Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
16 juli 2007
O.-L.-V. van de berg Karmel


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«Voor arme christenen, zoals wij in wezen allemaal zijn, zijn martelaren een aanmoediging om met ernst en zo volledig mogelijk te leven naar het Evangelie en ons daarbij moedig de kleine en grote offers te getroosten die het christelijk leven, in getrouwheid aan de woorden en de voorbeelden van Jezus, normaal gesproken van ons verlangt », verklaarde kardinaal Saraiva Martins (29 oktober 2005). En hij vervolgde: «Vandaar dat de Kerk hun nagedachtenis heeft willen eren en ze in ieder tijdvak weer aan de christenen als voorbeelden ter naleving heeft voorgesteld». De zalige Zdenka Schelling is een martelares die Paus Johannes Paulus II ons heeft voorgehouden als «lichtend voorbeeld van trouw op momenten van hardvochtige en meedogenloze godsdienstige vervolging» (14 september 2003).

Cecília Schelling werd geboren op Kerstdag 1916 als tiende kind in een boerengezin te Krivà in Slowakije, een land van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Haar geboortedorp is gelegen in een schitterende bergstreek met een zeer katholieke bevolking. Na afloop van de eerste wereldoorlog wordt Slowakije verenigd met Bohemen en Moravië om zodoende Tsjechoslowakije te worden. In 1929 vestigen de zusters van het Heilig Kruis van Ingenbohl (Zwitserland) zich op verzoek van de pastoor in het dorp Krivà voor het kinder-onderwijs. Het niveau van het onderwijs van de zusters is opmerkelijk hoog. Zij belasten zich ook met de ziekenzorg en voeren nieuwe landbouwmethodes in. Dankzij hun toewijding heerst er in het dorp een goede harmonie.

Hoewel teer en gevoelig van gestel, bezit Cecília ook een strijdvaardig temperament. Intelligent en levendig van geest weet ze haar klasgenootjes mee te slepen in haar guitenstreken. Wanneer ze een bepaald idee heeft denkt ze niet na over de gevolgen. Op een dag wordt op haar instigatie de draaistoel van een lerares, die niet erg groot is, zo hoog gedraaid dat, wanneer ze erop plaats neemt, de stoel omkiept en zij op de grond valt tot grote vreugde van de leerlingen. Cecília leert met het grootste gemak. Tijdens de examens helpt ze stiekem de leerlingen die bij haar in de buurt zitten. Daar ze echter gefascineerd is door het geregeld leven van de zusters van wie ze onderwijs krijgt, vraagt ze al op haar vijftiende om tot de Congregatie te worden toegelaten. De zusters van het Heilig Kruis houden zich bezig met allerlei soorten van liefdadig werk: tehuizen, scholen, klinieken, sanatoria, zorg voor ouden van dagen en randfiguren... Ze hebben hun eigen opleidingscentra. Aan het eind van de studie van vier jaar krijgt Cecília haar verpleegstersdiploma en op 30 januari 1937 legt ze haar eerste geloften af. Ze ontvangt de typisch Slavische naam van zuster Zdenka, die kan worden vertaald met «Sidonia».

In 1939 wordt het Tjechisch deel van het land geannexeerd door het Duitse rijk en Slowakije wordt een andere staat en sateliet van Duitsland. Tot in 1942 is zuster Zdenka werkzaam in een ziekenhuis in het centrum van oostelijk Slowakije. Vervolgens wordt ze opgeroepen voor een openbaar ziekenhuis in Bratislava. Gewetensvol, begenadigd met een aangeboren gevoel voor orde en netheid, van een zeer fijnzinnige gevoeligheid, die haar in staat stelt de zieken te begrijpen, maakt ze zich zowel bij de artsen als bij de patiënten geliefd en gewaardeerd. Het gebed is de ziel van haar leven: «In mijn ziekenhuisbezigheden, zo zegt zij, ga ik van het altaar van God naar het altaar van mijn werk... Ik vrees niets en ik tracht van alles met vreugde te ondernemen. Meer door het voorbeeld dan door woorden verkondig ik het Evangelie, zoals Christus zich heeft geopenbaard door het getuigenis van zijn leven».

Vluchten naar het Westen

In 1945 wordt Tsjechoslowakije opnieuw een staat, maar eind februari 1948 voeren de Russen er het communisme in. De industrieën en particuliere bezittingen worden staatseigendom verklaard; een agrarische hervorming maakt de Kerk bezitsloos; de meeste kranten worden verboden. In april 1949 wordt er een commissie gecreëerd die moet overgaan tot stelselmatige boycot van de katholieke Kerk. In 1950 worden de kloosters gesloten onder het bedrieglijk voorwendsel dat het plekken zouden zijn van opstand tegen de volksdemocratie. De religieuzes die in de ziekenhuizen werken kunnen tijdelijk hun werk behouden, bij gebrek aan gekwalificeerd lekenpersoneel. Priesters, seminaristen en religieuzen proberen naar het Westen te vluchten, maar het is op geen enkele legale manier mogelijk te vertrekken. Een vluchteling op welke wijze dan ook hulp bieden wordt beschouwd als landverraad en heeft de strengste straffen tot gevolg.

Een priester, de eerwaarde Sandtner, die tevergeefs heeft getracht te vluchten, wordt, ernstig ziek, naar het ziekenhuis van Bratislava overgebracht. Zuster Zdenka zorgt bijzonder goed voor hem. Ondanks een absoluut verbod draagt hij in haar aanwezigheid in een kleine kamer de mis op. Als zijn toestand verbetert wordt overwogen hem naar de gevangenis terug te brengen, maar zuster Zdenka slaagt erin zijn verblijf in het ziekenhuis te verlengen. De houding van zuster Zdenka geeft aanleiding tot steeds heftigere confrontaties met het plaatselijk regime. In de loop van het jaar 1951 wordt een zeer actieve priester, Stefan Kostial, gevangen genomen en gemarteld omdat hij heeft geprobeerd het land uit te vluchten. Volslagen uitgeput wordt hij naar het ziekenhuis van Bratislava vervoerd waar zuster Zdenka één en al bezorgdheid is voor hem. Wanneer hij weer enigszins op krachten is gekomen moet hij, op 20 februari 1952, voor het tribunaal verschijnen om te worden berecht. Zuster Zdenka neemt dan contact op met mensen die hem zouden kunnen helpen te vluchten. Op de avond van de 19e februari zet ze een kop thee voor de nachtwaker en doet er een slaappil bij. Stefan Kostial slaagt erin te ontsnappen. Een paar dagen later loopt een poging om andere priesters te helpen ontsnappen op een mislukking uit.

Ik ben aan de beurt!

Op 29 februari doet de politie een inval in het ziekenhuis. Uit het verslag van een getuige: «De politiemensen hebben het ziekenhuis uitgekamd. Onder onze ogen werd een religieuze in hechtenis genomen. Zuster Zdenka die getuige was van het schouwspel, riep toen uit: «Deze keer ben ik aan de beurt!» Ze riep me bij zich en verzocht me enige documenten uit haar bezit mee te nemen en ze elders te verbergen. Zodra ik het vertrek had verlaten vroegen de politiemensen mij waar zuster Zdenka was. In allerijl vergaarde ze een paar toiletartikelen bijeen voor ze ontdekt zou worden... Uiteindelijk werd ze gevonden, in hechtenis genomen en met de andere zusters meegevoerd». Later heeft men vernomen dat de chauffeur van de vrachtwagen, die had deelgenomen aan de ontsnapping van de priesters, een door de staat ingehuurde spion was, in het bijzonder belast met het bewaken en aangeven van de vrouwen.

Zuster Zdenka had geschreven: «Laten we niet bang zijn om te lijden. God geeft altijd de nodige kracht en moed. Ik zal altijd in zijn genade geloven. Niets zal mij uit mijn evenwicht brengen, geen storm en geen dreigende wolken. Als het gebeurt zal het van korte duur zijn. Mijn vertrouwen en mijn zekerheid zullen erdoor worden gesterkt». Tijdens de zaligverklaring liet Paus Johannes Paulus zich in dezelfde zin uit: «Het in de aarde geplante kruis lijkt zijn wortels te hebben in de kwaadaardigheid van de mens, maar het is ook omhoog gericht, als een wijsvinger van Gods goedheid. Door het Kruis van Christus is de boze verslagen en de dood overwonnen, is het leven ons overgedragen en het licht ons gegeven». Zuster Zdenka heeft deze onzachtzinnige ervaring zelf gekend. De staatspolitie wil van haar details afdwingen over de ontsnappingen en vooral de namen van de medeplichtigen, maar zij onthult niets. Later zal ze verklaren: «Ze wilden mij onware en verdraaide feiten laten bekennen». Wanneer ze radicaal weigert te liegen leveren haar bewakers haar meerdere malen uit aan marteling door verstikking. «Aan deze kwelling kwam een eind wanneer ik, volledig uitgeput, de bewusteloosheid nabij was, zal ze later vertellen. Dan zetten ze mij een zwarte bril op de neus en sleepten me door de gangen van de gevangenis tot aan een duister cachot... Wanneer ik weer bij bewustzijn kwam zocht ik overal om me heen naar een voorwerp dat ik heel graag onder mijn pijnlijke hoofd had geschoven. Daar mijn zoeken vruchteloos bleef deed ik mijn schoenen uit en gebruikte die bij wijze van hoofdkussen. Die waren in ieder geval zachter dan de betonnen bodem».

Waarheidsliefde en bescheidenheid

Ze werd gevangen genomen vanwege haar naastenliefde jegens priesters, maar zuster Zdenka had waarschijnlijk heel wat leed kunnen voorkomen als ze had geaccepteerd een paar leugens te vertellen of andere personen aan te geven, hetgeen ze altijd heeft geweigerd. Het Oude Testament betuigt dat God de bron van alle waarheid is. Zijn Woord is waarheid (cf.Pr 8,7; 2S7,28). In Jezus Christus heeft zich Gods waarheid helemaal geopenbaard. Hij is de Waarheid (Joh 14,6). Jezus leert zijn leerlingen de liefde voor de waarheid: Maar uw «ja» moet «ja» zijn en uw «neen», «neen» (Mt 5,37). Het Compendium (verkorte versie) van de Katechismus van de Katholieke Kerk brengt ons in herinnering dat: «Iedere persoon is geroepen tot oprechtheid en waarachtigheid in gedrag en in woorden. Ieder heeft de verplichting de waarheid te zoeken en deze aan te hangen door heel zijn leven in te richten naar de eisen van de waarheid. In Jezus Christus heeft zich Gods waarheid helemaal geopenbaard: Hij is de waarheid. Wie Hem volgt, leeft in de Geest van waarheid en gaat dubbelhartigheid, veinzerij en schijnheiligheid uit de weg» (n.521). De Katechismus van de Katholieke Kerk preciseert : «Het recht op mededeling van de waarheid is niet onvoorwaardelijk. Iedereen moet zijn leven in overeenstemming brengen met het evangelisch gebod van de broederlijke liefde. Dit betekent dat men in concrete situaties zal moeten nagaan of het verantwoord is de waarheid mee te delen aan degene die er om vraagt. Naastenliefde en respect voor de waarheid zullen het antwoord moeten bepalen dat men zal geven op elke vraag om informatie of communicatie. Het welzijn en de veiligheid van de naaste, de eerbied voor zijn privé-leven en het algemeen welzijn zijn afdoende redenen om datgene te verzwijgen, wat niet hoeft bekend te zijn of om zich van een voorzichtige taal te bedienen. De plicht om opspraak te vermijden, gebiedt vaak strikte geheimhouding. Niemand kan verplicht worden de waarheid mee te delen aan wie er geen recht op heeft» (nn. 2488-2489). Trouw als ze is aan de waarheid, wordt zuster Zdenka aan nog meer martelzittingen onderworpen waarbij ze op het hele lijf wordt geslagen. Alleen de overtuiging dat God haar beschermt geeft haar de kracht dit leed te dragen. «Wanneer de martelaren arme nederige mensen zijn die hun leven hebben gegeven voor liefdewerken en die lijden en sterven terwijl ze hun beulen vergeven, komt ons een realiteit onder ogen die het menselijk niveau overstijgt en die ons verplicht te begrijpen dat God alleen de genade en de kracht voor het martelaarschap kan verlenen. Zo is het christelijk martelaarschap meer dan ooit een welsprekend teken van de aanwezigheid van Gods handelen in de geschiedenis van de mens» (Kardinaal Martins). Heel het vooronderzoek brengt zuster Zdenka helemaal alleen door in een cel zonder venster, waar ze zit te bibberen van de kou. «Ik wist niet meer of het dag of nacht was en ik herinner me niet meer hoe lang dit isolement heeft geduurd. Na een tijd die me oneindig lang leek werd ik onaangekondigd overgebracht naar een andere cel. Daar kreeg ik te eten en te drinken. Om voor de rechtbank te verschijnen moest ik er gezond uitzien!»

Op 17 juni 1952 verschijnt ze voor het gerecht in Bratislava wegens medewerking aan een ontsnappingspoging van zes roomskatholieke priesters. Zoals ze daar zit in de beklaagdenbank lijkt zuster Zdenka jaren ouder geworden. Het lijden en de angst staan op haar gezicht te lezen. De rechtbank veroordeelt haar tot twaalf jaar gevangenisstraf omdat ze zich schuldig heeft gemaakt aan hoogverraad. Ze wordt er ook van beschuldigd «vijand nummer één» van het volksdemocratisch regime te zijn. Onder het toeziend oog van een lid van de Veiligheidsdienst tekent ze de volgende verklaring: «Ik neem kennis van de beschuldigingen en de conclusie van het proces. Ik voel me niet schuldig. Ik erken de feiten die me ten laste worden gelegd maar weiger de beschuldiging van hoogverraad. De bewaker had het bericht verspreid dat de vijf in hechtenis genomen priesters naar Siberië gedeporteerd en ter dood zouden worden gebracht. Dat bericht had me ontzet en ik heb ze willen redden. Uit puur medelijden heb ik de beslissing genomen ze te helpen vluchten. Ik ben zo naïef geweest geloof te hechten aan de woorden van de bewaker. Maar ik ben daarom nog geen vijand van de volksdemocratie».

Diep onbegrip

Zuster Zdenka wordt vastgezet in de gevangenis van Rimavská Sobota. Daar wordt erop toegezien dat geen enkele vriendschappelijke band wordt aangeknoopt onder de gevangen. De plek verkeert in een betreurenswaardige staat: de muren zijn grijs en vochtig, de tralies verroest en de gangen ruiken naar de schimmel. Zuster Zdenka vergelijkt de bewakers en het personeel met robots. Ze voelt zich echt alleen en des temeer onbegrepen daar meerdere medezusters haar liefdadige handelwijze jegens de vluchtelingen hebben uitgelegd als ongehoorzaamheid aan de kerkelijke superieuren: deze hadden nauwkeurige instructies gegeven en aanbevolen het regime niet uit te dagen om te voorkomen dat ze zich nog meer haat en problemen op de hals zouden halen. Wanneer ze kennis neemt van deze kritiek is zuster Zdenka er diep door gekwetst.

Een jonge vrouw, Apolónia Galis, die religieuze werd van het Heilig Kruis en op 21 juni 2003 op 78-jarige leeftijd is overleden, bezoekt de gevangene in haar cel en brengt in het geheim koekjes voor haar mee waarin ze vitaminen heeft gestopt.. Zij vertelt: «Zuster Zdenka, bleek en vermagerd, zat aan een grote tafel. Een bewaakster stond achter haar op wacht en sloeg aandachtig al ons doen en laten gade». In een klandestien verzonden brief slaakt zuster Zdenka een ware wanhoopskreet, een kreet om hulp opdat haar levensomstandigheden zouden worden verbeterd en ze medische verzorging buiten de gevangenis zou krijgen. Door ongerustheid gekweld besluiten de moeder en de broer van zuster Zdenka haar een bezoek te brengen. De directie van de gevangenis laat ze binnen, maar maakt hun wel duidelijk dat ze geen enkel gevoel of emotie mogen tonen op straffe van afbreken van de ontmoeting.

Na anderhalf jaar hechtenis wordt zuster Zdenka overgebracht naar de gevangenenafdeling van het ziekenhuis van Praag waar ze wordt geopereerd aan een tumor in de borst. Na de chirurgische ingreep is Helena Korda, politiek gevangene die is geopereerd aan een hernia, het gevolg van dwangarbeid die haar was opgelegd in het concentratiekamp, bereid de zorg voor zuster Zdenka op zich te nemen. Ze slaat de zuster langdurig gade en neemt een onverklaarbare vredigheid bij de zieke waar. Plotseling opent deze de ogen. Helena heeft nog nooit zulke mooie ogen gezien, zo licht en zo doorschijnend, maar tegelijkertijd ook vol van droefheid en leed. Er ontstaat een ondefinieerbare intieme band tussen de twee vrouwen; maar zuster Zdenka kan niet al te lang spreken, want dan wordt de pijn onverdraaglijk.

Een krans van witte rozen

De cel die ze bewoont is niet verwarmd; het voedsel is volstrekt onvoldoende. Na de operatie wordt geen enkele therapie ondernomen en krijgt ze geen enkel pijnstillend middel toegediend. Ze klampt zich echter vast aan het leven. Op een ochtend hoort Helena haar zeggen: «Iedere keer dat het me gegeven wordt de zon door de tralies van mijn venster waar te nemen is voor mij een grote vreugde». Ze spreekt vaak over haar kinderjaren en zou graag terugkeren naar haar geboortedorp, haar familie terugzien, vooral haar moeder. Drie weken later komt er een bevel als een donderslag bij heldere hemel. De bewaakster zegt tegen de zuster: «U gaat naar Brno!» Het is onmogelijk hier tegen in te gaan. Met verscheurd hart vallen de twee vriendinnen in elkaars armen, waarna zuster Zdenka zich weer vermant: «Jij moet niet huilen, jij wordt vrijgelaten terwijl het met mij is afgelopen. En als mijn voorgevoelens mij niet bedriegen zul jij op een dag op mijn graf een krans van witte rozen komen leggen. Daar houd ik zo van!» Ze zullen elkaar op aarde niet meer weerzien. Helena hervindt haar vrijheid in 1960 en zal een grote krans van witte rozen op het graf van haar vriendin leggen.

In Brno, waarnaar zuster Zdenka is overgebracht, onderhouden de gevangenen contact met elkaar dankzij het morse-alfabet. De gevangenisdirecteur besluit van de zuster een spionne te maken: hij vraagt haar de berichten te onderscheppen en ze aan hem door te spelen. Maar omdat ze weigert, wordt ze naar een nog vreselijkere gevangenis gestuurd, in Pardubice, in Bohemen. Daar wordt ze opgesloten in een geïsoleerd hok zonder bed en minimaal gevoed om net niet om te komen. Apolónia Galis slaagt erin haar op deze plek te komen opzoeken: «Alles was er afschuwelijk, zal ze later getuigen. Tussen die muren werd ik zelf ook door angst overmand en op weg naar huis begon ik hete tranen te storten. Ik had gehoopt een paar woorden met zuster Zdenka te kunnen wisselen, maar dat was onmogelijk. Ik zag alleen het grauwe gezicht van mijn vriendin. Ze was heel ziek, dat was overduidelijk. Haar blik smeekte me alles te doen om haar vrij te krijgen, hetgeen me zwaar betaald had komen te staan en noch ikzelf, noch haar familie bezaten hiervoor de middelen. Ze moest het dus elf lange maanden uithouden».

De Staat wenst echter niet dat gevangenen in hechtenis sterven en zo martelaren worden. Daar zuster Zdenka ongeneeslijk ziek was geworden werd ze op 15 april 1955 weer in vrijheid gesteld. Ze wordt opgenomen door een religieuze die zoals zij gevangen was genomen en vervolgens weer in vrijheid gesteld, maar ze maakt zuster Zdenka weldra duidelijk dat ze niet samen kunnen blijven. Om het leven van die zuster niet te compromiteren gaat ze dus naar Bratislava en meldt zich bij de Overste van het klooster, in het staatsziekenhuis. Maar deze vreest dat haar aanwezigheid voor problemen gaat zorgen en zuster Zdenka moet vertrekken. Ze begrijpt de argumenten van de Overste; het kwetst haar evenwel diep zo aan de kant te worden gezet. In Trnava waar ze in gezelschap van Apolónia Galis aankomt, wacht haar een nieuwe teleurstelling: daar willen de zusters haar evenmin ontvangen. Apolónia ontvangt zuster Zdenka bij haar thuis. Maar een week later moet ze in het ziekenhuis worden opgenomen. Ze heeft kankerachtige uitzaaiingen in beide longen. Apolónia gaat vaak bij haar op bezoek en staat versteld van haar rust en van haar heldhaftig geduld waarmee ze de benauwdheid vanwege de gebrekkige ademhaling weet te verduren. Op een dag treft ze haar in tranen aan: ze wilde weten wat er was geworden van een priester die ze had helpen ontvluchten. Maar ze mag de grote vreugde beleven van het weerzien met haar moeder die uit Krivá was gekomen. Als ze haar einde voelt naderen bidt zuster Zdenka zo: «Mijn God, ik kom naar U met een nederig en berouwvol hart. Aan mijn koude en stijve voeten voel ik dat mijn aardse pelgrimstocht ten einde loopt». Mijn handen zijn zwak en beven, mijn ogen staan vol angst en mijn blik is verward. Mijn ziel wordt bestookt door bedrieglijke schimmen, angstig als ze is voor de dood en verontrust door de herinnering van alle dingen die ik heb nagelaten of niet goed heb gedaan en ik moet strijd voeren tegen de engel van de duisternis die uw schoonheid verhult en mijn ziel vervult van schrik, maar heb medelijden met mij en, als ik huil, aanvaard mijn tranen als een teken van verzoening. En wanneer mijn ziel tenslotte zich voor U zal bevinden en ik voor de eerste keer uw majesteit zal zien, heb medelijden met mij».

Vroeg in de ochtend van zondag 31 juli 1955 gaf zuster Zdenka de geest, nadat ze de Heilige Communie had ontvangen. Haar lichaam rust tegenwoordig op het kerkhof van Podunajské-Biskupice, in een kelder van de zusters van het Heilig Kruis. Vijftien jaar na haar dood wordt zuster Zdenka gerehabiliteerd door het Hof van Justitie van de Slowaakse socialistische Republiek: «De veroordeling voor hoog verraad is niet te rechtvaardigen, meldt het proces verbaal van 6 april 1970. De verrichte daden waren van geen enkel gevaar voor de maatschappij en vereisten geen enkele strafrechtelijke ingreep. Bovendien hadden de agenten van de Veiligheidspolitie de ontsnappingspogingen kunnen voorkomen in plaats van ze te provoceren». De voorzitter van de senaat die de veroordeling van zuster Zdenka had getekend heeft zich uiteindelijk bekeerd en bittere spijt gekregen van de medogenloze veroordelingen die hij had goedgekeurd, vooral die van de zuster.

De overwinning van de waarheid

Zuster Zdenka is een nog glorieuzere triomf te beurt gevallen toen ze werd zaligverklaard. De Kerk heeft op die manier laten zien dat haar lijden en dood een overwinning zijn. «H.Augustinus zei: «Non vincit nisi veritas» (Alleen de waarheid wint het). Dus niet de mens die het wint van de mens, noch de vervolgers van de slachtoffers, ondanks de schijn van het tegendeel. In het geval van de christenmartelaren heeft de waarheid tenslotte de overhand op de dwaling; want, zoals de heilige kerkleraar uit Hippone concludeerde: «Victoria veritatis est caritas», dat wil zeggen, de overwinning van de waarheid is de naastenliefde... De christenmartelaar verkondigt onomwonden dat God, de persoon van Jezus Christus, het geloof in Hem en de trouw aan het Evangelie de hoogste waarden zijn in het leven van de mens, zozeer dat men voor die waarden zelfs zijn eigen leven moet opofferen» (Kardinaal Martins).

Moge het Kruis dat wij in onze dagelijkse realiteit tegenkomen voor ons de weg zijn die naar het leven leidt, een bron van kracht en van hoop!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.