Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
21 december 2022
feest van h. Peter Canisius


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

De Sociëteit van Jezus (jezuïeten), ontbonden in 1773 door Paus Clemens XIV, is in de volgende eeuw weer in het leven geroepen door Pius VII in 1814. Pius XI zal van oordeel zijn dat pater Jozef Pignatelli in deze wedergeboorte even veel belang had gehad als heilige Ignatius bij de geboorte van de Sociëteit. Deze jezuïet, heilig verklaard in 1854, heeft gewerkt aan de eenwording en het zichtbaar maken van de continuïteit, en verdiende op die manier de titel van «gouden ring» tussen de oude en de nieuwe Sociëteit van Jezus. Zijn stoffelijke resten kregen de eer te rusten in de grafkelder van de Generaal-Oversten van de Sociëteit, in de Gesù kerk in Rome.

Giuseppe (Jozef) Pignatelli is geboren in december 1737 in Zaragoza, in Aragon (Spanje). Zijn familie hoort bij de hoge adel, zowel van de kant van de vader, Antonio Pignatelli, een in Spanje gevestigde Italiaan, als van die van zijn Spaans moeder, Francesca Moncayo-Fernández de Heredia. Op vierjarige leeftijd verliest Jozef zijn moeder, vervolgens drie jaar later zijn vader. Van zijn talloze broers en zussen bereiken slechts zes de volwassen leeftijd; onder hen telde men vier priesters. Vanaf zijn kinderjaren leerde Jozef zowel Italiaans als Spaans. Hij was een bescheiden, rustig kind, gehoorzaamde altijd met een glimlach. Met twee van zijn broers wordt hij naar Napels gestuurd, naar zijn zus die daar is getrouwd. Kort daarna besluit Nicolaas, de oudste broer die gezinshoofd is geworden, hen op kostschool in Zaragoza te doen; daar volgen ze onderwijs bij de jezuïeten van de stad. Al heel jong ontwikkelt Jozef de gewoonte veelvuldige bezoeken te brengen aan het Allerheiligste, en doet zijn best om zijn affectieve impulsen onder controle te krijgen; hij neemt met name deel aan het spel van zijn medeleerlingen, meer om hen genoegen te doen dan dat hij er zelf plezier aan beleefde. Als uitgesproken intelligente jongen oefent hij onbetwistbaar overwicht uit op zijn klasgenoten.

«Lach maar!...»

Door zijn afkomst en het feit dat zijn familie in de gunst staat van de koning van Spanje ligt voor hem een belangrijke toekomst in het verschiet. Al heel vroeg, echter, hoort Jozef Gods roeping en, na meerdere maanden van gebed, besluit hij toe te treden tot de Sociëteit van Jezus. Wanneer zijn naasten op de hoogte worden gebracht van deze keuze laten ze het niet na hem hun vele bezwaren kenbaar te maken, en verklaren dat zijn delicate gezondheid in strijd is met dit plan. Maar hij laat hun zien hoe blij hij is voor een loopbaan te kiezen waarin hij zal moeten lijden voor God, en misschien de gelegenheid zal krijgen zijn bloed te vergieten voor het heil van de zielen en de verdediging van de Kerk. Jozef gaat dus naar het noviciaat van de jezuïeten van Tarragona, op 8 mei 1753; hij is dan vijftien jaar. In deze eerste periode van zijn opleiding wordt hij zoals gebruikelijk een maand naar het ziekenhuis gestuurd om de zieken te dienen. De eerste avond komt hij te laat thuis omdat hij te lang bij een met wonden overdekte zieke was blijven zitten. Op een dag bevindt hij zich te midden van een groep adellijke bezoekers van het huis die, wanneer ze hem herkennen, de spot met hem drijven: «Lach maar, zegt hij tegen hen, maar wanneer jullie zijn uitgelachen zijn jullie mij een muntstuk schuldig voor mijn armen. Het is niet eerlijk dat ik jullie vrolijk maak voor niets!» Hij geeft ook catechismusles aan gedetineerden in de naburige gevangenis. Als een van de proeven van bekwaamheid legt Jozef met twee medeleerlingen een bedevaartstocht af naar Onze-Lieve-Vrouw van Montserrat, waarbij om brood werd gebedeld. Omdat hij is aangewezen als groepsleider offert hij zichzelf op opdat de anderen van alles het beste kregen.

In mei 1755, nadat hij zijn tijdelijke geloften heeft afgelegd, wordt hij naar de school van Manresa gestuurd om de elementaire vorming af te maken (1755-1757). Zijn resultaten zijn opmerkelijk. Hij kan niet alleen de Griekse schrijvers lezen, maar weet zich ook in die taal uit te drukken. Hij geeft ook les op het juvenaat en leert Catalaans om een beetje priesterlijk werk te doen in de straten. Hij staat altijd klaar om een dienst te bewijzen, vervangt met genoegen zijn medebroeders wanneer die verhinderd zijn. Zijn filosofiestudie doet hij in Calatayud. Daar betonen zowel de rector als de filosofieleraar zich vooringenomen jegens hem en bekritiseren al wat hij doet; zij beschouwen hem als een religieus en een middelmatige student. Hij keert zich tot de Heilige Maagd en vraagt nederig om de genade beter te mogen worden. Deze beproeving duurt drie jaar. Jozef geeft de moed niet op, maar is extra nederig en zelfopofferend. Aan het eind van de studiecyclus is hij degene die wordt gekozen om publiekelijk de proeve van bekwaamheid af te leggen: hij ontpopt zich dan voor ieders oog als zeer briljant. De volgende vier jaren brengt hij door in Zaragoza met de studie theologie. Zijn verbazingwekkend geheugen stelt hem bovendien in staat talloze oude en moderne talen te leren: Hebreeuws, Chaldeeuws en Oud Syrisch, Frans, Engels en Duits.

Een vruchtbare epistolaire relatie

De epistolaire relatie die hij onderhoudt met de priesters van de Sociëteit van Jezus die naar verre missies zijn vertrokken brengt Jozef ertoe zichzelf voor te stellen bij pater Ricci, Generaal Beambte, om zich ook bij hen te vervoegen. Maar aan zijn verlangen wordt geen gehoor gegeven. Zijn werkritme put hem echter uit en hij loopt tuberculose op. Zijn superieuren verplichten hem dan rust te nemen. Ondanks de zorgen van bekwame artsen zal zijn gezondheid zich nooit meer helemaal herstellen. Hij wordt echter aan het eind van de Advent van 1762 tot priester gewijd. Zijn superieuren zouden hem graag volledige rust voorschrijven, maar hij kan het gevoel niet nuttig te zijn niet verdragen. Op zijn dringend verzoek vertrouwt men hem een van de lagere klassen van het college van Zaragoza toe, vervolgens ook het onderricht klassieke talen. Zijn algehele houding die serieus, waardig en hartelijk is, maakt dat de kinderen begrijpen dat ze worden bemind, dat zijn toewijding is gericht op hun welzijn. Na een paar weken heeft hij ze voor zich ingenomen; een teken van zijn kant, bijvoorbeeld, is voldoende om aan iedere vorm van kinderlijk uitgelaten gedrag een halt toe te roepen. Om de opvoedingsmethodes van de Sociëteit goed in praktijk te brengen luistert hij graag naar en raadpleegt zijn oudere voorgangers. Het programma klassieke talen omvat vooral studie van de klassieke schrijvers; uit een paragraaf, een feit, een houding, zelfs uit een voorval in de klas, trekt hij, op zeer bijzondere wijze, een morele en religieuze les. Zijn lessen blijven vaak de normen voor het hele leven van zijn leerlingen.

Daar zijn gezondheid weer genoeg hersteld is zoekt de jonge priester in het pastoraal werk een heilige afleiding van het onderwijswerk. Hij catechiseert de kinderen van de straat en bezoekt zieken en gevangenen, steeds met een aandacht en liefde waarin de liefde van Christus voor de zielen te zien is. In de biechtstoel trekt hij door zijn goedaardigheid en zijn leergezag een grote menigte boetelingen aan. Hij wordt ook belast met de voorbereiding van terdoodveroordeelden op hun executie, een zeer delicate opdracht. Dankzij zijn grote zachtaardigheid wint hij de harten van deze ongelukkigen voor Christus; soms bereikt hij dat hun gratie wordt verleend. In 1766 verspreidt zich een grote hongersnood over het land. Het ongenoegen grijpt om zich heen, in het bijzonder in de stad Zaragoza waar de boeren uit de wijde omgeving naar toe zijn gestroomd; een opstand staat op uitbarsten. Sommige kwaadwillende personen willen de verantwoordelijkheid hiervoor afschuiven op de jezuïeten; maar op de dag van het verzet stelt pater Pignatelli zich voor de menigte op en slaagt erin deze tot kalmte te brengen.

Er hangt echter een geweldige donderbui in de lucht tegen de Sociëteit van Jezus. Alle krachten van de «Eeuw van de Verlichting» (de XVIIIe eeuw) hebben zich gebundeld tegen haar: de rationalistische filosofen, de jansenisten, de gallicanen en de voorstanders van een oppermachtige koning evenals de geheime genootschappen hebben besloten de Sociëteit op te laten heffen door de vorsten die aan de macht zijn. Ze hebben zeer behendig daarvoor gekozen ministers in de buurt gebracht van de zwakke koningen van Spanje, Portugal en Frankrijk. Vastbesloten biedt Paus Clemens XIII weerstand aan het gestook van hun regeringen, maar die kondigen weldra het verbod op de Sociëteit in hun respectieve landen af; reeds in 1759 zet Portugal de Jezuïeten het land uit, in 1764 gevolgd door Frankrijk. In 1767 verschijnt het bevelschrift tot uitzetting zowel uit Spanje als uit Spaanse bezittingen, met als enige officiële uitzondering in geval van zeer ernstige redenen die de monarch «in zijn koninklijke hart bewaart» (men heeft hem ervan overtuigd dat de jezuïeten hem beschouwen als een onwettig kind). Er worden orders gestuurd aan alle provinciegouverneurs. Zeshonderd jezuïeten in Spanje en de Nieuwe Wereld worden zodoende het land uitgezet. Ze ontvangen een bescheiden pensioen, op voorwaarde dat van hun kant geen enkel protest te horen zal zijn tegen de koninklijke akte.

Bij zijn broeders blijven

Pater Pignatelli woont dan in Zaragoza. De rector van het huis die rekent op de bescherming van de koning weigert aanvankelijk dat bericht te geloven. Op een ochtend staat de gewapende groep voor de deur en de leden van de communauteit worden in de refter bijeengeroepen. Vanwege zijn adellijke afkomst zou pater Jozef zijn contacten in de familie kunnen uitspelen, de straffen van uitzetting kunnen voorkomen en in Spanje blijven; hij kiest ervoor bij zijn broeders jezuïeten te blijven. Men laat ze in de vrachtwagens stappen die gewoonlijk dienen voor het vervoer van misdadigers. Hun leerlingen die zich hebben verzameld aan de uitvalsweg van de stad geven blijk van hun gevoelens van dankbaarheid voor hun onderwijzers. De soldaten doen hun best de verontwaardigde menigte in bedwang te houden; de paters komen tussenbeide om haar tot rust te dwingen. De reis tot aan Tarragona is zo zwaar dat pater Pignatelli het slachtoffer wordt van overvloedige bloedspuwingen. Leden van zijn familie die daar wonen smeken hem het konvooi te verlaten, maar hij weigert, tot troost van zijn broeders. In de haven van Salou gaan de religieuzen aan boord van dertien schepen. Pater Jozef krijgt van de kapitein van het konvooi toestemming van het ene schip naar het andere te gaan om zijn medebroeders te kunnen bemoedigen.

De stad Genua accepteert dat ze worden ontvangen op Corsica dat dan onder haar gezag valt. De jezuïeten gaan van boord in Ajaccio en worden vervolgens overgebracht naar Bonifacio, op de zuidelijke punt van het eiland, waar ze een jaar blijven. Pater Jozef vindt behoorlijke onderkomens voor iedereen, maar ze verkeren in grote nood. Er komt evenwel hulp, in het bijzonder uit Italië. Pater Ricci stuurt ze uit Rome heilige vaten en liturgische ornamenten. Ieder apostolaat is hun verboden, maar de vurigheid en de vroomheid van de bannelingen maken indruk op de plaatselijke bevolking. Pater Jozef organiseert lessen met de talrijke aanwezige professoren, en zelfs theologische debatten. In 1768 wordt Corsica door Genua afgestaan aan Frankrijk, en een groot Frans garnizoen monstert af in Bonifacio. Enkele weken later verlaten alle religieuzen het eiland en gaan naar Genua en vervolgens naar Ferrara, in de kerkelijke staten, stad waarvan Mgr. Pignatelli, naast familielid van pater Jozef, de pauselijke legaat is. De bannelingen uit Mexico vervoegen zich bij hen. De pater hergroepeert zijn confraters al naar gelang de huizen waar ze vandaan kwamen, onder hun respectieve superieuren. Weldra wordt de studie hervat voor de jongeren. Opnieuw oefent de familie druk uit op de pater om de Sociëteit te verlaten voor ze wordt ontbonden, en terug te keren naar Spanje waar men hem allerlei voordelen voorspiegelt. Maar hij geeft geenszins op, hij verkrijgt van zijn superieuren dat hij zijn eeuwige geloften mag afleggen (1771).

De belaagde Paus

In 1773 heft Paus Clemens XIV, belaagd door de koninklijke hoven van Europa, de Sociëteit van Jezus op, zonder rechterlijke uitspraak of veroordeling, middels de breve Dominus ac Redemptor. Getuigen hebben verklaard dat de Paus toen hij dit document tekenende had gezegd: «Deze opheffing wordt mijn dood»; in werkelijkheid sterft hij het jaar daarna. Pius VI, zijn opvolger, is van oordeel dat hij niet een instituut weer in leven kan roepen dat door zijn onmiddellijke voorganger is opgeheven. Wanneer de beproeving het ergst voelbaar is, wijdt Pater Ricci zijn Orde aan het Heilig-Hart. Hij beveelt zijn Broeders aan te bidden, geduld te oefenen en te vergeven, en sterft vervolgens twee jaar na de ontbinding. Bij die pijn voegt zich voor pater Jozef nog de smart zijn broer Nicolaas, die jezuïet was geworden, te zien terugkeren naar een seculier en vorstelijk bestaan. In 1779 wordt hij de geestelijk leidsman van zijn nicht, die is getrouwd met de hertog van Villahermosa. Zijn grote algemene ontwikkeling stelt hem in staat voor de adellijke families van Bologna literaire bijeenkomsten te organiseren; meerdere deelnemers keren terug naar het geloof. Maar zijn belangrijkste missie is het voorbereiden van het herstel van de Sociëteit van Jezus.

Zijn eerste zorg gaat uit naar het sterken van de religieuze geest onder zijn door het hele land verspreide jezuïeten medebroeders. Hij laat zien hoe hij is vervuld van «creatieve moed» waarvan Paus Franciscus zal spreken als hij het heeft over heilige Jozef, echtgenoot van Maria: «Tegenover iets moeilijks kun je stilstaan en de strijd opgeven, of wel je zelf moeite getroosten. Soms zijn het de moeilijkheden die bronnen in ons zelf aanboren die we niet dachten te bezitten. Wanneer we de «Evangeliën van de kindsheid» lezen vragen we ons meerdere malen af waarom God niet rechtstreeks en duidelijk tussenbeide is gekomen. Maar God komt tussenbeide door middel van gebeurtenissen en personen. Jozef is de man door wie God zorg voor ons draagt vanaf het begin van de geschiedenis van de verlossing. Hij is het echte «wonder» waardoor God het Kind en zijn moeder redt. De Hemel komt tussenbeide door vertrouwen te stellen in de creatieve moed van deze man die, bij aankomst in Bethlehem waar hij geen onderkomen vindt waar Maria kan bevallen, een stal zo inricht dat deze, zoveel als mogelijk, een gastvrije plek wordt voor de Zoon van God die ter wereld komt (cf. Luc. 2,6-7). Van het dreigende gevaar dat Herodes het Kind wil doden wordt Jozef op de hoogte gesteld, nogmaals in een droom, om hem te verdedigen, en hij organiseert in het holst van de nacht de vlucht naar Egypte (cf. Math. 2,13-14). Een oppervlakkige lezing van deze verhalen wekt altijd de indruk dat de wereld is overgeleverd aan de sterken en machtigen. Maar het «goede nieuws» van het Evangelie laat juist zien hoe, ondanks de arrogantie en het geweld van de aardse overheersers, God altijd een manier vindt om zijn heilsplan te verwezenlijken. Zelfs ons leven lijkt soms te zijn overgeleverd aan sterke krachten. Maar het Evangelie zegt ons dat hetgeen telt is dat God er altijd in slaagt redding te bieden, op voorwaarde dat wij de creatieve moed van de timmerman van Nazareth hebben die weet hoe van een probleem een goede gelegenheid te maken, waarbij voortdurend vertrouwd wordt op de Voorzienigheid» (Brief Patris Corde, 8 december 2020).

Paradoxale houdingen

Paradoxaal genoeg hebben twee katholieke vorsten geweigerd de breve van de Paus Clemens XIV in hun staten in praktijk te brengen; de protestant Frederik II van Pruisen voor katholiek Silezië, dat recentelijk bij zijn koninkrijk is gevoegd, en de orthodoxe keizerin Catharina van Rusland, voor Wit-Rusland, in dezelfde situatie. Catharina van Rusland heeft van de Paus, een paar maanden voor hij stierf, zelfs gedaan gekregen dat hij een nieuwe breve het licht liet zien die het mogelijk maakte zich te houden aan de status-quo voor de jezuïeten van Rusland. Pius VI bevestigt deze toestemming, en Jozef Pignatelli, tegenover wie de Paus formeel de legitimiteit van de jezuïeten van Rusland heeft erkend, treedt in contact met de Wit-Russische provincie, waar hij van plan is naar toe te gaan. Maar zijn verzwakte gezondheid laat het niet toe dit plan te verwezenlijken.

Talrijke vroegere jezuïeten zijn bijeengekomen in het hertogdom Parma vanwege de hartelijke ontvangst die hertog Ferdinand I hun bereidde. Die priesters, die wereldheren zijn geworden, belasten zich met verschillende priesterambten tot groot voordeel van de zielen. De hertog begint het verdwijnen van hun Orde te betreuren. Wanneer hij vaststelt hoe zeer de opvoeding van de kinderen gedesorganiseerd is na de sluiting van de jezuïetencolleges, doet hij een beroep op hun toewijding en stelt hen aan aan het hoofd van het onderwijs in zijn hertogdom. Vervolgens doet hij, om dit werk voor de toekomst veilig te stellen, het nodige om de Sociëteit te restaureren. Met dit doel voor ogen wendt hij zich in 1793, door middel van keizerin Catharina, tot de overste van de jezuïeten van Rusland, om haar te vragen de «ex-jezuïeten» van zijn hertogdom te erkennen als zijn zonen. De overste stuurt paters naar hem toe. In 1797 hernieuwt Pater Jozef privé zijn geloften in de handen van een van hen. Twee jaar later wordt een noviciaat opgericht in Colorno, in de provincie Parma, en Pater Pignatelli krijgt de taak van novicemeester. Onder zijn leiding worden de novicen getraind in de deugden en het geestelijk leven door van nabij de directoria en de geest van de Sociëteit op te volgen. Vroegere Paters voegen zich bij hen. Pater Jozef dompelt, met zeer zachte hand, beide partijen onder in de geest van de Geestelijke Oefeningen, maar doet allereerst zijn best de geest van de Sociëteit in de harten te herstellen.

De ziel van de spiritualiteit van de jezuïeten en het eenheidsbeginsel is te vinden in het boek Geestelijke Oefeningen waarin heilige Ignatius zijn eigen weg naar zijn bekering heeft samengevat, over het zoeken naar wereldlijke glorie ten volledige dienste van God. Uit de overpeinzing van het Fundament is het reliëf afkomstig dat aan het einde der tijden wordt gegeven: het eeuwige heil, verwezenlijking of aanvaarding van Gods wil, onverschilligheid jegens al wat niet dit uiteindelijke doel is. De beschouwingen over de Heerschappij van Christus en over de Vaandels wekken op tot hartstochtelijke liefde voor het vleesgeworden Woord, de wil zich te onderscheiden te zijnen dienste door arm en nederig te zijn als Hij.

Pater Jozef opent de weg naar dit ideaal door er op alle gebieden persoonlijk voor op te komen: de roerende herinneringen die zijn novices nalieten roepen het beeld op van een Pater Jozef met een bezem in de hand voor de schoonmaak, of een reiszak op de rug om van deur tot deur te gaan bedelen. Hij bekommert zich inderdaad om het wereldlijke, daar het instituut dan bijzonder weinig inkomsten heeft, en laat in Colorno een ziekenhuis bouwen waar novicen en leraren, naar zijn voorbeeld, zich kunnen inzetten voor de zieken. Zijn vertrouwen in God is zijn steun in de beproevingen. Geen inspanning is hem te veel om de zeer talrijke zieken te hulp te schieten, zo zeer dat het lijkt of het geld zich in zijn handen lijkt te vermenigvuldigen. «Sommigen, zo zegt hij op een dag tegen een pater, zouden graag zien dat ik de hulp die ik de armen geef zou verminderen, en sporen me aan geld opzij te leggen voor onze eigen behoeften... Ik zie echter dat God me evenveel geeft als ik aan anderen geef.» De ijdele overdaad waarin zijn broer Nicolaas leeft zijn daarentegen een bijzonder smartelijk kruis voor hem.

Geduldig werken aan de restauratie

Paus Pius VI, in ballingschap in Valence (Frankrijk), sterft in 1799. Door de breve Catholicae fidei (7maart1801), bezegelt zijn opvolger Pius VII officieel de erkenning van de Sociëteit van Jezus in Rusland (ongeveer tweehonderd leden). Deze daad ontketent een golf van aanvragen om aansluiting bij de Russische jezuïeten, van de zijde van groepen voormalige jezuïeten, in Europa en in de Verenigde Staten. Pater Jozef heeft echter de erkenning en de canonieke restauratie van de Sociëteit als zodanig op het oog. In 1803 wordt hij benoemd als provinciaal voor Italië door de generaal-overste van Rusland. Terwijl hij afziet van zijn verlangen naar Rusland te gaan en zich ten dienste te stellen van de arme bewoners van het platteland, aanvaardt hij deze taak uit gehoorzaamheid. Wanneer hij is aangekomen in Napels zet hij zich heel voorzichtig in voor de verkrijging van het akkoord van koning FerdinandIV die, onder de indruk van de gebeurtenissen tijdens de Franse Revolutie, aan de Paus vraagt de jezuïeten weer te laten terugkomen naar Napels. Op 30 juli 1804 wordt de Sociëteit van Jezus gerestaureerd in het koninkrijk Napels en Sicilië. De Heilige Vader beveelt evenwel de grootst mogelijke voorzichtigheid aan: geen onderscheidend habijt, geen publieke bekendmaking... Deze maatregelen worden inderdaad genomen in een bijzonder moeilijke politieke context ten gevolge van de veldtochten van Napoleon I in Italië, die de jezuïeten ertoe noodzaken vele malen van verblijfplaats te veranderen (Parma, Napels, Rome...). In 1807, verkrijgt pater Pignatelli eveneens de restauratie van de Sociëteit van Sardinië.

Sinds zijn jeugd lijdt de pater aan chronische tuberculose. Zijn talloze taken hebben het hem niet mogelijk gemaakt zich ook maar enigszins te ontzien. Tijdens de eerste dagen van oktober 1811 volgt na een periode van grote vermoeidheid een nieuwe bloedspuwing. Op 2 november kan hij, als het even beter met hem gaat, een laatste Mis vieren en op bezoek gaan bij de armen. Als hij weer terug is moet hij naar bed en zal hij niet meer opstaan. Hij sterft in Rome op 11 november, nadat hij zijn medebroeders de aanstaande restauratie van de Sociëteit van Jezus heeft voorspeld. Op 7 augustus 1814 herstelt Paus Pius VII inderdaad, wanneer hij door Napoleon uit zijn gevangenschap wordt ontslagen – tijdens de welke hij langdurig heeft nagedacht over de oorzaken van de rampen die de Kerk en de maatschappij hebben getroffen – officieel de Sociëteit. Aangekomen bij de Gesù kerk, waar, gekromd door de jaren en het werk, een honderdtal voormalige jezuïeten op hem wachten, laat hij de Bul voor de restauratie Sollicitudo omnium Ecclesiarum (Zorg voor alle Kerken) voorlezen.

Laten we heilige Jozef Pignatelli vragen om volharding in het dienen van de Heer, te midden van de veelvuldige vormen van strijd die de hedendaagse wereld in de volgelingen van Christus en zijn Kerk oproept.


Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.