Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
11 februari 2015
feest van O.-L.-Vrouw van Lourdes


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«1544, de christelijke wereld verkeert in een crisis, een van de ernstigste crises in haar geschiedenis; een niet alleen godsdienstige en leerstellige crisis, maar ook een culturele... In deze troebele periode, waarin de mensen zich meer en meer open stellen voor de cultuur, de kunsten en de heerschappij van het genot, komt César de Bus ter wereld. Hijzelf zal zich in zijn adolescentie en het begin van zijn volwassenheid laten meeslepen naar de helling van de gemakzucht waartoe zijn stand en vermogen hem voorbeschikten. Lichtzinnig, zorgeloos bestaan van een begenadigd wezen dat in de maatschappij succes oogst, op zijn tijd een dichter is, gevoeliger voor iedere soort van genot dan voor de eisen die het Evangelie stelt. De bekering kon in dit geval alleen radicaal zijn.» In deze bewoordingen stelde Paus Paulus VI op 27 april 1975 de nieuwe zalige voor die hij verhief tot de eer van het altaar.

César, geboren op 3 februari 1544, in Cavaillon, in het Graafschap Venaissin (de tegenwoordige Provence), als zoon van Jean-Baptiste de Bus, schepen, en Anne de la Marche, is de zevende in een gezin van dertien kinderen. Bij zijn doop krijgt hij H.Césaire van Arles, groot verdediger van het geloof, als zijn beschermheilige. De familie, afkomstig uit de kleine Romeinse adel, telt onder haar voorouders H.Françoise Romaine, geboren Buxis, die in de voorgaande eeuw in Rome heeft geleefd. César krijgt zijn eerste opvoeding binnen de familie onder de leiding van een huisonderwijzer. Het kind vertoont vroegtijdige tekenen van een priesterroeping. Hij valt op door zijn vroomheid, zijn zachtaardig karakter en een grote bescheidenheid. Hij vervolgt zijn studie in Avignon, aan een college, daarna in Cavaillon. Hoewel hij nog jong is wordt hij al toegelaten tot de broederschap van de zwarte Boetelingen van zijn stad, waarvan de doelstelling is Jezus Christus na te volgen, in het bijzonder voor wat betreft zijn lijden en de vernederingen in zijn Lijdensverhaal, door boeteprocessies, maar ook door persoonlijke verstervingoefeningen. César ziet er een middel in om zich te wapenen tegen de valstrikken van de duivel. Door zijn ijver wordt hij verkozen tot rector van de broederschap.

In het begin van de regeerperiode van Karel IX is de Provence ten prooi aan onlusten die worden veroorzaakt door het gekonkel van de protestanten. In 1562 neemt César op achttienjarige leeftijd de verdediging van de Kerk en het geloof op zich. De voorbereiding hierop die in zijn ogen het dringendst is, is een algemene biecht van zijn zonden, want de gevaren van de strijd zijn geduchter voor de ziel dan voor het lichaam; hij beschouwt de te voeren strijd als een kruistocht, woont iedere dag de Mis bij, bidt vurig ‘s ochtends en ‘s avonds en onderscheidt zich in het gevecht. De spottende opmerkingen van sommige soldaten over het leven in deugdzaamheid brengen hem niet van de wijs. Hoewel de losbandigheid in de katholieke legerplaats hem verdriet doet werpt hij zich niet op als de zedenmeester: zijn voorbeeld spreekt voldoende voor zich. Hij sluit vriendschap met een edelman uit Cavaillon van dezelfde leeftijd; beiden steunen elkaar in het naleven van hun beroepsplicht als soldaat. De oorlog loopt ten einde met het vredesedict dat werd getekend in Amboise op 19 maart 1563. Uit de krijgsdienst ontslagen, hervat César zijn letterkundige en kunstzinnige studie.

De verlokkingen van de wereld

Sinds een paar jaar woont zijn broer Alexandre, jong officier, aan het Hof; hij verwerft de achting van de koning die hem overlaadt met gunsten. Alexandre wordt commandant van de garde van Karel IX. In 1565 nodigt hij César, op wie hij meer in het bijzonder gesteld is, uit zich bij hem te voegen en belooft hem aan het Hof te zullen voorstellen, een eervolle functie, vrienden en een vermogen voor hem te verwerven. Gevleid door zulke mooie beloften laat César, die weliswaar zijn vrome gewoontes behoudt, zich verblinden en zwicht.

Wij dragen deze schat in aarden potten (2 Kor 4, 7). Op deze woorden van H.Paulus gericht tot de gelovigen van Korinthië heeft Paus Franciscus een verhelderende commentaar gegeven ter gelegenheid van de Wereld Jongeren Dagen in Brazilië: «De Kerk heeft veel geleden en lijdt veel, telkens wanneer een van de geroepenen om de schat in een lemen pot te ontvangen, schatten verzamelt en zich erop toelegt de aard van de leem te veranderen. Hij denkt de beste te zijn, niet meer van leem te zijn.» Welnu, de mensen «zijn van leem gemaakt tot aan het eind, en niemand kan ze daarvan redden. Jezus redt hen op zijn manier, maar niet op de menselijke, die van het prestige, van de schijn, van de belangrijke posities», vervolgt de Paus en klaagt tevens «de carrièrejacht aan die de Kerk zoveel kwaad doet» (preek tijdens de ochtendmis van 25 juli 2013, in Sumaré, Agence Zénit, 26 juli 2013).

César begeeft zich dus naar het Hof, niet om God te dienen, maar in een wereldse geest: de schone schijn, de ambitie en de zinnelijkheid zijn de drijvende krachten die hem stapsgewijs naar de schipbreuk voeren. Hij zinkt diep en hij zou nog dieper gezonken zijn als God, die hem wilde redden, de roes van alle zingenot niet hier en daar een bittere smaak had gegeven: men belooft de jongeman steeds allerlei verantwoordelijkheden, maar hij krijgt er nooit een. Gefrustreerd in zijn ambities en met een geweten dat wordt bewerkt door wroeging vestigt hij zich in 1570 in de stad Avignon, om er een nog wereldser leven te gaan leiden.

De neergang van deze vrome jongeman kan op het eerste gezicht verbazing wekken. Ze wordt begrijpelijker als men stilstaat bij de tactiek van de duivel, die door H.Ignatius zo goed wordt beschreven in de Geestelijke Oefeningen. De demonen bekoren «de mensen met de begeerte naar rijkdom... opdat zij hen des te gemakkelijker tot ijdele wereldse eer brengen, en daarna tot grote hoogmoed. De eerste trap is dus die van de rijkdom, de tweede die van eer en de derde die van hoogmoed. En deze drie trappen leiden tot alle andere ondeugden» (n.142, overweging over twee standaarden). Hoe deze twee valstrikken te omzeilen, anders dan door nederigheid en onthechting? Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit (Lc 14, 33).

«Waar gaat u heen?»

In 1573 stemmen de dood van zijn vader en die van zijn broer Charles, kanunnik van de kapittelkerk van Salon-de-Provence, César tot nadenken; hij keert terug naar Cavaillon. Daar gaan twee heilige en nederige personen hem helpen op zijn weg naar inkeer. Om hem aan te zetten tot meditatie en gebed vraagt Antoinette Réveillade, een analfabete weduwe, aan César om haar voor te lezen uit het leven der heiligen. Deze vrouw die een met God verbonden leven leidt en haar naasten helpt zijn Wil te ontdekken, doet vergeefs haar best de jongeman af te brengen van de wereldse samenkomsten. Wanneer hij zich op weg begeeft naar zo’n samenkomst, houdt ze hem aan: «Waar gaat u heen? Gelegenheden zoeken om u te gronde te richten alsof die er al niet genoeg zijn?» Op een avond in 1574, dringt ze aan: «Men spot niet met God. Hij roept u en u luistert niet naar Hem. Hij blijft u maar zoeken en u blijft maar voor Hem op de loop.» En zij smeekt hem Gods ontferming in te roepen terwijl ze het huis uit loopt; César hoort het aan en begeeft zich op weg. Na een paar stappen roept hij uit: «Ellendeling die ik ben! Ik roep om Gods ontferming terwijl ik me op weg begeef om Hem te beledigen!» Dan valt hij bewusteloos op de grond, als door de genade geveld. Wanneer hij weer bijkomt zoekt hij Antoinette weer op die hem aanraadt naar Louis Guyot te gaan, kleermaker en sacristein van de kathedraal, een man met een opmerkelijke uitstraling. César begint dan onder zijn leiding aan een parcours van bekering en penitentie. Er dient zich heel wat innerlijke strijd aan; door vrees bevangen bij het vooruitzicht de smalle weg van de zelfverloochening te moeten afleggen, begrijpt hij echter ook dat het de weg van het Heil is, en herinnert zich dat het juk van de Heer zacht is en zijn last licht (Mt 11, 30). «Lieflijke penitentie, zegt hij, gij zult na de schipbreuk de plank van mijn heil zijn.»

Een beslissende wending

César de Bus trekt zich terug in Aix-en-Provence. Een oude vriend, eerwaarde Ferréol, stuurt hem naar Pater Pierre Péquet, jezuïet uit Avignon, wiens geestelijke ervaring, bedachtzaamheid, onderscheidingsvermogen en vastberadenheid hem van grote steun zullen zijn. Op een moment dat hij serieus in de gelegenheid verkeert een zonde te begaan komt de jongeman langs een Clarissenklooster waar het ochtendofficie wordt gezongen. Terwijl hij stilstaat om naar hen te luisteren wordt hij zo bevangen door schaamte en verwarring dat hij het bewustzijn verliest. Deze gebeurtenis is het begin van een beslissende ommekeer. Na zich een paar dagen te hebben voorbereid legt hij bij Pater Péquet de biecht af van alle zonden van zijn leven. Terug in Cavaillon brengt César zijn zaken op orde. Louis Guyot, de sacristein, vraagt hem op een dag als hij nog de helmbos en het zwaard van de edelman draagt, met een kaars in de hand een priester te begeleiden die het Allerheiligste naar een zieke brengt, een nederige taak die gewoonlijk aan een misdienaar wordt toevertrouwd. Ondanks de spottende commentaren die hij voorziet en waaraan hij niet zal ontsnappen accepteert César het, met de bedoeling vergiffenis te vragen voor zijn zonden. Deze goede daad bevrijdt hem van de geest van de wereld. Zijn gebedsleven wordt intenser, hij overpeinst vaak de vier uitersten, doet zoveel penitentie dat hij ziek wordt; hij overweegt zelfs even kartuizer monnik te worden. Hij legt zich toe op de werken van barmhartigheid: aalmoezen, bezoeken aan zwaar beproefden en aan zieken, in het bijzonder aan een lepralijder in wie hij het beeld van de door onze zonden misvormde Christus ziet.

In 1576 doet César voor het maken van een levenskeuze drie weken de Geestelijke Oefeningen onder leiding van Pater Péguet. Na deze retraite stort hij zich op de studie met het oog op het priesterschap. Zijn vroomheid en zijn kennis van de dingen Gods beginnen van dan af bekendheid te krijgen. Wanneer hij wordt benoemd tot kanunnik van de kathedraal van Saint-Véran de Cavaillon in 1578 vervult hij met ijver alle verplichtingen die aan deze taak zijn verbonden, alvorens tot priester te worden gewijd in augustus 1582. Zijn eenvoudige wijze van preken werpt haar vruchten af. «We hebben hem vroeger in deze stad bewonderd, zeggen de mensen van Cavaillon, omringd door de fraaiste dames en heren; nu zien wij hem op de preekstoel de ijdelheden veroordelen waar hij zoveel van heeft gehouden.» Hij zit vaak in de biechtstoel en geeft leiding aan talloze zielen. Lezing van een leven van Carolus Borromeus, de zopas overleden (1584) heilige bisschop van Milaan, maakt diepe indruk op hem. Op verzoek van zijn bisschop belast hij zich met de hervorming van de geestelijkheid en de religieuzen en met de weerlegging van de dwalingen van de protestanten. Maar weldra, vanaf 1587, voert de liefde voor de contemplatie en de eenzaamheid hem naar een kluis in de bergen boven Cavaillon, waar hij zich overgeeft aan gebed en penitentie.

«De geestelijke levensweg van de gelukzalige, zo stelde Paus Paulus VI vast, was er niet een zonder de nodige horten en stoten. Er waren momenten van ontmoediging, van duisternis, van onzekerheid. Wij zijn echter getroffen door hetgeen, bijna vanaf het begin, zijn leven zal karakteriseren... We doelen op zijn gevoel voor penitentie. Penitentie is voor hem geen ijdel woord. Hij voert die door tot in het extreme: hij is ver heen geweest! Hij moet de hartstochten beheersen waar hij zich vroeger de slaaf van heeft gemaakt, en dat is een hevige onafgebroken strijd. Zo leert hij offers te brengen en lief te hebben want het offer maakt eenvormig met de lijdende en zegevierende Christus. Zichzelf aanbieden als plengoffer, alles overgeven in de handen van God, ten koste van vergaande zelfverloochening, dat schijnt de steeds terugkerende gedachte te zijn, het voortdurende doel waar hij naar streefde. En wanneer hij aan het einde van zijn leven, verlamd door de vele kwalen en door blindheid getroffen, zich eindelijk kan voorbereiden op de hoogste gave, zal hij beseffen hoe zeer de ascese hem van nut is geweest om de oude mens meester te worden. Hij zal klaar zijn voor zijn ontmoeting met Onze-Lieve-Heer. Zijn vreugde zal volkomen zijn» (27 april 1975).

Aan eenieder doorgeven

In 1590 verlaat César zijn eenzam oord. Hij is getroffen door de onwetendheid op godsdienstig gebied van de plattelandsbevolking. Lezing van de Catechismus van het Concilie van Trente brengt hem op het idee een sociëteit van priesters catecheten te stichten: hij wil aan anderen zijn zeer persoonlijke en tevens kostelijke kennis van Christus doorgeven. Hij voelt zich geroepen een nieuwe methode in te voeren om onder alle mensen de geloofswaarheden te verspreiden, met name onder onwetenden en onder de ontkerstende plattelandsbevolking: «We moeten met alles wat we in ons hebben catechiseren en ons gedrag moet een levende catechismus worden... Ik zou willen dat mijn lichaam in oneindig veel kleine stukjes werd gesneden als op die manier uit ieder van u een catecheet zou kunnen opstaan.» Met toestemming van zijn bisschop, begint César gehuchten en dorpen op het platteland te doorkruisen om daar hen die hij zijn “schapen” noemt catechismusles te geven. Zijn neef, Jean-Baptiste Romillon, die van calvinist katholiek werd in 1579 en vervolgens tot priester was gewijd in 1588, vergezelt hem op deze apostolaatreizen. Weldra verzorgen onze twee apostelen ware missies in de omliggende streken en tot aan de Cévennes. Jonge leerlingen voegen zich bij hen.

«De intuïtie, het genie zou men ook kunnen zeggen, van César de Bus, zo merkte Paus Paulus VI op, is dat hij de vinger wist te leggen op een fundamentele behoefte, die met groot inzicht was voorvoeld door de bisschoppen van het Concilie van Trente met de catechismus die in hun opdracht werd geschreven, opdat alle herders, van de bisschop tot de pastoor van een bescheiden parochie, een handboek zouden bezitten waarop ze konden terugvallen. Maar het gebied is nog niet geheel ontgonnen. Het gebrek aan kennis onder het volk is nog buitengewoon groot en de toegewijdheid van de ambtdragers alleen volstaat niet om die nood te lenigen. Na het intelligent onderwijs dat hij heeft genoten op de ignatiaanse school door toedoen van directeur Péquet, gaat César de Bus ook kennis nemen van het leven, de geestelijke leer en het werk van andere leermeesters van zijn tijd: Petrus Canisius, Robert Ellarmin, Filippus Neri en Carolus Borromeus. De twee laatste drukken op hem een onuitwisbare stempel; hij is geheel doordrongen van hun ideeën, zijn daden worden gevoed door de hunne en hij wordt door dezelfde ijver gedreven als zij.»

«Zijn methode, zo vervolgt Paus Paulus VI, is het geloof onderrichten aan alle categorieën van de bevolking, waarbij natuurlijk onderscheid wordt gemaakt tussen hen die veel kunnen opnemen en hen die in het begin aan een minimum genoeg hebben. Maar waar het op aankomt is dat allen worden geëvangeliseerd, dat allen onderricht op hun niveau ontvangen. De woorden zijn eenvoudig; weinig maar goed geformuleerde en makkelijk te onthouden leuzen. Hierop een goed aansluitende prediking over de Heilige Schrift, eveneens aangepast, opdat de begrippen die men zich heeft eigen gemaakt een vervolg krijgen en deze vertaald kunnen worden in een spirituele houding en een manier van handelen, kortom in het leven van de mensen.»

Op 29 september 1592 richt César de Bus met zijn vijf eerste metgezellen in L’Isle-sur-la-Sorgue, in de Vaucluse, de congregatie van de priesters van de Christelijke Leer op, met de goedkeuring van Mgr. Bordini, bisschop van Cavaillon, en vervolgens die van Paus Clemens VIII in 1598. «Wij moeten de overtuiging hebben dat wij niet voor onszelf preken, maar voor het nut van hen die naar ons luisteren.» Pater de Bus introduceert voor het catechismusonderricht een trapsgewijs systeem dat eruit bestaat het belangrijkste van de leer in drie opeenvolgende lessen uiteen te zetten: de “kleine leer” richt zich tot hen die nog geen enkele kennis bezitten: daar leert men het kruisteken, de voornaamste gebeden, de geboden, de sacramenten en de geloofsgeheimen. De “middelgrote leer” geeft uitleg op basis van vertrouwde manieren van scholing en biedt vervolgens een overzicht van de Schrift en de Kerkvaders. De “grote leer” wordt “s zondags op de preekstoel en op hoogtijdagen onderricht.

«Opvoeden in geloof is iets moois!»

César gebruikt een taal die tot de zintuigen en tot de verbeelding spreekt; hij betrekt de gezinnen bij het catechismusonderricht. Voor de presentatie van de leer gaat hij uit van de belangstellingssfeer van de mensen, componeert en zingt teksten die hetgeen hij onderwijst illustreren; hij schildert zelf of laat schilderijen maken met religieuze thema’s en legt ze meerdere dagen aan een stuk uit. César onderstreept eveneens de noodzaak onderwijs, gebed en daadwerkelijk christelijk leven met elkaar te verenigen.

Zijn bezorgdheid wordt tegenwoordig gedeeld door Paus Franciscus: «Catechese is een pijler van de geloofsopvoeding en wij willen goede catecheten!... Opvoeden in geloof is iets moois! Het is wellicht het mooiste erfgoed dat wij kunnen doorgeven: het geloof! Opvoeden in geloof om het geloof groot te maken. Kinderen, jongeren, volwassenen helpen om Onze-Lieve-Heer steeds beter te leren kennen en meer lief te hebben is een van de prachtigste opvoedkundige avonturen, de Kerk opbouwen!... Catecheet worden is een roeping: “catecheet zijn” dat is de roeping, niet als catecheet werkzaam zijn. Let wel, ik heb niet gezegd als catecheet “optreden”, maar het “zijn” omdat het leven ermee gemoeid is. Men voert iemand naar een ontmoeting met Jezus door middel van woorden, het leven, het getuigenis... Catecheet zijn betekent geloofsgetuigenis geven; coherent zijn in zijn leven. En dat is niet gemakkelijk» (28 september 2013).

In 1593 wordt in Avignon, in het klooster van Sainte-Praxède, en vervolgens in dat van Saint-Jean-le-Vieux, een nieuw huis geopend. Wanneer hij de onwetendheid en het gebrek aan vorming op het gebied van het huishoudelijk werk van veel vrouwen vaststelt, sticht Pater César de Bus, in 1594, het Instituut voor de Meisjes van de Christelijke Leer dat is bestemd voor de vorming en het onderwijs van jonge vrouwen. Maar de hierop volgende jaren worden gekenmerkt door tweestrijd en een zekere moedeloosheid onder de volgelingen. De Pater ziet dan af van zijn kanunnikschap om vrijer de goddelijke roepstem te kunnen volgen. Om zijn werk een stevige basis te geven acht hij het juist de leden van de congregatie aan geloften te binden. Pater Romillon verzet zich vanaf 1600 tegen deze wens en veroorzaakt twee jaar later een scheuring en voegt zich bij de Priestervereniging H.Filippus Neri. Pater de Bus wordt gekozen als Generaal Overste van zijn congregatie. Maar doordat hij qua gezondheid zwaar wordt beproefd door groot fysiek en geestelijk lijden, moet hij weldra zijn taak opgeven. Hoewel blind geworden zet hij ondanks alles het preken en biecht horen voort en herhaalt vaak:«Ik heb niets gezien of gelezen dat kan worden vergeleken met wat God mij sinds ik blind ben te zien heeft gegeven.» Wanneer hij spreekt over God en diens volmaaktheden straalt zijn gezicht van geestdrift. «Ik krijg de indruk, zo zegt hij, als ik me niet vergis, dat ik op deze wereld niets zozeer bemin als de God van mijn hart.» Maar de ziekte wordt geleidelijk aan ernstiger en hij sterft in Avignon, op 15 april 1607, op de leeftijd van 63 jaar, op de ochtend van Pasen zoals hij had voorspeld: «Het zal voor mij dubbel op Pasen zijn, dat wil zeggen de opstanding van Onze-Lieve-Heer en die van mij naar Hem.» Zijn lichaam dat werd begraven in het klooster van Saint-Jean-le-Vieux, werd in de IXe eeuw overgebracht naar de rooms-katholieke kerk van Sante-Maria-in-Monticelli. César de Bus heeft tijdens zijn leven wonderen verricht, maar nog meer na zijn dood. Zijn zonen waren voornamelijk met onderwijs bezig en bijna twee eeuwen lang zagen hun collega’s hoe studieuze jongeren uit Frankrijk en Italië toestroomden. In 1789 telde de congregatie 64 huizen, colleges of seminaries. Zij werd in Frankrijk ontbonden tijdens de Revolutie. Pogingen om in Frankrijk opnieuw een congregatie te stichten mislukten maar de Italiaanse tak bestaat nog altijd en heeft missies in Brazilië en is ook aanwezig in Spanje, in Zwitserland... en in Cavaillon.

Een stevige basis

Het leven van César de Bus is een les voor onze tijd, merkte Paulus VI op tijdens de zaligverklaring: «In een periode waarin de wereld, zoals destijds, in crisis is, waarin de meeste waarden, zelfs de heiligste, ondoordacht op losse schroeven worden gezet in naam van de vrijheid..., zijn Wij van mening dat een extra poging moedig ondernomen zou moeten worden om het christenvolk dat hierop wacht en meer dan men denkt, een stevige, exacte en makkelijk onthoudbare catechiserende basis te verschaffen. Wij begrijpen goed dat het geloof aanhangen vandaag de dag moeilijk is, in het bijzonder voor jongeren die met zoveel onzekerheden te maken hebben. Zij moeten op zijn minst een nauwkeurige versie van de boodschap van de Openbaring tot zich kunnen nemen...» Tegenwoordig wordt deze boodschap ons aangeboden in de Catechismus van de Katholieke Kerk (CKK), waarvan men eerst de “verkorte” vormen kan lezen en zelfs van buiten leren, maar ook in het Compendium van de CKK of in de Geloofsbelijdenis van Paulus VI. Dat zijn universele en betrouwbare referenties want zij zijn van de Kerk zelf afkomstig. Lezing ervan kan groepsgewijs, in het gezin of individueel plaats vinden. Om vruchten af te werpen moet deze aanzetten tot mediteren en memoriseren. Het gebed wordt erdoor gevoed.

Wij kunnen ons het gebed van Paus Paulus VI eigen maken: «Zalige César de Bus, gij die ons het bewonderenswaardige voorbeeld hebt nagelaten van een leven dat geheel aan God is gegeven, gij die brandde van het verlangen het leven van God aan uw broeders door te geven, kom nu tussenbeide voor ons bij de Heer, opdat hetzelfde vuur ons moge verteren en wij door dezelfde naastenliefde gedreven mogen worden!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.