|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
13 januari 2010 H. Hilarius |
«Als niemand meer naar mij luistert, luistert God nog altijd naar mij. Als ik tot niemand meer kan spreken, niemand meer kan aanroepen, kan ik nog altijd tot God spreken... Tijdens de dertien jaren van gevangenschap, in een situatie van schijnbaar totale hopeloosheid, zijn voor de onvergetelijke kardinaal Nguyên Van Thuan het luisteren naar God, het kunnen spreken met God, tot een toenemende kracht van hoop geworden, die hem na zijn vrijlating heeft aangespoord voor de mensen van de gehele wereld tot getuige van de hoop te worden de geweldige hoop die ook in de nachten van de eenzaamheid niet ten onder gaat» (Encycliek Spe salvi, 30 nov. 2007, n. 32). Met deze paar woorden karakteriseert Paus Benedictus XVI de kern van het leven van de kardinaal.
François-Xavier Nguyên Van Thuan is geboren op 17 april 1928, dichtbij Hué, hoofdstad van het voormalig keizerrijk Annam. De familie van zijn vader en zijn moeder zijn niet van dezelfde afkomst: ondernemers en handelslieden aan de ene kant, hoge mandarijnen aan de andere. Maar beiden onderscheiden zich al generaties lang door het katholiek geloof en de liefde voor het vaderland: een groot aantal martelaren is eruit voortgekomen. Van 1644 tot 1888 hadden golven van vervolgingen inderdaad totaal 150.000 martelaren als gevolg gehad. Deze herinneringen leven nog altijd sterk in het geheugen van beide families en versterken hun geloof.
Zijn moeders' stamboom vooral wekt de bewondering van Thuan. Ngo Dinh Kha, zijn grootvader, was een van de weinige katholieken geweest die belangrijke posten had bekleed aan het hof van de keizer van Vietnam. Hij kreeg zes zonen en drie dochters, aan wie hij zijn hartstochtelijke liefde voor het leven kon doorgeven: «de onafhankelijkheid van Vietnam is door God gewild». Onder invloed van zijn dochter Hiep (Elisabeth, geboren in 1903, die de moeder zal worden van Thuan), zal de familie Ngo Dinh vereend blijven in het geloof evenals in de wil de onafhankelijkheid van het land te bevorderen; Diem, derde zoon van Kha, zal in 1955 de eerste president worden van de nieuwe Republiek Vietnam.
Nguyên Van Am en Hiep, zijn vrouw, getrouwd in 1924, werden reeds beproefd door de ziekte en de dood van hun oudste, Xuan. Hiep geeft haar tweede zoon die zal worden gevolgd door zeven andere kinderen de naam Thuan («Wil van God»). Deze kent een gelukkige jeugd; hij wordt zeer bemind door zijn ooms Thuc en Diem, wier liefde en bewondering door Yuan volledig worden beantwoord. Op dertienjarige leeftijd vraagt Thuan aan zijn ouders of hij zijn studie mag voortzetten aan het klein seminarie van An Ninh, waar zijn oom Thuc die priester en daarna bisschop is geworden, zijn opleiding had genoten. In An Ninh, belangrijk centrum van het verzet van de katholieken tegen de vervolgingen, wordt Ngo Dinh Kha's portret aan de muur vereerd. Het seminarie staat onder de leiding van de priesters van de Missions Etrangères de Paris, samen met een paar Vietnamese priesters. Deze leraren zaaien in de ziel van Thuan de zaden van een waarachtige devotie voor de Heilige Maagd en stellen hem betrouwbare meesters ten voorbeeld: de Pastoor van Ars, Teresia van Lisieux, Franciscus Xaverius, zijn patroonheilige.
De verschrikkingen van de oorlog
Dan volgen de tweede wereldoorlog, de nederlaag van Frankrijk en de tijdelijke zege van Japan. Vanaf de zomer van 1943 hij is dan 15 jaar wordt Thuan door zijn oom Diem ingewijd in de politieke krijgskunde; maar hij leest veel liever heiligenlevens Théo-phane Vénard in het bijzonder en overweegt de geheimenissen van de rozenkrans; iedere ochtend woont hij de mis bij en gaat ter communie. Eenmaal terug op het seminarie zet hij met gemak de studie voort van het Latijn en de Chinese Letteren die Vietnam hebben gevormd.
In maart 1945 legt Japan de hand op Vietnam. Maar enkele dagen na dit gewelddadig ingrijpen zien de inwoners van Hué in de hele stad rode vlaggen waaien: eerste manifestatie van het communistisch «Bevrij-dingsfront»« Ngo Dinh Khoi, de oudste van de ooms van Thuan, openlijke vijand van de communisten, wordt op 31 augustus gearresteerd en vervolgens enkele weken later samen met zijn enige zoon als landsverrader geëxecuteerd« Thuan walgt van woede: vergeven lijkt hem onmogelijk. Hij zal dezelfde angst voelen in 1963-64 wanneer zijn familie uiteindelijk ten onder gaat aan moorden en executies; evenals in 1975 in de eerste periode van zijn gevangenschap. Zijn woede leren beheersen zal hem nog lang zwaar vallen. Door aanschouwing van het voorbeeld van Jezus Christus begrijpt hij dat mensen beminnen die hem zo diep gekwetst hebben niet iets is waar je voor kunt kiezen; maar zijn hart blijft gesloten voor iedere daad van vergeving« De Voorzienigheid brengt hem dan het voorbeeld onder ogen van Pater Pro, een Mexicaanse jezuïet die in november 1927 door de communistische regering van zijn land is gearresteerd en geëxecuteerd en stierf nadat hij zijn beulen had vergeven« In de herfst van 1947 gaat Thuan naar het groot seminarie van Phu Xuan. Hij leest veel in de Summa Theologiae van de heilige Thomas van Aquino, als ook in het meesterwerk van Pater Garrigou-Lagrange: Les trois âges de la vie intérieure. Van die zelfde tijd dateert zijn bekendheid met De navolging van Jezus Christus en Het Klein Officie van de Heilige Maagd, werken die hij zijn leven lang trouw zal blijven lezen.
De herder in het aangezicht van de wolven
Thuan wordt op 11 juni 1953 in Hué door Mgr. Urrutia tot priester gewijd. Drie maanden later stelt een arts gevorderde tuberculose vast. Hij wordt met spoed naar het centraal ziekenhuis van Hué gevoerd. De ouders van Thuan bidden aan zijn ziekbed samen met hem uren lang de rozenkrans. Hij wordt overgebracht naar Saigon waar hij in april 1954 wordt opgenomen in het Frans militair hospitaal: de artsen besluiten tot wegneming van een long. Op de ochtend van de operatie veroorzaakt een laatste röntgenopname voor de algehele anesthesie stomme verbazing! Geen spoor meer van tuberculose! «Het is een wonder!» roept Thunan opgetogen uit. Vier dagen later is hij perfect gezond weer terug in Hué. Op hetzelfde ogenblik kondigt de radio de val van Dien Bien Phu aan. In juli worden ondanks de protesten van Ngo Dinh Diem, hoofd van de nieuwe regering, de Geneefse akkoorden getekend: het land wordt in tweeën gedeeld. De communisten zijn heer en meester in het noorden. In oktober 1955 wordt in het zuiden de republiek uitgeroepen, met Diem als eerste president. Bijna een miljoen Vietnamezen van het noorden, waaronder veel katholieken, emigreren naar het zuiden« Op dat moment wordt Thuan door zijn bisschop naar Rome gestuurd; hij zal er vier jaar doorbrengen als student aan het College van de Geloofsverbreiding. Tijdens de vakanties reist hij door heel Europa. In augustus 1957 mompelt hij, voor de grot van Lourdes, zonder helemaal te beseffen wat hij zegt: «In naam van uw Zoon en in uw naam, o Maria, aanvaard ik de beproevingen en het lijden»« In 1959 keert hij terug naar Vietnam.
Het jaar daarop stelt Johannes XXIII een kerkelijke hiërarchie voor Vietnam in; tegelijkertijd kiest de raad van professoren Thuan als hoofd van het klein seminarie. Drie jaar later, op 1 november 1963, geeft een groep van generaals de stoot tot een staatsgreep. Diem weigert de presidentiële garde in te schakelen en probeert te onderhandelen. Het is een mislukking: de volgende dag, 2 november, wordt hij, na de mis te hebben bijgewoond en te hebben gebiecht, samen met zijn broer Nhu vermoord« Zes maanden later valt Can, broer van Diem, in handen van de opstandige generaals: hij wordt op 8 mei 1964 geëxecuteerd. Thuan leeft in een nachtmerrie: vier ooms vermoord, twee anderen verbannen, de gezondheid van zijn ouders in een kritiek stadium, de onafhankelijkheid van Vietnam in gevaar« Maar de Voorzienigheid schiet hem te hulp: hij wordt gekozen als vicaris generaal, een taak die voor zekere afleiding zorgt. In april 1967 benoemt Paulus VI hem tot bisschop van Nha Trang.
Het aan de kust gelegen diocees Nha Trang, op ongeveer 400 km van Saigon, telt dan 1.160.000 inwoners onder wie 130.000 katholieken. Thua wordt op 24 juni in Hué bisschop gewijd. In 1968 is het, tijdens het door de Vietcong aangevoerde «Tet-offensief», te voorzien dat de communisten de controle krijgen over Zuid-Vietnam, ondanks de Amerikaanse aanwezigheid. Mgr. Thuan besluit, behalve de opleiding van leken-parochianen, het pastoraal roepingenwerk te intensiveren. In een tijdsbestek van acht jaar loopt het aantal groot-seminaristen in zijn diocees op van 42 naar 147; dat van de klein-seminaristen van 200 naar 500. In april 1975 gaat de bisschop over tot de wijding van de laatste grote lichting seminaristen, kort voor de communisten de controle over Nha Trang krijgen. Het diocees krijgt beperkingen opgelegd. Korte tijd later bezet de Vietcong de grootste steden. Duizenden mensen trekken zuidwaarts, met hun zieken en ouden van dagen. Mgr. Thuan chartert vliegtuigen die voor de arme mensen tonnen medicamenten en levensmiddelen droppen. Hij haalt zich op die manier de vijandschap van de communisten op de hals. Hij weet het wel, maar doet zijn plicht als bisschop. Op 23 april verneemt hij dat Paulus VI hem heeft benoemd tot coadjutor (hulpbisschop met recht van opvolging) van de aartsbisschop van Saigon. Zonder stil te staan bij de dramatische gevolgen die deze beslissing voor hem zal hebben, begeeft Mgr. Thuan zich begin mei op weg naar de zuidelijke hoofdstad.
«God alleen, en niet zijn werken!»
Daar dringen invloedrijke katholieke figuren, die met de communisten hadden ingestemd, aan op zijn terugkeer naar Nha Trang; zij kunnen inderdaad niet aanvaarden dat een lid van de familie Ngo Dinh aartsbisschop van Saigon kon worden. Op 13 augustus krijgt Mgr. Thuan het bevel zich naar het voormalig presidentieel paleis te begeven. Daar wordt hij onder druk gezet om te bekennen dat hij bij een complot van het Vaticaan is betrokken. Daar hij niets bekent wordt hij in een auto gestopt die hem 's nachts naar een dorp niet ver van Nha Trang brengt; hij krijgt er huisarrest bij de pastoor opgelegd, met verbod op alle communicatie, op straffe van vergeldingsmaatregelen tegen het diocees. Weldra valt het zijn bisschopshart zeer zwaar dat het hem onmogelijk is gemaakt zich voor God en de zielen in te zetten; in zijn slapeloze nachten wordt hij bestormd door gevoelens van wrok jegens zijn vijanden. Bidden lijkt niets uit te halen.
De gevangenschap van H.Paulus in Rome overdenkend, komt hij op het idee zijn gelovigen brieven te schrijven. Zo ontstaat «Op de weg van de hoop». Gedrukt zonder auteursnaam, komt het werkje weldra in handen van alle gelovigen, zelfs in Frankrijk en de Verenigde Staten. De woedende autoriteiten brengen Mgr. Thuan over naar het kamp van Phu Khanh. Het is dan 19 maart 1976, feestdag van H.Jozef. Hij wordt opgesloten in een minuscule cel zonder raam, vol schimmels en andere parasieten vanwege de vochtigheid: hij blijft er negen maanden zonder er ooit uit te komen, zonder ook maar een van zijn medegevangenen te ontmoeten. Geleidelijk aan begint het isolement effect te krijgen: «Talloze verwarde gevoelens spoken mij door het hoofd, schrijft hij: droefheid, angst, nerveuze spanning. Mijn hart is verscheurd nu ik zo ver verwijderd ben van mijn mensen« Het lukte me niet te slapen, gekweld als ik was door de gedachte aan de vele werken die ik had ondernomen voor God en waar niets van over zou blijven. Op een nacht heeft een stem in het diepst van mijn hart mij gezegd: «Waarom jezelf zo kwellen? Je moet verschil maken tussen God en de werken van God. Al wat je hebt ondernomen en wat je graag wilt blijven doen is uitstekend: het zijn de werken van God, maar niet God! Als God wil dat je dit alles in de steek laat, doe dat dan meteen en heb vertrouwen in Hem. Hij zal de dingen oneindig veel beter doen dan jij« Jij hebt God alleen en niet zijn werken gekozen!» Dat licht bracht me nieuwe vrede en heeft me geholpen momenten die fysiek onverdraaglijk waren door te komen».
Liefhebben, zelfs in de gevangenis
Zijn zienswijze op de gevangenis wordt erdoor vernieuwd. De ogen gericht op Christus aan het kruis, beseft hij dat op het moment dat Hij het zwakst was, geminacht en gemeden door de mensen (Js 53, 3), Hij het grootste werk van zijn leven, de verlossing van de wereld heeft volbracht. Hij, Thuan, kan niet meer voor God handelen; maar geen enkele gevangenis en geen enkele gevangenbewaarder kan hem beletten God lief te hebben! Op 29 november 1976 wordt hij naar een werkkamp gebracht dat is gelegen in de bergen van Noord-Vietnam. Daar slaagt hij erin door een christen een beetje wijn toegestuurd te krijgen, onder voorwendsel dat het een «middel tegen buikpijn» is, en een paar stukjes brood, verstopt in een zaklantaarn. Hij begint in het geheim de mis op te dragen; vanaf dat moment ervaart hij voortdurend de christelijke vreugde. Hij reikt de communie uit aan de katholieken die samen met hem vastzitten; door zijn rondborstigheid en zachtmoedigheid krijgt hij zelfs onder de bewakers 'medeplichtigen'. Op 5 februari 1977 wordt hij overgebracht naar een nog nauwere gevangenis, dicht-bij Hanoi; vervolgens op 13 mei 1978 naar de vervallen pastorie van een dorp, genaamd Giang Xa, waar de parochianen niet meer praktizeren en antikatholieke gevoelens koesteren. Mgr. Thuan krijgt toestemming de Mis op te dragen, maar wel alleen; hij mag met niemand spreken. Toch komt hij er door een toevallige ontmoeting achter dat sommige dorpelingen aangetrouwde familie van hem zijn. Vanaf dat moment begrijpen de parochianen dat men hun leugens heeft verteld en veranderen ten opzichte van hem van houding.
De communisten hadden er jaren over gedaan een net van spionnen te organiseren, zelfs binnen de parochies in Noord-Vietnam; Giang Xa had de zijnen, een echtpaar dat door de parochianen «de heiligen» werd genoemd. Met zijn zachte hand en goede hart weet Mgr. Thuan hen tot inkeer te brengen: volstrekt oprecht vragen ze hem te mogen biechten. Dan maakt hij met instemming van de aartsbisschop van Hanoi een einde aan hun excommunicatie. Het voorbeeld werkt aanstekelijk: meerdere verklikkers uit andere dorpen zullen naar hem toe komen om zich met God en de Kerk te verzoenen. De rust die in de parochies van het land is gaan heersen wekt argwaan en het wordt de regering gauw duidelijk dat het net is uitgeschakeld. Op 5 november 1982 verdwijnt Mgr. Thuan in de vroege ochtend, meegenomen in een politiewagen« Hij wordt naar een plek gebracht waar niemand op het idee zal komen hem te zoeken: een woning van agenten van de Openbare Veiligheidsdienst! De bisschop mag zijn kamer niet verlaten; hij mag met niemand spreken en ook niet uit het raam kijken. Zo is de regel voor de zes volgende jaren. Maar hij heeft zich op God verlaten: de eenzaamheid boezemt hem geen angst meer in. Door zijn voortdurend vriendelijk optreden lukt het hem met zijn bewakers te communiceren en door hen menselijk te worden behandeld. De autoriteiten voelen zich machteloos tegenover deze «corruptie van de onschuldigen» en besluiten na een paar maanden Mgr. Thuan over te brengen naar een gevangenis in Hanoi. Daar draagt hij opnieuw de Mis op: de Eucharistie is zijn kracht.
Via een Veiligheidsofficier verneemt hij dat Johannes Paulus II een verzoekschrift heeft ontvangen van de bisschoppen van Vietnam ten gunste van de heiligverklaring van de martelaren van hun land; door dit initiatief wordt zijn vrijlating die even is overwogen onmogelijk gemaakt. Kort daarna verneemt Mgr. Thuan dat de regering, onder de indruk van de vastberadenheid van Johannes Paulus II die 117 martelaren van Vietnam in juni 1988 zal heilig verklaren, toestemming geeft voor het organiseren van een paar evenementen. In zijn cel zingt Thuan het Te Deum; de gedachte dat hij het lot deelt van de martelaren geeft hem moed en kracht. Hij biedt zich aan God aan opdat, indien Hij het wil, hij de gevangenschap tot aan de dood moge verduren.
«Gij hebt me uit mijn boeien bevrijd» (ps 115,7)
Op 21 november 1988, feest van de Opdracht van de Heilige Maagd Maria in de tempel, rinkelt de telefoon in de gang. Mgr. Thuan bidt dit gebed: «Maria, als mijn aanwezigheid in deze gevangenis van nut is voor de Kerk, schenk mij de genade hier te mogen sterven. Maar indien ik de Kerk op iedere andere manier nog kan dienen, geef dat ik bevrijd worde». Hij heeft net zijn bescheiden maaltijd genuttigd wanneer de deur van zijn cel met geweld open gaat: «Maak je gereed! We gaan naar een zeer hooggeplaatst lid van de regering! Ik ben klaar». Onderweg krijgt hij te horen dat hij zal worden ontvangen door de minister van Binnenlandse Zaken, Mai Chi To. Deze verwelkomt hem in een weelderig salon en laat zonder een woord te spreken met het gebruikelijk ceremonieel de thee serveren. Dan buigt hij zich voorover naar Thuan en zegt: «Welke band heeft u met Ngo Dinh Diem? Ik ben zijn neef». Na een ogenblik van stilte: «Tijdens de oorlog werd Diem, weet u, geïdentificeerd met de Verenigde Staten. Nu schept hij voor ons geen enkel probleem meer«. We zouden niet meer naar het verleden moeten kijken; we zouden moeten kijken wat ieder van ons voor het land kan doen». Hij kijkt Thuan glimlachend aan: «Wat wenst u nu? Ik wil vrij zijn! Goed, wanneer zou u bevrijd willen worden?» Thuan verzamelt al zijn moed en zegt: «Vandaag!» Tho verstijft. «Ik ben al veel te lang in de gevangenis, vervolgt Thuan, drie pontificaten, vier secretarissen van de Russische communistische partij, dat is heel wat!» Tho barst uit in een luide lach: «Dat is waar!» Hij verstrekt zijn orders, staat vervolgens op en geeft Thuan de hand. Onderweg van de gevangenis naar het aartsbisdom van Hanoi waar hij huisarrest krijgt, bedankt Mgr. Thuan, overlopend van dankbaarheid, zijn hemelse Moeder: «Heilige Maria, u hebt mij de vrijheid weergegeven! Zeg mij wat ik moet doen».
Na een paar weken vraagt Mgr. Thuan een visum aan om zijn ouders in Australië te bezoeken en de Paus in Rome te ontmoeten. Merkwaardigerwijs wordt het visum hem verleend. In de loop van de audiëntie constateert de prelaat getroffen dat Johannes Paulus II zijn jaren van gevangenschap van nabij heeft gevolgd. Al lopend door de stad vraagt hij zich af: «Waarom ben ik hier? God heeft mijn leven beschermd: wat wil Hij nu van mij?» Terug in Vietnam worden hem dezelfde voorwaarden van gedeeltelijke vrijheid opgelegd. Gezien de gevorderde leeftijd van de aartsbisschop van Saigon, wiens officiële coadjutor hij nog altijd is, kan Mgr. Thuan ieder moment een van de eerste prelaten van de Kerk van Vietnam worden. Dat wil de regering tot geen enkele prijs ; anderzijds wil zij niet het beeld van «nationale vernieuwing» aantasten dat ze met zoveel inspanning de wereld probeert voor te houden« In december 1989, een maand na het instorten van de muur van Berlijn, komt de minister van Binnenlandse Zaken de verenigde bisschoppen mededelen dat de regering Mgr. Thuans benoeming in welke verantwoordelijke functie dan ook, niet zal aanvaarden.
Door dit «geval» in verlegenheid gebracht doet de regering uiteindelijk in 1991 de prelaat de suggestie «een tijdje naar Rome te gaan». Hetgeen zoveel wil zeggen als: neem maar een «enkele reis». Mgr. Thuan aanvaardt het voorstel pas nadat hij de instemming van de Heilige Stoel heeft ontvangen. Hij verlaat Vietnam in december; in maart 1992 komt hij te weten dat iedere aanvraag om te mogen terugkeren hem zal worden geweigerd.
Een rustgevende zekerheid
Tijdens de eerste twee jaar van zijn ballingschap besteedt Mgr. Thuan zijn tijd aan het dienen van de Vietnamese diaspora. Zijn meer en meer gelezen boeken worden in vele talen vertaald; weldra wordt hij in de voornaamste landen van Europa uitgenodigd om er het woord te voeren tijdens retraites of andere bijeenkomsten. In april 1994 benoemt Johannes Paulus II hem tot vice-voorzitter van de Pauselijke Raad voor Rechtvaardigheid en Vrede, voornamelijk belast met het in de hele wereld verspreiden van de sociale leer van de Kerk, en het bevorderen van de eerbied voor de rechten van de menselijke persoon. Op 2 februari 1997 legt de prelaat de laatste hand aan zijn boek, Vijf broden en twee vissen, waarin hij voor het eerst enkele van de schrijnendste herinneringen publiceert van zijn jaren in gevangenschap. In december 1999 kiest de Paus Mgr. Thuan om in de maand maart de Geestelijke Oefeningen voor de Romeinse curie te leiden, en nodigt hem uit ruimschoots beroep te doen op zijn persoonlijke ervaring. Aan het slot van deze retraite verklaart Johannes Paulus II: «Hij heeft in ons de rustgevende zekerheid versterkt dat, wanneer alles om ons heen en misschien ook in ons, in elkaar stort, Christus onze onwrikbare steunverlaat blijft». Een jaar later, op 21 februari 2001, ontvangt de prelaat de kardinaalswaardigheid.
De nieuwe kardinaal viert in Boston (Verenigde Staten) het Triduum Pasquale; een paar dagen later ondergaat hij in deze stad een chirurgische ingreep. Hij is aangegetast door een zeldzame vorm van kanker, leeft «van dag tot dag» en bekommert zich niet om een duidelijk gedefinieerde nalatenschap. Een van zijn laatste preken, uitgesproken ter nagedachtenis van een Italiaanse politicus, eindigt aldus: «Gezegend zij de leidsman die noch de waarheid, noch de media vreest, want op de dag des Oordeels zal hij aan God alleen verantwoording afleggen, en niet aan het volk of aan de media». De Kardinaal overlijdt op 16 september 2002. «In de loop van de laatste dagen, toen hij al niet meer kon spreken, zo zal Paus Johannes Paulus II verhalen, hield hij de blik gericht op het Crucifix dat hij voor zich had. Hij bad in stilte terwijl hij zijn laatste offer volbracht« Nu kunnen wij zegen dat zijn hoop vervuld was van onsterfelijkheid (W 3, 4)! Dat wil zeggen dat die vol was van Christus, die het leven en de verrijzenis is van allen die op Hem hun geloof hebben gevestigd».
Heilige Hoop, wees het anker van onze ziel (Heb 6,19)!