Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
7 oktober 2013
O.-L.-Vrouw van de Rozenkrans


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

«Ik weet goed dat in bepaalde kringen het idee alleen al van een wonder uit de mode lijkt te zijn en zelfs onvoorstelbaar, schreef dokter Oliviéri, voorzitter van het Medisch Bureau van Lourdes van 1959 tot 1971... Wanneer men dan ook met die mensen spreekt over wonderbaarlijke genezingen, hebben ze altijd een kant-en-klaar antwoord: deze feiten, zo zeggen ze, zijn ofwel niet bestudeerd, ofwel te verklaren met allerlei soorten natuurlijke oorzaken... ofwel zullen later te verklaren zijn... Wat uiteindelijk al deze verklaringen met elkaar gemeen hebben is het a priori geponeerde argument dat “het wonder niet bestaat”. Daarop kan ik antwoorden: “Het wonder bestaat wel”. Zoals de grote Carrel erkende, zijn de genezingen van Lourdes een feit waartegen geen enkele bewering steek houdt.»

Een van de beroemdste en oudste wonderen van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes was de genezing van Pieter de Rudder. Op 16 februari 1867 begeeft Pieter de Rudder zich naar zijn werk dichtbij Jabbeke (België), ontmoet twee jongelieden die bomen aan het omhakken zijn in de omgeving van het kasteel. Een van de bomen is in een naburige tuin gevallen en de houthakkers proberen hem weer op de weg te krijgen met behulp van hefbomen. Pieter biedt zijn hulp aan. Plotseling zakt de opgeheven boom in elkaar en verbrijzelt de stam het linkerbeen van Pieter. De onmiddellijk opgeroepen arts kan slechts vaststellen dat het scheenbeen en het kuitbeen gebroken zijn. In een poging de gebroken beenderen bijeen te houden en te proberen ze weer aan elkaar te hechten, legt hij een gipsverband om het been. In de weken die hierop volgen neemt Pieters pijn toe: er heeft zich een koudvuurachtige open wond gevormd die vervolgens de aangrenzende spierweefsels aantast. Twaalf maanden gaan voorbij, zonder verbetering: De zieke die dan 44 jaar is, is aan zijn bed gekluisterd, zonder hoop op genezing. De artsen raden hem amputatie aan, maar hij weigert.

«Wat doe je?»

Acht jaren gaan voorbij. In 1875 besluit Pieter op pelgrimstocht te gaan naar Oostakker, een plek waar een replica van de “Grot van Lourdes”, ter ere van de verschijningen van de Onbevlekte Maagd Maria aan heilige Bernadette staat. Op 5 april gaat Pieter naar het kasteel van Jabbeke en vertrouwt de burggraaf zijn plan toe: hij wil naar Oostakker om zijn genezing af te smeken. Door nieuwsgierigheid gedreven vraagt de verloofde van de burggraaf of zij de wond mag zien. De zieke wikkelt het verband los en dan komt de wond te voorschijn, groot als de palm van een hand: de twee delen van de gebroken beenderen zijn van elkaar gescheiden door een etterende wond en niets dat wijst op een begin van heling. Pieter kan zijn hak naar voren draaien en zijn tenen naar achteren. Op 7 april gaat de gewonde, steunend op zijn krukken en geholpen door zijn echtgenote, op weg. In Oostakker aangekomen drinkt Pieter na wat rust een beetje water en loopt op zijn krukken tweemaal een rondje om de Grot. Hij gaat vervolgens uitgeput zitten voor de beeltenis van de Heilige Maagd, op een van de banken die voor de pelgrims zijn gereserveerd. Hij smeekt om vergeving van al zijn zonden en vraagt dan Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes de genade opnieuw te kunnen werken zodat hij weer voor zijn gezin de kost kan verdienen. Terstond voelt hij zich geroerd en diep bewogen. Niet wetend wat hij doet, staat hij zonder steun op, loopt door de rijen pelgrims en knielt neer voor het beeld. Plotseling komt hij tot zichzelf en roept uit: «Ik, op de knieën! Waar ben ik, o mijn God ?» Hij staat dadelijk weer op, in vervoering stralend van vreugde en maakt eerbiedig een ronde om de Grot. «Wat gebeurt er ? Wat doe je, wat doe je ?» roept zijn vrouw uit. Iedereen verdringt zich om Pieter; men stelt hem vragen; geen twijfel mogelijk: hij kan rechtop staan en lopen; zijn twee benen dragen hem met gemak en zonder pijn. Dank, Onze-Lieve-Vrouw!

Een arts onderzoekt het lidmaat en ontdekt dat het been en de voet die enkele ogenblikken voordien nog sterk gezwollen waren hun normale volume hebben aangenomen, zo zeer dat de verbanden er vanzelf zijn afgevallen; de wond is geheeld, de gebroken beenderen zitten weer aan elkaar ondanks de afstand ertussen, en de twee benen zijn van gelijke lengte. Uit erkenning voor zijn genezing zal Pieter vierhonderd keer naar de Grot terugkeren in de drieëntwintig jaar die hij op dit ondermaanse nog zal doorbrengen. Zonder ooit weer last te krijgen van zijn ongeluk zal hij zijn vak van tuinman nog tot aan zijn dood op vijfenzeventigjarige leeftijd, in 1898, blijven uitoefenen. Om zich beter te vergewissen van de echtheid van zijn genezing worden na zijn dood de beenderen en de benen opgegraven. Dit maakte het mogelijk de objectieve realiteit van het letsel alsook van de consolidatie aan te tonen. Er is een afgietsel van die beenderen gemaakt dat zich op het Medisch Bureau in Lourdes bevindt. In 1908 heeft de bisschop van Brugge verklaard dat er reden is in de genezing van Pieter de Rudder een wonder te zien dat kan worden toegeschreven aan Gods tussenkomst, verkregen op voorspraak van de Allerheiligste Maagd Maria.

Een langdurige procedure

De genezing van Pieter de Rudder vindt plaats in België, maar vooral in Lourdes zelf komen veel genezingen voor. In 2011, bijvoorbeeld, zijn achtenveertig gevallen van genezingen opgetekend door het Medisch Bureau van Lourdes. Toen het werd ingesteld in 1884 heette het het Bureau van Raadplegingen. De artsen, gelovigen of ongelovigen, die hierin zitting hebben controleren de realiteit van iedere genezing die door de zieken wordt voorgelegd, bestuderen vervolgens van nabij deze genezingen om te zien of ze een buitengewoon karakter dragen dat de medische wetenschap niet kan verklaren. Na afloop van de onderzoeken die zijn uitgevoerd door het Medisch Bureau en wanneer tenminste tweederde van de artsen van mening zijn dat het vast staat dat er een duurzame en medisch onverklaarbare genezing is opgetreden, wordt het dossier doorgestuurd naar de hogere medische instantie, het Internationaal Medisch Comité van Lourdes dat is opgericht in 1947. Dit comité is volledig onafhankelijk van het Medisch Bureau, is gevestigd in Parijs en komt eens per jaar bij elkaar. Het omvat een dertigtal leden die bij coöptatie zijn gekozen en benoemd door de bisschop van Tarbes en Lourdes. Daarin zijn de meeste medische disciplines vertegenwoordigd en het merendeel zijn professoren of hoofden van dienst van universitaire ziekenhuizen en van meerdere nationaliteiten. Voor elk geval stelt een lid van het comité, specialist van de betreffende ziekte, een rapport op dat met alle leden besproken wordt. Aan het eind van deze procedure die meerdere jaren duurt beantwoorden deze de volgende vraag: is de vastgestelde genezing een verschijnsel in strijd met observaties en vooruitzichten ontleend aan de medische praktijk, en tevens wetenschappelijk onverklaarbaar? Wanneer tweederde van de comitéleden die vraag bevestigend beantwoorden gaat het dossier naar het bisdom waaruit de genezen persoon afkomstig is. Vervolgens is het aan het bisdom om, zo het dat juist acht, te verklaren dat de genezing een wonderbaarlijke is geweest. Het begint met de vorming van een commissie die de genezing opnieuw zal onderzoeken, met name de spirituele aspecten ervan. Tenslotte zal het de beslissing nemen de genezing wel of niet officieel als een wonder te erkennen.

Sinds de verschijningen in Lourdes zijn zevenenzestig genezingen aldus erkend als wonderbaarlijk (twee andere genezingen zijn herfst 2011 door het Internationaal Comité van Lourdes als onverklaarbaar erkend). Het werkelijk aantal authentieke en volledige genezingen is evenwel veel groter. «Onder de talloze zieken die jaarlijks in Lourdes genezen, zo merkt eerwaarde Laurentin op, is een aantal dat zich niet meldt en de verkregen gunst liever voor zich houdt. Ik ken hiervan meerdere gevallen. Onder hen die zich wel melden ontbreekt het vaak aan voldoende elementen om een dossier samen te stellen dat de ziekte en het karakter ervan overtuigend aantoont. Onder hen die een dossier kunnen overleggen zijn veel gevallen die niet in behandeling worden genomen, hetzij omdat het dossier niet volledig is, hetzij omdat het bewijs op een of ander punt ontbreekt...» (Lourdes, Histoire authentique des apparitions, Paris Lethielleux 1961-1964). In 1993 schatte de voorzitter van het Medisch Bureau dat op de 6000 genezingsverklaringen die door de medische instanties van Lourdes sinds de verschijningen waren geregistreerd er ongeveer 2000 gevallen beschouwd kunnen worden als buitengewone genezingen.

Drinkwater

Deze feiten hebben talloze vragen opgeroepen en hebben ertoe geleid dat men op zoek is gegaan naar de natuurlijke oorzaken waarmee ze te verklaren zouden zijn. Men heeft de natuurlijke en chemische kenmerken van het water uit de Grot nader onderzocht. Talloze analyses zijn ervan gemaakt: «Het water van de Grot van Lourdes heeft een samenstelling die men mag beschouwen als zijnde die van normaal drinkwater en overeenkomstig aan die van het water dat men aantreft in de bergen waarvan de bodem rijk is aan kalk. Dat water bevat geen enkele substantie waaraan het uitgesproken therapeutische kenmerken zou kunnen ontlenen» (cf. Henri Lassere, Notre-Dame de Lourdes, 1880). Andere analyses die nadien zijn uitgevoerd hebben soortgelijke resultaten opgeleverd.

Men probeert soms de genezingen van Lourdes te verklaren als psychische verschijnselen. Maar we moeten vaststellen dat de grote verscheidenheid aan genezen ziektes (tuberculose, multiple sclerose, de ziekte van Pott, kanker...) de mogelijkheid van één enkele natuurlijke, fysieke of psychische, therapeutische werking uitsluit. Onder de artsen die de voorliggende gevallen onderzoeken, en met name de artsen van het Internationaal Comité, bevinden zich overigens specialisten die op het gebied van de psychiatrie alle kwalificaties bezitten.

Dokter Alexis Carrel (1873-1944), professor in de anatomie aan de universiteit van Lyon, is op zijn beurt ook geconfronteerd met de wonderen van Lourdes. Op een dag in 1902 stemt deze ongelovige arts op verzoek van een confrater erin toe een trein met zieken naar Lourdes te begeleiden. Hij is belast met de zorg voor een zieltogend meisje, Marie Bailly, dat is aangetast door peritonitis tuberculose in het laatste stadium. Tijdens een gesprek met een vriend die hem verhaalt van een geval van een plotseling genezen zuster nadat ze water had gedronken, mompelt Alexis Carrel: «Interessant geval van autosuggestie. Van een biddende menigte gaat een soort fluïdum uit dat met ongelooflijke kracht op het zenuwstelsel werkt, maar niets uithaalt wanneer het om organische aandoeningen gaat.» Zijn vriend probeert hem uit de droom te helpen, maar Alexis is onvermurwbaar: «Ik blijf sceptisch. Niemand heeft iets wetenschappelijk aangepakt. De zieke had door een competente arts, onmiddellijk voor de genezing, onderzocht moeten worden. Een wonder is absurd, dat is zeker. Maar als het wonder wordt vastgesteld onder voorwaarden die voldoende concreet zijn om de zekerheid te hebben dat men zich niet vergist heeft, moet het wel worden toegegeven. Geen enkel argument kan op tegen de realiteit van een feit... Ik ben hier gekomen zonder enige andere bedoeling dan een instrument te zijn dat goed registreert... Maar wanneer ik onder mijn ogen een wond slechts zou zien dichtgaan, zou ik een fanatiek gelovige of een gek worden.» En dan vervolgt hij: «Er is ook dat jonge meisje, Marie Bailly... Ik vrees dat ze zal sterven waar ik bij sta. Als zij zou genezen zou dat echt een wonder zijn. Ik zou overal in geloven en monnik worden!»

Om drie uur

Marie Bailly vraagt in het water van het zwembad te worden gedompeld. Dokter Carrel denkt dat dit bad haar dood zal worden, maar hij kan zich niet tegen de wil van de zieke verzetten. Ter plekke aangekomen wordt de zieke niet ondergedompeld in het water, maar het volstaat met haar door de ziekte gezwollen buik enige malen met water te bevochtigen om haar vervolgens naar de Grot te vervoeren. Carrel begeleidt haar. Hij mompelt: «Ach, wat zou ik graag, zoals al die ongelukkige, willen geloven dat u niet alleen maar een verrukkelijke fontein bent, die ons brein heeft bedacht, oh Maagd Maria. Genees dus dit meisje; ze heeft al te veel geleden. Sta haar toe een beetje te leven en maak dat ik geloof.» Plotseling komt de stervende onder zijn ogen weer tot leven: haar gelaatstrekken krijgen weer kleur, de polsslag wordt weer normaal, de buitengewoon gezwollen buik wordt langzaamaan minder volumineus. Met zijn pen noteert Carrel het precieze tijdstip op zijn mouw: 14 uur 40. Om drie uur is de volledige genezing een feit. «Ik ben genezen!» zei Marie Bailly. Carrel zal schrijven: «Het was het onmogelijke. Het was het onverwachte. Dat was het wonder dat zojuist was geschied!»

Minutieus bestudeert hij in de loop van de avond en de nacht het geval en noteert alle bijzonderheden. Twee andere artsen voegen hun constateringen bij de zijnen. Hij ondervraagt het wonderbaarlijk genezen meisje: «Wat ga je nu doen? – Ik ga naar de zusters van Sint-Vincentius a Paulo; die zullen mij opnemen en ik ga voor de zieken zorgen.» Gelukkig en verveeld tegelijk door dit avontuur gaat Carrel, na langdurig door de nacht te hebben gedwaald, de basiliek binnen, gaat naast een oude boer zitten en spreekt, met het hoofd tussen de handen, dit gebed uit: «Zoete Maagd, toeverlaat van de ongelukkigen die u nederig uw hulp afsmeken, kijk naar mij. Ik geloof in u. U heeft mijn twijfel willen beantwoorden met een onbetwist wonder. Ik kan het niet zien en twijfel nog steeds. Maar mijn grootste verlangen en hoogste doel van al mijn streven is te geloven.»

Het is echter nog geen bekering. De wonderen, zelfs indien naar behoren vastgesteld, bewijzen wel dat het logisch is te geloven, dat wij moeten geloven. Maar de geloofsdaad is het gevolg van een bovennatuurlijke genade die de medewerking van de vrije wil van de mens vereist. Alexis Carrel heeft nog heel wat jaren nodig om tot de volheid van het geloof te komen. Eenmaal terug in Lyon zet hij in een eerlijk artikel de feiten uiteen waarvan hij getuige is geweest, zonder een enkele conclusie te formuleren. H. Edith Stein heeft een zielsgesteldheid beschreven die op die van Carrel op dat moment van zijn leven lijkt: «Ik kan vurig verlangen naar het godsdienstig geloof zonder dat het me daarom zal worden gegeven. Veronderstel dat een overtuigd atheïst tijdens een godsdienstige ervaring het bestaan van God beleeft. De vraag van het geloof kan hij niet ontlopen en tegelijk buiten de geloofssfeer blijven; hij laat het geloof niet in zich doorwerken, maar klampt zich vast aan zijn wetenschappelijke wereldbeeld dat juist ingrijpend had moeten veranderen.»

«Dat de woestijn moge bloeien!»

In augustus 1909 is Alexis Carrel opnieuw in Lourdes. In de onderzoekszaal van het Bureau van de Medische Vaststellingen maakt hij zich gereed om twee fistels van het coxofemoraal gewricht van een patiënt te fotograferen wanneer deze onder zijn ogen opeens weer sluiten. Maar deze nieuwe genezing waarvan hij de rechtstreekse getuige is is nog niet de aanleiding voor zijn terugkeer naar het geloof. Zijn medische onderzoekingen worden in 1912 beloond met de Nobelprijs voor de Geneeskunde (hij is de “vader” van meerdere moderne geneeskundige technieken) en zijn de aanleiding voor talloze overpeinzingen over de mens; hij komt tot de constatering dat het wetenschappelijk experiment niet voldoende is om te zeggen wie de mens is, want de geestelijke dimensie blijft buiten beschouwing. In 1935 publiceert hij zijn meesterwerk: De onbekende mens. In de zomer van 1937 ontmoet hij Dom Alexis Presse, stichter van de cisterciënzer abdij van Boquen in Bretagne. De vriendschap die tussen beiden ontstaat zal hem van grote steun zijn voor zijn terugkeer naar het geloof. Hij is nu van mening dat zijn wetenschappelijke loopbaan slechts de “bovenkant van het leven” heeft betroffen en in zijn dagboek schrijft hij op 3 november 1938: «Heer, mijn leven is een woestijn geweest want ik heb U niet gekend. Maak dat ondanks de herfst de woestijn mag bloeien! Moge iedere minuut van de dagen die mij resten aan U gewijd zijn!» En, in een artikel over het gebed in 1940 zal hij schrijven: «Die God die zo toegankelijk is voor hem die weet lief te hebben blijft verborgen voor hem die slechts weet te begrijpen.»

Alexis Carrel sterft op 5 november 1944, na de laatste sacramenten te hebben ontvangen. Dom Presse zal schrijven: «Sommigen hebben beweerd dat hij niet katholiek was (aan het eind van zijn leven). Ik hoor hem nog met kracht zeggen: “Ik wil geloven en ik geloof alles dat de katholieke Kerk wil dat wij geloven en daar heb ik geen enkele moeite mee want ik zie geen enkele tegenstrijdigheid met de zekerheid van de wetenschappelijke gegevens.”»

De wonderen die God doet op voorspraak van de heiligen zijn bestemd om het geloof te ondersteunen dat weer nodig is om toegang te krijgen tot het eeuwig leven. Het geloofsgegeven is niet iets van geopenbaarde waarheden die waar en begrijpelijk lijken in het licht van onze natuurlijke rede. Wij geloven “op gezag van God zelf, die openbaart en zich niet kan vergissen en niet kan bedriegen”. “Opdat de hulde van het geloof niettemin overeenstemt met ons verstand, heeft God gewild dat de inwendige bijstand van de heilige Geest vergezeld gaat van de uitwendige bewijzen van zijn openbaring”. Zo zijn de wonderen van Christus en de heiligen, de profetieën, de verbreiding en de heiligheid van de Kerk, haar vruchtbaarheid en haar stabiliteit “zekere tekenen van de openbaring, aangepast aan het begrip van ieder”, en “motieven van geloofwaardigheid” die tonen dat de instemming van het geloof “geenszins een blinde gemoedsopwelling is”. (cf. Catechismus van de Katholieke Kerk, 156).

Maar buiten de fysieke wonderen is Lourdes een plaats waar zich talrijke spirituele genezingen (bekeringen, terugkeer naar de geloofsbeoefening, herstel van innerlijke rust...) voordoen. Een le theoloog merkte eens op: «Op Lourdes komen duizenden mensen af die er zelfs niet aan denken om lichamelijke genezing te vragen: ze komen er niet om wonderen te zien of omdat ze wonderen hebben gezien, maar om zich spiritueel te hernieuwen. Zonder een enkel extern wonder zouden de pelgrimsvaarten even frequent plaats vinden want de interne wonderen van tot inkeer komende harten zouden zich gewoon voortzetten: en die zijn van veel groter belang!» (C. Balic, o.f.m., Un double problème d”actualité: miracles et guérisons de Lourdes, 1960). Jean-Pierre Bély, de zesenzestigste persoon wiens genezing (9 oktober 1987) als wonder erkend is in 1999, zegt in zijn getuigenis dat hij eerst een vredigheid en spirituele vreugde heeft ervaren nadat hij de Ziekenzalving heeft ontvangen; de fysieke genezing vond pas later plaats. Alle door een wonder in Lourdes genezen personen hebben hun leven fysiek en spiritueel zien veranderen.

«Hier houdt men van...»

De boodschap van de Maagd Maria aan Sint-Bernadette is allereerst een boodschap van innerlijke genezing, dat wil zeggen van inkeer en gebed. Op 14 augustus 1983 herhaalde Paus Johannes Paulus II deze boodschap: «Laten we het maar gewoon zeggen: onze wereld heeft behoefte aan inkeer... Tegenwoordig is het zondebesef op zich voor een deel verdwenen omdat het Godsbesef verloren gaat. Men heeft geprobeerd een humanisme zonder God te creëren en het geloof loopt voortdurend het risico over te komen als iets van enkele zonderlingen, zonder een rol van betekenis voor het heil van allen. Het geweten van de mens is verduisterd, zoals ten tijde van de eerste zonde toen men geen onderscheid meer maakte tussen goed en kwaad... Het blijft moeilijk deze wereld te overtuigen van de ellende van haar eigen zonde, en van het heil dat God haar voortdurend aanbiedt... Welnu, de Maagd zonder zonde brengt ons hier in herinnering hoe fundamenteel deze behoefte is; tegen ons, zoals tegen Bernadette zegt ze: Bid voor de zondaars, kom u wassen, u zuiveren, een nieuw leven putten... Want Maria die de natuurlijke vijand van de Satan en het tegendeel van de zonde is, laat zich hier zien als de vriendin van de zondaars, zoals Christus die met hen at en onder hen leefde, Hij de Heilige van God. Dit is het Goede Nieuws dat ze de wereld en ieder van ons wil doorgeven. Het is mogelijk, weldoend en van vitaal belang de weg naar God te vinden en te hervinden... In feite is het alsof hier (in Lourdes) de vrees voor andermans oordeel en allerlei andere weerstanden – die te vaak de inkeer en de geloofsbeoefening tegenhouden – op een natuurlijke manier werden overwonnen. Hier bidt men, houdt men van bidden, houdt men ervan zich met God te verzoenen, houdt men ervan de Eucharistie in ere te houden, ruimt men een ereplaats in voor de armen en de zieken. Het is een uitzonderlijke plek van genaden. God zij geloofd!»

De volgende dag, op 15 augustus, spoorde de Paus de gelovigen aan het geloof als kostbare schat te behoeden: «Laat de geloofszekerheden niet verwateren of monddood maken door de eerste de beste atheïstische ideologie of eenvoudigweg door stelselmatige en ondoordachte pogingen het geloof op losse schroeven te zetten. Laat geloofsonverschilligheid niet de plaats innemen van het geloof in de Zoon van de levende God, noch het praktisch materialisme het Gods verlangen verstikken waarvan jullie het stempel dragen...Bid, ook jullie, bid meer... en zorg ervoor, jongeren en volwassenen, dat jullie geloof wordt gevoed... Neem geen voorbeeld aan de zeden van de wereld en laat je vooral niet ontmoedigen. Het leven zoals Christus het ons heeft voorgeleefd is mogelijk omdat de Heilige Geest ons is gegeven... Laat de nieuwe generaties niet in ontreddering achter door godsdienstige onwetendheid, maar laat jullie familie, jullie omgeving de vastberadenheid erkennen van jullie overtuigingen die in overeenstemming zijn met jullie manier van leven. Geef blijk van de hoop die in jullie leeft!»

Laten we de nederige Sint-Bernadette bidden ons te helpen deze aanbevelingen van de gelukzalige Johannes Paulus II op te volgen.

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.