«
Xaverius,
wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven ?» (Mt 16,26). Deze waarschuwing van Onze-Lieve-Heer, gericht aan Franciscus Xaverius, kwam van Ignatius van Loyola die hem aldus van commentaar voorziet: «Denk er goed aan, de wereld is een meester die belooft en geen woord houdt. En zelfs wanneer hij tegenover u toch woord zou houden, zal hij uw hart nooit tevreden kunnen stellen. Maar gesteld dat hij uw hart tevreden stelt, hoe lang zal uw geluk duren? Zal het in ieder geval langer kunnen duren dan uw leven? En in de dood, wat neemt u mee voor de eeuwigheid?
Wat heeft het voor nut voor de mens de hele wereld te winnen als hij zijn ziel ermee verliest?» Langzaam maar zeker dringt deze grondstelling het hart van Franciscus Xaverius binnen en staat er uiteindelijk diep in gegrift. Dat is het begin van een levensweg die van hem een van de grootste heiligen van de kerkgeschiedenis zal maken.
Meer dan een hartstocht
Franciscus is geboren op 7 april 1506, in het kasteel van Javier in Navarra, in het noordwesten van Spanje. In 1512 wordt zijn vader veroordeeld tot verlies van zijn bezittingen omdat hij aan de zijde van de koning van Navarra heeft gestreden in een oorlog tegen de kroon van Castilië. Hij sterft van verdriet in 1515. Het jaar daarop wordt het fort Javier ontmanteld en de familielanderijen worden geconfisceerd. Wanneer Xaverius de meerderjarige leeftijd bereikt is zijn familie geruïneerd. In deze situatie voelt hij zich niet tot een militaire loopbaan aangetrokken. Hij verlaat in september 1525 zijn moeder en zijn broers die hij in deze wereld niet meer zal terugzien en gaat naar de universiteit van Parijs waar hij woont in het «Collège Sainte Barbe», samen met medestudenten die zich merendeels hebben overgegeven aan een weinig stichtelijk leven. Onder hen bevinden zich echter twee mensen van een uitzonderlijke vroomheid, Pierre Le Fèvre en Ignatius van Loyola. Deze laatste, afkomstig uit Baskenland, het buurland van Navarra, denkt sedert enige tijd na over de stichting van een heilig werk voor het welzijn van de Kerk; daar hem de zielenkwaliteiten van Pierre en Xaverius niet zijn ontgaan, probeert hij hen deelgenoot te maken van zijn spirituele ambities. Ignatius neemt dus Pierre Le Fèvre mee om dertig dagen de Geestelijke Oefeningen met hem te doen; na afloop van deze retraite is deze geheel gewonnen voor de goede zaak. Voor Xaverius is het minder makkelijk. Het is wel zo dat hij op aanraden van Ignatius en Pierre afstand heeft genomen met betrekking tot allerlei verdachte relaties en de ongezonde leer afgewezen die in Parijs in omloop is gebracht door medestanders van Calvijn. Maar het hart van Xaverius dat trots is en ontvankelijk voor wereldse ambities, reageert met afkeer op het sombere leven van zelfverloochening dat Ignatius voorstaat. Deze gaat, als fijnzinnige kenner van de mensenziel, eerst mee in de gevoelens van Xaverius die als leraar wijsbegeerte vlast op een mooie loopbaan en een uitgebreid gehoor. Ignatius vindt zoveel leerlingen voor hem dat Ignatius een ware vriend in hem herkent die hij in vertrouwen kan nemen. Ignatius maakt van deze vriendschap gebruik om hem de ijdelheid van de grootse dingen en voordelen van de wereld en hun nutteloosheid voor het eeuwig leven in herinnering te brengen. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen als dit ten koste gaat van eigen leven? Xaverius die, geraakt door de genade Gods, op zijn beurt de Geestelijke Oefeningen doet, tijdens de welke hij vraagt om « innige kennis van de Heer, die voor mij mens is geworden, om Hem vuriger te beminnen en om Hem met meer getrouwheid na te volgen» (Geestelijke Oefeningen n. 104). Voortaan zal hij nog maar één hartstocht hebben: Jezus Christus beminnen en doen beminnen.
Weldra voegen zich bij de kleine groep vier andere studenten. Ignatius stelt zijn zes metgezellen dan voor zich nog vollediger aan God te geven en zich onderling met elkaar te verenigen door middel van de band die het afleggen van geloften schept. Op 15 augustus 1534 viert Pierre Le Fèvre, destijds de enige priester van de groep, in de kapel van Notre-Dame de Montmartre, de mis tijdens de welke allen de eeuwige geloften van armoede en kuisheid afleggen, met de belofte zich naar het Heilig Land te begeven of zich te onderwerpen aan de wil van de Heilige Vader. Zo lang ze nog niet weten wat de heilige wil van God is, komen ze vaak bijeen om te bidden en elkaar wederzijds aan te moedigen tot het beoefenen van de deugden.
Recht in het hart
Op 25 januari 1537 bevinden de eerste leden van de Compagnie van Jezus zich bijeen in Venetië, maar de politieke situatie maakt het onmogelijk een pelgrimstocht naar het Heilig Land te maken. Dan besluiten ze naar Rome te gaan om de zegen van Paus Paulus III te vragen. Deze ontvangt hen met welwillendheid en verleent hen toestemming om tot priester te worden gewijd; deze ceremonie vindt plaats op 24 juni 1537. Vervolgens verspreidt de kleine groep zich over meerdere steden in Italië. Pater Xaverius wordt aangesteld in Bologna waar hij zich wijdt aan het onderricht van mensen van het volk, zieken en gevangenen. Daar hij het Italiaans niet goed kent spreekt hij weinig, maar met zoveel overtuiging dat zijn woorden regelrecht het hart raken van zijn gehoor. Eind 1538 vraagt de koning van Portugal, Juan III, aan Ignatius enige religieuzen aan hem af te staan voor de evangelisatie van Indië. In overleg met de Paus stelt deze hem twee religieuzen, waaronder Franciscus Xaverius, ter beschikking. De laatste wordt hiervan pas op de vooravond van zijn vertrek, op 15 maart 1540, in kennis gesteld. Als enige bagage neemt hij het habijt mee dat hij aan heeft, zijn crucifix, een brevier en nog een ander boek.
Na een reis van drie maanden komt pater Xaverius aan in Lissabon, in gezelschap van Simon Rodriguez; beiden worden ontvangen door Juan III, een echt vrome man die bezorgd is om het heil der zielen. In afwachting van hun vertrek naar Indië oefenen ze hun ambt van zielenherders uit in de Portugese hoofdstad. Hun apostolische toegewijdheid wekt in Lissabon zo'n bewondering dat men de koning vraagt om ze in Portugal te houden. Ignatius beslist dat Rodriguez in Lissabon moet blijven; pater Xaverius vertrekt wel naar Indië. Zijn vertrek, in gezelschap van drie jonge confraters, vindt plaats op 7 april 1541.
In die tijd is de reis van Portugal naar Indië via Kaap de Goede Hoop een avontuur waarvan niemand zich bij vertrek in de hoop kan koesteren ook heelhuids aan te komen. Als het schip al geen schipbreuk lijdt zorgen epidemieën, koude, honger en dorst er wel voor dat het aantal passagiers flink wordt uitgedund. Op 1 januari 1542 schrijft pater Xaverius aan zijn broeders in Rome: «Ik ben twee maanden zeeziek geweest en ze hebben allemaal op de kusten van Guinea veertig dagen lang veel geleden... Dat was de aard van het leed en de noeste arbeid waarmee ik nog geen dag voor de hele wereld geconfronteerd had durven worden... Wij ervaren een voortdurend toenemende troost van en hoop op de goddelijke barmhartigheid, in de overtuiging dat ons het nodige talent ontbreekt om het geloof in Jezus Christus onder de heidenen te verkondigen». Op 6 mei 1542 bereiken ze Goa op de westkust van Indië.
Eerste wijze van stil gebed
Daar hij van de Paus de geestelijke volmacht heeft ontvangen over de onderdanen van het Portugese koloniale rijk, komt Franciscus Xaverius, voorzien van de titel «pauselijk nuntius», in Indië aan. Hij treft in Goa een christendom aan dat is geconfronteerd met weinig stichtelijke Europese voorbeelden. Dankzij zijn ijver lijkt Goa zelfs al voor het einde van het jaar sterk veranderd; een groot aantal zielen is er al op weg naar de volmaaktheid: pater Xaverius steunt hen door hen te oefenen in het mediteren volgens de methode van de H.Ignatius die door hem «de eerste wijze van stil gebed» wordt genoemd (G.O. 238-248). Deze wijze van mediteren bestaat uit zelfonderzoek op basis van de tien geboden van God, de zeven hoofdzonden, de drie krachten van de ziel (geheugen, intelligentie en wil) en de vijf lichamelijke zinnen. Aan God wordt gevraagd om de genade te mogen weten waarin men zijn geboden in acht heeft genomen of overschreden heeft en om de nodige hulp om zich in de toekomst te beteren. De bisschop van Goa hoopt dat pater Xaverius doorgaat met goed doen zoals hij in de stad zoveel goeds heeft gedaan, maar hij verlangt, gedreven door de Geest van God, naar grotere veroveringen. Zoals de apostelen brandt hij van verlangen gevaren, lijden en vervolging te trotseren om zoveel mogelijk zielen te winnen voor Jezus Christus. De gouverneur van Goa die zijn ijver kent gaat in zijn zienswijze mee en maakt hem opmerkzaam op de twintigduizend mensen van de Paravers stam, acht jaar tevoren overijld gedoopt op de kust van de Pêcherie en die, sindsdien, zijn teruggevallen in hun onwetendheid en bijgeloof.
Pater Xaverius schrijft in een brief aan de H.Ignatius: «Ik ga tevreden weg: de vermoeienissen doorstaan van een lange zeereis, de zonden van andere mensen op je nemen, wanneer je aan die van jezelf genoeg hebt, temidden van de heidenen wonen, de fel brandende zon verdragen, en dat allemaal voor God; dat zijn zeker grote vertroostingen en redenen voor hemelse vreugden. Want een gelukkig leven voor vrienden van het kruis van Jezus Christus lijkt me tenslotte een leven met veel van die kruisen.... Welk geluk kan worden geëvenaard door dat van een leven waarin je iedere dag sterft en de eigen wil wordt gebroken om niet hetgeen te zoeken en te vinden wat ons profijt oplevert, maar wat Jezus Christus profijt oplevert?» De christenen die hij aantreft op de kust van de Pêcherie weten niets van hun godsdienst. Pater Xaverius begint dan ook met de eerste beginselen van het geloof: het kruisteken dat gepaard gaat met het inroepen van de drie personen in God; het Credo, de tien geboden, het Pater Noster, het Ave Maria, het Salve Regina, het Confiteor.
Het doorgeven van de eerste beginselen van het geloof is ook de zorg van de Kerk. We moeten inderdaad vaststellen dat in onze tijd die wordt gekenmerkt door een overvloed aan informatie en door specialisatie binnen de hogere opleidingen, de eenvoudigste waarheden, de waarheden die naar het eeuwig heil voeren, niet worden doorgegeven. Daarom heeft de Heilige Vader, Benedictus XVI het Compendium van de Katechismus van de Katholieke Kerk laten uitbrengen dat «in zijn beknoptheid, helderheid en volledigheid bedoeld is voor ieder die leeft in een onsamenhangende wereld met ontelbare boodschappen en ernaar verlangt de Weg van het Leven, de Waarheid die door God is toevertrouwd aan de Kerk van zijn Zoon, te leren kennen» (Motu proprio van goedkeuring van het Compendium, 28 juni 2005).
«Indien het niet zou ontbreken aan werklui...»
Met die rijke oogst aan zielen voor ogen en bij de gedachte aan het onmetelijk goed dat men zou kunnen doen wanneer een groot aantal werklui zou meehelpen, wendt Franciscus-Xaverius zich tot Europa waar zovele intelligente mensen hun krachten steken in bezigheden zonder groot nut. «Menigmaal, zo schrijft hij, bekruipt me de gedachte naar de universiteiten van Europa te gaan en daar, met luid geschreeuw, als een man die is beroofd van zijn zinnen, tegen de mensen die rijker zijn aan wetenschap dan aan het verlangen er hun voordeel mee te doen, te zeggen hoeveel zielen, door hun nalatigheid verstoken blijven van de hemelse heerlijkheid en naar de Hel gaan! Indien zij, net zo hard als ze Letteren studeren, zouden bestuderen welke rekenschap God hun daarvoor zou vragen, zouden velen onder hen, geraakt door deze gedachten, hun toevlucht zoeken tot middelen en geestelijke oefeningen die gemaakt zijn om hun de ware kennis en het fijne aanvoelen van Gods wil te geven; zij zouden zich meer aan Gods wil aanpassen dan aan hun eigen neigingen, en ze zouden zeggen: «Hier ben ik, Heer: wat wilt Gij dat ik doe? Zend me uit naar waar Gij maar wilt, en als het nodig is, zelfs naar Indië...» Ik heb op het punt gestaan aan de universiteit van Parijs te schrijven dat miljoenen en miljoenen heidenen christen zouden worden als het niet zou ontbreken aan werklui...»
Zich bekommeren om de ziel
Op 7 april 2006 heeft kardinaal Antonio María Rouco Varela, aartsbisschop van Madrid, tijdens een mis ter viering van de vijfhonderdste geboortedag van de heilige Franciscus Xaverius, aldus de hartstocht van de heilige uitgelegd: «Xaverius bekommerde zich om de ziel: zijn ziel en die van alle mensen, de ziel van ieder menselijk wezen. Hij bekommerde zich om de «ziel» want hij bekommerde zich om het leven: het leven in zijn volheid, het leven in geluk, het eeuwig leven... Hij bekommerde zich om het heil van de mens en daarvoor bestond zijn leven uit opoffering opdat ieder schepsel dat hij ontmoette de waarheid kon leren kennen en zich eigen maken, de waarheid volgens de welke God de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben (Joh 3,16). Juist uit die liefde die hij voor de mens had verlangde hij ernaar dat een zo groot mogelijk aantal volken en personen tot het christelijk geloof zou komen; zo is ook te verklaren waarom hij onvermoeibaar tot in de verste uithoeken waar de Blijde Boodschap van Jezus nog niet was doorgedrongen naar zielen bleef zoeken».
De menigte die Franciscus-Xaverius iedere dag tot het geloof brengt is zo talrijk dat het hem vaak overkomt met armen rond te lopen die vermoeid zijn van het vele dopen. Hij is overstelpt door het werk en is pas alleen tijdens de nacht die hij grotendeels wijdt aan zijn godsdienstige oefeningen en de studie van de landstaal. Maar God laat zijn dienaren nooit in de steek: Hij overspoelt de ziel van de missionaris met hemelse vertroostingen; Hij schenkt hem ruimschoots de gave van wonderen verrichten. Eind oktober 1543 besluit pater Xaverius naar Goa terug te keren om er versterking te gaan zoeken. Daar verneemt hij met drie jaar vertraging dat Paulus III de Compagnie van Jezus heeft goedgekeurd en dat Ignatius is gekozen als Generaal. Hij legt dus zijn plechtige geloften af met behulp van de formule waarvan zijn Broeders in Rome gebruik hebben gemaakt.
De pater weet echter dat nog andere streken wachten op de Blijde Boodschap. Hij staat in dubio: moet hij doortrekken naar die afgelegen gebieden waar zovele mensen de naam van Christus niet kennen? Hij gaat naar het graf van de apostel Thomas om God te vragen hem licht te verschaffen. Hij blijft er vier maanden (april-augustus 1545) terwijl hij zich nuttig maakt voor de pastoor van de parochie die van hem zal zeggen: «Hij leidde in alles het leven van de apostelen». «In het heilige huis van de H.Thomas, schrijft de missionaris aan de priesters van Goa, heb ik me zonder onderbreken aan het bidden gezet opdat God, Onze Heer, mij zou mogen toestaan in mijn ziel te voelen wat zijn zeer heilige wil is, met het vaste voornemen die te volbrengen... Ik heb met grote innerlijke vertroosting gevoeld dat het Gods wil is dat ik naar die plekken van Malacca ga waar onlangs enkele mensen christen zijn geworden».
Nadat hij een paar maanden heeft doorgebracht op het Maleisische schiereiland Malacca, waar hij er niet voor terugdeinst de vissers in hun woningen te gaan opzoeken in de huizen van spel en plezier om ze weer op de goede weg te brengen, begint hij op 1 januari 1546 aan een boottocht van meer dan 2000 km tijdens welke hij verschillende eilanden evangeliseert, in het bijzonder het eiland More waar hij zijn leven riskeert temidden van een bevolking van kannibalen. In een brief aan zijn confraters in Europa die zich ongerust maken over dit avontuur antwoordt hij: «Het is noodzakelijk dat de zielen van het eiland More onderricht worden en dat iemand ze doopt voor hun heil. Ik heb van mijn kant de plicht het leven van het lichaam te verliezen om het leven van de ziel van mijn naaste zeker te stellen. Ik zal dus naar het eiland More gaan om er de christenen geestelijke hulp te bieden en ik zal ieder gevaar onder ogen zien en daarbij mijn vertrouwen stellen op God, Onze Heer, en al mijn hoop vestigen op Hem. Ik wil, in de mate van mijn bescheiden en miserabele krachten, in mezelf het woord van Jezus Christus, onze Verlosser en Heer beproeven: Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden (Mt 10,39)».
Het integrale heil
De ijver van de H.Franciscus-Xaverius die zich ongelimiteerd heeft ingezet voor de verkondiging van het evangelie aan duizenden zielen, is een les en een voorbeeld voor onze generatie; het herinnert er ons opnieuw aan hoe urgent en noodzakelijk de missie is, overeenkomstig hetgeen Johannes Paulus II ons leert: «Er bestaat nu de verleiding om het christendom te reduceren tot een menselijke wijsheid, tot een soort wetenschap om goed te leven. In een sterk geseculariseerde wereld heeft een «geleidelijke secularisatie van het heil» plaatsgevonden waarbij men wel voor de mens opkomt, maar voor een gehalveerde mens die is gereduceerd tot zijn horizontale dimensie. Wij weten daarentegen dat Jezus is gekomen om het integrale heil te brengen dat heel de mens en alle mensen omvat en om hen open te stellen voor de wonderbare horizonten van het kindschap Gods. Waarom de missie ? Omdat aan ons, zoals aan de apostel Paulus, de genade is gegeven de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus te verkondigen (Ef 3, 8). De nieuwheid van leven in Hem is de Blijde Boodschap voor de mens van alle tijden ; alle mensen worden daartoe geroepen en zijn daarvoor bestemd... De Kerk en iedere christen in haar, kan deze nieuwheid en rijkdom, die is ontvangen van de goddelijke goedheid om aan alle mensen meegedeeld te worden, niet verbergen en voor zichzelf houden» (Encycliek Redemptoris Missio, 7 december 1990, n.11).
Japan.... En China
In december 1547 maakt pater Xaverius kennis met een Japanse edelman, d'Anjiro genaamd. Deze doolt al vijf jaar rond op zoek naar een geestelijk leidsman die zijn ziel rust kan bezorgen. «Wij hebben pater Franciscus ontdekt, zo zal Anjiro schrijven, in de kerk Notre-Dame de la Montagne, waar hij een huwelijk inzegende. Hij nam me volledig voor zich in en ik gaf hem een lang relaas van mijn leven. Hij omhelsde me en leek zo verrukt mij te zien dat het duidelijk was dat God zelf onze ontmoeting had geregeld». In de loop van de gesprekken raakt de pater geïnformeerd over Japan. Wanneer hij verneemt dat «de koning, de adel en alle voorname lieden christen zouden worden, want de Japanners laten zich volledig leiden door de wet en de rede», weet hij genoeg; hij zal naar Japan vertrekken. Hij is zich echter bewust van zijn plichten als apostolisch nuntius en neemt weer contact op met Indië en gaat terug naar Goa dat hij op 15 april 1549 zal verlaten om naar Japan te gaan. Op 15 augustus hierop volgend stapt hij aan wal op de kust van Magoshima, waar hij meer dan een jaar doorbrengt om zich vertrouwd te maken met de taal en de Japanse gewoonten. Tegen het einde van het jaar 1550 vertrekt hij naar de residentie van de machtigste vorst van Japan en vervolgens naar de hoofdstad. Daar wacht hem een grote teleurstelling: de koning, die in feite maar een stropop is, ontvangt hem zelfs niet. Pater Xaverius verkrijgt echter van de vorst vergunning het christelijk geloof te verkondigen en mag tot zijn vreugde enkele honderden bekeringen op zijn naam schrijven. Maar weldra breekt er een revolutie uit en de missionaris moet vertrekken. Daar hij uit Indië al twee jaar geen bericht heeft ontvangen besluit hij terug te keren naar Malacca waar hij eind 1551 aankomt. Daar ontvangt hij een brief van de H.Ignatius die meer dan twee jaar daarvoor is geschreven en waarin hij tot «Provinciaal van het Oosten» wordt benoemd, d.w.z. van alle missieposten van de Compagnie van Jezus vanaf Kaap Comorin in Zuid-Indië tot aan Japan.
Op 17 april 1552 kiest de missionaris opnieuw het ruime sop, deze keer met bestemming China. Deze reis, de laatste van zijn leven, zal de uiteindelijke versobering ten nutte komen en hem gelijk maken met de lijdende Christus. Begin september 1552 bereikt hij het eiland Sancian, op tien kilometer van de oevers van China. De enkele Portugezen die daar dan aanleggen verwelkomen hem met vreugde, bouwen een houten hut voor hem en een kapelletje van takkenbossen. Pater Xaverius neemt meteen de zorg voor de kinderen en de zieken op zich, evenals het preken, de catechisatie en het biecht horen. Hij probeert echter contact op te nemen met een enkele Chinese «veerman» die hem clandestien naar Kanton zou kunnen brengen. De toegang tot de Chinese oevers is inderdaad streng verboden; wie dan ook het lef heeft dat verbod te doorbreken kan, wanneer hij gesnapt wordt, erop rekenen gemarteld en ter dood gebracht te worden. Tot tenminste twee maal toe vindt de missionaris een man die erin toestemt hem middels een flinke som geld over te varen: elke keer, zodra hij het geld heeft geïnd, is de «veerman» weer verdwenen.
Op 21 november viert pater Xaverius zijn laatste Mis. Wanneer hij het altaar afloopt voelt hij dat hij bezwijkt. Hij probeert weer een tocht over zee te maken, maar het slingeren van de boot kan hij niet meer verdragen. Hij wordt teruggebracht naar Sancian waar hij de laatste dagen van zijn leven in half bewustzijn doorbrengt. Verstoken van geneesmiddelen en zeker van zijn nabije dood, heft hij de ogen op ten hemel en spreekt met Onze-Lieve-Heer of met Onze-Lieve-Vrouw: «Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij O, Heilige Maagd, Moeder van God, denk aan mij». Terwijl hij in de vroege ochtend van 2 december 1552, de naam van Jezus uitspreekt blaast hij de laatste adem uit. Hij is nog maar zesenveertig jaar. Zijn lichaam werd teruggebracht naar Goa waar het nog altijd wordt vereerd door de gelovigen. Franciscus-Xaverius die tegelijk met Ignatius van Loyola is heiligverklaard op 12 maart 1622, is de hemelse patroonheilige van de katholieke missie.
Wanneer men het leven van deze reus van heiligheid beschouwt, wordt men getroffen door de hoeveelheid werk die hij heeft kunnen verzetten en het leed dat hij heeft kunnen doorstaan. Zijn geheim is een onbegrensde liefde voor Jezus. In de Geestelijke Oefeningen heeft de H.Ignatius hem geleerd de oproep van Christus te verstaan: «Het is mijn wil de hele wereld te veroveren, al mijn vijanden te onderwerpen, en aldus de heerlijkheid van mijn Vader binnen te gaan. Moge degene die met mij mee wil gaan met mij werken; laat hem mij volgen in de vermoeienissen, ten einde mij ook te volgen in de heerlijkheid» (GO 95). In zijn onderdanigheid heeft Franciscus-Xaverius zich voortvarend en ijverig betoond in het volbrengen van de allerheiligste wil van Jezus» (ibid. 91); op zijn beurt heeft hij zich volledig gegeven aan alle werken ter verbreiding van het rijk Gods op aarde. Moge hij voor ons de genade verkrijgen zoals hij vervuld van ijver voor het eeuwige heil van de naaste te mogen zijn.