|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
21 mei 2020 Hemelvaart van de Heer |
Paus Franciscus verklaarde op 14 oktober 2018 voorganger Paus Paulus VI en een jongeman genaamd Nunzio Sulprizio heilig. Deze laatste was zalig verklaard door Paulus VI op 1 december 1963, in aanwezigheid van alle bisschoppen die waren bijeengeroepen voor het Tweede Vaticaans Concilie. Wanneer wij het leven van Nunzio Sulprizio nader bestuderen, vallen twee zaken op. Paus Paulus VI verwoordde het als volgt op de dag van Nunzio‘s zaligverklaring: «Zijn leven was kort. Als jongeling leidde hij een zwaar en droevig arbeidersbestaan in een bescheiden slotenmakerij. Hij was een eenvoudige, arme leerjongen. Jonggestorven en arbeider, dat zijn de twee kenmerkende eigenschappen van onze nieuwe zalige. Zijn bestaan op aarde was onbeduidend en van korte duur, maar vol van glorie en betekenis… Het is ons streven om deze twee voorrechten, de jeugdige leeftijd en het werkmanbestaan van Nunzio Sulprizio, overeen te laten stemmen met de notie van heiligheid. Kan een jonge man een heilige zijn? Onze dierbare uitverkorene is niet zalig verklaard ondanks het feit dat hij een jonggestorven arbeider was, maar juist omwille van zijn jonge leeftijd en werkmanleven. Dit maakt zijn levensverhaal des te interessanter.»
Op zondag 13 april 1817 is in het Midden-Italiaanse dorp Pescosansonesco een kind geboren dat op dezelfde dag nog het Doopsel ontvangt. Het kind wordt Nunzio genoemd, ter ere van de Annunciatie, het Hoogfeest van Maria-Boodschap. Zijn vader, Domenico Sulprizio, is schoenmaker en zijn moeder, Rosa Luciani, spinster. Nunzio is pas drie jaar wanneer hij het sacrament van het Vormsel ontvangt tijdens het bezoek van de bisschop van Pescara aan een naburig dorp. In augustus 1820 sterft zijn vader Domenico op zesentwintigjarige leeftijd en laat zijn vrouw achter zonder inkomen. Twee jaar later hertrouwt Rosa. Nunzio‘s stiefvader is heel streng voor hem. Hij krijgt weinig waardering en wordt op een buitensporige manier gestraft en vernederd. Hij groeit op als een verlegen en overgevoelig kind dat een hechte band heeft met zijn moeder en grootmoeder van moederskant. De kleine Nunzio volgt onderwijs bij een priester in een plaatselijk schooltje. Hier beleeft hij de meest vredige momenten van zijn leven: hij leert Jezus kennen, de Zoon van God die mens is geworden en gestorven is aan het kruis voor de verzoening van onze zonden. Hij begint regelmatig te bidden en leert lezen en schrijven. Op 5 maart 1823 verliest Nunzio zijn moeder, waarna hij wordt opgevangen door zijn grootmoeder, Rosaria Luciani, een ongeletterde, maar uiterst vrome en barmhartige vrouw. De jonge knaap gaat naar een school voor de allerarmsten. Zijn zuiver hart is vol van blijdschap wanneer hij misdienaar mag worden. Hij brengt regelmatig een bezoek aan Jezus in het tabernakel. De zonde vervult hem met afschuw en hij heeft een diep verlangen om op de Heer Jezus te lijken. Jammer genoeg verliest hij in 1826 ook zijn grootmoeder. Nunzio is amper negen jaar oud en opnieuw moet hij afscheid nemen van een geliefd familielid.
Hamerend op het aambeeld
Na de dood van zijn grootmoeder vindt het jonge kind onderdak bij zijn oom Domenico Luciani, die kortweg “Mingo” wordt genoemd. De opvliegendheid, wreedheid en onbeschoftheid van deze alcoholverslaafde bruut kennen geen grenzen. Hij haalt Nunzio van school en dwingt hem te werken in zijn smederij als leerjongen, meer dan twaalf uur per dag. De meedogenloze man heeft geen oog voor de jeugdige leeftijd en dagelijkse levensbehoeften van het kind. Zo krijgt Nunzio niets te eten als zijn oom vindt dat hij niet voldoende gehoorzaam is. De sterk vermagerde jongen valt soms flauw van de honger, maar Mingo toont geen enkel medeleven. Hij stuurt het kind op pad om inkopen te doen zonder rekening te houden met de afstand of last. Mingo aarzelt daarbij niet om zijn bevelen kracht bij te zetten met slagen en een heel arsenaal aan verwensingen en godslasteringen. Ook de andere mannen in de smidse gaan op een wrede manier om met Nunzio. Zo scheppen zij er een boosaardig genoegen in om pal voor hem te vloeken en te schelden. Telkens als de jonge knaap gedwongen wordt dit soort godslasteringen te aanhoren, bedekt hij zijn oren en zet hij het op een lopen. Op sommige dagen is Nunzio zo uitgeput en hongerig, dat hij geen andere keuze heeft dan de buren om hulp te vragen. Zijn diep geloof biedt hem houvast en hij staat zichzelf niet toe te bezwijken. Terwijl hij in de werkplaats op het aambeeld hamert – een onmenselijk werk voor een kind – denkt hij aan zijn grote vriend, de gekruisigde Jezus, en in eenheid met Hem bidt hij en offert hij zijn lijden als genoegdoening voor de zonden van de mensheid, om Gods wil te doen en de Hemel te verdienen. Op zondag gaat hij uit eigen wil naar de Mis. De hele week kijkt hij reikhalzend uit naar dit moment, het enige lichtpunt in zijn troosteloos bestaan.
Paus Paulus VI sprak de volgende woorden tot de jongeren: «Jullie jeugdigheid wordt verlicht en geheiligd door Nunzio Sulprizio. Deze heerlijkheid behoort jullie toe. Nunzio zal jullie uitleggen dat de jeugd niet moet worden beschouwd als een periode van ongeregelde hartstochten, onvermijdelijke zonde, onoverkomelijke tegenslagen, ziekelijke droefgeestigheid en grenzeloze zelfzuchtigheid. Integendeel, hij zal jullie vertellen dat de jeugd een zegen en een geluk is. Zei de Heilige Philippus Neri niet meermaals: “O jongelingen, jullie hebben het geluk dat jullie de tijd hebben om goed te doen”? Het is een zegen en een geluk om onschuldig, puur, vreugdevol en sterk te zijn, vol van vurigheid en leven, net zoals de mens die het geschenk van het verse en nieuwe bestaan ontvangt, herboren en geheiligd door het Doopsel. Met de rijkdom der jeugd moet zorgvuldig worden omgegaan. Jongeren moeten op een bewuste, weldoordachte en bekwame manier omspringen met dit geschenk. Zij moeten uitgroeien tot liefdadige mensen, die goede vruchten van het leven voortbrengen, zowel voor zichzelf als voor anderen… Nunzio zal jullie leren dat jullie als jongeren de wereld in jezelf kunnen herscheppen, deze wereld waartoe de Voorzienigheid ons heeft geroepen om te leven. Het is in de eerste plaats aan jullie om je te wijden aan het heil van de samenleving, die sterke en onverschrokken zielen nodig heeft. Hij zal jullie het hoogste woord van Christus leren: hij zal jullie vertellen dat het offer en het kruis onze redding zijn, en de redding van de wereld waarin wij leven. Jongeren begrijpen dat dit hun hoogste roeping is.»
Energie en licht
Op een koude winterochtend stuurt Mingo zijn neef naar een afgelegen boerderij met een hoop gereedschap op zijn schouders. Onderweg glijdt Nunzio uit en valt in een ijskoude waterplas. ’s Avonds keert hij uitgeput terug. Een van zijn benen is opgezwollen en zijn hoofd gloeit van de hevige koorts. Hij gaat naar bed zonder iets te zeggen, maar de volgende dag is hij aan het einde van zijn krachten. Zijn oom schrijft simpelweg het volgende medicijn voor: «Terug aan het werk, want wie niet werkt zal niet eten!» Nunzio gaat weer aan het werk. Zodra hij ertoe in staat is, zoekt hij toevlucht in de kerk om te bidden: de vreugde, de energie en het licht van Jezus-Hostie stralen op hem af. Wanneer hij geen tijd kan doorbrengen aan het tabernakel, zoekt en ontmoet hij God in zijn eigen hart. Gesterkt door zijn unieke eenheid met God blijft hij onverstoorbaar glimlachen, vol van vergeving: «Het is zoals God het wil! Moge Gods wil geschieden!» Zijn innerlijke vreugde en liefde zorgen ervoor dat de boeren uit de buurt welwillend naar hem toekomen en luisteren. Zij stellen het op prijs dat hij met hen in gesprek gaat. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om hen te vertellen over Onze-Lieve-Heer en hen simpelweg een beetje catechese te geven.
«En voor jullie, werklieden,» vervolgde Paus Paulus VI, «is de boodschap van de zalige Nunzio Sulprizio in de eerste plaats dat de Kerk aan jullie denkt, dat zij jullie naar waarde schat en vertrouwen heeft in jullie, dat de waardigheid van de mens en van de christen weerspiegeld wordt in het arbeidersbestaan, dat het gewicht van jullie vermoeidheid onlosmakelijk verbonden is met het streven naar maatschappelijke vooruitgang en morele verheffing. Het verhaal van Nunzio laat zien dat arbeid onder vuur kan komen te liggen. Arbeid moet daarom gepaard gaan met bescherming, ondersteuning en hulpverlening. Alleen zo kan arbeid bevrijdend en menswaardig zijn, alleen zo kan arbeid de menselijke ontplooiing bevorderen op een gepaste manier. Nunzio zal jullie vertellen dat werk en geloof niet van elkaar kunnen worden gescheiden. Het is immers het geloof dat ons verlicht en dat ons duidelijk maakt wat de ultieme zin van het leven is en de rangorde van de fundamentele levenswaarden. Wij vinden Gods levensadem terug in ons geloof of, anders gezegd, in de innerlijkheid, zuivering en waardigheid, die soelaas bieden tegen fysieke vermoeidheid en het beroepsleven. Religie maakt zaken zoals technologie, economie en samenleving menselijk. Religie verheft arbeiders tot grootse, barmhartige, rechtvaardige, vrije en heilige werklieden. Nunzio zal jullie duidelijk maken hoe onrechtvaardig het is om het arbeidersbestaan te beroven van geestelijk voedsel, hoe onredelijk het is om af te zien van het gebed, dat een vorm van spirituele expressie is. Hij zal jullie vertellen dat er niets schadelijker is voor de geest, het gezinsleven en het sociale leven dan het verloochenen van Christus. Niets is onrechtvaardiger, gevaarlijker en verwoestender dan onverschilligheid of vijandigheid ten aanzien van Hem, onze grote Vriend. Het verhaal van Nunzio laat zien dat een werkman met een sterk karakter en een eerlijke inborst het als geen ander verdiend om tot Hem te worden geroepen, om Zijn Evangelie te ontvangen en in aanmerking te komen voor verlossing.»
«Jij bedient de blaasbalg!»
Op een dag komt een hamer neer op Nunzio‘s voet. Hij sleept zichzelf naar de grote dorpsfontein om de wonde te ontsmetten, maar daar stuit hij op de vrouwen van het dorp die er hun was aan het doen zijn. Zij willen niet dat hij het water verontreinigt en al gauw jagen zij hem weg. Nunzio kan niet meer werken zoals voorheen. Het antwoord van zijn oom is meedogenloos: «Als je niet meer met de hamer kan slaan, sta dan maar gewoon stil en bedien de blaasbalg!» Dit is een vreselijke marteling voor het kind. Mingo gaat zelfs zo ver dat hij de arme jongen vastbindt aan de ketting van de blaasbalg om hem tot werken te dwingen. Uiteindelijk ziet zijn oom de waarheid onder ogen en stuurt hij Nunzio voor verzorging naar een naburige stad. Mingo is ervan overtuigd dat hij zijn waardeloze neefje nooit meer zal terugzien. Van april tot juni 1831 verblijft Nunzio in het ziekenhuis. De dokters slagen er echter niet in om zijn wonde te behandelen en zijn been raakt geïnfecteerd met koudvuur. Toch doet deze rustperiode hem deugd en hij bidt dan ook met hart en ziel. Zijn omgang met de andere zieken staat in het teken van naastenliefde en liefdadigheid. Jammer genoeg moet hij terug naar het huis van zijn oom. Daar moet hij bedelen om niet van honger om te komen. «Ik lijd daar niet erg onder,» benadrukt hij dapper, «zolang ik mijn ziel kan redden en God kan liefhebben!» Het kruisbeeld is zijn enig lichtpunt in deze situatie.
Een andere oom van Nunzio, genaamd Francesco Sulprizio, is korporaal in het leger van de Bourbons in Napels. Wanneer hij in 1832 verneemt dat zijn neef wordt mishandeld, begeeft hij zich naar de smederij van Mingo om hem te vragen de jongen aan hem toe te vertrouwen. De smid gaat maar al te graag in op het voorstel van de korporaal en ontdoet zich zo van de waardeloze werkkracht. Francesco is diep geraakt door de verschrikkelijke toestand van de jongeman en neemt hem mee naar Napels. Daar aangekomen stelt hij Nunzio voor aan kolonel Felice Worchinger. De kolonel, een vrome en barmhartige man, is bereid om zich te ontfermen over de jongen en in zijn levensonderhoud te voorzien.
De Maagd Maria heeft ervoor gezorgd dat twee mannen vol mededogen op Nunzio‘s pad komen. Op 11 februari 2018, ter gelegenheid van Wereldziekendag, spoorde Paus Franciscus ons aan om oog te hebben voor het lijden van onze naasten. Er bestaat een grote behoefte aan tederheid en medelijden in deze wereld: «Wij willen aan Maria, de Moeder van tederheid, alle zieken naar lichaam en geest toevertrouwen, opdat zij hen steunt in de hoop. Wij vragen haar ook ons te helpen om gastvrij te zijn ten opzichte van onze zieke broeders en zusters. De Kerk weet dat zij behoefte heeft aan een bijzondere genade om haar evangelisch dienstwerk van zorg voor de zieken te kunnen verrichten. Moge derhalve het gebed tot de Moeder van de Heer ons steeds verenigen in een dringende smeekbede dat ieder lid van de Kerk met liefde de roeping tot de dienst aan het leven en de gezondheid beleeft.»
Waarom zou ik klagen?
Nunzio wordt onmiddellijk naar het ziekenhuis voor ongeneeslijk zieken van Santa Maria del Popolo gebracht. Het koudvuur heeft zijn botten aangetast en veroorzaakt hevige pijn. Zijn onverstoorbare, geduldige goedheid blijven niet onopgemerkt. De artsen en patiënten vergelijken hem met de heilige Aloysius van Gonzaga. Een priester vraagt hem: «Lijd je veel pijn? – Ja, maar ik vervul de wil van God. – Wat kan ik voor je doen? – Ik wil graag biechten en Jezus voor het eerst ontvangen! – Heb je je eerste Communie nog niet gedaan? – Nee, in onze streek moeten we wachten tot we de leeftijd van vijftien jaar hebben bereikt. – Waar zijn je ouders? – Ze zijn allebei overleden. – Maar wie zal dan aan je denken? – De Voorzienigheid van God!» Meteen worden de nodige voorbereidingen getroffen zodat Nunzio Jezus-Hostie kan ontvangen. Het is werkelijk de mooiste dag van zijn leven. Zijn biechtvader zal later verklaren: «Op dat moment heeft de genade van God zich op een verbazingwekkende manier geopenbaard aan Nunzio. Hij rende heen en weer van deugd tot deugd. Zijn hele persoon was doordrongen van de liefde van God en Jezus Christus.» Gedurende zijn lijdensweg wordt Nunzio begiftigd met visioenen van de Heilige Maagd, engelen en heiligen. Het verband op zijn wonden begint wonderbaarlijke eigenschappen te vertonen: een dame van het hof van Napels is hiervan getuige wanneer zij het verband op haar pijnlijke knie legt. Overweldigd door emoties vraagt de kolonel zich af: «Hoe haal ik het in mijn hoofd om te klagen over de beproevingen die de Heer mij oplegt, als je de heroïsche wijze ziet waarop Nunzio zijn lijden draagt? Waarom deel ik mijn rijkdom niet meer met de armen wanneer Nunzio, die zonder twijfel armer is dan iedereen, alles weigert wat hem wordt aangeboden om het aan anderen te geven?»
Nunzio knapt op van de medische behandelingen: hij heeft zijn krukken niet meer nodig en kan lopen met behulp van een stok. Hij bidt in de kapel aan het tabernakel, tegenover Onze-Lieve-Vrouw van Smarten en soms zelfs in bed. Zijn innerlijke rust wordt sterker en dieper. De jongeman groeit uit tot een engel en apostel voor de andere patiënten en geeft catechese aan de zieke kinderen. Hij helpt hen om zich voor te bereiden op hun eerste Biecht en hun eerste Communie en legt hen uit hoe zij ten volle kunnen leven als christenen, ondanks hun pijn en lijden. Zij die zijn pad kruisen, kunnen de heerlijkheid van zijn heilige leven voelen. Hij moedigt zijn medepatiënten aan: «Blijf altijd dicht bij de Heer, want al het goede komt van Hem. Lijd met vreugde en voor de liefde van God!» Hij roept graag Onze-Lieve-Vrouw aan met de woorden: «Moeder Maria, laat mij Gods wil doen!».
In zijn boodschap voor de Wereldziekendag van 11 februari 2017 verwijst Paus Franciscus naar de heilige Bernadette: «Na haar terugkeer uit de Grot bouwt zij haar kwetsbaarheid om tot steun aan anderen dankzij de kracht van het gebed. Haar liefde stelt haar in staat om het leven van haar naasten te verrijken. Boven alles offert zij haar leven op voor de redding van de mensheid. Het feit dat de Schone Vrouwe haar vraagt om te bidden voor de zondaars, herinnert ons eraan dat invaliden en personen die pijn lijden niet alleen de wens koesteren om te genezen, maar eveneens om als christenen in het leven te staan. Net zoals elke ware volgeling van Christus willen ook zij hun leven wijden aan het verkondigen van het woord van God. Maria geeft Bernadette de opdracht de zieken te verzorgen en roept haar op om in te treden bij de Zusters van Liefde. Bernadette vervult haar roeping dusdanig goed dat zij uitgroeit tot een voorbeeld voor iedereen in de gezondheidszorg. Laten wij daarom aan de Onbevlekte Ontvangenis vragen ons de genade te schenken die ons in staat stelt de zieke niet alleen te beschouwen als een persoon die onze hulp nodig heeft, soms zelfs voor de meest eenvoudige taken, maar ook als een individu met een persoonlijke gave. Een gave die met anderen kan worden gedeeld.»
De eerste persoon
Vanaf 11 april 1834 verblijft Nunzio in het appartement van kolonel Worchinger, die uitgegroeid is tot zijn tweede vader. Hij wil zijn leven wijden aan God. In afwachting daarvan volgt hij plichtsgetrouw een levensregel die door zijn biechtvader is goedgekeurd: gebed, bezinning en Mis ‚s morgens, overdag studie en ’s avonds het Rozenkransgebed. Hij verspreidt vrede en vreugde om zich heen. De eerbiedwaardige Gaetano Errico, stichter van de Congregatie van de Heilige Harten, belooft Nunzio op te nemen in zijn kloosterorde wanneer de jongeman er klaar voor is. «Hij is een jonge heilige», bevestigt hij, «en ik wens dat de eerste persoon die intreedt in mijn orde heilig is, ongeacht het feit of het om een invalide gaat of niet.» De toestand van Nunzio gaat helaas snel achteruit: de botkanker waaraan hij lijdt kan niet meer worden behandeld. In de herfst van 1835 beslissen de artsen om zijn zieke been te amputeren, maar de operatie kan niet doorgaan als gevolg van de uiterst zwakke gezondheid van de patiënt.
In maart 1836 loopt Nunzio‘s koorts heel hoog op en begint hij tekenen van hartfalen te vertonen. Hij lijdt erg veel pijn. Hij bidt en blijft zich inzetten voor de Kerk, de priesters en de bekering van de zondaars. Tegen de mensen die hem bezoeken zegt hij: «Jezus heeft zoveel geleden voor ons en dankzij Zijn toewijding wacht ons het eeuwig leven. Zelfs al moeten we nu even lijden, in het paradijs wacht ons de eeuwige vreugde… Jezus heeft veel geleden voor mij. Waarom zou ik niet voor Hem kunnen lijden?… Ik zou zelfs willen sterven voor de bekering van één enkele zondaar.» Op 5 mei vraagt hij om een kruisbeeld en roept hij zijn biechtvader. Hij ontvangt de sacramenten en troost zijn weldoener, kolonel Worchinger: «Wees verheugd, vanuit de Hemel zal ik je altijd bijstaan.» Tegen de avond roept hij dolgelukkig: «Onze-Lieve-Vrouw, Onze-Lieve-Vrouw, kijk eens hoe mooi ze is!», en hij slaapt zachtjes in. Hij is negentien jaar wanneer hij overlijdt. Een rozengeur verspreidt zich om hem heen en zijn lichaam, dat de littekens draagt van zijn ziekte, ziet er plotseling bijzonder mooi en levendig uit. Zijn graf wordt onmiddellijk een bedevaartsoord.
Geheimzinnige vruchten
Er is slechts één enkele brief van de hand van Nunzio bewaard gebleven. De brief, die hij enkele maanden voor zijn dood schreef, is gericht aan zijn oom Mingo. Uit zijn brief blijkt dat Nunzio geen wrok koesterde. In zijn hart was geen plaats voor bitterheid en soortgelijke gevoelens: de Heilige Geest heeft in hem zijn beste vruchten voortgebracht (cf. Gal. 5, 22). Deze vruchten, die onverklaarbaar zijn zonder de werking van de genade, zijn onderwerp van bezinning voor Paus Paulus VI: «Het is niet moeilijk om leerzame en diepgaande onderwerpen van studie en inzicht te ontdekken in het leven van de eerbiedwaardige Nunzio. De Kerk legt vandaag deze onderwerpen ter overweging aan ons voor... Wij kunnen het geduld, de zachtmoedigheid en de bedachtzame, behulpzame naastenliefde van deze kreupele en ongeneeslijk zieke jongen beschrijven. Wij kunnen vertellen over de mooie rol die de kolonel met het grote hart heeft gespeeld in het korte leven van Nunzio. Toch blijft de goedheid van deze adolescent onverklaarbaar vanuit menselijk oogpunt. Wij staan dus opnieuw oog in oog met het geheim van de buitengewone Nunzio, het geheim dat wij zo graag willen blootleggen: het geheim van zijn heiligheid.»
In de homilie ter gelegenheid van zijn heiligverklaring zegt Paus Franciscus: «Jezus is radicaal. Hij geeft alles en vraagt alles: Hij geeft een totale liefde en vraagt een onverdeeld hart. Ook vandaag geeft Hij zich aan ons als levend Brood; kunnen wij Hem in plaats daarvan dan kruimels geven? Aan Hem, die zich tot onze Dienaar gemaakt heeft tot aan het Kruis, kunnen wij niet alleen een antwoord geven door het volgen van enkele voorschriften. Aan Hem die ons het eeuwig leven geeft, kunnen wij niet alleen een beetje tijd geven. Jezus stelt zich niet tevreden met een “percentage aan liefde”: wij kunnen Hem niet voor twintig, vijftig of zestig procent beminnen. Alles of niets! Dierbare broeders en zusters, ons hart is als een magneet: het laat zich aantrekken door de liefde, maar het kan zich slechts aan één kant hechten en moet kiezen: ofwel zal het God beminnen ofwel de rijkdom van de wereld (cf. Mat. 6, 24); ofwel zal het leven om te beminnen ofwel om voor zichzelf te leven (cf. Marc. 8, 35). Stellen wij ons de vraag: aan welke kant staan wij? Stellen wij ons de vraag: waar staan wij in onze liefdesgeschiedenis met God? Zijn wij tevreden met enkele voorschriften of volgen wij Jezus zoals geliefden, echt bereid om iets voor Hem te laten? Jezus legt deze vragen aan ieder van ons voor en als Kerk zijn wij allen onderweg: zijn wij een Kerk die slechts goede voorschriften verkondigt of een Kerk die een Bruid is en zich overgeeft aan de liefde voor haar Heer?»
Laten wij de heilige Nunzio vragen ons de genade te schenken van een volledige gave van onszelf, ieder volgens zijn eigen roeping, en van een volledige volgzaamheid ten aanzien van de heiligende werking van de Geest van Waarheid en Liefde.