier van zijn geestelijke zonen naar de Gregoriaanse Universiteit van Rome. In de herfst van 1901 verzoekt hij zijn bisschop, Mgr. Pelczar, een van zijn vroegere medeseminaristen, om toelating van meerdere kandidaten tot het diocesaan seminarie. Maar het wordt hem geweigerd want de jonge lieden hebben geen baccalaureaatsdiploma. De prelaat die zojuist de gelukzalige Don Rua ontmoet heeft, zet kort daarop zijn opvatting nader uiteen: de pastoor zou zich weer doodgewoon tot de Salesianen moeten wenden die hem toch welgezind zijn. Wanneer hij weigert geeft de bisschop hem het bevel al zijn geestelijken de soutane af te nemen en hun de raad te geven toe te treden tot welk ander religieus instituut dan ook. Aan de goede wil van de prelaat hoeft geenszins te worden getwijfeld maar zijn opvattingen zijn zeer verschillend van die van pastoor Markiewicz. God laat zijn vrienden elkaar soms op de proef stellen hoewel zij authentieke heiligen zijn. Mgr.Pelczar is heilig verklaard door Johannes Paulus II op 18 mei 2003.

Onderwerping of diaspora

Wanneer hij weer terug is bij zijn geestelijke zonen zegt pastoor Markiewicz tegen hen: «Naar menselijk oordeel geredeneerd breng ik jullie slecht nieuws. Er werd van ons geëist dat wij ons weer aansluiten bij de Salesianen. Toen ik categorisch weigerde werd me bevolen jullie de soutane af te nemen en nu wordt me gezegd dat jullie je voortaan niet meer mogen beschouwen als geestelijken... Er is me ook aangezegd jullie aan te raden tot andere congregaties toe te treden, zoals de Jezuïeten, de Redemptoristen enz. Het staat jullie vrij dit te doen en ik zal jullie in dat geval goede getuigschriften geven». De klap komt hard aan onder deze adolescenten maar de dag daarop zijn alle soutanes verdwenen. De pastoor stuurt zijn zonen voor verdere studie naar de Theologische Faculteit van Krakau waar ze opvallen door hun morele kwaliteiten en met succes bekroonde examens. Hoewel hij diep gebukt gaat onder de situatie, behoudt de pastoor zijn gemoedsrust: «Zijn heiligheid kwam op eclatante wijze aan het licht, zo schreef een van zijn zonen, toen men ons had beroofd van onze geestelijke kleren. Het leek of met de beproeving grote genaden zijn ziel hadden overspoeld».

Enigszins uit het veld geslagen door de ongehoorzaamheid van pastoor Markiewicz laat Mgr. Pelczar hem financiële hulp bezorgen. Eind 1902 onderneemt de pastoor een nieuwe poging om van zijn bisschop de goedkeuring te verkrijgen voor zijn Instituut dat hij onder de bescherming stelt van de Aartsengel Michael. Na een hernieuwd onderzoek weigert de bisschop categorisch de vrouwelijke tak van het Instituut, die wordt gevormd door jonge meisjes die zich voornamelijk aan huishoudelijke taken wijden. De «Zusters» verlaten het werk; zij komen echter weldra terug, niet als religieuzes maar als dienstmaagden. Zonder hun dagelijkse toegewijdheid zouden de instellingen van Matiging en Arbeid niet kunnen overleven. Ook in de zwartste tijden moeten de maaltijden bereid en het huishouden worden gedaan want de trein van de nederige besognes staat niet stil.

Om de mannelijke tak van het Instituut te controleren benoemt de bisschop een vice-rector naast pastoor Markiewicz die de rector blijft. Deze vice-rector heeft gewoontes die niet stroken met het leven binnen het werk. Steeds vaker verklaart hij zich gemachtigd al degenen te ontslaan die zich niet onderwerpen aan de nieuwe reglementen die hij hun oplegt. De zonen van pastoor Markiewicz houden zich met moeite staande, zo geschokt zijn ze door deze beproeving. De pastoor spoort hen aan tot gehoorzaamheid en volharding: «Zonder gehoorzaamheid, geen heiligheid». Om tot het priesterschap te worden toegelaten gaan meerderen het land uit.Na een aantal jaren werken er meer dan twintig in de Verenigde Staten, ten dienste van Poolse emigranten. Toch zijn er een paar volgelingen van het eerste uur die voorlopig afzien van hun studie en bij hun Vader blijven om, als leken, te zorgen voor het goed functioneren van het werk.

Profijt trekken van een terugval

Pastoor Markiewicz beschouwt deze vernederingen als bronnen van hoop: «De Kerk wordt alleen maar groter van vernederende klappen. Door je te vernederen doe je meer dan door te preken... Hoe lager we afdalen, hoe meer we gaan lijken op de Heer Jezus». In de school van de goddelijke meester kan alles wat er gebeurt het vuur van onze liefde voor God voeden, zelfs de tekortkomingen: «God staat de grootste heiligen sommige onvolkomenheden toe tot aan het einde van hun leven, ter handhaving van hun nederigheid, schrijft de pastoor aan een van zijn zonen. Trek dus zelfs profijt van een terugval en zeg zoals koning David: Dank, Heer, mijn verdrukking werd mij tot zegen (Ps 118,71)». En ook: «Laten we allereerst geduldig zijn tegenover onszelf!»

In 1905 wordt het Russische keizerrijk opgeschrikt door ernstig oproer; de Kerk wordt met geweld bij de conflicten betrokken. Het werk van pastoor Markiewicz wordt echter met rust gelaten. Een socialistisch voorman drukt zich als volgt uit: «Men kan geen haat koesteren tegenover een instelling die zo'n liefde voor de armen verkondigt, aanbeveelt en in praktijk brengt, hoewel het ons niet belet wrok te koesteren jegens hen die zich christenen noemen en niet leven naar hun geloof». Maar door de maatschappelijke onlusten wordt de armoede groter: «De kinderen zijn braaf, schrijft de pastoor, hoewel ze weken lang geen brood te zien krijgen. Ze worden gevoed met aardappelen, wortelen en kool. Veel kinderen gaan blootsvoets bij gebrek aan middelen om schoenen voor hen te kopen».

Van alle kanten stromen echter de aanvragen voor stichtingen toe. Bij gebrek aan priesters kan aan het merendeel geen gevolg worden gegeven. In oktober 1911 kan pastoor Markiewicz verklaren dat «meer dan 2000 jongeren zijn opgevoed in zijn instellingen die ze hebben verlaten met een beroepskwalificatie in de hand». Maar wat hij veel belangrijker acht zijn de morele kwaliteiten van de leerlingen die zeer «in trek zijn», zo gevestigd en verworven is hun reputatie van betrouwbaarheid en professionele vaardigheid. Hij koestert geen enkele wrok meer jegens de Salesianen: «Ik hoogacht en houd van de Salesianen... Ik stuur hun vaak jongens van rijke ouders, die een goed pension kunnen betalen en ik houd alleen degenen die niets kunnen betalen... Onze werken vullen elkaar aan». Op 11 december 1911 wordt de pastoor het slachtoffer van een hersenbloeding. Een arts slaagt erin hem te redden. Hij heeft echter veel last van de prostaat. Er wordt besloten tot een chirurgische ingreep, maar daar het hart van de patiënt te zwak is kan geen verdoving worden toegediend. Met heldhaftig geduld verdraagt hij zijn pijn. Ondanks de operatie geeft hij op 29 januari de ziel. De ijselijke kou en de sneeuw ten spijt stromen de mensen in groten getale toe om hem de laatste eer te bewijzen. Bronislaw Markiewicz is zalig verklaard op 19 juni 2005.

«Na mijn vertrek zal alles in orde komen, had de pastoor zijn zonen verzekerd. Ik zal jullie helpen! Wees niet bang...» De hulp van boven manifesteerde zich via Mgr. Sapieha, de nieuwe bisschop van Krakau, waar in 1902 een stichting van Michaeliten had plaats gevonden. Met grote bewondering voor het werk van pastoor Markiewicz ondernam de prelaat alle nodige stappen om goedkeuring van de Michaeliten te verkrijgen. Hun canonieke oprichting heeft na de eerste wereldoorlog, op 29 september 1921, feestdag van de heilige Aartsengel Michael, plaats gevonden. Op dit moment zijn de Michaeliten met meer dan 330 religieuzen in 28 huizen. De Zusters, goedgekeurd in 1928, tellen nu 270 leden in 37 instellingen.

Laten wij de gelukzalige Bronislaw Markiewicz vragen voor ons de genade te verkrijgen te mogen volharden in het dienen van God, hoe talrijk en diepgaand de vernederingen en kruisen die we te dragen krijgen ook mogen wezen.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.