Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
20 januari 2021
feest van h. Sebastianus, mrt. en h. Fabianus, paus.


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Op 6 maart 1998 haalt Norbert Baudois, een Zwitserse landbouwer, de sneeuwschermbarrières weg die hij op het familiedomein had geplaatst. Vier van zijn kleinkinderen vergezellen hem. Virginie, tweeëntwintig maanden, en haar zus van acht, zitten op de tractor wanneer de kleine op de grond valt. De grootvader kan niet op tijd stoppen: het wiel verbrijzelt het kind over zijn hele lengte, hoofd inbegrepen. Verbijsterd tilt hij het levenloos weer op… Maar een paar ogenblikken later begint Virginie in zijn armen te huilen. Onmiddellijk denkt Norbert aan Marguerite Bays die hij hardop sprekend bedankt. «Ze had vermorzeld, dood moeten zijn: dit kan niets anders dan een wonder zijn!», verklaart hij met vochtige ogen gericht op zijn kleindochter. Hij en zijn vrouw Yvonne hebben inderdaad de gewoonte iedere avond te bidden tot de zalige Marguerite die drie jaar tevoren is verheven tot de eer van het altaar door Johannes Paulus II, om hun kleinkinderen te beschermen en dit, zo legt Norbert uit, «vanaf de dag dat ik een schilderij zag waarop Marguerite Bays staat afgebeeld, omringd door kinderen». In het ziekenhuis wordt Virginie met zorg onderzocht: de artsen zijn met stomheid geslagen en kondigen de ouders aan dat het ongeluk geen enkele nawerking te zien heeft gegeven: noch de inwendige organen, noch het beendergestel zijn geraakt; alleen blauwe plekken ten gevolge van de val zijn er te zien. Het is onvoorstelbaar, te meer daar men op de kleren van het meisje de sporen van het wiel van de tractor kan zien. Dit wonder dat door de Kerk authentiek is bevonden heeft de heiligverklaring mogelijk gemaakt van Marguerite Bays op 13 oktober 2019, in aanwezigheid van Virginie, die het wonder ten deel is gevallen.

Marguerite is geboren op 8 september 1815 in het gehucht La Pierra, in het kanton Fribourg, in Frans-Zwitserland. Zij is het tweede van zeven kinderen van een boerenechtpaar van bescheiden afkomst, Antoine en Joséphine Bays. Ze wordt de dag na haar geboorte gedoopt in haar parochiekerk in Siviriez en zal vanaf haar kinderjaren haar ouders helpen in het huishouden en in de tuin. In 1823 doet ze haar eerste Communie en in 1826 ontvangt ze het sacrament van het Vormsel. Op de gemeenteschool leert ze lezen en schrijven. Het kind is beweeglijk en speels, maar voelt zich tegelijk aangetrokken tot gebed en afzondering: haar naasten denken dat ze naar het klooster zal gaan. Zij zelf voelt daartoe echter geen roeping; hoewel ze God haar maagdelijkheid toevertrouwt is ze even goed volop in de weer met naaiwerk, in het houten huis dat mensen en veestapel herbergt.

Marguerite staat voor drie uur ’s ochtends op. Weldra zingt in haar kamer het spinnewiel want ze weet hoe ze moet weven met de jute hennep; daarna woont ze de Mis bij in de op anderhalve kilometer afstand gelegen kerk van Siviriez, In de gezinnen waar ze vervolgens naar toe gaat voor haar werk, heeft ze gelegenheid moeders te ontmoeten die vaak kampen met problemen. Ze helpt ze goedmoedig, met geduld en vooral met gebed. Ze wordt vaak gevraagd te waken bij zieken en stervenden die ze uitstekend voorbereidt op de ontmoeting met de Heer. Marguerite Bays heeft een bijzondere devotie voor het Heilig Hart van Jezus, volmaakt beeld van Gods Barmhartigheid jegens de zondaren. In een eeuw die wordt gekenmerkt door antiklerikalisme bidt zij voor de vervolgde Kerk, in het bijzonder voor Paus Pius IX die in 1870 zal worden beroofd van ieder werelds gezag en bedreigd in zijn vrijheid. Boven het bed van Marguerite hangt een schilderij dat de strijdende Kerk voorstelt, geplaatst onder de leiding van de opvolger van Petrus en de bescherming van Maria.

Zware problemen in de familie

Dankzij de Derde Orde van Sint Franciscus, waar ze zich al op twintigjarige leeftijd bij heeft aangesloten en dankzij de goede boeken over geestelijk leven die de Paters kapucijnen van Fribourg haar verschaffen, neemt Marguerite de gewoonte aan dagelijks de met commentaren verrijkte Evangeliën te overpeinzen.  Daar ze nog altijd in het ouderlijk huis woont met drie van haar broers, is ze volop in de weer met de huishoudelijke taken die haar zijn opgedragen. Haar schoonzus Josette, een strenge, niet fijnzinnige vrouw, vernedert haar echter regelmatig door te zeggen dat ze lui is. Marguerite neemt het haar niet kwalijk: wanneer Josette vroegtijdig door ziekte wordt overvallen zal Marguerite voor haar zorgen en uiteindelijk de enige persoon zijn die, als enige die door de zieke wordt geaccepteerd, haar op de dood zal voorbereiden. De familie zal nog door meer verdriet worden beproefd: haar zus Marie-Marguerite scheidt van haar man en komt weer thuis wonen; haar broer, vrijgezel, met een karakter dat naar extremen neigt en met zeden die soms los zijn te noemen, zal een, overigens lichte, gevangenisstraf moeten uitzitten; de oudste, Claude, heeft een buitenechtelijk kind, de kleine François. Marguerite oefent druk uit op haar broer om het kind officieel te erkennen en biedt aan het zelf op te voeden. Jean, haar andere broer, toont meer dan de anderen begrip voor de spirituele aspiraties en het mystiek leven van zijn zus. Wanneer Marguerite wordt geconfronteerd met het laakbaar gedrag van haar broers en zus, veroordeelt zij hen niet: zij weet dat, «ook al kunnen wij oordelen dat een daad op zichzelf een zware fout is, wij het oordeel over personen moeten overlaten aan de rechtvaardigheid en de barmhartigheid van God» (Catechismus van de Katholieke Kerk, CKK, nr. 1861). Omdat ze zich herinnert dat Jezus niet is gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te roepen, opdat ze zich bekeren (Luc 5,32), zal ze haar familie winnen voor Christus door het getuigenis van een heilig leven en haar geduldige naastenliefde: allen zullen hun leven als goede christenen eindigen.

De Kerstmis van Marguerite

De zeer actieve Marguerite Bays maakt deel uit van de Broederschappen van de Rozenkrans en het Heilig Sacrament. Ze stelt haar pastoor eveneens voor een beweging in het leven te roepen ter ondersteuning van de katholieke missies, en introduceert in de parochie het liefdewerk van de Heilige Kindsheid dat in Lyon is gesticht door de zalige Pauline Jaricot met het doel de arme kinderen in de verre landen materieel en spiritueel te ondersteunen. Zij zelf staat altijd heel open voor het contact met kinderen en stoort zich niet al te zeer aan hun geroezemoes dat tot haar kamer doordringt, en zij weten dat te waarderen. «Marguerite was niet saai als ze met ons sprak, ze lachte graag en was altijd goed gehumeurd» zo zal een van haar beschermelingen getuigen. «Zij sprak weinig over zichzelf, zo merken weer andere getuigen op: haar levensmotto was: “Werken en bidden”.» Als het Kerstmis is zet Marguerite een kerststal in elkaar die de kinderen uit de omgeving komen bekijken. De beeldjes die door de abdij La Fille-Dieu zijn geleverd, worden kunstzinnig uitgestald in een natuurlijk van mos en takken gemaakt decor. Aan hen die op “de Kerst van Marguerite” afkomen vraagt deze samen met haar een tiental weesgegroetjes te bidden, gevolgd door een Memorare, het Mariagebed van H. Bernardus. Ze moedigt de mensen in haar omgeving aan om ook kerststallen te maken in hun huizen, hetgeen destijds geen gewoonte was. Zondagnamiddag neemt ze de kinderen mee naar het nabijgelegen heiligdom Notre Dame du Bois. Deze alleenstaande kapel waar een stilte heerst die herinnert aan Gods aanwezigheid, krijgt vaak bezoek van haar. Het gebed en de gezangen met de kinderen worden altijd gevolgd door een tijd van spel in de bossen. In de maand mei versiert Marguerite smaakvol met bloemen een kleine bidplaats die in haar huis is aangebracht: het franciscaanse Derde Orde-lid weet dat de schoonheid van de Schepping een weg is die naar God leidt.

Marguerite Bays bekommert zich in het bijzonder om de armen en de zieken. De behoeftigen komen met grote regelmaat om haar hulp vragen en ze gaan met lege handen naar huis. Ze gaat op bezoek bij de armen om hun nieuwe kleren en levensmiddelen te brengen. Met de figuur van Christus in gedachten die, terwijl Hij rijk was, om uwentwil arm is geworden opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede. (cf. 2 Kor 8,9), doet ze haar best Jezus te volgen in zijn nederigheid en armoede, van het strikt noodzakelijke te leven en aan de armen het beste van haarzelf te geven. Zij helpt hen ook dichter bij de Heer te komen, zoals ze dat ook doet voor Louise Cosandey des Combes, een invalide met wie ze talloze malen spirituele samenspraak heeft.

«Ga door!»

Marguerite staat spiritueel dichtbij een jonge priester uit Fribourg, kanunnik Joseph Schorderet, wiens roeping beslissend vorm kreeg in de loop van een bezoek aan de kapel Notre Dame du Bois. Hij zet een evangelisatiewerk op en sticht daarom in 1873 een religieuze congregatie, de Zusters van H. Paulus, wier apostolaat bestaat uit het publiceren van katholieke kranten en boeken. De bisschop van Fribourg, Mgr. Marilley is aanvankelijk niet erg ingenomen met dit initiatief want hij heeft geen vertrouwen in kranten en houdt het bij het traditionele middel van onderwijs: lezing op de preekstoel van bisschoppelijke brieven door de pastoors, tijdens de zondagsmis. Maar met dit middel bereikt men niet de mensen die niet zeer regelmatig naar de Mis gaan, en die verwoed lezer zijn van antiklerikale kranten. De kanunnik vraagt Marguerite om raad. Nadat ze eerst heeft gebeden, moedigt ze hem aan zijn actie voort te zetten: «Wees niet bevreesd, ga door, dit werk zal veel goeds doen onder ons en zal in het bijzonder gezegend worden door God want het komt overeen met zijn wil». De priester gaat dan naar Rome waar hij door Pius IX in audiëntie wordt ontvangen en hij diens zegen over zijn project ontvangt. Mgr. Marilley is verbolgen en vernedert Marguerite in het openbaar tijdens een herderlijk bezoek, door haar lange tijd voor hem te laten staan en tenslotte, toespelend op haar veel te talrijke bezoekers, tegen haar te zeggen: «Het water dat het laagst onder de aarde stroomt is het beste.» Deze verwijzing naar de nederigheid trekt in zekere zin de zuiverheid in twijfel van de bedoelingen van Marguerite die, diep getroffen, er het zwijgen toe doet. Later zal de bisschop de heiligheid van deze nederige vrouw erkennen.

Marguerite legt heel vaak de zes kilometer te voet af die haar huis scheiden van de cisterciënzer abdij Fille-Dieu in Romont. Haar peetdochter, Alphonsine Menétrey, is in dit klooster ingetreden in 1865, naar het schijnt naar aanleiding van een vrome ingeving van haar peetmoeder; deze heeft de dag van de doop van Alphonsine in 1845 de gelofte gedaan iedere dag te bidden dat haar peetdochter geroepen mocht worden om Christus van nabij in het religieuze leven te volgen. Ze heeft er met het meisje nooit over gesproken om haar volledig vrij te laten, maar op de dag dat Alphonsine haar besluit mededeelt om non te worden is het onmogelijk om niet uit te roepen: «Eindelijk, peetdochter! Het is zo ver!» Wanneer ze eenmaal zuster Ludgarde is geworden blijft de novice heel nauw verbonden met haar peettante aan wie ze haar verdriet toevertrouwt over het feit dat ze niet weet welk eeuwig lot haar moeder beschoren is die vijf jaar tevoren onverwacht is overleden, zonder de steun van de sacramenten.  Op een dag in november 1867 meldt Marguerite zich aan de poort van het klooster en vraagt om toelating tot het slot om met zuster Ludgarde een kruisweg te lopen in de kapittelzaal waar zich schilderijen bevinden die de verschillende staties afbeelden. Men antwoordt haar dat hiervoor toestemming van de bisschop is vereist. Marguerite wendt zich dan rechtstreeks tot de prelaat en krijgt het gedaan dat ze haar plan mag uitvoeren. Op een avond wordt ze tot de kapittelzaal toegelaten terwijl de zusters naar bed zijn en twee uur lang loopt ze met haar peetdochter de veertien staties van de kruisweg af. Aan het eind van deze exercitie verzekert ze zuster Ludgarde vol vreugde dat haar moeder voortaan in de Hemel is. Marguerite had inderdaad via een openbaring vernomen dat de moeder van Alphonsine in het vagevuur zou blijven totdat zij met haar peetmoeder deze kruisweg tot haar intentie had gelopen. Vanaf die dag heeft Marguerite de toestemming van Mgr. Marilley zich onder de zusters op te houden; ze maakt er geen misbruik van, maar neemt graag deel aan hun jaarlijkse retraite. De nonnen vragen haar soms om raad, hetgeen haar nederigheid zwaar op de proef stelt; wanneer ze door boven is verlicht, stelt ze hen gerust omtrent de toekomst van hun communauteit die in gevaar lijkt te komen door de maatregelen van de kantonnale regering met betrekking tot de religieuze congregaties. In 1883 zal Moeder Ludgarde, die is gekozen tot abdis, de vreugde beleven haar klooster geplaatst te zien worden onder de rechtspraak van de abt van het trappistenklooster Oelenberg in de Elzas, waardoor het zeker zal worden geworteld in de Cisterciënzer Orde… Maar tegen die tijd zal Marguerite Bays al in de Hemel zijn. 

«Neemt uw rozenkrans!»

Tegen de mensen die haar spreken over hun moeilijkheden antwoordt Marguerite gewoonlijk: «Doet u als ik, neemt uw rozenkrans, daarna gaat het beter.» Zij bidt inderdaad zonder ophouden de rozenkrans, in het bijzonder tijdens haar bedevaarten naar Einsiedeln. Het grote mariale heiligdom Notre-Dame-des-Ermites bevindt zich op 200 km afstand van Siviriez: ieder jaar gaat een menigte gelovigen uit het kanton Fribourg, gegroepeerd per parochie, er te voet in drie dagen, ofwel 60 à 70 km per dag, naartoe! Ondanks dat ze zo klein van stuk is zal Marguerite deze bedevaart elfmaal afleggen, zelfs in de tijd dat haar voeten verwond zijn door de stigmata. Tijdens de etappes vergeet ze zichzelf helemaal om de gekwetste voeten van de andere bedevaartgangers te verzorgen. Voor de zwarte Maagd die op die plek wordt vereerd, biedt ze Maria alle intenties aan die haar zijn toevertrouwd en brengt de nacht al biddend door.

De buitengewone devotie voor Maria van Marguerite Bays is ten dele te verklaren door een zeer bijzondere gunst die haar ten deel is gevallen op 8 december 1854. Op die dag formuleerde Paus Pius IX het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis in bindende afspraken: «De Gelukzalige Maagd Maria is bij het eerste ogenblik van haar ontvangenis door een bijzondere genadegave en voorrecht van de almachtige God met het oog op de verdiensten van Christus Jezus, de Verlosser van het menselijk geslacht, gevrijwaard van elke smet van de erfzonde» (cf. CKK 491). Marguerite kan niet deelnemen aan de ceremonies van dankzegging in de kerk want zij is meer dan bedlegerig en ligt zelfs op sterven: sinds maanden heeft ze te lijden van darmkanker, en de arts heeft verklaard dat er geen hoop op genezing meer is. Ze vraagt Maria Onbevlekt Ontvangen haar te genezen of anders onmiddellijk de weg naar de Hemel voor  haar te openen. Plotseling voelt ze zich genezen en staat op: haar familie komt thuis uit de Mis en ziet haar stomverbaasd stralend zitten op de rand van de verwarmingspan van haar bed. 

Een onthutste arts

De fysieke genezing van Marguerite is het signaal van een innerlijke transformatie, van een intiemere vereniging met Jezus Christus. Korte tijd later (op welke datum is niet bekend) vertaalt die zich in tevoorschijn komende stigmata: in haar handen en op haar voeten tekenen zich de sporen af van de wonden van de gekruisigde Jezus Christus, zichtbaarder op donderdagavond en vrijdag dan op andere dagen. Omdat het haar verwart verbergt ze haar handen zorgvuldig door ze in wanten te stoppen; er zijn echter getuigen die van een moment van onachtzaamheid gebruik maken en een rode vlek in de vorm van een kruis op de rug en in de palm van de handen ontwaren. Lopen valt haar steeds moeilijker, maar ze blijft zo vaak als mogelijk naar de kerk gaan, haar tweede huis. Zodra het donderdagmiddag is gaat ze naar haar slaapkamer en valt ten prooi aan koorts terwijl haar ogen schitteren en haar gelaatsuitdrukking levendig is; ze bidt hardop waarbij ze zich ervan beschuldigt zondares te zijn en God die Liefde is niet lief te hebben; zij biedt zichzelf aan ter genoegdoening voor de zonden die in de wereld bedreven worden. Iedere vrijdag, tegen drie uur, wordt ze overvallen door een extatische slaap van een twintigtal minuten, die allengs langer wordt, tot een uur aan het eind van haar leven. Het zweet op haar gezicht geeft blijk van een intieme deelname aan het Lijden van de Verlosser. In 1873 belast de bisschop van Fribourg een commissie bestaande uit een jurist, een arts en twee priesters, met de taak een grondig medisch onderzoek op Marguerite uit te voeren terwijl zij een van haar extases van de vrijdagnamiddag heeft. De arts die was uitgekozen onder de rationalisten, de sceptici tegenover bovennatuurlijke verschijnselen, ten einde iedere verdenking van partijdigheid te voorkomen, kan alleen maar vaststellen dat Marguerite volledig gevoelloos is voor de naaldenprikken die men haar toedient en nemen ook zichtbaar de aanwezigheid van de stigmata waar, zelfs op de plaats van het hart. Wanneer de patiënte een half uur later weer tot zichzelf komt verklaart ze blij: «Ik maak het goed»; ze staat op en neemt een glas wijn aan en klinkt met de aanwezigen. «Wat vindt u ervan?» vraagt een van hen aan de arts. Onthutst antwoordt deze: «Dit is iets buitengewoons, we moeten wel geloven.»

De liefde voor de stilte maakt Marguerite niet zwijgzaam. Ze praat graag, maar slaagt er altijd in iets spiritueels te berde te brengen, iets wat tot devotie aanmoedigt, waardoor sommigen haar de “zeden-predikster” noemen. Haar gebruikelijke zachtmoedigheid maakt soms plaats voor driftigheid wanneer ze iemand hoort kwaadspreken. De grootste hekel heeft ze aan mensen die ongunstig spreken over priesters. Op een dag dat een aanwezige kritiek levert op de laatste preek van de pastoor, dient ze hem van repliek op een toon die geen tegenspraak duldt: «Wat u daar zegt is onbehoorlijk. Priesters zijn de vertegenwoordigers van God voor onze zielen. Hetgeen zij zeggen, hetgeen ze in de kerk doen, gebeurt uitsluitend voor onze bestwil, en het is geenszins aan ons hen te bekritiseren of commentaar te leveren op wat ze doen.»

Kwaadsprekerij is een veelvuldig voorkomende tekortkoming. In zijn Geestelijke Oefeningen, merkt H. Ignatius op: «Wanneer ik de tekortkomingen van anderen kenbaar maak, laat ik mijn eigen tekortkoming zien... Is de bedoeling zuiver, dan kan men op twee manieren over zonden of fouten van anderen spreken. Ten eerste, wanneer de zonde publiek is, zoals in het geval van een bekende prostituee of van een gerechtelijk vonnis of van een bekende dwaling die schadelijk is voor anderen. Ten tweede, wanneer men een zonde die niet bekend is, bekend maakt aan iemand die de zondaar kan helpen niet meer te zondigen; men moet dan wel voldoende vermoedens en redenen hebben om te veronderstellen dat hij hem inderdaad zal kunnen helpen» (Geestelijke oefeningen, nr. 41).

Marguerite benadrukt de noodzaak veel te bidden om in het spirituele leven voortgang te boeken en de genade te verkrijgen God boven alles lief te hebben. Wanneer ze niet wordt verhoord zegt ze bij zichzelf: «De goede God heeft het niet toegestaan, Hij ziet de dingen anders als wij», of ook: «Ik zal iets anders verkrijgen als ik niet krijg wat ik vraag.» Toch geeft ze zichzelf op een dag de schuld: «Als ik meer had gebeden zou alles beter zijn gegaan.» Daar ze zich ongerust maakt over het weinig geloof van haar tijdgenoten maakt ze een gebed voor Jezus. Dit gebed dat ze iedere dag bidt laat de kern zien van haar spiritualiteit die is geïnspireerd op de Heilige Schrift:

Oh, Heilig Slachtoffer,

Trek mij aan tot U,

Wij zullen samen oplopen.

Dat ik met U lijd is goed

Luister niet naar mijn tegenwerpingen

Moge ik in mijn vlees volbrengen

Hetgeen nog ontbreekt aan uw lijden

Ik omhels het kruis, ik wil sterven met U

In de open wonde van uw Heilig Hart

Wil ik mijn laatste adem uitblazen

Marguerite duidt Jezus aan als «slachtoffer», want Christus is zoenoffer voor onze zonden, niet alleen voor de onze, maar voor die van de hele wereld (1 Joh 2,2). Door zijn Lijden en zijn dood als offergaven uit liefde voor zijn Vader en voor de zondaren en hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van het eeuwig heil (Heb 5,8-9). De vereniging met Jezus in zijn Lijden voert Marguerite naar zijn Heilig Hart. Daar vindt ze haar rust, volgens de belofte van de Verlosser: Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken (Mat 11,28).

De kracht van het eenvoudig gebed

In 1879 kan Marguerite niet meer opstaan noch voedsel tot zich nemen, maar ze vreest de dood niet. Met H. Paulus kan ze zeggen: Ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn (Fil 1,23). Op vrijdag 27 juni 1879, octaaf dag van het feest van het Heilig Hart, na lange weken van lijden, wordt voor haar eindelijk de definitieve ontmoeting met de Verlosser op wie ze al zo lang wachtte, werkelijkheid. In de preek ter gelegenheid van haar heiligverklaring merkte Paus Franciscus op: «Heilige Marguerite Bays was een naaister en zij laat zien hoe krachtig het eenvoudige gebed kan zijn evenals wat geduldig verduren en stille zelfgave is… Het is die heiligheid in het alledaagse waar kardinaal Newman (dezelfde dag heilig verklaard) van spreekt: «De christen bezit een diepe rust, stil en verborgen, die de wereld niet ziet… De christen is blij, rustig, goed, beminnelijk, beleefd, onschuldig, bescheiden; hij heeft geen pretenties… zijn gedrag staat zo ver af van uiterlijk vertoon en gekunsteldheid dat men hem op het eerste gezicht kan aanzien voor een doodgewoon iemand.»»

Wij kunnen heilige Marguerite Bays niet navolgen in de buitengewone mystieke verschijnselen waarmee God haar geheel belangeloos heeft begunstigd; maar wij kunnen, als haar goede leerlingen, al onze dagelijkse daden, zelfs de gewoonste, omzetten in even zovele daden van liefde die we kunnen aanbieden aan de Vader in de Heilige Geest, in vereniging met het volmaakte Offer van Christus.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.