Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
17 november 2015
feest van H. Elisabeth van Hongarije


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Zij die volhouden dat God geen aandeel heeft in de geschiedenis zullen hierin met het leven van de heilige Jeanne d’Arc gelogenstraft worden. De zalige Vladimir Ghika heeft over haar geschreven: «Zij is de heilige van het hoogste vertrouwen in de bovennatuurlijke werkelijkheden, Gods aanwezigheid, goddelijke waarheden, in het hiernamaals levende personen, engelen en heiligen... Jeanne leert ons niet alleen rekening te houden met deze werkelijkheden, maar er ons onverschrokken op te beroepen en zo beter toegerust te zijn voor de taken die wij in deze wereld hebben te vervullen.» De historische authenticiteit van de gebeurtenissen in het leven van Jeanne, geschraagd op de talrijke afgelegde ooggetuigenverklaringen, valt niet te ontkennen. Dankzij de akten van het proces dat leidt tot de veroordeling en vervolgens tot de nietigverklaring ervan, zijn we in staat de geschiedenis van Jeanne na te vertellen en met bewondering kennis te nemen van de vrijmoedigheid waarmee ze zich tot de groten der aarde richtte.

Als dochter van eenvoudige, fatsoenlijke, niet onbemiddelde landarbeiders, Jacques d’Arc en Isabelle Romée, is Jehanne (volgens de spelling van die tijd) volgens de overlevering geboren op de dag van Driekoningen 1412. De familie woont in Frans Lotharingen, in Domremy: het deel van het dorp waarin Jeanne woont, is sinds 1299 Frans grondgebied. Jeanne brengt betrekkelijk vredige kinderjaren door te midden van haar broers en zus, Jacques, Catherine, Jean en Pierre en staat vooral altijd klaar om haar ouders de helpende hand te bieden. Als opgroeiend meisje getuigt ze van een zorgzame compassie met de armen. Ze is een goede christen en gaat vaak op zaterdag naar de kluis van Bermont, hoog gelegen dichtbij het dorp Greux. Ze bidt er graag tot de Heilige Maagd en steekt kaarsen voor haar op. De devotie voor de Naam van Jezus, die in diezelfde tijd werd gepredikt door heilige Bernardino van Sienna, neemt ook een grote plaats in haar hart in.

Het koninkrijk is echter sinds 1337 in de honderdjarige oorlog gedompeld. Daar zij ook afstammen van Philips de Schone, in de vrouwelijke lijn, eisen de Plantagenets van Engeland via de wapens een recht op de Franse kroon op. Het land is verdeeld tussen Armagnacs, aanhangers van de wettige koning, en Bourgondiërs, bondgenoten van de Engelsen. Soldaten van allerlei partijen doorkruisen het land en plunderen het leeg, zo zeer dat er nog alleen onder escorte gezaaid en geoogst kan worden. Koning Karel VI heeft zijn verstand verloren. In 1420, bij het Verdrag van Troyes (gesloten tussen koningin Isabeau, vrouw van Karel VI, koning Hendrik van Engeland en de hertog van Bourgondië), wordt de kroonprins (toekomstige Karel VII) onterfd ten gunste van Hendrik V van Engeland; bovendien wordt er voorzien dat de koninkrijken Frankrijk en Engeland na de dood van koning Karel VI samengevoegd zullen worden. Maar wanneer de vorsten van de twee naties (Karel VI en Hendrik V) overlijden, in 1422, roept de kroonprins zich uit tot koning onder de naam van Karel VII, terwijl de hertog van Bedford, de regent van Engeland, de zoon van Hendrik V, de jonge Hendrik VI die pas één jaar is, tot koning van Frankrijk en Engeland uitroept.

«Ga, dochter van God!»

In 1425 is Jeanne dertien als ze op een dag rond het middaguur een stem hoort die uit een verbazingwekkende lichtbron in de tuin van haar vader komt. Ze is eerst geschrokken, maar H.Michael maakt zich spoedig bekend. De goddelijke boodschapper kondigt haar aan dat ze veelvuldig bezoek zal krijgen van H.Catherina en H.Margarita «om haar te helpen goed zelfstandig te worden». Jeanne legt ogenblikkelijk de gelofte van kuisheid af; voortaan zal ze zich voorstellen als “de maagd”, de Maagd van Orléans: «Met de gelofte haar maagdelijkheid te bewaren wijdt Jeanne haar hele persoon exclusief aan de unieke Liefde van Jezus; ze heeft Onze-Lieve-Heer beloofd haar maagdelijkheid van lichaam en ziel te bewaren. De maagdelijkheid van ziel is staat van genade, hoogste goed dat nog kostbaarder voor haar is dan het leven: het is een gave van God die moet worden ontvangen en behouden in nederigheid en vertrouwen» (Benedictus XVI, Generale Audiëntie, 26 januari 2011). Sindsdien is het meisje terughoudender in het vertier, gaat vaker naar de kerk en woont iedere keer als ze kan de Mis bij. De engel heeft haar namens God de missie toevertrouwd de koning te hulp te schieten om de erbarmelijke toestand waarin het koninkrijk Frankrijk zich bevindt enigszins te verbeteren. Jeanne weet in het geheel niet met wapenen om te gaan: hoe zou zij mannen kunnen aanvoeren in een gevecht? Zij huilt bij de gedachte dat ze haar familie moet verlaten. De engel stelt haar gerust: «Ga, dochter van God! De Koning van de Hemel zal je te hulp komen, Hij zal voorzien in wat je te kort komt.»

Aanvankelijk zegt ze niets tegen haar ouders. In mei 1428 profiteert ze van een verblijf bij Durand Laxart, een aangetrouwde neef die ze in vertrouwen heeft genomen, om met hem naar de koninklijke châtellerie van Vaucouleurs te gaan. Daar verzoekt ze kapitein Robert de Baudricourt de kroonprins te laten weten dat hij de strijd niet voor Halfvasten (3 maart 1429) moet beginnen want dan zal hij steun krijgen. Maar ze wordt grof afgescheept.

«Eerder vandaag dan morgen!»

In oktober slaan de Engelsen het beleg voor Orléans, een strategische plaats die beslissend is voor de doortocht over de Loire en de streken bescherming biedt die de kroonprins zijn trouw gebleven. Wanneer Orléans komt te vallen zal het hele koninkrijk Engels worden. Jeanne weet dat zij er heen moet om de stad te bevrijden: «Omdat God het beval ging ik er heen, al had ik honderd vaders en moeders gehad, al was ik de dochter van de koning geweest!» zal ze verklaren. De dag na haar zeventiende verjaardag verlaat ze definitief Domremy en gaat opnieuw naar Baudricourt van wie ze een konvooi hoopt te krijgen waarmee ze naar de kroonprins wil gaan. Ze krijgt opnieuw nul op het rekest; maar Jean de Metz, een schildknaap, stelt belang in haar en vraagt haar naar haar bedoelingen. «Ik moet voor Halfvasten bij de kroonprins zien te komen, antwoordt ze, al moesten mij de voeten tot de knieën afslijten..., hoewel ik liever bij mijn moeder aan het spinnewiel was gebleven..., maar ik moet er heen en laat ik het doen want mijn Heer wil het.» Wanneer hij hoort dat haar Heer niemand anders is dan God, is Jean bereid haar naar Karel te brengen en vraagt haar wanneer ze wil vertrekken. «Eerder vandaag dan morgen, antwoordt zij, en eerder morgen dan later.» Na een bedevaart naar Saint-Nicolas-de-Port, in Lotharingen, keert ze terug naar Vaucouleurs en kondigt Baudricourt aan dat het koninklijk leger zojuist de nederlaag heeft geleden. Hij is onder de indruk en geeft Jeanne, voortaan gekleed als man, een konvooi van zes metgezellen mee; het vertrek vindt plaats op 13 februari.

Het traject van Vaucouleurs tot Chinon is een tocht van ongeveer 600 km over vijandelijk gebied. Jeanne maakt indruk op de mannen door haar weerstand tegen vermoeidheid en haar eenvoudige zuiverheid die hun zielen verheft. Op 23 februari komt ze in Chinon aan. Driehonderd ridders verdringen zich in de ontvangstzaal, maar zij loopt recht op de kroonprins af die zich verdekt onder hen bevindt en zegt tegen hem: «Goede kroonprins, Jeanne de Maagd is mijn naam, en de Koning der Hemelen laat u door mij weten dat u gewijd en gekroond zult worden in de stad Reims, en u zult luitenant worden van de Koning der Hemelen die Koning van Frankrijk is.» Ze onthult dan aan de kroonprins een geheim waarvan hij alleen en God kennis konden hebben. Ogenblikkelijk overtuigd, zal Karel, die qua temperament een weifelaar is, Jeanne echter op de proef stellen.

De Maagd blijft drie weken in Chinon. In de tussentijd stelt Karel haar voor aan de hertog van Alençon, prins van den bloede, die zij zo begroet: «Weest u zeer welkom. Hoe meer ze allen tezamen van Franse koninklijken bloede zijn, des te beter.» De hertog zal ervan getuigen dat Jeanne de volgende dag, na de Mis van de koning, aan de kroonprins heeft gevraagd vrijwillig aan de Koning der Hemelen schenking te doen van zijn koninkrijk, voorwaarde van God om hem in zijn rechten te herstellen. De kroonprins laat de Maagd door een college van Godgeleerden in Poitiers ondervragen. Daar dicteert ze een brief voor de Engelsen die ze, in de naam van Jezus, uitnodigt echte vrede in gerechtigheid te sluiten. Er komt geen enkel antwoord. De verhoren stellen het geduld van het meisje echter zwaar op de proef. Men vraagt haar om een teken van haar missie, maar daarop antwoordt ze vinnig dat wanneer men haar naar Orléans brengt, men tekenen zal zien van hetgeen waarvoor ze is uitgezonden. Bij die gelegenheid doet ze vier voorspellingen: einde van het beleg, kroning in Reims, bevrijding van Parijs en van hertog Karel van Orléans, gevangene van Engeland. Wanneer men haar tegenwerpt dat God Frankrijk zou kunnen bevrijden zonder zijn toevlucht te nemen tot menselijke middelen, verklaart ze: «In Gods naam zullen krijgslieden strijd voeren, en God zal zegevieren.» De rechters zijn van oordeel dat Jeanne een goede christin is en dat men haar kan vertrouwen. De kroonprins draagt haar dan op zich in te zetten voor de voedselbevoorrading van Orléans, onder de leiding van de hertog van Alençon. In Tours laat Jeanne een vaandel, voorzien van Franse lelies, vervaardigen waarop de beeltenis van Onze-Lieve-Heer die de wereld in de hand heeft is geschilderd: icoon van haar politieke missie. De bevrijding van haar volk is een werk van menselijke gerechtigheid dat Jeanne volbrengt in naastenliefde, uit liefde voor Jezus. Zij is een mooi voorbeeld van heiligheid voor leken die zich in het politiek leven met een verantwoordelijkheid hebben belast, met name in de moeilijkste situaties» (Benedictus XVI).

De “Maagd van Orléans”

Op 25 april voegt Jeanne zich bij het leger in Blois. Haar eerste zorg is het verwijderen van de vrouwen van slechte zeden want «juist door zonden worden veldslagen verloren», en vervolgens de mannen aansporen te biechten. Ze staat niet toe dat er gevloekt wordt en de hertog van Alençon zal bekennen dat hij zich voor haar inhield uit angst voor berispingen. Met goedheid en moed (ze zal verklaren nog nooit bloed te hebben vergoten; toch verkeerde ze altijd in de voorste linies) met de buitengewone zuiverheid waarvan haar leven een getuigenis is, volbrengt Jeanne onder de soldaten een ware evangelisatiemissie. De 28e staat de Maagd voor Orléans (gelegen op de rechter oever van de Loire), maar tegen haar verwachting in voert men haar over de linker oever. De Bastaard van Orléans (die men later Dunois zal noemen), hoofd van de vesting, presenteert zich bij Jeanne die hem afgemeten begroet: «Bent u degene die de raad heeft gegeven dat ik hier langs deze kant van de rivier moest komen en ik niet rechtdoor zou gaan, daar waar Talbot en de Engelsen zijn? – Ik zelf en andere wijzere mannen hebben die raad gegeven die het veiligst leek. – In Gods naam, de raad van Onze-Lieve-Heer onze God is wijzer en veiliger dan de uwe... Ik kom u de hulp van de Koning der Hemelen brengen die na aandringen van heilige Lodewijk en heilige Karel de Grote medelijden heeft gekregen met de stad Orléans.» Op dat moment draait de wind die een tegenwind was en de bootjes bestemd voor de voedselbevoorrading van de stad kunnen stroomopwaarts varen en aanmeren. De volgende dag wordt de Maagd in de stad verwelkomd als een bevrijdster. De daaropvolgende dagen verleent ze de ene helpende hand na de andere die telkens een meesterzet zijn die ervoor zorgen dat op 8 mei de Engelse troepen het gebied verlaten. Voor het nageslacht zal Jeanne de “Maagd van Orléans” blijven.

«Hij zal gekroond worden!»

Op 13 mei ontmoet Jeanne de kroonprins in Tours, waar ze het kroningsplan verdedigt tegen het advies van de Raad van de Koning in. Wanneer de koning eenmaal gekroond is, zo verzekert ze, zal de macht van de vijand alleen maar afnemen. De 30e wordt besloten naar Reims op te trekken. De campagne van de Loire onder het opperbevel van de hertog van Alençon moet de veiligheid van Orléans zeker stellen. Hieruit komen een reeks van zegerijke veldslagen voort: Jargeau, Beaugency, Meung, Patay, waar de goddelijke steun voelbaar is. Ondanks deze overwinningen aarzelt de kroonprins nog altijd om in beweging te komen. Het leger is echter geestdriftig, en Jeanne één en al zelfzekerheid: «Ik zal de goede kroonprins Karel wel meekrijgen en zijn gezelschap zeker, en hij zal in Reims gekroond worden.» Op 29 juni begeeft Karel zich eindelijk op weg voor een tocht van 200 km door vijandelijk gebied. De steden geven zich de ene na de andere zonder slag of stoot over. Op 16 juli verlaat het Engels garnizoen Reims waar de koning wordt verwelkomd. De hele nacht wordt besteed aan de voorbereidingen van de kroning die de volgende dag moet plaats vinden. In de prachtige kathedraal zalft de aartsbisschop van de stad, Regnault de Chartres, de kroonprins met de olie van de Heilige Ampulla, zet de kroon op zijn hoofd en maakt hem koning. Hij zal voortaan door heel wat steden waar hij langs komt als zodanig erkend worden. Jeanne ziet met genoegen de koning met haar vaandel: «Het was zo vaak te kort gedaan, het was daarom verdiende eer.» Als enige beloning voor haar diensten vraagt ze om eeuwige vrijstelling van de koninklijke belastingen voor Greux en Domremy.

Op de dag van de plechtigheid, terwijl het kroningsleger in zijn overwinningsroes zich dichtbij de hoofdstad bevindt, begint de koning aan de onderhandelingen voor een wapenstilstand met de Bourgondiërs tegen de belofte van de overgave van Parijs. In feite ging het de hertog van Bourgondië erom 3500 Engelsen die 15 juli uit Calais waren vertrokken de tijd te laten vaste voet aan de grond te krijgen om de koninklijke opmars te stuiten. De koning onderneemt een reeks aarzelende tegenmarsen die hem naar Compiègne voeren. Daar laat Jeanne de hertog van Alençon weten dat zij van plan is Parijs van dichter bij te gaan bekijken. Op 8 september wordt tot de aanval overgegaan: Jeanne loopt aan haar been een kruisboogsnede op, maar ze moedigt de aanvallers nog altijd aan. Ze wordt uit de greppels getrokken en het veld wordt voor de nacht verlaten. De volgende dag roept de koning zijn kapiteins terug. Het koninklijk leger gaat terug naar de Loire en wordt eind september naar huis gestuurd. Het zal zes jaar duren voor Parijs wordt bevrijd.

De Raad van de Koning, afgunstig op de successen van de Maagd, haalt de koning ertoe over Jeanne en de hertog van Alençon van elkaar te scheiden: ze vormen een te strijdlustig tandem en bemoeilijken het plan langs diplomatieke weg tot vrede te komen. De hertog van Bourgondië gaat geheel op in het spel van de onderhandelingen van de Fransen, terwijl hij in het geheim met Bedford de herovering van de verloren steden voorbereidt. Jeanne, die eerst bij de koning vandaan gehaald wordt met missies zonder groot belang wordt door die laatste teruggeroepen om met haar familie op 29 december in de adelstand te worden verheven. In februari 1430 worden Reims en Troyes door de Bourgondiërs bedreigd. Jeanne steunt deze steden waar en hoe ze maar kan. Door de dadeloosheid van de koning neemt zij het voortouw en bereikt begin april Lagny, tussen Saint-Denis en Meaux. Daar wekt ze door haar gebed een kind dat al drie dagen dood was tot leven. Het sterft vervolgens opnieuw en gaat naar de hemel.

Bekocht en verraden

Op 22 april waarschuwen Jeanne’s stemmen haar dat ze binnen twee maanden gepakt zal worden; de stemmen raden haar aan zich niet ongerust te maken en «alles te nemen zoals het komt», want God zal haar bijstaan. De Maagd schiet Compiègne te hulp dat belegerd is door de Bourgondiërs en trekt de stad binnen, in gezelschap van 400 krijgslieden. Op 23 mei wendt ze zich, na in de Mis de communie te hebben ontvangen, tot de menigte om haar heen: «Beste vrienden, ik ben bekocht en verraden, ik zal weldra ter dood worden gebracht. Bid voor mij, want ik zal noch de koning noch het koninkrijk Frankrijk meer dienen.» Dezelfde dag trekt Jeanne erop uit, maar de onderneming loopt slecht af en op de terugtocht wordt ze gevangen genomen voor de poorten van de stad die ze gesloten heeft aangetroffen. Men gelast haar dat ze haar woord van eer geeft en geen weerstand biedt, maar ze antwoordt vinnig: «Ik heb mijn woord van eer aan een ander dan jullie gegeven en hem houd ik mijn eed gestand.» Jeanne wordt van de ene kerker naar het andere cachot gesleept en probeert tevergeefs te ontsnappen. Een van de eerste keren lukt het haar haar bewakers op te sluiten, maar ze wordt herkend op het moment dat ze het gebouw uitkomt. In Beaurevoir laat ze zich van een toren van meer dan vijftien meter hoog naar beneden zakken ondanks de stemmen die haar adviseerden het niet te doen. Men treft haar in bewusteloze toestand aan. Heilige Catherina troost haar, draagt haar op te biecht te gaan en onder alle omstandigheden de vrede te bewaren. Eind augustus wordt ze verraden en 19 november uitgeleverd aan de Engelsen die haar naar Rouen brengen; ze bereiken de stad op 23 december.

Daar heeft de bisschop van Beauvais, Pierre Cauchon, daartoe gemachtigd door Bedford, zijn plan gemaakt: de Maagd in diskrediet brengen door een proces wegens ketterij en hekserij. Wanneer het meisje met Kerstmis om de sacramenten vraagt, worden die haar geweigerd. Terwijl ze volgens het kerkelijk recht bewaakt had moeten worden door vrouwen in een gevangenis van de kerk, zit ze vast in een toren waar vijf Engelse soldaten haar mishandelen en ‘s nachts aan de ketting leggen. Op 21 februari verschijnt Jeanne, uitgeput van negen zware maanden van gevangenschap, voor Cauchon die omringd is door meer dan veertig assessoren. Er volgen tot 3 maart zes openbare zittingen. Iedere keer wordt Jeanne meer dan drie uur onder vuur genomen met de ene listige vraag na de andere. Ze vraagt om een verdediger, een gemengde Engels-Franse jury, en om de mogelijkheid de Mis bij te wonen. Cauchon weigert alles. Bij iedere zitting bestookt hij haar langdurig met zijn vragen. Jeanne laat duidelijk weten dat ze beloofd heeft niets wat haar koning betreft te onthullen: «U wilt toch niet dat ik woordbreuk pleeg... U zegt dat u mijn rechter bent. Beschouw serieus wat u doet; want ik ben waarachtig door God gezonden. U stort zich in groot gevaar.» Van 4 tot 9 maart komen de schriftgeleerden bijeen om exploot van de antwoorden uit te brengen en het aanvullend verhoor voor te bereiden dat met gesloten deuren zal plaats vinden. De vragen zullen gaan over Jeanne’s moreel gedrag, over haar stemmen, over haar onderworpenheid aan de Kerk, over het teken dat aan de koning is gegeven en over haar mannenkleding.

In het gevaar neemt Jeanne haar toevlucht tot Onze-Lieve-Heer, aan wie ze zich in gebed toevertrouwt: «Liefste God, ter ere van uw heilig Lijden, verzoek ik U, als mij lief heeft, dat U mij onthult hoe ik die geestelijken moet antwoorden.» In werkelijkheid zullen de woorden van de heilige schitteren van geïnspireerde wijsheid. «Waarom heeft God u, eerder dan een ander, gekozen om Orléans te bevrijden? vraagt men haar. – Het heeft God behaagd dit werk door een nederig arm meisje te laten volbrengen. – Wat vraagt u aan uw stemmen als beloning? – Een enkele: het heil van mijn ziel. – Heeft u het nodig te biechten terwijl u gelooft in uw Stemmen die zeggen dat u gered zult worden? – Ik weet niet of ik een doodzonde gedaan heb... voor wat de biecht betreft, dat zou ik echter wel willen, ik vind dat men zijn geweten nooit genoeg kan zuiveren. – Bent u in staat van genade? – Ben ik het niet, moge God het me geven, ben ik het wel, moge Hij mij erin bewaren. Ik zou echter de ongelukkigste vrouw ter wereld zijn als ik wist dat ik een doodzonde had begaan. – Vestigt u uw hoop op de overwinning op uzelf of op uw vaandel? – Noch op mezelf, noch op mijn vaandel; mijn vertrouwen is geheel op Onze-Lieve-Heer Jezus Christus gevestigd.»

De Kerk liefhebben tot het einde toe

Men wil Jeanne schuldig bevinden aan ketterij door aan te tonen dat zij zich niet aan de beslissingen van de Kerk onderwerpt, waarmee Cauchon en zijn assessoren zich vereenzelvigen. Men oefent druk op haar uit: «Zult u zich ooit eens verlaten op het oordeel van de Kerk? – Ik verlaat me op Onze-Lieve-Heer die mij heeft gezonden, op Onze-Lieve- Vrouw, op de heiligen in het Paradijs. Mij dunkt dat Onze-Lieve-Heer en de Kerk één geheel zijn en dat we daar geen probleem van moeten maken. Waarom maakt u er een probleem van? «Paus Benedictus XVI zal zeggen: «Deze verklaring tegenover haar rechters, de geestelijken, die haar vervolgden en veroordeelden, overgenomen in de Catechismus van de Katholieke Kerk onder nr. 795, bezit een waarlijk heldhaftig karakter in de context van het veroordelingsproces. In de liefde van Jezus vindt Jeanne de kracht om de Kerk tot het einde toe lief te hebben, zelfs op het moment van haar veroordeling» (ibidem).

Herhaalde malen doet Jeanne beroep op het oordeel van de Paus, maar haar rechters houden er geen rekening mee. Na een schijnproces veroordeelt Cauchon de Maagd tot de brandstapel om levend op het Oude Marktplein te worden verbrand. De executie vindt plaats op 30 mei 1431: Jeanne ontvangt de laatste sacramenten en vraagt vervolgens of ze zo lang als de terechtstelling duurt het kruis onder de ogen mag hebben. Zo overlijdt ze met de blik op de gekruisigde Jezus terwijl ze meerdere malen en luid zijn heilige Naam uitspreekt. De beulen zullen het hart van de heilige, dat ongeschonden in de as is teruggevonden, in de Seine werpen.

Na de dood van Jeanne zullen haar voorspellingen werkelijkheid worden: de hertog van Orléans keerde terug naar Frankrijk, Parijs werd bevrijd op 13 april 1436, en aan de Honderdjarige Oorlog kwam in 1453 met de inname van Bordeaux een einde. In 1456 wordt tijdens een langdurig proces de onschuld en de volmaakte trouw van Jeanne aan de Kerk aantoonbaar bewezen. De Maagd wordt zalig verklaard door heilige Pius X in 1909 en heilig verklaard op 16 mei 1920 door Benedictus XV, en op 2 maart 1922 benoemd tot tweede patroonheilige van Frankrijk (Onze-Lieve-Vrouw is de eerste patrones).

Beste Broeders en Zusters, de Naam van Jezus die door onze heilige is ingeroepen tot in de laatste ogenblikken van haar aardse leven, was als een ononderbroken ademhaling van haar ziel, als het kloppen van haar hart, de kern van heel haar leven. “Le mystère de la charité de Jeanne d’Arc” dat de dichter Charles Péguy zo geboeid heeft, is die totale liefde voor Jezus, en voor haar naaste in Jezus en voor Jezus. Deze heilige had begrepen dat de liefde de gehele werkelijkheid van God en de mens, van de hemel en de aarde, van de Kerk en de wereld omvat. Jezus staat altijd op de eerste plaats in haar leven, “De edele Here God altijd als eerste bedienen”, zoals ze het zelf zo mooi zegt.«Hem beminnen betekent altijd aan zijn wil gehoorzaam zijn» (ibidem). Moge de Heilige van het Vaderland voor ons die vurige liefde voor Jezus die als enige de maatschappij kan vernieuwen, verkrijgen!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.