Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
11 april 2018
feest van Sint Stanislas


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Turijn 1814. In het octaaf van Pasen ontmoet markiezin Giulietta di Barolo een processie die het Allerheiligste begeleidt dat naar een zieke wordt gebracht. Ze knielt neer. Plotseling klinkt er te midden van de religieuze gezangen een krijsende stem: «Ik heb geen Heilige Teerspijze nodig maar soep!» Deze provocatie die afkomstig is van een gevangene van de nabijgelegen centrale gevangenis brengt de jonge vrouw ertoe er binnen te gaan. Van de aanblik van de gevangenen die er zo verlopen uitzien is ze zeer geschokt: «Ze wierpen zich zogezegd op me, allen schreeuwend, en hun staat van vergaande aftakeling deed me pijn, en gaf me een gevoel van schaamte waaraan ik niet zonder hevige emoties kan terugdenken… Ik keerde naar huis terug met een verscheurd hart en zonder helemaal te weten waarmee het fysiek en moreel bestaan van de gevangenen te verbeteren.» Het echtpaar Barolo ziet in die ontdekking een teken van de Voorzienigheid: heel hun leven zullen ze zich wijden aan werken van barmhartigheid.

Met het gezin in ballingschap

Juliette is geboren en gedoopt op 26 juni 1786, op kasteel Maulévrier (dichtbij Cholet, in Frankrijk). Haar vader Edouard Colbert is Frans Ambassadeur bij de Keurvorst-Aartsbisschop van Keulen. Hij stamt af van de jongste broer van de beroemde minister van Lodewijk XIV, Jean-Baptiste Colbert. Zijn echtgenote, Anne-Marie de Quengo, schenkt hem vier kinderen. De Franse Revolutie zal het leven van het gezin dat gewoonlijk resideert in Bonn, in Duitsland, ingrijpend wijzigen. Vanaf 1793 begint voor de familie Colbert een vermoeiend opgejaagd bestaan dat hen naar Holland brengt en vervolgens naar België. Juliette wordt nog meer getraumatiseerd door het overlijden van haar moeder in Brussel, in oktober 1793, vervolgens door de dood van haar grootmoeder van vaders zijde. Op de guillotine in 1794. Wanneer Napoleon tenslotte de emigranten toestaat naar Frankrijk terug te keren, vindt de familie Colbert hun kasteel afgebrand terug, de grond verwoest en de bewoners veroordeeld tot de bedelstaf. Deze grote beproeving keert de markies niet af van zijn eerste plicht: aan zijn kinderen het christelijk geloof en de christelijke cultuur doorgeven. In 1804, na het uitroepen van het Keizerrijk, komt Juliette aan het keizerlijk hof als hofdame in de hofhouding van de Keizerin. In die situatie maakt ze kennis met de jonge markies di Barolo.

Als laatste afstammeling van de adellijke Piemontese familie Falletti di Barolo, wordt Carlo Tancredi geboren op 26 oktober 1782 in Turijn. Tancredi onderscheidt zich sinds zijn jonge jaren door zijn intelligentie, zijn liefde voor gerechtigheid en zijn edele gevoelens. Hij wordt een vroom man, open en met aandacht voor de eisen van zijn tijd. Wanneer Napoleon, om zijn hof meer glans te verlenen, de oude geëmigreerde Franse adel, evenals die van de streken die onder zijn heerschappij stonden, weer optrommelt, moet Tancredi zich naar Parijs begeven. Hij wordt opgenomen in het corps van de Pages en wordt vervolgens kamerheer in de keizerlijke hofhouding.

Tancredi en Giulietta ontdekken dat zij een diep geloof, een grote algemene ontwikkeling en het verlangen zich in te zetten voor een betere maatschappij met elkaar gemeen hebben. Qua temperament zijn ze echter elkaars tegengestelde: zij, briljant van geest en zeer ad rem, is het onstuimige type; hij, daarentegen, is zachtaardig, gereserveerd en nadenkend van aard. Het huwelijk wordt gevierd in Parijs op 18 augustus 1806. De twee families zijn zeer welgesteld en maken het mogelijk dat de jonge echtelieden een onbezorgd leven kunnen leiden, tot aan de val van Napoleon in 1814. Terwijl ze woonachtig in Turijn zijn, verblijven ze vaak in Parijs. Op hun diverse reizen doen ze de nieuwe maatschappelijke, door het Evangelie geïnspireerde instellingen aan. Hun leven wordt echter op smartelijke wijze getekend door de steriliteit. Ondanks deze beproeving zal de wederzijdse genegenheid gezuiverd en versterkt worden, want die berust op de deugden van geloof en liefde. Instemmend met de wil van God, aanvaarden ze het feit dat ze geen kinderen krijgen en ontfermen zich in plaats daarvan over de armen van Turijn; aldus beleven ze een grote geestelijke vruchtbaarheid.

«Veel echtparen kunnen geen kinderen krijgen, zegt Paus Franciscus in Amoris Laetitia. Wij weten hoeveel leed dit met zich meebrengt. Anderzijds weten wij ook dat het huwelijk niet louter is gericht op de voortplanting. Daarom blijft, ook als de vaak vurige verwachting naar het kind wordt teleurgesteld, het huwelijk standhouden als gemeenschap en eenheid van het hele leven en behoudt het zijn waarde en onverbrekelijkheid. Bovendien is het moederschap niet een uitsluitend biologische werkelijkheid, maar komt het op verschillende wijzen tot uitdrukking. Adoptie is een weg om het vader- en moederschap te verwezenlijken op een zeer edelmoedige wijze en ik wil allen die geen kinderen kunnen krijgen, aanmoedigen om hun huwelijksliefde te verbreden en te openen om hen die verstoken zijn van een adequate gezinscontext, op te nemen. Zij die de uitdaging van het adopteren aangaan en onvoorwaardelijk en belangeloos een persoon opnemen, worden tot bemiddeling van de liefde van God die zegt: Zelfs als je moeder je zou vergeten, Ik zal je daarentegen nooit vergeten! (Jes. 49,15)» (19 maart 2016 nr. 178 en 179).

De «kleuterscholen»

Het echtpaar Barolo ontvangt in hun majestueus Turijns hotel de kinderen die in de steek zijn gelaten door hun ouders, uit nood of door onachtzaamheid. Hier ligt de oorsprong van wat later “kleuterscholen” wordt genoemd. De dagindeling bestaat uit catechismusles, lezen, bidden, spelletjes enz. Het streven is deze kneedbare geesten te vervullen van de wezenlijke beginselen van het moreel leven, zoals daar zijn de vreze Gods, de eerbied voor de ouders, de gehoorzaamheid en de eerlijkheid. De docentes die aanvankelijk ijverige leken zijn zullen vervangen worden door religieuzes in 1832. Twee jaar later zullen de echtelieden komen tot de oprichting van wat de congregatie van de Zusters van Sint-Anna van de Voorzienigheid zal worden, bestemd voor de christelijke opvoeding van deze kinderen.

Van haar kant slaagt Giulietta, die de verschrikkingen van het gevangeniswezen heeft ontdekt, erin, ondanks de tegenstand van haar familie, de gevangenissen in te gaan. De gevangenen schelden haar uit en slaan haar soms ook. De markiezin laat zich echter niet ontmoedigen en vervolgt haar bezoeken; uiteindelijk wordt ze geaccepteerd en spreekt men in alle rust met haar. Ze brengt haar dagen door bij deze vrouwen, geeft ze catechismusles, leert hen lezen, bidden, vergeven, zichzelf te heiligen. De echtelieden maken van relaties gebruik om de autoriteiten rapporten toe te sturen over de vernederende levensomstandigheden en stellen enige oplossingen voor. Giulietta wenst hen te ontmoeten; die bezoeken vallen haar zwaarder dan de omgang met de vrouwelijke gevangenen. Terwijl ze aanvankelijk kil en met ironisch geladen beleefdheid wordt ontvangen, slaagt ze er uiteindelijk in hen te overtuigen en verwerft weldra waar gezag. Aldus krijgen de echtelieden Barolo het in 1821 voor elkaar dat er een gevangenis wordt geopend speciaal voor vrouwen. Giulietta die wordt benoemd tot hoofdinspecteur van de instelling laat er een kapel in aanbrengen en neemt de kosten van de erediensten voor haar rekening. De gevangen vrouwen, beter geworden van haar lering en door de genegenheid jegens hen, uiten hun vreugde over het feit niet uitgesloten te zijn van religieuze vieringen. «Arme kinderen van me, zegt ze bij die gelegenheid, God is altijd bij ons, maar het is een groot geluk te mogen deelnemen aan het Misoffer dat is ingesteld door zijn liefde ter vergeving van onze zonden.» Om in dit werk gesteund te worden haalt de markiezin de Zusters van San Giuseppe di Savoia naar Turijn. Onder hun liefdevolle zachtmoedige invloed worden de vrouwen nog nauwgezetter en in vrijheid onderworpen. Giulietta getuigt er met deze woorden van: «Meerdere vrouwen zijn in de gevangenis gestorven, en allemaal in heilige rust en met een onwrikbaar vertrouwen in de goddelijke barmhartigheid. Ik heb er niet één zien sterven als goddeloze, en als er aanvankelijk sprake is van ongodsdienstigheid, zwichten ze langzaam maar zeker voor de aansporingen en de goede voorbeelden. Ik ben veel onwetendheid tegengekomen, geen ongelovigheid; meer dan eens heb ik ze horen uitroepen: “Dankzij u, Mevrouw, ben ik blij dat ik in de gevangenis ben gestopt; ik heb er goed en kwaad leren kennen en troost kunnen vinden in de godsdienst”.»

De “Magdalena’s”

In 1823 verleent de Piemontese regering aan het echtpaar Barolo het recht met eigen middelen een tehuis voor voormalige vrouwelijke gevangenen en tot inkeer gekomen prostituees te openen. Wanneer dit tehuis wordt toevertrouwd aan de Zuster van San Giuseppe komen er onder de invloed van Giulietta twee communauteiten tot stand: een klooster van contemplatieve religieuzes, bestemd voor tot inkeer gekomen vrouwen die zich geroepen voelen hun leven aan God te wijden, de “Magdalena’s”; en voor hen die, zonder het contemplatieve leven te omhelzen en ook niet willen terugkeren in de wereld, zal er een derde orde worden opgericht die gewijd is aan de zorg voor zieken in de ziekenhuizen, de Oblates van H. Maria Magdalena.

Tancredi wordt in 1816 gekozen in de gemeenteraad van Turijn. Hij wordt Schepen (Raadslid) en vervolgens een van de twee burgemeesters voor de jaren 1826 en 1827. In de loop van de tweeëntwintig jaar is hij in zijn functie van gemeentebestuurder onder andere de bevorderaar en steun van de onderwijs- en liefdadigheidswerken, met als doel niet alleen de behoeftigen te hulp te komen, maar ook de maatschappelijke gerechtigheid en vrede te begunstigen. Als lid van de commissie voor openbaar onderwijs neemt de organisatie van het primair onderwijs ter hand door het toe te vertrouwen aan de Broeders van de christelijke scholen. Anderzijds opent hij hogere klassen van elementair onderwijs die tot dan niet bestonden. Na goedkeuring door de regering in 1827 zijn deze scholen bestemd voor jongens uit de volksklassen die hun vorming proberen te completeren alvorens zich in het actieve leven te begeven. Het doel ervan is tweeledig: allereerst het aan banden leggen van het groeiend aantal leerlingen dat toegang zoekt tot de colleges zonder hoop daarna te worden toegelaten tot het universitaire onderwijs; vervolgens zorgen voor voldoende ontwikkeling en een goede voorbereiding op handwerkers beroepen, handel, enz. Als deskundig pedagoog belast Tancredi zich met de reglementen, de boeken, de examens, de verschillende studierichtingen en de manier van lesgeven.

Terwijl hij zich al bezig houdt met het renoveren of bouwen van kerken, ziekenhuizen, scholen en aan de verbetering van de levensomstandigheden van zijn stadgenoten werkt, vindt de markies ook nog de tijd stichtende werkjes te schrijven, in het bijzonder bedoeld voor de jeugd. In de «Korte leringen voor de jeugd» schrijft hij: de jongeren «zullen zich met vurige gebeden en een oprecht hart naar hun hemelse Vader keren opdat Hij hen met liefde en feilloos zal geleiden op de korte weg waarop ze zich begeven. Zij zullen Hem dan smeken hun hetzij het vermogen te geven een keuze te maken, hetzij de genade te verlenen een situatie te accepteren die voor alles in overeenstemming is met zijn wil.»

Wanneer hij weer eenvoudig raadslid is, biedt Tancredi, door religieuze eerbied voor de zielen der overledenen gedreven, een aanzienlijk bedrag aan voor de aanleg van het nieuw kerkhof van Turijn. Als erkenning vraagt hij slechts dat er een bescheiden plek wordt ingeruimd voor zijn familie en dat een opschrift uitnodigt te bidden voor zijn zielenrust en die van de zijnen.

Innige vriendschap

Giulietta die het grootste deel van haar tijd besteedt aan werken van barmhartigheid, wijdt meer dan een uur per dag aan stil gebed en draagt een boetegordel (een paardenharen gordel bedoeld als penitentie). Ze is zeer ontwikkeld, spreekt vloeiend vijf talen, en charmeert daarmee de intellectuele en politieke elite van Turijn die ze thuis ontvangt. Het echtpaar Barolo verwelkomt overigens ook de dichter Silvio Pellico (1789-1854) wanneer deze uit de gevangenis komt. Deze vurige patriot werkte aan de Italiaanse eenheid. Door de Oostenrijkers beschouwd als een gevaarlijke revolutionair, werd hij veroordeeld tot de doodstraf door onthoofding, die weldra werd omgezet in een penibele gevangenisstraf. De Barolo’s worden zijn weldoeners en nemen hem in dienst als bibliothecaris in 1834. Tancredi knoopt met hem nauwe vriendschappelijke banden aan. Hij vertrouwt de dichter toe dat hij «had aangevoeld dat er in Giulietta een niet aflatende impuls zat om zich te perfectioneren in de deugd» en dat hij haar beschouwt als «het natuurlijkste schepsel, niet in staat tot hoogmoed en leugen»; «hoe hartstochtelijk hij ook van haar hield vanaf de eerste ontmoeting, hij telkens meer van haar hield». In 1838 zal Silvio Pellico die inmiddels Giulietta’s secretaris is geworden, haar vergezellen tijdens haar bezoeken aan de armen en de liefdadigheidsinstellingen.

In 1835 breekt er een cholera-epidemie uit in Piemonte en vervolgens in Turijn. In tegenstelling tot andere leden van de adel die de stad zo snel mogelijk ontvluchten, keren de Barolo’s die dan op het platteland zijn, terug. Tancredi organiseert de hulp aan de zieken; hij zet hulpcentra op en verpleegposten die dag en nacht open blijven. Gekweld door de vrees dat Giulietta besmet zou worden, staat hij haar alleen toe hulp en troost te bieden aan weduwen en wezen zonder dichter bij de besmette zieken te komen. Later, wanneer zijn vrees minder wordt, stemt hij erin toe dat zijn echtgenote persoonlijk voor de zieken gaat zorgen. Tijdens deze tragische weken waarin veel inwoners van Turijn zich onderscheiden in moed en goedgeefsheid, leggen de schepenen aan de Maagd van de Consolata, patrones van de stad, een plechtige gelofte af om van de goddelijke barmhartigheid het eind van de cholera te verkrijgen. Tancredi bereidt er de tekst van voor. De gemeenteraad belooft de onderaardse kapel van de Sint Adreaskerk (de huidige crypte van de Consolata) te restaureren, en ter plekke een zuil op te richten met daarop een beeld van de Heilige Maagd en het gebed van de Veertig Uren in te voeren en zeven jaar achtereen iedere 30e augustus deel te nemen aan een Mis ter dankzegging aan Maria Troosteres. Het perkament waarop deze gelofte is vastgelegd wordt door de gemeenteraad overhandigd aan de aartsbisschop tijdens een plechtige hoogmis. De gelofte samen met de gebeden maken een einde van de epidemie die zich nog maar beperkt tot een paar afzonderlijke gevallen om weldra geheel en al te verdwijnen. Als beloning voor de ijver waarvan ze blijk hebben gegeven ontvangt Giulietta de gouden medaille van de stad en wordt Tancredi “Commandeur in de orde van San Maurizio e Lazzaro”.

Wie zal het eerst heengaan?

Vervolgens zal echter de gezondheid van beide echtelieden afnemen; die van Giulietta tamelijk ernstig zoals het zich laat aanzien, die van haar man wat onderhuids. Deze verklaart op een dag tegenover zijn vrouw: «Ik vertrouw op de Voorzienigheid, ik zal het eerst heengaan.» De cholera is al drie jaar achter de rug wanneer hij wordt belaagd door pijn. Op aanraden van de dokters gaan de echtelieden naar Tirol om daar enige rust te nemen. Vanaf het begin van de reis verslechtert Tancredi’s gezondheid zich ernstig en wordt besloten terug te keren. In Chiari, dichtbij Brescia, ligt hij op sterven. De pastoor ter plaatse dient hem het Heilig Oliesel toe, hetzij Ziekenzalving. Vredig, in de armen van een diep bedroefde Giulietta treedt hij op 4 september 1838 het ware Licht binnen.

Het stoffelijk overschot van de markies wordt naar Turijn gebracht. De autoriteiten, vrienden en een hele menigte arme mensen die willen getuigen van hun dankbaarheid, stromen toe om de overledene eer te betonen. De uitvaart wordt gevierd in de San Dalmaso kerk, in alle eenvoud zoals hij had aangegeven in zijn testament. Alleen de gebeden voor zijn zielenrust vond hij belangrijk: hij had maatregelen genomen opdat talloze missen voor die intentie zouden worden opgedragen en dat aan de armen en liefdadigheidswerken aalmoezen gegeven zouden worden. Op zijn grafsteen laat Giulietta graveren: «Hij heeft veel mensen veel goeds gedaan, hij had het graag voor iedereen gedaan».

Wanneer de markies overlijdt zitten de “Duifjes” – zo noemde hij de Zusters van Sint Anna die hij vier jaar tevoren had opgericht voor de opvoeding van in de steek gelaten kinderen – nog in een klein vochtig nest, wachtend om op een dag omhoog te vliegen. Giulietta preciseert uiteindelijk het charisma van het nieuw instituut en redigeert de constituties, die de aartsbisschop van Turijn goedkeurt in 1841. Eind 1845 brengt ze vijf dagen door in Rome om ook de goedkeuring van de Paus te verkrijgen, welke wordt gegeven op 8 maart 1846. Vanaf dat moment breidt de congregatie zich uit over heel Italië en vervolgens, vanaf 1871, in de missielanden. Giulietta zal altijd liefdevol verbonden blijven met de “Duifjes”: ze bezoekt de instellingen en bekommert zich om de geldelijke bronnen, maar ook om de geestelijke vitaliteit van de communauteiten.

Voor de opvoeding van de meisjes uit de hogere kringen laat de markiezin de Dames du Sacré-Coeur, die in Frankrijk werden opgericht door heilige Sophie Barat (1779-1865) en met ze bevriend was geraakt, naar Turijn komen. Ze ondersteunt tevens het werk van heilige Giuseppe Benedetto Cottolengo (1786-1842), stichter, in dezelfde stad, van het Kleine Huis van de Goddelijke Voorzienigheid. In 1832 had Tancredi, destijds administrator van het hospitaal van Moncalieri, gewild dat een bijgebouw van de instelling zou worden bestemd voor arme kinderen. Trouw aan de wensen van haar man, waakt Giulietta over dit werk en laat het naar Turijn verhuizen. De opening vindt plaats in 1845. Daar worden dan weesmeisjes of meisjes uit arme gezinnen in het hospitaal opgenomen. Giulietta doet een beroep op Don Bosco (1815-1888), een jonge priester, om er de aalmoezenier van te worden, maar eveneens om de geestelijke leiding van de meisjes van het in 1823 gestichte Opvanghuis op zich te nemen. De samenwerking van de markiezin en de aalmoezenier zal maar twee jaar duren. Don Bosco zal inderdaad de prioriteit geven aan zijn apostolaat met de straatjongens die hij bijeenbrengt in de lokalen van de werken van de markiezin. Die nabijheid verloopt niet zonder problemen. Bovendien wordt Don Bosco die zijn krachten niet spaart ook nog ziek. Daar hij het niet accepteert om af te zien van de zorg voor zijn jongens, is Giulietta gedwongen hem te ontslaan. Ze zal zijn werk echter financieel blijven steunen, anoniem, via een tussenpersoon.

Een weg om op te stijgen naar de Hemel

In 1848 wordt Europa opnieuw opgeschrikt door revoluties. In Turijn hebben de betogingen in de straat de vorming van een verenigd Italië tot doel, zonder respect voor de rechten die de Heilige Stoel sinds mensenheugenis bezat over de pauselijke staten. De betogers hebben het gemunt op de katholieke Kerk en haar instellingen. De markiezin di Barolo wordt ernstig bedreigd; men raadt haar aan de stad te verlaten. «Ik kan mijn vijfhonderd aangenomen meisjes niet met me meenemen, antwoordt ze fel. Ik moet dus blijven om tot het eind een moeder voor hen te zijn. Willen ze me misschien de kop afhakken? Welnu, ook dat is een weg om op te stijgen naar de Hemel. Onze-Lieve-Heer heeft mijn grootmoeder de moed geschonken op de guillotine te sterven, Hij zal mij zeker niet in de steek laten. Bedreigingen, noch vervolgingen, noch kwellingen zullen mij kunnen forceren de plek te verlaten waar de plicht mij roept!» Door deze beproeving wordt ze alleen maar geduldiger en standvastiger. Maar ondanks haar sereniteit blijft er nog altijd vrees voor de toekomst, zelfs als de openbare orde is hersteld.

Met de bedoeling al hetgeen ze met haar man had ondernomen veilig te stellen groepeert Giulietta het geheel van haar werken in een instelling “Opera Pia Barolo” genaamd, per decreet erkend en van rechtspersoonlijkheid voorzien. In haar levensavond, in 1863, financiert de markiezin voor een groot deel de bouw in een volksbuurt van Turijn, Borgo Vanchiglia, van een kerk die is toegewijd aan H. Julia, haar patroonheilige. In oktober, wanneer ze weer ziek is geworden en ze haar einde voelt naderen, bereidt ze zich met een diep geloof voor op het moment dat ze voor God zal verschijnen; op dat ogenblik wacht ze met het hart vervuld van hoop, de ogen gericht op het kruisbeeld, en met een beeltenis van de H. Maagd in de handen die de heilige pastoor van Ars haar had toegestuurd. Zij geeft in alle rust de geest aan God op 19 januari 1864. In het koor van de H. Julia kerk rusten tegenwoordig de stoffelijke resten van de echtelieden Barolo. Hun zaligverklaringsproces is geopend in 1991 voor Giulietta en in 1995 voor Tancredi. Op 5 mei 2015 wordt de heldhaftigheid van Giulietta’s deugden erkend; hierdoor is ze “Eerbiedwaardige” geworden, eerste etappe op weg naar de zaligverklaring.

Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven (Mt 10,8) heeft Jezus gezegd. Hij heeft ook gezegd: niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u… opdat gij vruchten voortbrengt die blijvend mogen zijn… Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt (Joh 15,16-17). Zo zijn ook alle gaven de we van de Heer krijgen bestemd voor het welzijn van de naaste. Het echtpaar Barolo heeft de grote rijkdom die de Heer hun gratis had geschonken ten dienste weten te stellen van de armen. Mogen wij, naar hun voorbeeld, de talenten die de onze zijn, hoe gering ze ook zijn, ten dienste stellen van onze naasten.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.