|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
13 december 2004 H.Lucia, Maagd en Martelares |
Door deze daad van vergeving te stellen heeft de Heilige Vader het voorbeeld gevolgd van Christus die op het kruis zijn beulen vergaf. Ter gelegenheid van het Jubeljaar stelde Johannes Paulus II op 20 mei 2000 de christenen voor een voorbeeld te nemen aan de H.Rita die eveneens onder heldhaftige omstandigheden heeft weten te vergeven. De lering die we kunnen trekken uit het leven van de H. Rita kenmerkt zich door «het aanbieden van de vergeving en het aanvaarden van het lijden, zei de Paus. Laten we hopen dat het leven van alle gelovigen door de hartstochtelijke liefde voor Onze Heer Jezus Christus wordt ondersteund; dat het een bestaan is dat antwoord kan geven op het lijden en de doornen, door middel van de vergeving en de volledige gave van zichzelf, om overal de goede reuk van Christus te verspreiden».
Rita is geboren rond 1381 in Roccaporena, in Umbrië (midden Italië) en is gedoopt in de kerk van de H.Johannes de Doper van Cascia. Cascia (op 5 km van Roccaporena) is een vestingstad en maakt deel uit van de pauselijke domeinen en is ongeveer 200 km ten noorden van Rome gelegen. De plaatselijke gezagsdragers voeren er een politiek die wordt gekenmerkt door een verheven gevoel voor recht en goed bestuur. De maatregelen die worden genomen en de wetten die worden ingevoerd dienen de bevordering van de openbare hygiëne, de bescherming van de weduwen en wezen, het onderricht van de gemeenschap, de werken van godsvrucht. Buiten de talrijke wereldlijke geestelijkheid telt het stadje van tweeduizend inwoners elf kloosters en talloze liefdadige instellingen. De streek leidt een karig bestaan van de landbouw, het kleine handwerk en vooral van de handel want het is gelegen aan een belangrijke verbindingsweg tussen Milaan en Napels. Cascia is, zoals zovele Italiaanse steden in die tijd, een stad waar de menselijke en burgerlijke evenals de godsdienstige waarden in hoog aanzien staan en worden bevorderd. De ouders van Rita, fatsoenlijke burgerlieden, zijn «pacieri», wat letterlijk betekent «bewerkers van de vrede», dat wil zeggen bemiddelaars. Het was de taak van de «pacieri» strijdende partijen met elkaar te verzoenen omwille van de liefde voor God. In alle gevallen kwam de vredestichting tot stand in het bijzijn van getuigen en werd ze beklonken met een notariële akte. Die vredestichting was bedoeld om een proces te voorkomen en de helse kringloop van de wraak te doorbreken. Het kon ook zo lopen dat men werd verplicht de aangerichte schade te vergoeden. Aan de vredestichting waren beide partijen en hun erfgenamen voor altijd gebonden.
«Het wonder van de bijen»
Op een dag woont Rita in de kerk van het klooster H.Maria-Magdalena van de Augustinessen van Cascia de H.Mis bij en hoort diep in haarzelf Christus tegen haar zeggen: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh 14,6). Deze innerlijk gehoorde woorden schijnen het beginsignaal te zijn van haar religieuze roeping. Rita denkt diep na over een manier om van haar ouders de toestemming te krijgen zich aan God toe te wijden, maar slaagt er niet in. In tegendeel, wanneer ze twaalf is wordt ze toegezegd aan Paolo di Fernando als zijn aanstaande bruid. Zij weet met haar vriendelijke manieren de ruwe zeden van hem te verzachten. Na hun huwelijk leven ze in goede verstandhouding en er worden twee zonen geboren. Ook getrouwd en moeder van een gezin geworden, zet Rita haar intens geestelijk leven voort. Maar ongeveer vijftien jaar later doet zich een drama voor: de echtgenoot van Rita wordt vermoord zonder dat men met zekerheid kan zeggen wat het motief van deze moord was.
De «vendetta»
«Vergeving! Christus heeft ons vergeving geleerd, zei de Paus kort na de aanslag van 13 mei 1981. Talloze malen en op verscheidene manieren heeft Hij ons vergeving geleerd. Wanneer Petrus Hem vraagt hoe vaak hij zijn naaste zou moeten vergeven, tot zeven maal toe, antwoordt Jezus hem dat hij tot zeventig maal zeven maal toe zou moeten vergeven (Mt 18,21-22). In de praktijk wil dat zeggen «altijd». Het getal zeventig vermenigvuldigd met zeven is inderdaad symbolisch en betekent minder een bepaalde hoeveelheid als wel een ontelbare, oneindige hoeveelheid. Als antwoord op de vraag op welke manier wij moeten bidden, heeft Christus enkele prachtige woorden gesproken, gericht tot de Vader: Onze Vader die in de hemel zijt en, na de vragen waaruit dit gebed bestaat, komt de laatste die spreekt over vergeving: Vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen (aan hen die bij ons in het krijt staan) hun schuld vergeven. Tenslotte bevestigt Christus zelf de waarheid van deze woorden op het kruis wanneer Hij zich tot zijn Vader richt en Hem smeekt: Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen (Lc 23,34). «Vergeving» is een woord dat over de lippen kwam van een man die kwaad was gedaan. Het is zelfs een woord dat uit het hart van de mens komt. Met dit woord uit het hart probeert ieder van ons de barrière van de vijandschap te doorbreken die hem kan scheiden van de naaste en probeert daarmee ook de innerlijke ruimte van verstandhouding, contact en verbondenheid weer op te bouwen. Door het evangelie en vooral door zijn voorbeeld heeft Christus ons geleerd dat deze ruimte niet alleen open gaat voor de andere mens maar ook voor God zelf. De Vader die de God van vergeving en barmhartigheid is wenst nu juist te handelen in deze ruimte van menselijke vergeving. Hij wenst hen te vergeven die in staat zijn anderen te vergeven, die proberen de volgende woorden in praktijk te brengen: Vergeef ons... zoals wij vergeven» (21 oktober 1981).
Moeilijk maar mogelijk
Als ze weduwe is geworden, verlaat Rita de echtelijke woning in Roccaporena en vestigt zich in een kleiner huis waar ze zich geheel wijdt aan gebed en werken van naastenliefde. Van tijd tot tijd gaat ze naar de top van de Schioppo, een ongeveer 120 meter hoge rotsachtige bergtop, die oprijst wanneer men Roccoporena verlaat. Het is een moeilijk toegankelijke plek vanwaar men een schitterend uitzicht heeft over de omgeving en de eenzaamheid die men er vindt is bevorderlijk voor het gebed. Het oude verlangen dat Rita had om zich aan God toe te wijden duikt weer op en zij vraagt om tot het klooster H. Maria-Magdalena van de Augustinessen van Cascia te worden toegelaten. Ondanks haar aandringen wordt ze geweigerd. Diep bedroefd bidt ze twee keer zo intens en op een nacht hoort ze de heilige Johannes de Doper die haar uitnodigt naar de top van de Schioppo te komen. Daar wordt ze getroost met het visioen van de Voorloper in gezelschap van de heilige Augustinus en de heilige Nicolaas van Tolentino (die nog niet heilig was verklaard). De drie heiligen voeren haar op geheimzinnige wijze naar het klooster waar haar verzoek tenslotte wordt ingewilligd. De communauteit telt tien zusters die onder de leiding staan van een abdis. In het noviciaat leest Rita gretig in de Heilige Schrift, wijdt zich aan het zingen van de psalmen van de eredienst en bidt de rozenkrans. Voor ze de geloften aflegt schenkt ze al haar bezittingen aan het klooster.
Het Lijden van Cristus
Het geestelijk leven van Rita staat onder inspiratie van de Franciscanen voor wie de devotie tot het Lijden van Christus een centrale plaats inneemt. De H. Bonaventura schrijft aan een zuster: «Hij die de vroomheid in zichzelf niet wil zien doven moet vaak, altijd zelfs, met de ogen van het hart de stervende Christus aan het Kruis aanschouwen... Als u iets droevigs, iets pijnlijks, iets vervelends, iets bitters overkomt of als u tegenzin ervaart om iets goeds te doen, neem onverwijld uw toevlucht tot de gekruisigde Jezus, hangend aan het Kruis; zie de doornenkroon, de ijzeren nagels, het spoor van de lans in zijn zijde; aanschouw de wonden aan zijn voeten, de wonden in zijn zijde, de wonden over het hele lichaam en weet weer hoezeer Hij u heeft liefgehad, Hij die voor u zo heeft geleden en voor u dergelijke kwellingen heeft doorstaan!» (De Perfectione vitæ).
In de Vastenperiode van 1425 preekt de H.Jacques de la Marche, een Franciscaan, iedere dag in Cascia. Rita is het meest van iedereen onder de indruk van zijn preek op Goede Vrijdag en geeft zich geheel over aan het verlangen op de een of andere wijze te delen in de kwellingen die de Verlosser heeft ondergaan. Wanneer ze zich heeft teruggetrokken in haar cel werpt ze zich aan de voet van het Kruisbeeld en smeekt Onze-Lieve-Heer haar te vergunnen dat ze minstens de smart van een punt van de doornenkroon mag ondervinden. Jaren later, in 1432, ontvangt ze de genade van een heel bijzonder stigma: ze wordt op wonderbare wijze aan het voorhoofd verwond door een doorn uit de kroon van Christus en wel zo dat de wond tot haar dood niet meer dichtgaat. De documenten die dit feit bevestigen laten er geen twijfel over bestaan. Bijna twee eeuwen na de dood van Rita verklaart de schrijver van de Breve racconto dat de wond aan haar voorhoofd nog zichtbaar is op haar lichaam dat niet door bederf is aangetast. Bij de lijkschouwingen van de Heilige in 1972 en 1997 en ook van recenter datum, hebben de deskundigen het bestaan van een overduidelijke verandering in het voorhoofdsgebeente geconstateerd. Ter gelegenheid van de herdenking dat zeshonderd jaar geleden de H.Rita werd geboren schreef Paus Johannes Paulus II: «We kunnen een veelbetekenend punt van overeenkomst ontdekken tussen de twee kinderen van Umbrië, Rita en Franciscus van Assisi. Waarlijk, wat de stigmata voor Franciscus waren, was voor Rita de doorn: een teken van rechtstreekse deelname aan het verlossende Lijden van de Heer Jezus Christus... Deze verbintenis met het Lijden kwam bij beiden voort uit de liefde die de intrinsieke kracht bezit eenwording te bewerkstelligen» (10 februari 1982).
De stigmatisatie van Rita houdt in dat ze ook de beproeving van de eenzaamheid moet ondergaan doordat de wond aan haar voorhoofd zo walgelijk stinkt dat ze verplicht is zich vaak terug te trekken uit de communauteit omdat de zusters er anders onpasselijk van worden. Wanneer deze laatsten, waarschijnlijk in 1446, zich naar Rome moeten begeven voor de heiligverklaring van Nicolaas van Tolentino, sporen ze Rita uit grote naastenliefde aan in Cascia te willen blijven vanwege het stigma dat wel eens ophef zou kunnen veroorzaken in de Eeuwige Stad. Rita verzinkt in gebed en verkrijgt dat het stigma verdwijnt, maar bij terugkeer uit Rome verschijnt de wond opnieuw, volgens het getuigenis van alle schrijvers uit die tijd.
Een roos op de sneeuw
«Als ik niet kreupel was...»
Maar de voornaamste intentie die ons bezighoudt en waarvoor wij haar aanroepen is die van onze heiliging. «Dit is de wil van God: dat u zich heiligt (1 Tes 4,3)... Alle christengelovigen, tot welke stand of staat zij ook behoren, zijn geroepen tot de volheid van het christelijk leven en de volmaaktheid van de liefde... Indien het doopsel ons waarlijk binnenvoert in de heiligheid van God, door de opname in Christus en de inwoning van zijn Geest, het een misvatting zou wezen tevreden te zijn met een middelmatig leven vanuit een minimalistische ethiek en een oppervlakkige godsdienstigheid. Als men aan een doopleerling de vraag stelt: «Wil je gedoopt worden?» betekent dit hem het radicale karakter van de Bergrede voorhouden. Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is (Mt 5,48)... Men mag dit volmaaktheidsideaal niet verkeerd opvatten, alsof het een uitzonderlijke manier van leven zou veronderstellen die slechts voor enkele «genieën» in de heiligheid haalbaar zou zijn. De wegen naar de heiligheid zijn veelvuldig en op de maat van ieders roeping.» (Johannes Paulus II, Novo millennio ineunte, nr 30-31, 6 januari 2001).
Sommige woorden uit het Evangelie zijn echter zeer veeleisend en schijnen onze krachten te boven te gaan: Maar Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen, dan zullen jullie kinderen worden van je Vader in de hemel (Mt 5,43). «Velen, aldus het commentaar van de H. Hieronymus, die Gods voorschriften meten aan hun eigen zwakheid vinden het onmogelijk wat hier wordt voorgeschreven en zeggen dat het voor een deugdzaam leven voldoende is zijn vijanden niet te haten, maar ze lief te hebben is meer verordenen dan de menselijke natuur kan opbrengen. Het is dus van belang te weten dat Christus niet het onmogelijke verordent, maar de volmaaktheid. David heeft het verwezenlijkt ten aanzien van Saul en Absalom. De martelaar Stefanus heeft eveneens voor zijn vijanden die hem stenigden gebeden en Paulus wenste een anathema te zijn voor het welzijn van zijn vervolgers. Dat is hetgeen Jezus heeft onderwezen en in praktijk gebracht...» Jezus heeft de liefde voor de vijanden in praktijk gebracht om ons de kracht te geven hetzelfde te doen.
Laten we de H.Rita vragen haar invloed bij God aan te wenden om voor ons te verkrijgen dat we barmhartig worden zoals onze Vader in de hemel barmhartig is.