Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
17 februari 2010
Aswoensdag


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Herfst 1793. De Franse Revolutie is haar gewelddadigste fase, het Schrikbewind genaamd, ingetreden. De met  de H.Stoel verenigde priesters worden verjaagd en berecht. Op de avond van 12 oktober keert Eerwaarde Pierre Toulorge in het Normandische Coutances terug van het tribunaal waar hij de cel met andere gevangenen, priesters en leken, had moeten delen. «Welaan, nog nieuws? – Goed nieuws, mijn proces is ten gunste van mij beslecht!» Allen geloven dat hij is vrijgesproken. Hij onthult echter weldra de werkelijkheid: hij is ter dood veroordeeld; tegen het vonnis kan geen beroep worden aangetekend. De algehele vreugde maakt plaats voor verdriet. Een religieuze die tegelijk met hem is gearresteerd, zuster Saint-Paul, begint zacht te huilen. De martelaar spreekt haar dan vastberaden toe: «Mevrouw, de tranen die u vergiet zijn u en mij onwaardig. Wat zullen de mensen van de wereld zeggen als ze weten dat wij die de wereld hebben verzaakt haar maar met moeite verlaten? Als wij met tegenzin sterven geven wij de kinderen van tegenwoordig een slecht voorbeeld en misschien zal door uw ontmoediging de poort naar het Heil voor vele zielen die zich in dezelfde situatie bevinden gesloten worden. Laten wij hen door onze standvastigheid leren wat zij ook moeten doen. Laten wij tonen dat het geloof zegeviert over de kwellingen en laten wij ons door de laatste beproevingen die de hel ons bereidt een weg banen naar de hemel». Wie was deze onverschrokken getuige van Christus en zijn Kerk?

Pierre-Adrien is geboren en gedoopt op 4 mei 1757 in Muneville-le-Bingard op het schiereiland Cotentin, als derde kind van Julien Toulorge en Julienne Hamel, grootgrondbezitters en boeren. Het diocees Coutances waar hij opgroeit is, in de tijd dat Voltaire triomfeert, een streek gebleven waar de mensen heel gelovig zijn; bijna iedereen vervult zijn paasplicht; aan roepingen geen gebrek. Pierre-Adrien is vroom; wanneer hij de eerste tekenen vertoont dat hij naar het priesterschap verlangt, ontfermt een kapelaan in de parochie zich over hem en geeft hem zijn eerste lessen Latijn. Weldra wordt de jongeman naar de middelbare school gestuurd om er klassieke letteren en vervolgens wijsbegeerte te studeren. Rond 1776 wordt hij toegelaten tot het Groot Seminarie van Coutances dat in handen is van de Eudisten en waarvan de Superieur, François Lefranc, in Parijs zal worden gemarteld in september 1792. Wanneer hij priester is gewijd in 1782, wordt Pierre-Adrien Toulorge aangesteld als kapelaan in Doville, een parochie van zeshonderd zielen waarvan de pastoor een premonstratenzer kanunnik is, een methodische, ijverige man. De materiële situatie stelt de beide priesters in staat een bescheiden, maar behoorlijk leven te leiden. De parochie telt talloze armen als gevolg van de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog die een eind maakte aan het werk van mensen die van de zee moesten leven. De pastoor en zijn kapelaan proberen hen zo goed mogelijk te steunen.

Gelukkige omstandigheid

We zijn nog in het bezit van een tekst van een preek van de jonge kapelaan over het geluk van de rechtvaardigen en het ongeluk van de kwaden; daar halen we de volgende, werkelijk profetische passage uit: «Hoe gelukkig is dus, Broeders, de omstandigheid van de kinderen van God! Hij beproeft ze, maar Hij beproeft ze uit liefde. Hij laat ze lijden, maar maakt hun lijden beminnenswaard; ze lijden en meteen wordt zijn tedere hart geraakt en schiet hen snel te hulp; in hun hart worden duizenden zegeningen gelegd die hen blijmoedig maken of in vervoering brengen. Ja, Broeders en Zusters, de tederheidsbetuigingen van onze Vertrooster de H.Geest doordringen ons van een goddelijk genoegen, een onuitsprekelijke vreugde waar we geen naam aan kunnen geven. De beproevingen die we te verduren krijgen veranderen van aard, we beminnen ze, we zouden eronder lijden niets te lijden te hebben, en al wat een trouwhartige ziel verlangt is zijn offer te laten voortduren of geheel te volbrengen».

Pierre Toulorge gaat vaak naar de zeer nabijgelegen premonstratenzer abdij van Blanchelande. In Picardië door H.Norbertus rond 1120 gesticht, heeft de Premonstratenzer Orde tot doelstelling het gemeenschappelijk vieren van het heilig officie en parochies bedienen. De premonstratenzers, ook wel «reguliere kanunniken» genoemd, zijn gekleed in het wit. Pierre-Adrien vraagt zijn Prior te worden toegelaten tot zijn communauteit. Zijn doel is tweeledig: zich wijden aan het priesterambt op het platteland en het gemeenschapsleven beoefenen om er spirituele steun aan te ontlenen. Eenmaal toegelaten, gaat hij voor zijn noviciaat naar de abdij van Beauport, in Bretagne. In juni 1788 keert kanunnik Toulorge terug naar Blanchelande en legt er zijn religieuze geloften af. Hij oefent het priesterambt uit in de omliggende parochies en doet dat met name door middel van zijn preken.

In januari 1789, echter, worden de generale staten (volksvertegenwoordiging van het koninkrijk) door koning Lodewijk XVI in Versailles bijeengeroepen. De gebeurtenissen nemen weldra een revolutionaire wending. De wetgevende vergadering die zich in een opwelling van vermetelheid heeft meester gemaakt van de macht, is Voltairiaans van tendens; zij minacht de religieuzen en is belust op hun bezittingen. Op 13 februari 1790 heft ze alle religieuze ordes op en nationaliseert al hun goederen; de reguliere kanunniken worden over één kam geschoren met de monniken. In april stuurt de gemeente van Saint-Sauveur-le-Vicomte een groep vertegenwoordigers naar Blanchelande voor een nauwgezette inventarisatie – die twee maanden zal duren – van alle goederen van de abdij, met het oog op openbare verkoping. Vervolgens vraagt men aan ieder van de vijf kanunniken of hij wenst «gebruik te maken van de wettelijke beschikkingen om het monastiek leven te verlaten». De Prior en de Onderprior antwoorden: «ja»; de andere drie broeders vragen of ze samen mogen blijven wonen en hun Regel navolgen. Ze krijgen te horen dat ze zich mogen terugtrekken in het «concentratieklooster» van het departement waar de religieuzen van alle ordes ambtshalve bijeengebracht zullen worden. Dit vooruitzicht stelt hen nauwelijks gerust en de kanunniken trekken zich discreet terug om hun parochiewerk voort te zetten. Pierre Toulorge wordt anderhalf jaar ondergebracht op een naburige boerderij.

Foute inschatting

In juli 1790 heeft de Nationale Vergadering de «Burgerlijke grondwet voor de Geestelijkheid» afgekondigd, een schismatieke daad die de Kerk van Frankrijk onder curatele stelt van de burgerlijke macht. De bisschoppen en pastoors zullen voortaan worden gekozen door het volk, en de Heilige Stoel beroofd van haar gezag. In november legt een nieuwe wet de priesters-overheidsfunctionarissen (bisschoppen, pas–toors en kapelaans) de plicht op de eed van trouw op de burgerlijke grondwet af te leggen, op straffe van afzetting en, als het geval zich voordeed, van gerechtelijke vervolging. In maart 1791 veroordeelt Paus Pius VI de burgerlijke grondwet en verbiedt de geestelijkheid de schismatieke eed af te leggen. Intussen hebben talloze priesters al uit ambitie, winzucht, zwakheid of onwetendheid «gezworen». Sommigen zullen hun eed herroepen wanneer ze kennis nemen van de pauselijke veroordeling.

Op 26 augustus 1792, terwijl de «revolutionaire machine» onverbiddelijk haar opmars maakt, wordt een wet afgekondigd die alle geestelijke functionarissen die de eed niet hebben afgelegd tot deportatie veroordeelt. Voortaan geven de vervolgers openlijk uiting aan hun haat jegens priesters en godsdienst. De «weigeraars» die in Frankrijk zouden blijven, of die terug zouden keren nadat ze waren geëmigreerd, kunnen weldra tot de doodstraf worden veroordeeld. De geestelijkheid die de Paus trouw blijft begeeft zich massaal in ballingschap. Eerwaarde Toulorge maakt dan een foute inschatting: hij denkt dat hij onder de wet valt die priesters verbant terwijl deze alleen priesters-functionarissen beoogt. Hij vraagt zijn paspoort aan en scheept op 12 september in naar het nabije Engels-Normandische eiland Jersey. Daar ziet hij meer dan vijfhonderd priesters van het diocees Coutances weer en leidt er vijf weken lang het precaire bestaan van emigrant zonder middelen van bestaan. Een confrater maakt hem echter opmerkzaam op zijn vergissing aangaande de draagwijdte van de verbanningswet. Pierre-Adrien die aan zijn land denkt dat voortaan verstoken is van trouwe priesters besluit dan zo spoedig mogelijk terug te keren, in de hoop dat zijn afwezigheid onopgemerkt is gebleven. Hij landt clandestien op een strand van de Cotentin en sluit zich weldra aan bij het verzet; van november 1792 tot september 1793 leeft hij ondergedoken en gaat van dorp tot dorp, verkleed, om bij particulieren de mis op te dragen en de sacramenten toe te dienen. Twintig andere priesters oefenen hetzelfde ambt uit in het dekenaat. Eerwaarde Toulorge viert de heilige Mis met geïmproviseerde ornementen; eigenhandig heeft hij de voornaamste gebeden van het Missaal overgeschreven. Hij zet zijn activiteiten voort ondanks de commissarissen en plaatselijke revolutionaire clubs die hem belagen. Ieder die een weerspannige priester op het spoor is gekomen wordt uitgenodigd deze aan te geven; met een beloning in het vooruitzicht.

Een arme sloeber

Op de avond van 2 september 1793 ziet een voorbijgangster, dichtbij het dorp Saint-Nicolas-de-Pierrepont, uit een dichte plek in het bos een «vuile, natte, vermoeide» landloper tevoorschijn komen. Met liefde voor de naaste nodigt de vrouw hem uit in haar huis en ontsteekt een vuur. De arme sloeber heeft vertrouwen in de vrouw en maakt zich bekend: hij is Eerwaarde Toulorge. De gastvrouw onthult op haar beurt haar identiteit: zuster Saint-Paul, een voormalige Benedictijner zuster die door de Revolutie uit haar klooster is verjaagd. De priester aanvaardt haar gastvrijheid voor de nacht. De volgende ochtend brengt de religieuze hem, als vrouw vermomd, naar een vriendin, Marotte Fosse; ze denkt dat het daar veiliger voor hem is. Maar arbeiders die deze vreemde «burgeres» voorbij zien komen merken haar mannenschoenen en dito kousen op« Met de aanlokkelijke beloning voor ogen volgen ze de twee verdachten op een afstand tot aan het huis van Marotte en gaan het revolutionair Comité waarschuwen. Terwijl Pierre-Adrien op de zolder zit uit te rusten wordt er met geweld op de deur geklopt door drie leden van de nationale garde: «In naam van de Wet, open de deur!» De priester houdt zich doodstil. Een gardelid gaat Marotte halen die naar haar werk is gegaan en dwingt haar de deur open te maken. Het huis wordt van onder tot boven doorzocht. De priester heeft zich verstopt onder bossen vlas; de leden van de nationale garde steken wild hun bajonetten in de berg gedroogde bossen. Niets!... Ze staan op het punt om bedremmeld weer te vertrekken wanneer één van hen weer naar de zolder loopt en Pierre-Adrien ontdekt die uit zijn schuilplaats tevoorschijn kwam. De priester wordt terstond gearresteerd en de bewijsstukken (gewijde ornementen, kelk«) in beslag genomen.

Twee dagen later worden de arrestanten voorgeleid voor het Directoire van het district Carentan om te worden berecht. Om te ontkomen aan het doodvonnis dat tegen de «teruggekeerde emigranten» is uitgevaardigd, zwijgt Pierre-Adrien over het feit dat hij Frankrijk had verlaten. Commissaris Le Canut die hoopt dat hij zich zal tegenspreken, vraagt hem zonder omwegen: «Noch in die tijd, noch op welk ander moment ook bent u op Jersey geweest, noch in welk ander vreemd land? –Nee. –Maar een weerspannige priester die wij onlangs verhoord hebben heeft tegenover ons verklaard dat hij u op Jersey heeft gezien (dat verzon Le Canut). – Ik heb het Frans grondgebied niet verlaten en wanneer mensen u dat gezegd hebben hebben ze zich vergist of waren ze niet goed bij hun hoofd». Vervolgens laten ze hem de gewijde ornementen zien en de voorwerpen voor de misviering die in het huis van mevrouw Fosse in beslag zijn genomen, en hij geeft toe er de eigenaar van te zijn. De rechters weten niet wat te zeggen en besluiten de beklaagde door te sturen naar de departementale rechtbank van Coutances.

«Ja, ja; nee, nee»

Eerwaarde Toulorge had dus uit lijfsbehoud ontkend dat hij naar Jersey was geweest. Een verdachte is inderdaad niet verplicht zichzelf aan te geven zo lang het objectieve bewijs van zijn schuld niet is geleverd. Wanneer hij weer in de gevangenis is wordt de man Gods echter door wroeging overvallen. Hij denkt dat hij de waarheid geweld heeft aangedaan. In zijn hart weerklinkt het woord van Jezus: Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen (Mt 5, 37). Hij voelt de drang de gehele waarheid te zeggen, welke de gevolgen ervan ook mogen zijn. Bij zonsopgang, op 8 september, feestdag van Maria Geboorte, bekent Pierre-Adrien spontaan dat hij op Jersey is geweest en deze verklaring gaat met hem mee naar Coutances, waar hij dezelfde dag in hechtenis wordt genomen. De Normandische priester komt op het slechtste moment in de hoofdplaats van la Manche aan: de volksvertegenwoordiger Lecarpentier, uitgezonden door de Conventie (het parlement van de Republiek) is ook ter plaatse om «de nodige maatregelen te nemen met het oog op de vernietiging van alle overblijfselen van de monarchie en van het bijgeloof»; Lecarpentier zal beroemd blijven onder de bijnaam «Beul van la Manche». In een paar dagen worden honderd veertig personen gearresteerd.

Op 22 september 1793 verschijnt Pierre-Adrien voor de Bestuurscommissie van Coutances, die moet beoordelen of hij moet worden beschouwd als «teruggekeerde emigrant». Nadat hij langdurig is ondervraagd ondanks het feit dat hij lichamelijk is uitgeput, erkent hij zijn korte emigratie naar Jersey. De rechters die Lecarpentier vrezen, maar het hoofd van de priester willen redden verklaren dat «beklaagde als emigrant moet worden aangemerkt», zich beroepend op de paspoorten die op zijn naam zijn gemaakt; maar ze maken geen gewag van zijn bekentenissen, om hem een kans te geven zich vrij te pleiten; vervolgens verwijzen ze hem door naar de strafrechtbank die bevoegd is zijn vonnis uit te spreken. De voorzittende rechter van deze instantie, Loisel, is, hoewel jakobijn, geen fanatieke «terrorist» – in Basse-Normandie hield men niet van bloed vergieten. Voor de zitting probeert hij de beklaagde te redden door hem voor te stellen zijn bekentenissen dat hij is geëmigreerd naar Jersey in te trekken en vaaglijk een of andere verblijfplaats ergens in Frankrijk op te geven; de rechtbank zal er best genoegen mee nemen en Toulorge voorkomt daarmee de guillotine. Er zijn zelfs rechters bereid in de plaats van de priester te antwoorden op de vragen van de voorzitter zodat hij zijn geweten niet hoefde te belasten; hij hoefde alleen maar te zwijgen. Maar hij sterft liever dan niet de gehele waarheid te zeggen, zelfs voor een rechtbank van revolutionairen.

Het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, van Paus Benedictus XVI, antwoord op de vraag: Welke plicht heeft de mens tegenover de waarheid?: «Iedere persoon is geroepen tot oprechtheid en waarachtigheid in gedrag en in woorden. Ieder heeft de verplichting de waarheid te zoeken, en deze aan te hangen door heel zijn leven in te richten naar de eisen van de waarheid. In Jezus Christus heeft zich Gods waarheid helemaal geopenbaard: Hij is de waarheid. Wie Hem volgt, leeft in de Geest van waarheid en gaat dubbelhartigheid, veinzerij en schijnheiligheid uit de weg» (n.521). Zijn gehechtheid aan de waarheid heeft Eerwaarde Toulorge tot dit heldhaftige besluit gebracht.

In het arrest van de Strafrechtbank dat op 12 oktober 1793 bekend werd gemaakt, staat te lezen: «Toen Toulorge werd ondervraagd om te zeggen of hij in staat was aan te tonen dat hij het grondgebied van de Franse Republiek niet heeft verlaten, heeft hij gezegd dat hij dat niet kon aantonen, en heeft zelfs toegegeven dat hij het Franse grondgebied heeft verlaten en zich op het Engelse eiland Jersey had teruggetrokken». Het eind van die zin («en heeft zelfs toegegeven«») is in de kantlijn van het tevoren opgestelde proces-verbaal toegevoegd; dit detail bewijst dat de rechtbank had voorzien het voordeel van de twijfel aan te voeren ten gunste van de beklaagde. Maar zijn ondubbelzinnige bekentenis hebben de rechters «verplicht» de wet van het schrikbewind toe te passen.

Vaarwel, Heren, tot in de Eeuwigheid!

Op de lezing van het arrest volgt een indrukwekkende stilte. Men hoort dan Pierre-Adrien deze woorden uitspreken: «Deo gratias! (dank U, mijn God)« Dat Gods wil geschiede en niet de mijne! Vaarwel, Heren, tot in de Eeuwigheid, als u zorgt dat u die waardig bent!» Zijn gezicht straalt van vreugde. Huisvrouwen die hem tegenkwamen toen hij terug naar de gevangenis werd gebracht, dachten dat hij was vrijgesproken. Wanneer de avond is gekomen eet de veroordeelde met smaak, gaat vervolgens te biecht en slaagt erin drie brieven te schrijven. Aan een vriend: «Ik kondig je een zeer heuglijke tijding aan. Mij is zojuist mijn doodvonnis voorgelezen. Morgen om twee uur zal ik deze met zovele gruwelen beladen aarde verlaten om naar de Hemel te gaan. Wat mij nu troost biedt is dat God mij een zeer grote vreugde en innerlijke rust geeft; en wat mij sterkt is de hoop dat ik weldra mijn God zal bezitten«» Aan zijn broer: «Verheug je want morgen heb je een beschermer in de hemel als God, zoals ik hoop, mij steunt zoals Hij dat tot nu toe heeft gedaan. Verheug je dat God mij waardig heeft bevonden niet alleen de gevangenis te verduren, maar de dood zelf voor Onze-Heer-Jezus Christus. We moeten ons niet hechten aan de vergankelijke dingen. Keer je ogen dus naar de Hemel, leef als goed Christen, voed je kinderen op in de heilige rooms-katholieke en apostolische Godsdienst, buiten de welke er geen heil bestaat». Tenslotte kondigt hij een niet nader geïdentificeerd persoon zijn dood als martelaar aan en voegt eraan toe: «Zo'n duidelijk teken van Gods goedheid had ik niet verdiend».

Vervolgens slaapt de veroordeelde de slaap der rechtvaardigen. De volgende dag, zondag 13 oktober is hij zo te zien blij en in vrede. Hij vraagt om geknipt en geschoren te worden; met zijn metgezellen spreekt hij over de hemel. Hij bidt met hen het brevier en stopt bij de hymne van de Completen (het avondgebed), na deze versregel te hebben uitgesproken: «Wanneer, o Heer, zal uw dag gloren, de dag die geen avond kent?». Vervolgens roept hij vervuld van blijdschap uit: «Weldra zal ik dit lied zingen als dankbetuiging aan de Hemel». Wanneer de beul hem komt halen, zegent Pierre Toulorge de aanwezigen. De guillotine staat midden in het centrum van Coutances; het was de eerste keer sinds de Revolutie dat deze in het stadje weer werd gebruikt. Wanneer hij aan de voet van het schavot is aangekomen zegt Pierre-Adrien: «Mijn God, in uw handen beveel ik mijn geest. Ik vraag u herstel en behoud van uw Heilige Kerk. Vergeef, zo smeek ik u, mijn vijanden». Na de executie pakt de beul het hoofd vast bij de haren en toont het aan het volk. Volgens het verhaal van een ooggetuige werd Pierre-Adrien door vrome mensen begraven op het kerkhof Saint-Pierre, naar het gebruik dat in acht werd genomen voor overleden priesters: het onbedekte gezicht naar het westen gekeerd. Zijn gezicht vertoonde nog de uitdrukking van een grote rust. Zuster Saint-Paul en de personen die ervan waren beschuldigd Eerwaarde Toulorge te hebben verborgen werden vrijgesproken; van hoog in de Hemel had het martelaarschap hun bescherming mogen bieden.

Toen in 1922 de diverse diocesane processen werden gevoerd voor de Normandische martelaren van de Franse Revolutie, werd de zaak van Eerwaarde Pierre-Adrien Toulorge beschouwd als de zaak die het meest de belangstelling waardig was van de zevenenvijftig vermoorde priesters in deze provincie. Het zaligverklaringproces werd beëindigd in 1996 en de zaak heeft momenteel zijn vervolg in Rome.

Een dagelijks getuigenis

In zijn encycliek Veritatis splendor van 6 augustus 1993, schreef Paus Johannes Paulus II: «Het martelaarschap is tenslotte een roemrijk teken van de heiligheid van de Kerk: de trouw aan de heilige wet van God, waarvan met de dood getuigenis wordt afgelegd, is een plechtige verkondiging en missionaire inzet usque ad sanguinem, opdat de schittering van de morele waarheid nooit wordt verduisterd in de gewoonten en de mentaliteit van de personen en de maatschappij. Een dergelijk getuigenis levert een bijdrage van bijzondere waarde, opdat men niet alleen in de burgermaatschappij, maar ook binnen de kerkgemeenschappen zelf niet in een nog gevaarlijkere crisis terecht komt die de mens kan treffen : het verwarren van goed en kwaad, dat het onmogelijk maakt een morele orde bij individuen en in gemeenschappen op te bouwen en te handhaven... Al vormt het martelaarschap het hoogtepunt van het getuigenis van de morele waarheid, waartoe betrekkelijk weinigen kunnen worden geroepen, dan bestaat er niettemin een coherent getuigenis tot het geven waarvan alle christenen dagelijks bereid moeten zijn ook ten koste van lijden en zware offers. Immers, de christen is ten opzichte van de talrijke moeilijkheden die ook in de meest normale omstandigheden trouw kunnen verlangen aan de morele orde, geroepen, met de genade van God ingeroepen in het gebed, tot een soms heroïsche inzet, die wordt gesteund door de deugd van de sterkte, waardoor hij, zoals Gregorius de Grote leert, zelfs «de moeilijkheden van deze wereld met het oog op de eeuwige beloning kan liefhebben»» (n.93).

Het volk van de Cotentin heeft Eerwaarde Toulorge de naam «martelaar van de waarheid» gegeven. Moge deze priester door zijn bemiddeling voor ons de genade verkrijgen om heel ons leven getuigenis te mogen geven van Christus die de Waarheid zelf is!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.