|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
10 november 2004 H.Leo, paus en kerkleraar |
Op 20 december 1801 doorzoeken arbeiders het oude klooster van de H.Clara, in Carignano, in Piemonte (Italië), niet ver van Genua, graven onder de bestrating in de hoop er waardevolle voorwerpen of op zijn minst lood in aan te treffen. In een doodkist ontdekken ze het in volledig ongeschonden staat verkerende lichaam van een vrouw. Het opschrift onthult dat het gaat om Virginia Centurione, echtgenote van Gaspard Bracelli, overleden op 65-jarige leeftijd op 15 december 1651, dat wil zeggen honderdvijftig jaar eerder. Het burgerlijk gezag, dat nogal antiklerikaal is (de Piemonte staat dan onder de heerschappij van Napoleon) doet zijn best de geestdrift die deze wonderbaarlijke ontdekking onder de Geneefse bevolking teweeg brengt te temperen. Notaris Piaggio heeft tot taak wetenschappelijk aan te tonen dat het behoud van dit lichaam het gevolg is van balseming. Maar wanneer hij constateert hoe soepel en buigzaam het lijk is geeft meester Piaggio het onderzoek op en stelt de zusters van Bessagno ervan in kenis dat de stoffelijke resten van de stichteres van hun orde zijn geïdentificeerd. Deze blijk van oprechtheid wordt door de regering beschouwd als verraad en hij wordt geschorst van de lijst van notarissen. Nu hij zijn vak niet meer mag uitoefenen aanvaardt hij een leven in de grootste armoede en zet zich in voor het verzamelen van herinneringen betreffende de dode met het oog op haar zaligverklaring.
Virginia Centurione, geboren op 8 april 1587, behoort zowel van moeders als van vaders kant tot de welgestelde Geneefse adel. De vader speelde een verantwoordelijke rol in de slag van Lepante (1571), vervolgens in de landdag van Regensburg (1582); nadat hij in 1599 de taak van ambassadeur in Madrid had vervuld, wordt hij doge in 1621 en 1622. Virginia is een vrouw van een uitzonderlijke vroomheid, intelligentie en schoonheid en wenst zich aan God toe te wijden in het religieuze leven, maar op vijftienjarige leeftijd wordt ze gedwongen een edelman, de negentienjarige Gaspard Bracelli te trouwen. Ondanks de geboorte van twee dochters, Lelia en Isabella, is het echtbaar nauwelijks gelukkig. De man denkt slechts aan spel en plezier en wordt zelfs het slachtoffer van zijn bandeloos bestaan. De artsen sturen hem naar Alexandria (Italië) waar het klimaat beter is. De vader van Virginia raadt zijn dochter aan van haar man te scheiden, maar zij weigert dit en voegt zich bij hem. De toewijding van zijn echtgenote raakt het hart van Gaspard, die tot inkeer komt, christelijk sterft op vierentwintigjarige leeftijd en een weduwe van twintig achterlaat. Ondanks de aandrang van haar familie weigert Virginia halsstarrig te hertrouwen. Zij zorgt voor de opvoeding van haar beide dochters. Isabella zal eenentwintig kinderen krijgen waarvan er tien voor een godgewijd leven zullen kiezen; zij zelf zal haar dagen eindigen als religieuze. Wat Lelia betreft, die zal tamelijk jong sterven en haar twee dochters treden vervolgens ook in.
Zich vermaken of de zielen redden?
«Jij zult bij mij blijven»
Virginia's ouderlijk erfdeel is echter niet onuitputtelijk: de adellijke dame aarzelt echter niet uit bedelen te gaan, op straat, in de winkels en paleizen om haar beschermelingen te eten te kunnen geven. In 1633, wanneer het aantal beschermelingen is opgelopen tot meer dan tweehonderd, huurt ze van haar schoonzoon, de echtgenoot van Leila, een ander paleis dat vroeger eigendom was van haar eigen man en dat is gelegen op de oever van de bergstroom Bisagno: vandaar de naam «Dochters van Bisagno» die men aan de meisjes geeft die er komen te wonen. Een derde huis dat vervolgens wordt geopend in Carignano wordt in zekere zin het moederhuis. De eigenares bezit er haar kamertje dat is gemeubileerd met een oude kast, een bidstoel, twee krukjes, een bureau en, bij wijze van bed, twee schragen waarop een paar planken rusten.
Het aantal opgenomen kinderen bereikt weldra de vijfhonderd en Virginia kan een dergelijke gemeenschap niet meer in haar eentje beheren; de Senaat van de Republiek Genua benoemt drie bijzonder liefdadige beschermers, eerst drie, vervolgens een vierde, Emmanuele Birgnole. In die tijd begint Virginia in navolging van de heilige Catherina van Genua (1477-1510) de oudste meisjes naar het gasthuis Pammatone te sturen om er voor de zieken te zorgen. Een tijd later, tijdens een epidemie, in 1656-1657, zullen er drieënvijftig onder hen sterven als slachtoffers van hun toewijding.
Medio 1644 stelt Virginia voor hen een constitutie op: ze moeten zo volmaakt mogelijk het Evangelie in acht nemen en werken aan de bekering van de vissers door middel van gebed, versterving en dienstvaardigheid jegens de zieken. Als geestdriftige bewonderaar van de stichteres organiseert Emmanuele Brignole ter plekke het leven van werken, studeren, godsdienstige opvoeding en de zorg voor het huishouden. Hij doet dit met zoveel ijver dat de «Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van de Toevlucht op de Monte Calvario» door het volk de «Brignolines» worden genoemd.
Wanneer ze zich heeft teruggetrokken in het huis van Carignano, verlaat Virginia Centurione deze aarde voor de Hemel op 15 december 1651 en wordt de volgende dag begraven in de kerk van het klooster Santa Clara. Wat haar Dochters betreft, die zetten hun liefdadig apostolaat voort in verschillende gasthuizen van Genua of in opvangstehuizen voor de armen. In het begin van het derde millennium zijn ze met bijna tweehonderd religieuzes, verdeeld over meer dan 30 huizen in Italië, India, Centraal- Afrika en Latijns-Amerika.
Het licht van een boodschap
Laten wij ons, naar het voorbeeld van de gelukzalige Virginia Centurione, tot de Allerheiligste Maagd Maria wenden. Paus Johannes Paulus II nodigt ons uit ons tot Maria te richten door het bidden van de Rozenkrans. Reeds in het begin van zijn pontificaat zei hij: «De Kerk stelt ons een heel eenvoudig gebed voor, de Rozenkrans, het rozenhoedje, dat we in alle rust kunnen verdelen over de regelmaat der dagen. Door de Rozenkrans langzaam in het gezin, in de gemeenschap of individueel te bidden en te overdenken kunt u zich beetje bij beetje leren verplaatsen in de gevoelens van Christus en Maria, wanneer we alle gebeurtenissen memoreren die de sleutel vormen van ons heil. Met Maria zult u uw ziel openstellen voor de Heilige Geest opdat Hij de inspirator moge zijn van alle grote taken die u wachten» (6 mei 1980).
Evenals kinderen nadoen wat hun ouders doen, ze hun taal leren door ze te horen spreken, zo ook worden zij die de Rozenkrans bidden en met ernst en devotie de deugden van Jezus Christus in de geheimen van zijn leven in beschouwing nemen, inderdaad gelijk aan de goddelijke Meester, met de hulp van zijn genade en op voorspraak van de Heilige Maagd. «Uit het bidden van de heilige Rozenkrans, wanneer dat zo wordt gedaan dat het zijn volledige effect bereikt, vloeien niet alleen voor de mensen afzonderlijk, maar voor de hele christelijke gemeenschap voordelen voort van onschatbare waarde», verklaarde paus Leo XIII (Encycliek Laetitiæ sanctæ, 8 september 1893). Dezelfde Kerkvorst zette de weldaden uiteen die voortvloeien uit de overdenking van de vreugdevolle geheimen: «De grote voorbeelden van bescheidenheid en nederigheid, van geduld in het werk, van welwillendheid jegens de naaste, van het tot in de perfectie volbrengen van de geringste plichten in het privé- leven en van alle deugden (van de Heilige Familie van Nazareth) zouden niet overdacht kunnen worden noch aldus beetje bij beetje in het geheugen kunnen worden vastgelegd, zonder dat dit ongemerkt een heilzame verandering in de gedachten en de levensgewoontes tot gevolg heeft».
In het leven van alle dag
Over de smartelijke geheimen zei Paus Leo XIII: «Hoe zou wie dan ook die herhaaldelijk, niet alleen met de ogen van het lichaam, maar in gedachten en al mediterend dergelijke grote voorbeelden van kracht en deugd (als die van Jezus en Maria tijdens Christus' Lijden) in ogenschouw neemt, niet van verlangen branden om hen na te volgen?... Maar wanneer we spreken over geduld, bedoelen we geenszins de ijdele vertoning van een door de smart verharde ziel...maar juist het geduld dat een voorbeeld neemt aan Hem die in plaats van de vreugde die Hem toekwam een kruis op zich heeft genomen en de schande niet geteld heeft (Heb 12,2)».
Wat de glorierijke geheimen betreft voegde hij eraan toe: « In de glorierijke geheimen leren we dat de dood geen ondergang is die niets achter zich laat, maar de overgang van een leven naar een ander en dat de weg naar de hemel voor ieder open is. Wanneer we er de Christus Jezus naar zien opstijgen herinneren wij ons zijn belofte er ons een plaats te bereiden (Joh 14,2 ). De heilige Rozenkrans herinnert er ons aan dat er een tijd zal komen waarin God iedere traan in onze ogen zal drogen, waarin er geen rouw meer zal zijn, noch gekerm, noch enige smart, waarin wij voor altijd bij Onze-Lieve-Heer zullen zijn, naar Gods gelijkenis omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is; wij zullen bedwelmd worden door de stroom van zijn zaligheden, medeburgers van de heiligen, en dus van de Heilige Maagd, onze Moeder... Hoe zou een ziel die wordt gevoed met dergelijke gedachten zich niet getroost weten wanneer zij bedenkt dat de lichte kwelling van het ogenblik ons een alles overtreffende volheid van eeuwige glorie bezorgt (cf.2 Kor 4,17). Voorwaar, hier alleen in schuilt het geheim van de eenheid, zoals die hoort te bestaan, tussen tijd en eeuwigheid, de aardse en de hemelse stad, en van de vorming van edele karakters».
Aldus ontwikkelt de Rozenkrans door middel van de beschouwing van de geheimen het geloof in ons. Paus Leo XIII schreef: «De Rozenkrans biedt een praktisch middel de geesten te voeden met en te doordringen van de voornaamste dogma's van het christelijk geloof... De christen is dermate gepreoccupeerd met de diverse zorgen van alledag en zo snel afgeleid door futiliteiten dat hij, indien hij niet vaak wordt gewaarschuwd, beetje bij beetje de belangrijkste en noodzakelijkste dingen vergeet en het voorkomt dat zijn geloof verslapt en zelfs uitdooft... De Rozenkrans voert tot het beschouwen en vervolgens vereren van de voornaamste geheimen van onze godsdienst... Daarom kunnen we zonder overdrijving beweren dat onder personen, in gezinnen en onder volkeren waar het rozenkransgebed in praktijk is gebleven en in ere is gehouden zoals vroeger, niet gevreesd hoeft te worden dat onwetendheid en giftige dwalingen het geloof vernietigen» (Encycliek Magnæ Dei Matris, 7 september 1892)
Volkeren nieuw leven inblazen
Zonder te zien, te voelen of te smaken
Men kan de rozenkrans bidden terwijl men handarbeid verricht want handarbeid is niet altijd in strijd met hardop bidden. Indien men niet genoeg tijd kan vinden om een hele rozenkrans aan één stuk te bidden kunt u nu eens hier, dan eens daar een tientje bidden zodat ondanks al uw bezigheden en bedrijvigheid op zijn minst één rozenhoedje af komt voor het slapen gaan. Maar het bidden van de rozenkrans in het gezin of met anderen is nog beter.
Het rozenkransgebed verlangt nederigheid, geloof en veel vertrouwen in de woorden van Jezus Christus: Alles wat ge in het gebed vraagt, geloof dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen (Mc 11,24). De hemelse Vader wil niets liever dan ons de heilbrengende wateren van zijn genade en zijn barmhartigheid schenken. U doet Jezus Christus een genoegen als u Hem vraagt om zijn genaden en Hij zich wanneer u het niet doet beklaagt hij zich liefdevol: Tot nu toe hebt gij niets gevraagd... Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en ge zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan (Joh 16,24 - Mt 7,7). Bovendien heeft Hij, om ons nog meer in vertrouwen tot Hem te laten bidden, zijn woord gegeven toen hij verklaarde dat de hemelse Vader ons alles zou geven wat we Hem in zijn naam zouden vragen (Joh 16,23).
Maar laten we zowel met vertrouwen als in volharding bidden. Alleen hij die met volharding vraagt, zoekt en klopt zal ontvangen, vinden en binnengaan (Mt 24,13). Het volstaat niet een maand, één, tien of twintig jaar lang een paar genaden aan God te vragen; men moet zich niet laten ontmoedigen, maar tot aan de dood blijven vragen. God laat ons soms lang zoeken en vragen naar de genaden om ze nog meer te vergroten opdat de persoon die ze ontvangt ze te meer waardeert en ervoor waakt ze niet te verliezen nadat hij ze heeft ontvangen, want men heeft niet veel waardering voor wat men in een oogwenk en met weinig moeite verkrijgt.
Laten we aan de gelukzalige Virginia Centurione vragen ons te helpen tot de Heilige Maagd te bidden en ons op God te verlaten naar haar eigen woorden: «Mij in en voor alles over te geven in de handen van Hem die mij geschapen heeft, van Hem die mij meer dan ik bedenken kan zal helpen».