Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
16 juli 2014
feest van O.-L.-V. van Berg Karmel


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Kort voor zijn executie waartoe einde zomer 1936 door een revolutionaire rechtbank was besloten, zei de zalige Joseph Samsó, Catalaanse priester: «Wij, christenen, kunnen volstaan met ons het onderricht van de Meester te herinneren: Heb uw vijanden lief, beantwoord het kwaad met het goede... Misschien kan op die manier het maatschappelijk probleem worden opgelost». Op 24 januari 2010, daags na de zaligverklaring van de martelaar, heeft Paus Benedictus XVI hem als model voorgesteld ter navolging door de priesters en vooral door de pastoors, wanneer deze zich bezighouden met catechese.

Joseph Samsó is geboren op 17 januari 1887, in de Catalaanse stad Castellbisbal (Barcelona), en de 22e van dezelfde maand is hij gedoopt. Op 20 oktober hierop volgend ontvangt hij volgens de gewoonte van die tijd het sacrament van het Vormsel. Hij is de zoon van de apotheker Jaume Samsó en Josefa Elias. In 1888 komt nog een meisje het huisgezin verblijden. Maar op 12 november 1894 verwisselt de vader het tijdelijke voor het eeuwige. Achtergebleven zonder inkomsten, zoekt de weduwe toenadering tot haar zuster die in een naburige stad woont en geen kinderen heeft; samen met haar man helpt ze de weesjes. Joseph wordt op school gedaan bij de Maristen en zijn zus bij de nonnen van H. Theresia. Vanaf de jaren van het onderscheid geeft het kind blijk van zijn verlangen priester te worden; de Mis dienen is voor hem een ware passie. Hij is zeer begaafd voor de studie en blinkt vooral uit in de wiskunde. In 1900 vestigt de familie zich in Barcelona en gaat Joseph naar het klein seminarie als niet-inwonende. Om zijn studie te betalen werken mevrouw Samsó en haar dochter hard als naaisters. Op een dag wordt de jongen door een felle pijn in de borst geveld. De arts schrijft hem een geneesmiddel voor, maar waarschuwt hem tevens dat indien het niet werkt het kind op korte termijn is veroordeeld. Radeloos gaat zijn moeder voor het beeld liggen van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart dat wordt vereerd in de kerk die haar is toegewijd in Barcelona. Ze belooft een abonnement te nemen op het tijdschrift Sanctuario als haar kind geneest. Een maand later is Joseph weer geheel en al gezond.

Wat doen we op zondag?

Wanneer hij op het groot seminarie zit geeft Joseph privélessen om een beetje geld te verdienen en minder aan zijn moeder te hoeven vragen. Daar hij een briljante leerling is wordt hij soms verzocht om een leraar te vervangen. Op 25 juni 1909 behaalt hij zijn licentiaat in de godgeleerdheid, hetgeen hem de titel van doctor verschaft. Voortaan zal men hem “Doctor Samsó” noemen. De bisschop van Barcelona roept hem dan op om als zijn secretaris bij hem in dienst te treden. In de loop van hetzelfde jaar wordt hij diaken gewijd. Hij ontvangt het sacrament van het priesterschap op 12 maart 1920, met ontheffing, want hij is dan nog geen vierentwintig jaar. Op 19 maart, feest van H. Jozef, viert hij zijn eerste Mis in de nederige Barcelonese parochie van de arbeiderswijk, in de Calabriastraat. Daar hij ervan overtuigd is dat eerwaarde Samsó een echte pastoorsroeping heeft, komt zijn geestelijk leidsman bij de bisschop tussenbeide om hem te vragen hem niet langer als secretaris aan te houden. Weldra wordt de eerwaarde benoemd tot hulppastoor in Sant Julià d’Argentona, een stadje in de streek. Zijn pastoor, eerwaarde Francisco Botey, is een goede priester die gebukt gaat onder de last van zijn jaren. Joseph Samsó neemt het catechismusonderricht in de parochie ter hand dat op dat moment enigszins is verwaarloosd. Hij bezit een waar talent dit te onderrichten, zo zeer dat zelfs de volwassenen belangstelling tonen. Soms stelt hij vragen om een beetje te provoceren: «Wat moeten we op zondag doen? We moeten naar de Mis. Heel goed, maar we kunnen even goed werken, nietwaar? Nee, eerwaarde. Waarom? Omdat God het verbiedt», antwoorden de kinderen trots.

Het voorschrift van de zondagsrust verwijst naar het derde gebod van God: Onderhoud de sabbat: die moet heilig voor u zijn (Dt 5, 12). De zevende dag is een volstrekte rustdag, gewijd aan Jahwe (Ex 31, 15). De Kerk legt ons dit voorschrift uit in het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk: «Op sabbat gedenkt men de rust van God op de zevende scheppingsdag, evenals de bevrijding van Israël uit de slavernij van Egypte en het verbond dat de Heer met zijn volk gesloten heeft». Op de vraag: «Om welke reden is de sabbat voor de christenen vervangen door de zondag?», antwoordt het Compendium: «De zondag is de dag van de verrijzenis van Christus. Als eerste dag van de week (Mc 16, 2) herinnert hij aan de eerste schepping; als achtste dag die volgt op de sabbat, verwijst hij naar de nieuwe schepping die met de verrijzenis van Christus een aanvang nam. Zo is hij voor de christenen tot de eerste van alle dagen en van alle feesten geworden: de dag des Heren, waarop Christus met zijn Pasen de geestelijke waarheid van de joodse sabbat tot vervulling brengt, en de eeuwige rust van de mens in God aankondigt.»

«De christenen heiligen de zondag en de andere verplichte feestdagen door deel te nemen aan de Eucharistie van de Heer en door zich te onthouden van die activiteiten die de eredienst aan God belemmeren en die storend zijn voor de vreugde die past bij de dag des Heren of voor de noodzakelijke ontspanning van geest en lichaam. Toegestaan zijn de activiteiten die samenhangen met gezinsbehoeften of met diensten van groot maatschappelijk nut, mits zij geen gewoonten scheppen die schadelijk zijn voor de heiliging van de zondag, voor het gezinsleven en de gezondheid.» De wettelijke erkenning van de zondag als vrije dag is dan ook belangrijk «opdat alle mensen daadwerkelijk de reële mogelijkheid wordt gegeven om van voldoende rust en vrije tijd te kunnen genieten waardoor zij in staat zijn hun godsdienstig leven, hun gezinsleven en hun culturele en sociale leven te verzorgen; om te kunnen beschikken over een gunstige tijd voor meditatie, bezinning, stilte en studie; en zich te kunnen wijden aan goede werken, vooral ten gunste van zieken en bejaarden» (cf. Compendium, 450-454; Catechismus van de Katholieke Kerk, 2189).

Hoeveel heeft u er nodig?

Op het gebied van de parochie van eerwaarde Samsó woont een man die fel gekeerd is tegen de godsdienst. Om conflicten te vermijden gaat zijn echtgenote in het geheim naar de Mis. Wanneer hij van zijn vrienden hoort dat de nieuwe hulppastoor zeer sympathiek is en dat hij de kinderen fantastisch onderricht geeft, staat deze man zijn vrouw toe hun kinderen mee te nemen naar de catechismusles. De echtgenote stelt als voorwaarde dat hij haar zal toestaan in alle vrijheid naar de Mis te gaan. Omdat haar man hierin heeft toegestemd deelt ze dit mede aan de priester die haar voorstelt drie “Weesgegroeten” voor zijn bekering te bidden. Kort daarna organiseren de pastoor en zijn assistent een retraite op basis van de Geestelijke Oefeningen van H.Ignatius. Maar opdat deze ook kan plaats vinden moeten er voldoende retraitanten worden gevonden en voor alsnog zijn ze maar met zessen. Wanneer hij van dit plan hoort verklaart de man tegenover zijn echtgenote die haar oren niet kan geloven: «Mocht hij me uitnodigen, schrijf ik me in.» De hulppastoor komt hem spoedig een keer tegen en de man vraagt hem hoeveel retraitanten er zijn ingeschreven. De eerwaarde, een weinig beduusd, aarzelt even en bekent vervolgens dat het er maar weinig zijn. «Hoeveel heeft u er nodig? Een dertigtal, antwoordt de eerwaarde. Maakt u zich geen zorgen, meneer pastoor, ik vind voor u de rest.» Op de eerste dag van de retraite zijn er tweeëndertig deelnemers.

In die tijd voert een Spaanse jezuïetennovice, Francisco de Paule Vallet, in de ban van de dynamiek van de Oefeningen van H.Ignatius, campagne voor retraites in Catalonië. Zijn doel is de Oefeningen toegankelijk te maken voor geëngageerde leken in alle sectoren van het maatschappelijk leven; daarvoor heeft hij een plan bedacht voor een retraite van vijf dagen die tot op de dag van vandaag een inspiratiebron is voor organisatoren van retraites. Wanneer hij in 1923 priester is geworden stelt hij zijn persoonlijke charisma ten dienste van dit evangelisatiewerk. Van 1923 tot 1926 zal hij de ignatiaanse retraite verzorgen voor meer dan 8.500 mannen. Weldra zullen door Gods genade de talrijke geestelijke vruchten zichtbaar worden: bekeringen, verzoeningen, roepingen, maatschappelijk engagement, vernieuwing van parochies...

De Geestelijke Oefeningen van H.Ignatius zijn een weg en een bijzonder kostbare methode om God te zoeken en te vinden, in ons, om ons heen en in ieder ding», verklaarde Paus Benedictus XVI, 21 februari 2008. H. Robert Bellarmin, jezuïet uit de XVIe eeuw, had op basis van het onderricht uit de Oefeningen geschreven: «Als je wijs bent, begrijp je dat je geschapen bent ter ere van God en voor jouw eeuwig heil. Dat is je doel, de kern van je ziel, de schat van je hart. Acht dus hetgeen je naar je uiteindelijke doel voert als een waar goed voor jou en als een waar kwaad hetgeen dat maakt dat je het misloopt. Gunstige gebeurtenissen of tegenslag, rijkdom en armoede, gezondheid en ziekte, eerbewijzen en grove beledigingen, leven en dood, de wijze moet ze niet opzoeken, noch ze ontvluchten. Ze zijn slechts goed en wenselijk als ze bijdragen tot Gods eer en jouw eeuwig geluk, ze zijn slecht en moeten uit de weg worden gegaan als ze die eer in de weg staan (Over de verheffing van de geest naar God). «Deze woorden, zegt Paus Benedictus XVI in zijn commentaar, zijn bepaald niet ouderwets, het zijn woorden die wij langdurig moeten overpeinzen om richting te geven aan onze weg op deze aarde» (Audiëntie van 23 februari 2011).

Aanhoudend gebed

Een nieuw benoemde bisschop in Barcelona organiseert naar de gewoonte van die tijd een wedstrijd ter verkrijging van het pastoorschap van een kleine landelijke parochie: San Joan de Mediona. Eerwaarde Samsó slaagt glansrijk voor het examen; maar tijdens zijn onderhoud met de bisschop verwijt deze hem een onafhankelijke geest te zijn die heeft geweigerd in dienst te blijven van zijn voorganger. Gelukkig realiseert de prelaat zich spoedig dat de lelijke praatjes die hij heeft gehoord en waarop zijn beschuldigingen gebaseerd waren niet juist zijn en op 11 januari 1917 neemt de eerwaarde bezit van het pastoorsambt. Het onthaal van de parochianen die nog altijd gehecht zijn aan de priester die de parochie in afwezigheid van een pastoor heeft beheerd, is meer dan koel. Kort daarna komt er een kind van elf jaar te sterven en de familie geeft de wens te kennen dat het in een witte kist wordt begraven. De jonge pastoor merkt op dat volgens liturgische bepalingen witte kisten zijn voorbehouden aan kinderen die voor de jaren van het onderscheid zijn gestorven. Tot ieders grote ontevredenheid schikt hij zich zoals hij gewoon is aan de liturgische gebruiken. Wanneer de plechtigheid voorbij is dreigen een paar heethoofden stenen naar hem te gooien... Het lukt de eerwaarde echter door aanhoudend gebed en veel tranen het vertrouwen van zijn parochianen te winnen. Op de moeilijke momenten zegt hij herhaaldelijk: «God voor alles.» «Toen hij naar ons kwam hield niemand van hem, zo zal een parochiaan getuigen, want wij kenden hem niet. Toen hij ons verliet huilden wij allemaal want toen kenden wij hem!»

In augustus 1919 overlijdt de pastoor van de kustplaats Mataró en laat een enorme parochie achter die verdeeld is in twee partijen met zeer uitgesproken politieke affiniteiten en ieder gesteund door een groep van een tiental priesters. De aartsbisschop van Barcelona wil er eerwaarde Samsó heen sturen als administrator: deze priester van tweeëndertig jaar lijkt hem de aangewezen persoon die de strijdende partijen in de parochie weer met elkaar zal kunnen verzoenen. Zijn geestelijk leidsman raadt hem aan het verzoek te aanvaarden: «Jongen, jij bent niet degene die dit heeft opgezocht. God is het die je dit voorstelt door middel van jouw superieur. Aanvaard deze taak met nederigheid en heb vertrouwen en besef dat daar waar jij er niet uit komt, God er uit komt.»

Een karakteristieke glimlach

Doctor Samsó is veeleer groot en heeft een statig voorkomen, heeft het haar altijd zeer kort geknipt. Zijn houding is ernstig en heeft iets krijgshaftigs met iets van gestrengheid die hij tracht te verzachten met een karakteristieke glimlach die hij van zijn moeder heeft geërfd. Tegenover zijn familie weet hij zich heel beminnelijk te gedragen. Zijn sterk temperament maakt hem veeleisend ten opzichte van zichzelf en soms te veeleisend jegens de anderen. «Als eerwaarde Samsó niet als martelaar was gestorven zou men er nooit over gedacht hebben hem zalig te verklaren», zullen sommige mensen zeggen. Hij weet zich echter ook bemind te maken en bereikt dat mensen hem vergeven; de werken van H.Franciscus van Sales die hij leest en overpeinst helpen hem opmerkelijke vooruitgang te boeken bij het corrigeren van zijn aangeboren starheid. «In die parochie van H.Maria, in Mataró, zo zal een van zijn priesters toegeven, hebben wij, kapelaans, ondanks de discipline die er regeerde en waar we soms onder leden, heel veel geleerd, want eerwaarde Samsó was een wijsgeer en een heilige.» De schrijver van deze regels was niettemin een van de minst gedisciplineerde van de groep, en de jonge administrator had met hem veel geduld moeten oefenen. Op een dag, bijvoorbeeld, wanneer eerwaarde Samsó hamert op het belang altijd stipt op tijd te zijn, antwoordt deze hem: «Kijk, doctor Samsó, u weet dat ik uit dat dorp kom waar iedereen mij kent; in alle parochies waar ik ben geweest verdraagt men mij één maand, de tweede maand krijgt men hekel aan me, en de derde word ik weggejaagd. Weet dus dat stiptheid niet bij mijn temperament past!»

Eerwaarde Samsó wil de priester van allen zijn. Zijn eerste zorg in Mataró is grotere deelname van de minderbedeelde gezinnen aan de liturgische vieringen bevorderen. Met hem, bijvoorbeeld, zijn arbeiders ook toegelaten het baldakijn te dragen tijdens de processie van het Allerheiligst Sacrament. Tegen dezelfde achtergrond veroorzaakt hij ook de nodige commotie met zijn verzoek aan de gelovigen de kostbare opsmuk in de kleding van de kinderen voor de eerste communie achterwege te laten. Daarentegen dringt hij eropaan dat allen een zeer gedegen catechetische voorbereiding krijgen, onontbeerlijk voor de juiste hartsgesteldheid. «Beste kinderen, zegt hij, maak je nooit schuldig aan het onwaardig ontvangen van het Lichaam van Christus. Zuiver jullie geweten, zelfs van de dagelijkse zonden en alle losbandigheid. Als je dat doet zal de vrucht van je communiegang zeer groot zijn». Hij richt hun blik ook op de Maagd Maria: «Kijk naar de Onbevlekte Moeder, kijk naar haar mantel en denk aan de Hemel! Voorzie je van de vleugels der zuiverheid, hoe zuiverder die vleugels zijn, hoe dichter jullie bij de Hemel zullen zijn.» Om de toegang tot het Boetesacrament te vergemakkelijken zorgt hij voor extra biechtstoelen in de basiliek.

«De Heer nodigt ons dringend uit om Hem in het Sacrament van de Eucharistie te ontvangen, zegt de Catechismus van de Katholieke Kerk: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u (Joh. 6, 53)... Willen wij op deze uitnodiging ingaan, dan moeten wij ons voorbereiden op dit groots en heilig moment... Hij die zich van een zware zonde bewust is, moet het Sacrament van de Verzoening ontvangen voordat hij ter communie gaat... Om zich op passende wijze voor te bereiden op het ontvangen van dit Sacrament, dienen de gelovigen de voorgeschreven onthouding (nuchterheid) van hun Kerk in acht te nemen cf. Wetboek van Canoniek Recht, can. 919: «Wie de allerheiligste Eucharistie gaat ontvangen, moet zich ten minste één uur vóór de Communie onthouden van elke spijs of drank, slechts met uitzondering van water en geneesmiddelen».). Hun lichaamshouding (bewegingen, kleding) drukt de eerbied, de plechtigheid en de vreugde uit die past bij het ogenblik waarop Christus onze gast wordt» (1384, 1385, 1387).

Allen geroepen

De bisschop van Segovia zal getuigen dat eerwaarde Samsó in Mataró het best georganiseerde catechismusonderricht van heel Spanje had verwezenlijkt. Voor deze priester zijn de catechismuslessen de kweekvijver van de parochie en van het seminarie. Het is zijn streven dat zijn leerlingen later op hun beurt catechisten worden: «Wij moeten niet denken dat onze geringe persoonlijke geschiktheid een excuus is om geen catechismusles te geven want wij zijn allemaal, ouders, religieuzen, priesters en leken, geroepen ons in te zetten voor de evangelisatie van de zielen.» Eerwaarde Samsó, zich bewust van de stoornissen ten gevolge van het gemengd onderwijs, vooral bij opgroeiende jongens, is daar dus bepaald geen voorstander van, vooral niet tijdens de ontspanningsuurtjes die door het “Jonge Arbeiders Patronaat” worden georganiseerd. Op dit punt staat hij tegenover een andere priester die een tegenovergestelde mening is toegedaan.

Er ontwikkelt zich echter een antigodsdienstige haat in het land die wordt aangewakkerd door machtige revolutionaire groeperingen. Op 6 oktober 1934 vallen gewapende individuen de basiliek van Mataró binnen. Ze bedreigen met de dood eerwaarde Samsó, die zich daar bevindt met een confrater en twee leken. Met de pistolen in de aanslag gelasten ze hen ogenblikkelijk de kerk in brand te steken. Onverstoorbaar geven de eerwaarde en zijn vrienden te kennen liever te sterven. De agressors durven niet te schieten; ze steken zelf de brand aan en slaan op de vlucht. De gealarmeerde buren snellen te hulp en zo goed en zo kwaad als het gaat wordt de brand geblust. Alsof het een voorgevoel is verklaart de eerwaarde: «Wat er ook gebeurt, laten we ons geheel overgeven in de handen van God. Wat mezelf betreft bereid ik me iedere dag in gebed voor op het martelaarschap... We moeten toegeven dat we vele zonden begaan, en die vlekken moeten we wassen met een onschuldig bloed dat zich edelmoedig voegt bij het offer van het Onbevlekt Lam.»

In de nacht van 18 op 19 juli 1936 weerklinken schoten voor de deur van de pastorie. Het betreft agenten die huiszoeking komen verrichten want ze denken dat de priesters wapens verbergen. De katholieken worden er inderdaad van verdacht de Republiek ten val te willen brengen. Zittend op een bank onderhoudt de eerwaarde zich vriendelijk met de agenten: «Jullie kunnen zoeken wat jullie willen, ik heb de Kerk altijd willen verdedigen met alle mogelijke middelen behalve met wapens. Jezus, mijn goddelijke Meester, doodde niemand ter verdediging van zijn Kerk maar gaf zijn leven. Ach, waren alle priesters maar zoals u! antwoordt de gendarme. Dat zegt u omdat u niet echt weet hoe priesters zijn, luidt het weerwoord van eerwaarde Samsó, en u zich maar al te vaak een behoorlijk verkeerd beeld van hen vormt.»

«Dat ben ik!»

Weldra heeft de republikeinse regering de extremistische elementen niet meer onder controle. Arbeidersmilities die oververhit zijn door de marxistische en anarchistische ideologieën maken zich meester van de gemeentehuizen en de straat. Voor hen is de Kerk de vijand die ze moeten verslaan. Eerwaarde Samsó is zich bewust van het gevaar en zoekt zijn toevlucht in het huis van vrienden. Op 30 juli 1936 verlaat hij, verkleed als zakenman, zijn beschermheren om ze niet in gevaar te brengen. Zo haast hij zich, met een valse snor en geverfde haren, zwarte bril, een sigaret tussen de lippen en een aktetas onder de arm, naar het station. Bij aankomst vraagt hij aan een vrouw de vertrektijd van de trein. Maar deze vrouw herkent de stem van de priester die ze zovele malen heeft gehoord en zij waarschuwt de militieleden die in de buurt rondzwermen. Wanneer hij door hen wordt verhoord, antwoordt de eerwaarde hun zonder omwegen: «Degene die u zoekt, dat ben ik!». Ze nemen hem mee naar het gemeentehuis om daar door het antifascistisch comité te worden berecht. In een vertrek met tien andere mensen, vervolgens weldra vijfendertig, zit hij drieëndertig dagen opgesloten. Hij organiseert meteen een dagindeling: meditatie, brevieren, rozenkrans bidden met de gevangenen. Hij neemt zijn medegevangenen de biecht af en ondersteunt ze met zijn bemoedigende woorden: «Wees niet bang, ik ben gekozen om het offer te brengen; God zij geprezen!» Een van zijn metgezellen in de krijgsgevangenschap zal later zeggen: «Iedere ochtend als de cel moest worden schoongemaakt, moesten wij hem de bezem uit de handen rukken. Zijn verblijf in de gevangenis was een ware missie voor ons.» Op 15 augustus 1936 ontvangt hij voor de eerste keer in de gevangenis de heilige Communie die werd gebracht door een bevriende familie. Deze genade zal hem twee maal per week tot 1 september opnieuw te beurt vallen. Op 29 augustus voegt zich een andere priester bij de gevangenen. Het betreft de priester met wie eerwaarde Samsó enige geschillen had gehad aangaande het gemengd onderricht in het “Arbeiders Jeugd Patronaat”. Hij verwelkomt zijn confrater met open armen waarmee hun diepgaande verzoening werd bezegeld; de twee priesters dienen elkaar wederzijds het Boetesacrament toe. «Eerwaarde Samsó stierf als een heilige, zoals hij had geleefd», zal die priester verklaren die aan de dood zal ontsnappen.

Op 1 september 1936 komt men hem halen voor de executie. Tijdens het traject onderhoudt hij zich vriendelijk met zijn beulen. Een van hen zegt tegen hem: «Wij voeren bevelen uit; wij zouden u anders helemaal niet willen doden. Wat men u heeft opgedragen te doen, doet u dat», antwoordt de eerwaarde eenvoudig. Op de plek van de executie aangekomen, vergeeft hij zijn beulen met zoveel hartelijkheid dat verwarring zich meester van hen maakt. Hij komt naderbij om hen te omhelzen. Van de drie mannen weigert er één zich te laten aanraken en is juist de enige die met zijn geweer schoten op de priester afvuurt. Later zal hij zeggen: «Als ik hem had aangeraakt had ik niet kunnen schieten.» Toen hij van de executie hoorde riep een van de revolutionaire leiders die hem goed had gekend uit: «Dieven! Moordenaars! Jullie hebben hem van mij gestolen, hij stond onder mijn bescherming! Onze zaak zal op deze manier niet zegevieren...»

Joseph is op 23 januari 2010 in Mataró zalig verklaard, in de basiliek Santa Maria waarvan hij de aartspriester was. Laten we hem vragen zijn ijver voor de verspreiding van het geloof via catechese met ons te delen. Moge hij ons helpen om getuigen van Christus in de wereld van vandaag te zijn.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.