|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
17 april 2022 hoogfeest van Pasen |
«Zeer beminde broeders en zusters, moge de rechtvaardige, ondergedompeld in het goddelijk licht, op zijn beurt de vlam worden die flonkert en verwarmt! zei heilige Johannes Paulus II op 22 juni 2003. Dat leert ons vandaag de figuur van de nieuwe zaligverklaarde Ivan Merz. Als briljante jongeman wist hij de rijke natuurlijke talenten waarmee hij was gezegend te vermenigvuldigen en behaalde hij talrijke menselijke successen: zijn leven kan worden beschouwd als zeer geslaagd. Maar dat is niet de reden waarom hij vandaag wordt ingeschreven in het album der gelukzaligen. Hetgeen hem binnen voert in het koor der gelukzaligen is zijn succes voor Gods aanschijn. De belangrijkste aspiratie van heel zijn leven was inderdaad “nimmer God te vergeten, altijd ernaar verlangen één te zijn met Hem”. In al zijn activiteiten zal hij zoeken naar het alles te boven gaande aspect van de kennis van Christus Jezus, en hij zich liet zich door Hem veroveren (cf. Fil. 3,8-12).»
Ivan Merz is geboren op 16 december 1896 in Banja Luka, stad in Bosnië dat dan geregeerd wordt door Oostenrijk-Hongarije. Als enige zoon is Ivan vanaf zijn vroegste jeugd omringd met veel liefde en hij krijgt een goede burgerlijke opvoeding. Zijn baccalaureaatsexamen behaalt hij in 1914. Een leraar, toonbeeld van de katholieke leek, doctor Ljubomir Markovic, wijst hem de weg naar de morele en godsdienstige waarden via de literatuur en de kunst. Over hem zal Ivan het volgende schrijven: «Een katholieke leek heeft mij voor de eeuwigheid gered». Ivan leest veel, leert Frans en Engels (hij zal een tiental talen beheersen), studeert piano en viool; hij is eveneens goed in tekenen. Als sport beoefent hij tennis, fietst, doet gymnastiek, ijsschaatsen: hij houdt ook van een partijtje schaak.
Op zeventienjarige leeftijd start Ivan een dagboek waarin hij zijn zielenroerselen beschrijft. In het begin van dit dagboek roept hij uit: «Leve de kunst» Op 2 maart 1914 noteert hij: «Tijdens de natuurkunde les hebben we gesproken over de lichtsnelheid… Mijn God, wat is het heelal groots: alles glanst, alles beweegt met volmaakte precisie, alles is groot, onmetelijk groot… Maar dat hele heelal, wat zichtbaar is of onzichtbaar, wat hoorbaar is of onhoorbaar, wie is daar de meester van…? Dat is Hij!» En op 26 april vervolgt hij: «Hoe meer ik het katholicisme leer kennen, des te meer merk ik hoe onuitputtelijk het is.» Maar zijn geestelijk leven wordt ook getekend door schaduwen: «Ik word verschrikkelijk belaagd door bekoringen, schrijft hij op 30 augustus, maar dankzij het gebed kom ik die weer te boven.»
Na het baccalaureaatsexamen gaat Ivan naar de militaire academie van Wenen want zijn ouders willen dat hij officier wordt zoals zijn vader. Hij zelf heeft echter niets op met een militaire loopbaan, en hij blijft maar drie maanden op de academie waar hij de morele ellende ontdekt waarin een groot aantal verkeert. «Wanneer ik grove taal hoor, noteert hij op 19 december, wanneer zich ook aan mijn ziel lelijke beelden opdringen, kijk ik altijd onbeweeglijk naar de beeltenis van de Madonna met Kind, fraaie en majestueuze expressie, kern van alles wat verheven is.»
«Aut catholicus aut nihil!»
In het begin van het jaar 1915 begint Ivan aan zijn studie in Wenen. Om zijn moeder een genoegen te doen schrijft hij zich in voor Rechten, maar tegelijkertijd voor colleges Letterkunde. Hij leest nog altijd veel, gaat naar het toneel, naar concerten, opera’s. Bekoringen zijn er alom, maar hij is intensief op zoek naar de ultieme waarheid. Op 17 mei schrijft hij: «Mijn leven is een groot vraagteken. Van dag tot dag wordt mijn kinderlijk geloof minder. Dat onderscheid van vroeger tussen goed en kwaad mis ik… God bestaat, dat geloof ik vast, zelfs op de moeilijkste momenten van bekering en twijfel, is hij de enige, eeuwige, grote God. En omdat Hij bestaat volgt hieruit dat ons leven noodgedwongen een doel heeft… Het is echter niet voldoende te geloven. Ons geloof moet een systeem zijn, een wegwijzer in het leven, zodat wij niet handelen tegen de beginselen van rechtvaardigheid en eeuwigheid… En ik zeg: “Aut catholicus aut nihil” (wees katholiek, wees niets). In dat opzicht is er nooit de geringste twijfel in mij geweest. Ik weet en voel dat het katholicisme de enige ware godsdienst is.»
In afwachting van zijn vertrek naar het leger waar hij is opgeroepen (Europa is dan in oorlog), woont hij bij zijn ouders. In het licht van het geloof beziet hij de antwoorden op talloze vragen. Op de feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis, 8 december, legt hij de gelofte van kuisheid tot aan het huwelijk af. En op 23 januari 1916 schrijft hij: «Ik zou nederig willen zijn! Uiterst nederig! Ik zou die hele natuurlijke trots willen vernietigen en nederig streven naar waarheid, eenvoudigweg vanwege die ene waarheid…» De 28e gaat hij verder: «Ik besef dat ik verre ben van welke volmaaktheid dan ook… Dat doet mij veel pijn. Dan kijk ik naar mijn doen en laten en merk dat ik christen ben in woord, maar niet in de daden. Het christendom is mijn aderen niet binnengedrongen… Ik zou langer tot God moeten bidden om die mystieke band met Hem niet kwijt te raken.» Op 24 februari schrijft hij echter: «Ik houd veel van de stilte en de rust, ik kan nadenken, ik kan denken aan het mysterie van de Eucharistie, me opsluiten in onbeweeglijke verbazing, ik kan langdurig bidden… Dat is veel beter in de eenzaamheid. Niets is beter dan zich terugtrekken in een kleine donkere kerk en, zachtjes, de rozenkrans bidden bij het flikkeren van de waakvlam, bij de laatste zonnestralen en zich verwonderen, zich eeuwig verwonderen over de Eucharistie, die pracht, die grootsheid, die oneindige Liefde…»
Het grootste product van de kunst
In februari 1916 vertrekt Ivan naar het leger en nadat hij de officiersopleiding heeft gevolgd, wordt hij naar het Italiaanse front gestuurd. Geconfronteerd met het lijden en de dood die hem dagelijks onder ogen komen, merkt hij dat het christelijk geloof de enige waarde is die het kwaad kan overwinnen. Op 9 april 1918 schrijft hij: «Wij zijn maar voorlopig op deze aarde… een ogenblik en we zijn er niet meer, en dit leven heeft slechts zin als voorbereiding op het andere… Een praktiserend katholiek worden moet mijn doel zijn.» Aan het eind van de oorlog hervat Ivan zijn studie in Wenen. Als actief lid van een groep Kroatische katholieke studenten verklaart hij tijdens een bijeenkomst: «De basis van ons leven moet onze wedergeboorte in Jezus Christus zijn, de rest volgt in het hier en nu.» Na te hebben deelgenomen aan geestelijke oefeningen begint hij zich te interesseren voor de liturgie. «Van Aswoensdag tot vandaag, schrijft hij op 5 april 1920, was ik in San Gabriele naast Mödling. Dat was mijn mooiste Pasen… De liturgie is het grootste dat de kunst die in deze wereld bestaat heeft voortgebracht, en bovendien is het kunst die centraal staat, want zij laat op kunstzinnige wijze het leven van Christus zien, die centraal staat in de geschiedenis…»
Intussen hebben zijn ouders zich in Zagreb gevestigd. Dankzij een jezuïetenpater krijgt Ivan een beurs uit Frankrijk, en in de herfst van 1920 gaat hij naar Parijs. Twee jaar lang zet hij zijn studie letterkunde aan de Sorbonne en het Institut Catholique voort. Hij interesseert zich voor het katholieke leven, is betrokken bij de Conférences de Saint-Vincent-de-Paul en bezoekt regelmatig de Benedictijner kapel in de rue Monsieur. Op 4 november 1921 schrijft hij: «Bij de Benedictinessen heb ik de inkleding bijgewoond van een novice. De liturgie is schitterend… De Zuster sterft voor de wereld, zij wordt een vioolsnaar die eeuwig de lof van God zal zingen… Het is goed de hele wereld te vergeten en al je krachten te concentreren op Jezus.»
Tijdens de studietijd in Parijs gaat Ivan op bedevaart naar Lourdes. Van die dag af neemt de Heilige Maagd Maria een uiterst belangrijk plaats in in zijn leven. Hij ontdekt het ideaal van de vrouw dat volmaakt is verwezenlijkt in Maria. «Ja, in Lourdes, zo schrijft hij later aan zijn vriend, de ingenieur Marosevic, heb ik geleerd wat een rozenkrans is en die is sedertdien mijn tweede beste vriend geworden (de eerste de Eucharistie zijnde).» Aan een meisje schrijft hij: «Wanneer je het leven hard vindt en het ongeluk zich op je stort, neem de rozenkrans van de Maagd ter hand; die zal je troosten en de kracht geven alles in kalmte te verdragen, in volledige overgave aan de wil van God.» Na zijn terugkeer in Zagreb wordt Ivan een vurig verspreider van de devotie voor Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, door het schrijven van artikelen en lessen met lichtbeelden.
Rondom de Heer
Tussen Ivan en zijn moeder worden intensief brieven gewisseld want moeder heeft geen waardering voor het intensieve religieuze leven van haar zoon; deze vestigt haar aandacht op de kortstondigheid van het leven, welke slechts een voorbereiding is op de eeuwigheid. In een van zijn brieven schrijft hij: «U weet dat de universiteit van Wenen, daarna de oorlog, de studie en tenslotte Lourdes mij volledig overtuigd hebben van de waarheid van het katholiek geloof, en dat om die redenen mijn hele leven draait om de Heer Jezus Christus.» Ivan keert naar Zagreb terug in de zomer van 1922. In de herfst reeds krijgt hij een baan als leraar Frans en Duits aan het lyceum van het aartsbisdom. Het jaar daarop verdedigt hij met succes aan de universiteit van Zagreb een proefschrift dat de invloed van de liturgie op de Franse schrijvers analyseert. Ivan spant zich in voor het intellectueel uitdiepen van de geloofswaarheden. Hij is in Kroatië de eerste intellectueel die systematisch de wijsbegeerte en de katholieke godgeleerdheid bestudeert, evenals de encyclieken en de belangrijke verklaringen van de Pausen. Hij stelt een bibliotheek samen die ongeveer 1200 werken zal tellen.
Ivan schrijft talloze artikelen over de liturgie, geeft lessen in liturgie, vormt jongeren zodat ze goed begrijpen wat de priester aan het altaar doet en zij zich met zijn gebed verenigen. «De liturgie, zo schrijft hij, is het officiële gebed van de Kerk, het officiële gebed van de verloofde van Christus, een dialoog tussen de Kerk als verloofde en de goddelijke Verloofde… Iedere ziel ontplooit zich op basis van de liturgie. Je kan zeggen dat de liturgie in de eigenlijke zin van het woord een pedagogie is, want dankzij die pedagogie kan een gelovige alle fasen van het eeuwige leven van Christus beleven» (in het tijdschrift “Le renouveau de l’âme selon la liturgie” – “De vernieuwing van de ziel volgens de liturgie”).
«De liturgie neemt een plaats van kapitaal belang in in het leven van de Kerk, verklaarde heilige Johannes Paulus II… Essentieel is dat men begrijpt dat de liturgie voor alles de eredienst is voor de goddelijke majesteit… De ware christelijke geest die de gelovigen uit de liturgie halen zorgt op verschillende manieren voor de opbouw van de Kerk. Dankzij de verwerving van die christelijke geest door haar leden wordt de Kerk meer en meer een gemeenschap van aanbidding en gebed, zich bewust van de noodzaak steeds te bidden en daarin niet te versagen (Luc. 18,1) Dit kenmerk van het voortdurend gebed dat het Lichaam van Christus waardig is, komt tot uiting in het officieel gebed van de liturgie» (3 december 1983). In de liturgie «oefent de Kerk de openbare eredienst uit die God toekomt. Deze eredienst vormt het hoogtepunt waarnaar het handelen van de Kerk streeft, en tevens de bron waaruit haar levenskracht voortkomt.» (Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, nrs. 218-219). «Uit de liturgie dus, en vooral uit de Eucharistie, stroomt ons de genade toe als uit een bron, en zij voert op de meest doeltreffende wijze tot die heiliging van de mensen en tot die verheerlijking van God in Christus, waarop alle andere werken van de Kerk als op hun doel gericht zijn» (Vaticanum II, Constitutie Sacrosanctum concilium, nr. 10).
Dag gewonnen of dag verloren
Ivan omarmt zonder tegenspraak het geloof van de Kerk in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie. «De Communie is bron van het leven!» schrijft hij in zijn dagboek. Centraal in zijn gebedsleven staat de dagelijkse Mis en de Heilige Communie. Iedere dag besteedt hij drie kwartier aan stil gebed. «Het geestelijk leven, zo legt hij uit, is een overpeinzing van de goddelijke dingen, deelname aan het innerlijk leven van God… Zonder geestelijk leven zou ik niet langer bestaan.» Hij houdt ieder jaar een retraite; in zijn missaal bevindt zich een blaadje met enkele voornemens: «Als penitentie beter mijn professionele plichten vervullen… Voor iedere maaltijd iets ter penitentie doen voor het heil der zielen… Nooit kritiek leveren op het eten… Voortdurend in mezelf daden van liefde volbrengen jegens de goede God, jegens de Verlosser.» Ivan wijdt een tiende van zijn salaris aan de armen. In Zagreb, precies tegenover waar hij woont, poetst een invalide de schoenen van voorbijgangers. Ivan raakt bevriend met hem en nodigt hem vaak in zijn huis uit voor de maaltijd. «De dag die je wijdt aan anderen is helemaal geen verloren tijd, maar juist winst, verklaart hij. De dagen daarentegen waarop je niets hebt gedaan voor een ander zijn verloren dagen!» Hij is altijd bereid vergeving te schenken aan hen die hem hebben beledigd. «Hij die echt wil werken voor de goddelijke zaak, zegt hij, moet zich niet op de voorgrond plaatsen; de persoonscultus is het grootste obstakel om onze handelingen met succes te bekronen.» De katholieke Kerk is voor hem «het grootste ter wereld». Zijn vriend Douchan Zank zal hierover zeggen: «Hij heeft de Kerk zo diep en zo spiritueel met zijn wezen verweven dat hij het gevoel had er levend deel van uit te maken, op dezelfde wijze als een arm of een been deel uit maakt van een organisme dat mens heet.» Ivans invloed heeft talloze priesterroepingen ten gevolge.
In het begin van de XXe eeuw is de bisschop van Krk, in Kroatië, een grote beweging begonnen voor de katholieke jeugd om tegenwicht te bieden aan het opkomend liberalisme dat de invloed van de Kerk uit het openbaar leven wil verdringen. Als jonge leraar zet hij zich hiervoor in evenals voor de Kroatische Federatie “Orlovi” (de Adelaars). Hij wordt gids voor de katholieke jeugd en benadrukt hoe nodig het is dat leken zich met een apostolaat belasten, in samenwerking met en onder het toeziend oog van de kerkelijke hiërarchie. Reeds in de herfst van 1922 wordt hij gekozen als voorzitter van de “Kroatische Unie van de Katholieke Jeugd” die een jaar later een fusie aangaat met de beweging van de “Adelaars”, die de “Kroatische Unie van de Adelaars” wordt.
Een verderfelijke leer
«De lekengelovigen hebben als bijzondere roeping het koninkrijk van God te zoeken, door de tijdelijke werkelijkheid te belichten en te ordenen volgens de wil van God» (Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 188). Leken «hebben de bijzondere opdracht om al het tijdelijke, waarmee zij zo nauw verbonden zijn, zó te belichten en te oriënteren, dat alles zich voortdurend ontwikkelt en groeit volgens Christus’ wil en strekt tot lof van de Schepper en Verlosser» (Vaticanum II, Lumen Gentium nr. 31). «Zij moeten zich bij alle tijdelijke aangelegenheden laten leiden door het christelijk geweten, omdat geen enkele menselijke activiteit, zelfs niet op tijdelijk gebied, aan Gods heerschappij onttrokken kan worden… evenzo is het noodlottige systeem, dat de maatschappij zonder enige inachtneming van de godsdienst tracht uit te bouwen en de godsdienstvrijheid van de burgers bestrijdt en ontwricht, met reden te verwerpen» (ibid., nr. 36). Om de leken te helpen bij hun missie ten aanzien van de maatschappij, heeft de Kerk een maatschappelijke leer ontwikkeld (cf. CKK, nrs 2419-2425). Deze kan slechts in werking worden gesteld als zij er kennis van nemen door bestudering van de pauselijke documenten.
De Kroatische Unie van de Adelaars is de bezielende kracht achter grote gymastiekuitvoeringen, bijeenkomsten en andere manifestaties. Dankzij Ivan ontwikkelt de vereniging een aanzienlijke religieuze en culturele dimensie, die te zien is in het devies: Opoffering-Eucharistie-Apostolaat. Hij zelf vat het programma van de Adelaars in een artikel als volgt samen: «De nieuwe generatie katholieken wordt gedragen op de golven van deze rivier die stroomt vanuit het eeuwige Rome sedert 1905, zoete herinnering van Paus Pius X die een Breve publiceerde over de veelvuldige, zelfs dagelijkse Heilige Communie… Deze jeugd onderhoudt een hartstochtelijke liefdesrelatie met onze Verlosser die altijd bij haar blijft in het Allerheiligste; zij put er haar kracht uit voor haar daden, haar apostolaat… Moge de goede God het mogelijk maken dat het Guldenboek (het handvest van de vereniging) een leger van apostelen zal opvoeden, een leger van heiligen die in alle windrichtingen zullen uitwaaieren, doorheen het Kroatische vaderland…! Moge dit werk in zekere zin bijdragen tot de heerschappij, overal in Kroatië, van de beginselen van de Heilige Rooms Katholieke Kerk, zodat, zoveel als mogelijk, onze broeders en zusters, door het Heilig Hart gegrepen mogen worden!»
De jeugd ziet in Ivan Merz niet alleen haar apostel en leider, maar ook een ware vriend van iedereen, bereid alles te doen om hen te helpen zich op de goede weg voort te bewegen: of het gaat om raad geven of materiële hulp bieden, werk vinden, bijlessen geven of ook zijn eigen bed af te staan terwijl hij zich tevreden stelt met een ligplaats op de grond, zijn deur en zijn hart staan altijd wijd open.
Ivan onderkent ten volle de morele problemen. Hij doet zijn best de jongeren waarachtige begrippen over liefde, huwelijk, kuisheid, seksualiteit bij te brengen, en brengt een brochure uit die “Jij en Zij” heet. Hij heeft ook belangstelling voor film, pers, sociaaleconomische problemen, katholieke stellingname in de politiek. In een publicatie spreekt hij over de situatie en de rol van de vrouw in de maatschappij. Zijn invloed op de vrouwelijke jeugd, die gestructureerd is in een gelijksoortige organisatie als de Kroatische Unie van Adelaars, is groot: talloze vrouwen en meisjes ontdekken in hem een man Gods, een meester, een vriend. Marica Stancovic, voorzitster van de vrouwenorganisatie zal later een serie artikelen over hem schrijven en die ondertitelen met “De edele ridder van de vrouwen”. Met wat hij doet probeert Ivan in de eerste plaats onder de jonge meisjes gevoel voor de vrouwelijke waardigheid op te wekken, besef van hun plaats in de maatschappij en de Kerk, en van hun rol in het apostolaat.
Na enige aarzeling aangaande zijn roeping voelt Ivan zich gedreven leek te blijven om te werken aan het eeuwig heil der zielen in de katholieke verenigingen. In 1923, op de dag van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, legt hij de eeuwige gelofte van kuisheid af en vat het idee op een instituut op te richten voor Godgewijde leken. De verwezenlijking van dit project zal hij niet meer meemaken. Maar zijn vriendin Marica Stankovic zal de stichteres worden van het eerste vrouwelijke lekeninstituut in de Kroatische Kerk onder de naam «Gemeenschap van Medewerksters van Christus-Koning». Dit seculiere instituut omvat vrouwen die, zoals Ivan, hun leven geheel aan God wensen toe te wijden, om op die manier deel te nemen aan de verbreiding van het rijk van Christus, waarbij ze tevens verschillende beroepen uitoefenen.
Meer door het lijden dan door het werk
Sinds zijn jeugd lijdt Ivan aan een oogziekte gepaard aan een ontsteking van de voorhoofdsholte waarbij zich nog aanhoudende pijn aan zijn tanden voegt. Door dit lijden wordt hij afgeremd in de studie en het werk. Na een jonge zieke onderwijzeres te hebben aangeraden weer beter te worden, voegt hij eraan toe: «Als de Heer wil dat u lijdt zonder u daarom te genezen, is het goed uw lot in zijn handen te leggen… U weet zelf beter dan ik dat wij door te lijden meer kunnen doen voor de verbreiding van het koninkrijk van Jezus dan door intens te werken, wetenschappelijke discussies te voeren, schitterende redevoeringen te houden en artikelen te schrijven.» De ontsteking van de voorhoofdsholte dwingt Ivan een chirurgische ingreep te ondergaan. Hij merkt duidelijk dat hij gaat sterven en dat God van hem vraagt dat hij het offer van zijn leven brengt voor de jeugd waarmee hij werkt. De dag voor hij naar de kliniek vertrekt, in april 1928, ruimt hij zijn spullen op en stelt zijn testament op in de vorm van een in het Latijn geschreven epitaaf: «Gestorven in vrede in het katholieke geloof – Het leven voor mij was Christus, en de dood winst. – Ik verwacht de barmhartigheid van de Heer en het ondeelbare, volledige, eeuwige bezit van het Allerheiligst Hart van Jezus…»
De operatie vindt plaats op 26 april maar ze lukt niet. Ivan wordt aangetast door meningitis. Op zondag 6 mei geeft Pater Vbranek, zijn biechtvader, hem het Heilig Oliesel: Ivan kan niet meer spreken. De Pater zegt tegen hem: «Bent u niet bezig uw leven als offer aan te bieden?» Ivan kijkt hem rustig aan en zijn ogen stralen: met een hoofdknik stemt hij in. Op 9 mei ontvangt hij een telegram van Paus Pius XI die hem zijn zegen geeft. Hij is dan nog volledig bij bewustzijn. De volgende dag, donderdag 10 mei 1928 geeft Ivan de geest, in aanwezigheid van zijn vader en zijn naaste vrienden.
Moge door zijn voorspraak bij God de zalige Ivan Merz ons helpen bij de uitbreiding van het Koninkrijk van God, welke onze levensstaat of levenswijze ook moge zijn!