Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Deze brief in het Nederlands]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
21 april 2015
feest van H. Anselmus, b. en krkl.


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Op zondag 23 januari 1791 viert eerwaarde Noël Pinot, pastoor van Louroux-Béconnais in het diocees van Angers, de Mis in zijn overvolle kerk: de kapelaan, eerwaarde Mathurin Garanger, is aanwezig in het koor en in de eerste rijen hebben de burgemeester en de gemeenteambtenaren plaats genomen. Aan het einde van de mis zullen deze laatsten door de twee priesters de eed van trouw aan de burgerlijke Grondwet voor de Geestelijkheid worden afgenomen. Meneer pastoor gaat naar de sacristie om de priestergewaden af te leggen. Men komt hem halen, maar hij zegt dat hij naar zijn geweten geen eed kan afleggen. Na het bevel van de burgemeester van wie hij geen enkele kerkelijke functie mag uitoefenen verklaart hij zijn bevoegdheden te ontlenen aan God en zijn Kerk en dat hij als wettige pastoor van de parochie zich nooit zal onderwerpen aan onrechtvaardige wetten.

Deze priester zal tot aan het martelaarschap toe trouw blijven aan God en zijn geweten. In 1926 zal hij door Paus Pius XI worden zalig verklaard.

Noël Pinot zag het levenslicht in Angers, op 19 december 1747. Het gezin heeft al vijftien kinderen. Vreugden en tranen vermengen zich: op dezelfde dag overlijdt in zijn wieg de jongste van zijn broers, een baby van twintig maanden. De volgende dag wordt de pasgeborene gedoopt. In zijn vroege kinderjaren heeft Noël het voorbeeld van de moed en het sober leven van zijn vader, meester wever, voor ogen. De onverschrokken christen zal aan de genegenheid van de zijnen worden ontrukt in 1756, wanneer hij overlijdt van uitputting door het hard werken. Terwijl hij van zijn vader leert hoe fijn het is goed werk af te leveren, leert de jongen van zijn moeder hoe hij moet bidden. In 1753 wordt de oudste van het gezin, zijn broer René, tot priester gewijd. Deze grote broer ontfermt zich graag over de benjamin van het gezin. Noël vertrouwt hem zijn verlangen toe om ook voor priester te gaan studeren. In 1765 gaat hij, op achttienjarige leeftijd, naar het seminarie. Op 22 december 1770 wordt hij tot priester gewijd. De volgende dag draagt hij zijn eerste Mis op, bijgestaan door zijn broer. Wat een vreugde en wat een ontroering voor hun moeder de jongste en oudste van haar zestien kinderen aan hetzelfde altaar te zien staan!

De Ongeneeslijken

In de loop van de tien daaropvolgende jaren oefent eerwaarde Pinot in verschillende parochies het ambt van kapelaan uit. Overal waar hij komt legt hij liefdevolle aandacht voor de armen en zieken aan de dag, zo zeer dat zijn bisschop hem in 1781 benoemt tot aalmoezenier van de Ongeneeslijken van Angers. Dit huis neemt ongelukkige mensen op die heel vaak daar alleen naartoe zijn gebracht om er hun dood af te wachten. De jonge aalmoezenier ondervindt een ware vertroosting wanneer hij in aanwezigheid van de zieken de Mis viert en preekt. Zonder de last van iedere materiële zorg die van hem worden overgenomen door liefdadig ingestelde christenen, geeft hij zich met lichaam en ziel over aan zijn nieuw ambt: hij bekommert zich op de eerste plaats om de heiligmaking en het heil van zijn zieken. Het reglement van de Ongeneeslijken stelt dat de aalmoezenier «de armen voorzichtig zal aansporen in het eerste jaar van hun opname in het huis, een algemene biecht af te leggen, vooral hen die nog nooit zouden hebben gebiecht, en dat hij zijn ijver en zijn naastenliefde zal aanwenden om hun de praktijk ervan te vergemakkelijken». De liefde van eerwaarde Pinot is voor de arme mensen buitengewoon troostend; zo jeugdig als hij is, wordt hij door hen bemind als een vader.

In Louroux-Béconnais is een vacature voor het pastoors–ambt en de bisschop van Angers benoemt daar Noël Pinot die het ambt aanvaardt op 14 september 1788, op het Hoogfeest van de Verheerlijking van het Heilig Kruis. Deze parochie is de uitgestrektste van allen in het diocees Angers en bestaat uit kleine, tamelijk ver van elkaar gelegen gehuchten die via slechte wegen met elkaar zijn verbonden. En daar wonen meer dan drieduizend zielen. Hoewel hij wordt bijgestaan door een kapelaan moet de pastoor aanzienlijk veel werk verrichten, maar zijn toewijding staat voor niets: dag en nacht staat hij ten dienste van zijn parochianen om hun de hulp van zijn ambt te bieden of hen materieel bij te staan, want door zijn liefde voor de armen geeft hij alles af wat zij kunnen gebruiken. De herinnering aan zijn weldaden en zijn ijver zal zo sterk zijn in Louroux dat lange tijd na zijn dood grijsaards nog zullen zeggen: «Wat was hij een goede herder!»

Twee jaren gaan voorbij, maar na het uitbreken van de Revolutie zit er onweer in de lucht van de Kerk van Frankrijk: de Wetgevende Vergadering beweert de zaken van de Kerk te bestieren. Het Kerkelijk Comité dat zij heeft opgericht moet ervoor zorgen dat het kerkelijk leven in dienst komt te staan van de nieuwe staat. Na de nationalisatie van de kerkelijke goederen (2 november 1789) en de afschaffing van de plechtige geloften van de religieuzen (15 november 1790), wordt er gestemd over de Burgerlijke Grondwet voor de Geestelijkheid die op 24 augustus 1790 door een slecht voorgelichte Lodewijk XVI wordt geratificeerd. Met deze wet wil de burgerlijke macht de Kerk van Frankrijk een wijziging opleggen in de diocesane districten en de bisschoppelijke rechtspraak, zonder met het gezag van de Paus rekening te houden. Op die manier worden er 52 van de 135 bisdommen opgeheven; bisdommen en parochies zullen voortaan worden bediend langs de weg van volksverkiezingen (ieder departement zal zijn bisschop kiezen, ieder district zal zijn pastoors kiezen); iedereen zal kunnen stemmen (deze maatregel die een terugkeer naar de gebruiken van de vroegchristelijke Kerk pretendeert te zijn is absurd: ze verleent stemrecht aan de protestanten, de joden, de atheïsten, maar niet aan de armen). De bisschop stelt de Paus «als hoofd van de Wereldkerk om blijk te geven van de geloofseenheid en de overeenstemming die hij met hem moet onderhouden» in kennis van zijn benoeming; in de uitoefening van zijn taak zal hij alleen beslissingen kunnen nemen nadat de «gebruikelijke en permanente Raad» die uit diverse geestelijken van zijn diocees bestaat, een gunstige stem heeft uitgebracht. De ergste fout in de Burgerlijke Grondwet is het ontbreken van onderwerping aan de Heilige Stoel want enerzijds mag alleen de Plaatsvervanger van Christus de bevoegdheid hebben de indeling van de bisdommen te hervormen en anderzijds mag niemand tot een bisschopszetel worden toegelaten zonder vooraf door de Paus te zijn aangesteld.

Een nationale Kerk

In de hierop volgende weken laten de bisschoppen die naar hun eer en geweten deze Burgerlijke Grondwet niet kunnen aanvaarden hun protesten horen: ze schorten hun definitief antwoord echter op tot de Paus zijn oordeel heeft uitgesproken. In deze geest wordt op 30 oktober 1790 een Uiteenzetting van de beginselen van de Burgerlijke Grondwet voor de Geestelijkheid gepubliceerd, een analyse die bijna alle bisschoppen van Frankrijk onderschrijven. Het lijdelijk verzet dat in deze tekst wordt aanbevolen wekt de woede op van de afgevaardigden van de Grondwetgevende Vergadering: een wet van 27 november bepaalt dat bisschoppen, pastoors, kapelaans en hoofden van seminaries en alle andere in overheidsdienst zijnde geestelijken de eed van trouw op de burgerlijke grondwet moeten afleggen. Gedwongen ondertekent Lodewijk XVI op 26 december mede deze wet die een schismatieke nationale Kerk instelt. De priesters die zullen weigeren de eed af te leggen zullen uit hun ambt ontzet worden verklaard en als zij hun ambt toch blijven uitoefenen zullen ze worden vervolgd als «verstoorders van de openbare rust». Hoewel de Paus zich nog niet heeft uitgesproken, heeft de pastoor van Louroux zijn besluit genomen: hij zal de eed niet afleggen. Hij zoekt zijn confraters op die in de buurt wonen: daar waar hij tot zijn pijnlijke verrassing slechts besluiteloosheid ontmoet probeert hij te overtuigen: «Wees er zeker van dat de Paus deze eed zal veroordelen, zegt hij hun. Hij weet maar al te goed, denk ik, dat deze Grondwet in werkelijkheid slechts beoogt ons van de katholieke Kerk af te scheiden door bij ons een zogenaamde nationale Kerk te creëren. « Maar zijn eigen kapelaan laat zich niet overtuigen.

Op zondag 23 januari 1791, nadat hij van de pastoor nul op het rekest heeft gekregen, nodigt de burgemeester van Louroux de kapelaan uit de door de wet geëiste eed af te leggen. Bevend van top tot teen doet eerwaarde Garanger wat van hem wordt gevraagd te midden van de ijzige stilte van de enen en het afkeurende gemompel van de anderen. Noël Pinot is er diep van overtuigd dat de Romeinse instructies hem de ogen zullen openen en laat zijn kapelaan zijn activiteiten in de parochie voortzetten. Weldra veroordeelt Pius VI middels twee achtereenvolgende breven de Burgerlijke Grondwet voor de Geestelijkheid door deze op verschillende punten als ketters te bestempelen en als een schending van de rechten van de Heilige Stoel. Eerwaarde Garanger zal zijn woorden inderdaad op 22 mei hierop volgend herroepen. De pastoor beklimt op zondag 27 februari na de mis onverwijld de preekstoel: hij heeft met opzet de dag gekozen dat in Louroux een bijeenkomst van naburige parochies wordt gehouden. Zonder enig beledigend woord voor wie dan ook legt hij, in een langdurig voor het tabernakel overwogen redevoering, uit waarom hij als katholiek priester, via zijn bisschop verbonden met de opvolger van Petrus, enig hoofd van de hele Kerk van Jezus christus Christus, hij op 23 januari heeft geweigerd de grondwettelijke eed af te leggen die een schending is van de rechten van God en de Kerk. De Nationale Vergadering heeft het recht niet van een man van de Kerk een daad te eisen die hem door dit feit zelf uit de kring van de Kerk verwijdert.

“Opruiende Pastoor”

De burgemeester die op de voorste rij zit onderbreekt de priester geërgerd: “Kom van die preekstoel af! Je beweert dat het een stoel van de waarheid is en jij vertelt alleen maar leugens!” De gelovigen zitten verstijfd rechtop van een dergelijke brutaliteit. Een luide stem klinkt boven de anderen uit: “Blijft u op de preekstoel, meneer pastoor! U spreekt goed, wij zullen u steunen!” ‘s Avonds getuigen de bewoners van de naburige parochies om hen heen reeds van het gebeurde. Het moedig voorbeeld van Noël Pinot maakt van hem een meeslepend verzetsman: zijn krachtig protest zal te horen zijn door heel de Anjou, de Vendée en zelfs in Bretagne. De gemeenteraad heeft stante pede voor de Revolutionaire Rechtbank van Angers een verslag uitgebracht waarin de aanhouding wordt geëist van de “opruiende pastoor” en “ verstoorder van de openbare rust». De vrijdag daaropvolgend komt in de nacht, uit vrees voor de bevolking, een detachement van de Nationale Garde in het gehucht aan om de pastoor aan te houden. Hij wordt, vastgebonden op zijn eigen paard, meegenomen; tegen het middaguur komt de stoet Angers binnen waar de bevolking hem medelijden en eerbied betuigt. De rechters veroordelen hem tot twee jaar verwijdering uit zijn parochie voor tenminste acht mijl (dertig kilometer). Deze veroordeling is te mild in de ogen van de openbaar commissaris die zonder succes appel aantekent. Noël Pinot trekt zich terug in het Hospies van de Ongeneeslijk Zieken waar hij met blijdschap wordt ontvangen. Maar de revolutionairen nemen weldra aanstoot aan zijn aanwezigheid; de eerwaarde trekt zich dus in juli 1791 terug in de streek Mauges, dichtbij Beaupré en verblijft daar als banneling terwijl hij zich met ijver inzet voor de zielen. Hij probeert zo goed als hij kan de afwezige herders die het land hebben moeten verlaten te vervangen. In 1793 bieden de gebeurtenissen in de oorlog in de Vendée hem de gelegenheid naar zijn parochie terug te keren.

Het motief van de opstand in de Vendée is eerder godsdienstig dan politiek. «Wij zijn niet in beweging gekomen ondanks onze verontwaardiging, zal een oude bewoner van de Vendée later vertellen, zolang ze onze priesters en kerken met rust lieten, maar toen we zagen dat ze de Goede God lastig wilden vallen, zijn we opgestaan om Hem te verdedigen.» In maart 1793 heeft het Vendéese leger Saumur en Angers veroverd; doordat het heer en meester is op de beide oevers van de Loire, is het revolutionair leger een ogenblik uitgerangeerd. De terugkeer van Noël Pinot naar Louroux is een zegetocht. Meerdere priesters die de eed hadden afgelegd zijn daar geweest, maar hadden zich er niet kunnen handhaven. Het geloof van de kudde is onwankelbaar gebleven. Wat een vreugde voor het hart van de herder, na zovele beproevingen! Maar het is slechts een opklaring tussen twee onweersbuien. Het debacle van het Vendéese leger onder de stadsmuren van Nantes, in juni 1793, is het begin van een periode van nieuwe vervolging. De Nationale Conventie stuurt «vertegenwoordigers van de volksgezanten» met onbeperkte volmachten naar het westen: zij belichamen het provinciaal Schrikbewind, vaak veel erger dan het Parijse Schrikbewind. Dat is het geval in Maine-et-Loire met Francastel, een kopie van Carrier, de “beul van Nantes”. De jacht op de gezagsontrouwe priesters begint weer opnieuw. Noël Pinot moet zich weer gaan vermommen voor het bannelingenbestaan. Hij zou naar het buitenland kunnen vluchten zoals talloze geestelijken, maar hij blijft liever onder hen die God hem heeft toevertrouwd, met de gedachte dat hij hun nog van nut zou kunnen zijn. De overgrote meerderheid van zijn parochianen is hem toegewijd; hij weet evenwel dat de streek ook zijn demagogen heeft en verraad is overal mogelijk. Maar hij is van oordeel dat voor de goede herder het uur is gekomen zijn leven voor zijn lammeren te riskeren en blijft.

De Kerk van de catacomben

De uitgestrektheid van zijn parochie, onderbroken door hier een heideveld en daar een bos, stelt eerwaarde Noël Pinot in staat zich op afgelegen boerderijen schuil te houden. Op zijn schuilplaatsen houden trouwe gelovigen liefdevol en waakzaam de wacht; hij moet echter vaak van plek veranderen want de nationale garde vermoedt zijn aanwezigheid en huiszoekingen vinden veelvuldig plaats. Overdag zit hij opgesloten op zolders of in stallen, slaapt er zo goed en zo kwaad als het kan, bidt leest of schrijft. Als de nacht aanbreekt komt hij naar buiten om aan de zieken de sacramenten toe te dienen tot in de naburige parochies waarvan de pastoors bijna allemaal gevangen zijn of uitgeweken of reeds ter dood gebracht. Hij doopt de nieuwgeborenen, onderricht de kinderen, ontvangt de gelovigen, neemt hen de biecht af en verschaft hun troost. Om middernacht worden de nodige voorbereidingen getroffen voor de viering van de Mis, en de gelovigen die zich op deze manier met hun herder aan de dood bloot stellen kunnen aan het H.Misoffer deelnemen en ter communie gaan. Het godsdienstig leven gaat voort, even waardig als in de catacomben.

Eerwaarde Noël Pinot onderhield het christelijk leven met behulp van catechese, gebed en de sacramenten; hij drong aan op bidden in het gezin. Zijn zienswijzen zijn nog altijd actueel en het dagelijks gebed in het gezin wordt bijzonder aanbevolen, omdat daarin het eerste getuigenis bestaat van het gebedsleven van de Kerk. De catechese, de gebedsgroepen en de «geestelijke leiding» vormen een school voor en een hulp bij het gebed.» (Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 565). De Catechismus zelf zegt «Het van buiten leren van de fundamentele gebeden biedt een onontbeerlijke steun voor het gebedsleven, maar het is belangrijk om de juiste zin ervan te proeven» (CKK, 2688).

Het jaar 1794 begint met bloed en tranen. De dictatuur van Robespierre bevindt zich op zijn hoogtepunt. Iedere openbare christelijke eredienst wordt onmogelijk gemaakt, zelfs die van de schismatieke ofwel grondwettelijke Kerk. De verlaten kerken doen dienst als wapenopslagplaatsen of clubs van revolutionairen. Het Comité van Algemeen Welzijn zorgt ervoor dat de Kerk nog verder te gronde wordt gericht. Het past onverbiddelijk het decreet toe van 1793 dat iedere niet uitgeweken, niet gezagsgetrouwe priester binnen een termijn van tien dagen ter dood wordt gebracht. De burger die een priester aangeeft wordt honderd pond beloning aangeboden. Noël heeft geen steen meer om zijn hoofd op te ruste te leggen, en zijn fortuin kan geheel en al in zijn buidel van vogelvrijverklaarde: wat wasgoed en het nodige om de Mis mee te vieren. Het leed, de lichamelijke en geestelijke beproevingen van het bestaan dat hij sinds de zomer van 1793 lijdt vernietigen op den duur alle banden die hem aan de aarde konden binden. De liefde voor Christus, de ijver om de zielen te dienen en zijn liefde voor zijn parochianen zijn de enige dingen die hem de moed geven de strijd voort te zetten.

Niquet, de verrader

De mazen van het net sluiten zich rond de vogelvrijverklaarde. Men stelt hem voor zich terug te trekken naar een rustigere, afgelegen plek, maar hij weigert. Iedere dag bereidt hij zich voor op de dood; als hij wordt uitgeleverd zal hij de troost hebben bij zichzelf te kunnen zeggen dat hij niet is verraden door hem toegewijde parochianen van het platteland. Hij heeft overigens bewondering voor hen: zij zouden alles opofferen, zelfs hun leven, om hun pastoor te redden; om er achter te komen waar hij zich schuil houdt worden zij door de leden van de nationale garde gemolesteerd, beroofd en worden hun onderkomens vergeefs verwoest. Maar “de macht van de duivel” duurt niet eeuwig. Op 8 februari bevindt eerwaarde Pinot zich in het dorp La Milandrerie, op enkele kilometers van het gehucht, bij een vrome weduwe, mevrouw Peltier-Tallandier. Als de avond valt schept hij een luchtje in de tuin en wordt, ondanks de duisternis, herkend door een arbeider, Niquet bijgenaamd, die de pastoor vroeger rijkelijk met aalmoezen te hulp was geschoten. De hoop op de premie van honderd pond maakt dat hij alle ontvangen weldaden vergeet. Niquet snelt weg om Noël Pinot aan te geven. De nationale garde gaat onmiddellijk op weg. Tegen elven wordt het huis omsingeld. Bij de weduwe heeft men niets in de gaten, alles staat klaar voor de Mis wanneer er hard op de deur wordt gebonsd. Men heeft nog juist de tijd om de priester in een grote kist te verbergen, de liturgische voorwerpen te laten verdwijnen en mevrouw Peltier maakt open. Daar de dappere weduwe weigert te spreken wordt het huis doorzocht, maar er wordt niets gevonden. Een lid van de garde dat gedwongen dienst heeft genomen tilt achteloos in het voorbijgaan het deksel van de kist op en laat hem met verbleekt gezicht weer vallen. Hij heeft zojuist de vogelvrijverklaarde ontdekt en aarzelt of hij hem zal aangeven. Maar Niquet heeft alles gezien: «Jij hebt de pastoor gevonden, roept hij hem woedend toe, en jij wilt hem verbergen?» Hij tilt het deksel op en de priester komt tevoorschijn, met een ernstig en rustig gezicht. Hij kijkt de verrader recht in de ogen. Over zijn lippen komt een eenmalig protest aan het adres van de ondankbare man, en het klinkt als een echo van Gethsemani: «»Wat! Ben jij het?» (cf. Lc 22, 48). Noël die wordt gehoond en geslagen laat zich zonder zich te verzetten in de boeien slaan. Zijn priestergewaden worden in beslag genomen. Hij wordt naar Louroux en vervolgens naar Angers gebracht, waar hij voor het Revolutionair Comité verschijnt. De pastoor als “zeer contrarevolutionair” beschouwd, wordt in een cachot gestopt en op water en brood gezet.

Na tien dagen hechtenis wordt de rebel voor het revolutionair tribunaal gesleept, dat zitting houdt in een niet meer in gebruik zijnde kapel. Die 21e februari wordt de commissie voorgezeten door burger Roussel. Een verschrikkelijk toeval wil dat de revolutionaire officier een afvallige priester is die eerst de eed heeft afgelegd en vervolgens het priesterschap heeft verlaten! Maar in Anjou is zijn verleden niemand bekend. Wanneer het vonnis wordt uitgesproken stelt Roussel, die naar de misgewaden kijkt die voor het tribunaal zijn uitgestald, de veroordeelde spottend voor: «Zou jij het niet fijn vinden met je priestergewaden naar de guillotine te gaan? Ja, knikt de geloofsdienaar zonder te aarzelen, dat zal mij een groot genoegen zijn. Welnu, antwoordt de ander, die zullen we je aandoen en zo uitgedost zul je de doodstraf ondergaan.»

Een vrijdag om drie uur

De executie vindt dezelfde dag plaats. De stoet met de trommelslagers aan het hoofd zet zich in beweging, en de rechters begeleiden het in zijn priestergewaad geklede slachtoffer. Het schavot staat op het nieuw plein, van de Hereniging genaamd, op de plek waar zich de kapittelkerk Saint-Pierre verhief die door de revolutionaire gemeenteraad was vernield. «De martelaar, zo getuigde eerwaarde Gruget, pausgetrouwe priester en ooggetuige, bad in diepe overpeinzing. Zijn gezicht drukte rust uit en zijn voorhoofd glansde van de vreugde der uitverkorenen; op zijn lippen kon men als het ware de gezangen van dankzegging volgen die opstegen uit zijn hart.» Die vrijdag, om drie uur in de namiddag (het uur van de dood van de Heer aan het kruis), staat Noël Pinot aan de voet van het schavot. Het sinistere platform verandert in zijn ogen volledig van aanblik: hij ziet zichzelf staan aan de voet van het altaar van het ware offer, het altaar dat opnieuw bloederig is geworden en waarop, naar het beeld van de God van Golgotha, een echt slachtoffer gaat worden geslacht. Heel natuurlijk rollen de eerste woorden van de Mis hem over de lippen: Introibo ad altare Dei (Ik zal het altaar Gods bestijgen). Hij wordt ontdaan van zijn kazuifel; met de stool kruiselings over de borst verschijnt hij voor de beul. Van verre geeft eerwaarde Gruget hem de absolutie. Tromgeroffel... De bijl valt... Het offer is volbracht: de ziel van de goede herder heeft het altaar Gods bereikt! Zo sterft, op 21 februari 1794, op 48-jarige leeftijd, eerwaarde Noël Pinot, pastoor van Louroux-Béconnais.

Nadat hij op 3 juni 1926 heeft verklaard dat Noël Pinot is gestorven als martelaar, een dood uit haat jegens het geloof, heeft Paus Pius XI hem op 31 oktober daaropvolgend zalig verklaard, op het Hoogfeest van Christus Koning. Het voorbeeld van de zalige herinnert ons aan de opmerking van H.Gregorius de Grote: «Wij die de geheimen van het lijden en sterven van de Heer vieren, moeten navolgen wat we doen. En dan zal de hostie onze plaats innemen voor God, als wij van onszelf offers hebben gemaakt.» (citaat Paulus VI, 18 november 1966). Moge Jezus Christus, Hogepriester, op voorspraak van de zalige Noël Pinot, ons de genade verlenen Hem, zelfs onder de moeilijkste omstandigheden, trouw te zijn!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.