Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
9 juni 2021
feest van h. Efrem, diaken en krkl.


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Heilige Hiëronymus «een Kerkvader die in het centrum van zijn leven de Bijbel heeft geplaatst: hij heeft hem in het Latijn vertaald, heeft hem in zijn werken becommentarieerd en bovenal heeft hij zich heel zijn lang aards leven ingespannen om hem concreet te beleven, ondanks dat hij, zoals bekend, van de natuur een moeilijk en ontvlambaar karakter had gekregen.» (Generale Audiëntie van 7 november 2007). Deze Kerkvader (zoals heiligen worden genoemd die, door hun leer en voorbeeld, de Kerk om zo te zeggen, in haar kinderjaren hebben gevoed) geeft van zichzelf de volgende definitie: «Ik ben tegelijk filosoof, retor, taalkundige, dialecticus, kenner van het Hebreeuws, Grieks en Latijn.» Dat zijn de wapenen van de polemicus die in zijn onstuimigheid zelfs durft uit te varen tegen de bisschop van Hippo, Heilige Augustinus – tien jaar jonger dan hij –, alsof hij zich richtte tot een student: «Luister naar mijn raad, jongeman. Kom de arena der Schriften niet in om een grijsaard te provoceren! Je verstoort mijn stilte. Je pronkt alleen maar met de wetenschap.»

Heilige Hiëronymus is geboren rond het jaar 245, in Stridon, een versterkt gehucht op de grens tussen de provincies Dalmatië en Panonië (het huidige Hongarije). Zijn vader, Eusebius, is een rijke grootgrondbezitter. Hiëronymus vermeldt met trots: «Ik ben christen van geboorte, van christelijke ouders, en op mijn voorhoofd staat het Kruis afgebeeld.» Men geeft hem echter een heidense naam Hiëronymus (hetgeen betekent: hij wiens naam heilig is), in het Frans: Jérôme. In overeenstemming met een veel voorkomend gebruik in die tijd, wordt het kind niet gedoopt, maar alleen ingeschreven in het register van de catechumenen. Over zijn kinderjaren zal Hiëronymus zeggen: «Ik herinner me dat ik dartelend door de slaapkamertjes van de slaafjes liep en mijn vrije dag doorbracht met spelen en op het nippertje ben gered door mijn grootmoeder toen ik werd opgesloten door een woedende Olibrius.» Deze Olibrius is inderdaad een schoolmeester met hardhandige opvoedingsmethoden en het kind «heeft gehuild als het er met de zweep van langs kreeg». Als kind was Hiëronymus druk, schelms, zeer helder van verstand, bijzonder gevoelig van karakter, hetgeen hem lichtgeraakt en schichtig, maar ook heel aanhankelijk maakt en open voor ontmoetingen.

«Een koor van zaligen»

Zijn ouders sturen hem naar Rome om er zijn opleiding te voltooien. Daar wordt hij, onder leiding van betere leraren, ingewijd in de geheimen van de retoriek (de kunst van de welsprekendheid) en de dialectiek (kunst van het discussiëren). Hij legt een bibliotheek aan door met de hand, «met veel zorg en moeite» enkele werken van zijn favoriete schrijvers over te schrijven: Plautus, Vergilius, Cicero. Hij is evenwel ook verzot op verstrooiing: zijn hartstochtelijke natuur maakt hem extrovert en, hoewel hij zich niet in het genot stort met de vurigheid van een Augustinus, krijgen zijn nieuwe passies echter wel enige aandacht. Hij zal later gewag maken van zijn ontsporing «te midden van de dansende Romeinse jonge meisjes». Desondanks voert zijn godsdienstige geest hem op zondag met vrienden naar de catacomben. Tenslotte besluit hij in 366, door de genade aangeraakt, het Doopsel te ontvangen. Vervolgens begeeft hij zich naar Trier, waar keizer Valentianus zich heeft gevestigd. Om de wensen van zijn familie te vervullen zoekt Hiëronymus inderdaad een betrekking bij de overheid. Maar dan ontdekt hij het monastiek leven dat hem op ernstige gedachten brengt. Diep getroffen, besluit hij de wereld te verzaken en begint zich te interesseren voor de christelijke literatuur. Met deze nieuwe instelling wordt hij gedreven om naar Italië, naar Aquileia, terug te keren, waar hij zich aansluit bij een groep vurige christenen, die hij beschrijft als «een koor van zaligen» rondom bisschop Valerianus. In 374 besluit hij plotseling naar het Oosten te vertrekken, met het voornemen zich er aan het monastiek leven te gaan wijden.

Na een lange en moeizame reis, komt Hiëronymus, uitgeput van de koorts, in Antiochië van Syrië aan, bij een vriend die hij had ontmoet in Aquileia, de priester Evagrius. Hij lijdt er een genoegzaam, vredig en studieus leven; toch is het niet echt een monastiek leven. In de Vastentijd van het jaar 375 hoort hij, reeds door ziekte overvallen, in de loop van een droom hoe hem wordt verweten dat hij zo buitenmatig gesteld is op profane letteren: «In gedachten verbeeldde ik me hoe ik werd voorgeleid voor het tribunaal van de Opperrechter. Ik werd gevraagd naar mijn godsdienst: “Ik ben christen, antwoordde ik. – Je liegt, was het antwoord van de Opperrechter: Je bent ciceroniaan, geen christen. Waar je schat is, is je hart!”» Intens beproefd door zijn geweten, ziet Hiëronymus af van de profane boeken. Wanneer hij zich heeft teruggetrokken in de woestijn van Chalkis, ten zuiden van Aleppo (Syrië), beoefent hij strenge ascese en wijdt zich serieus aan de studie Grieks en Hebreeuws. Door de meditatie, de eenzaamheid en de omgang met Gods Woord ontwikkelt hij een steeds grotere voorliefde voor lezing van de Bijbel. Zijn broze gezondheid lijdt echter onder de ontberingen die hij zich oplegt: «Door de onthouding in de vastentijd was mijn gezicht bleek geworden, maar de begeerten zetten echter mijn geest en mijn ijskoude lichaam in vuur en vlam, in mij kookten nog slechts de branden van lusten.»

Verlichte leiding

De Kerk van Antiochië werd destijds verscheurd door een schisma. Hiëronymus wil snel een standpunt innemen en roept de hulp in van de Paus, maar het antwoord laat op zich wachten. De ariaanse monniken laten niet op zich wachten: zij vallen hem lastig met hun geruzie en wel zo zeer dat hij het in de woestijn niet meer uithoudt. Ontgoocheld keert Hiëronymus in 377 naar Constantinopel terug, waar hij zijn Bijbelstudie voortzet onder de verlichte leiding van Gregorius van Nazianze, theoloog en exegeet. Er ontstaat oprechte vriendschap tussen beiden. In die tijd ontdekt hij Origenes en begint een exegese te ontwikkelen (dat wil zeggen studie van een gewijde tekst) op basis van originele teksten in het Hebreeuws en Grieks. In 382 nodigen bisschop Paulinus en Epiphanus van Salamis hem uit met hen mee te gaan naar Rome waar ze Paus Damasus op de hoogte willen brengen van de gebeurtenissen die zoveel onrust veroorzaken in het Oosten. Hiëronymus aanvaardt de uitnodiging van ganser harte. De Heilige Vader, die zijn reputatie van asceet en zijn grote eruditie kent, neemt hem in dienst als zijn secretaris en raadpleegt hem over de betekenis van duistere passages in de Heilige Schrift. Hij draagt hem op een nieuwe vertaling in het Latijn te maken van de bijbel-teksten.

«Door zijn grote literaire kennis en zijn omvangrijke eruditie was Hiëronymus in staat een herziene vertaling van talloze bijbel-teksten te maken: voor de Latijnse Kerk en voor de westerse cultuur een werk van kostbare waarde. Op basis van de oorspronkelijke teksten in het Hebreeuws en het Grieks, en dankzij de onderlinge vergelijking met de voorgaande vertalingen, leverde hij een herziene vertaling van de vier Evangeliën in Latijnse taal, vervolgens ook van het Boek der Psalmen en van een groot gedeelte van het Oud Testament… Hiëronymus heeft ons een betere vertaling geschonken: zij is wat de “Vulgaat” wordt genoemd, de officiële tekst van de Latijnse Kerk, die als zodanig werd erkend door  het Concilie van Trente» en die na de recente herziening (1979) dat tegenwoordig nog altijd is (Benedictus XVI, 7 november 2007).

Een Romeinse weduwe, Marcella, op zoek naar een geestelijk leidsman die haar de Schrift kan uitleggen, wendt zich tot Hiëronymus. Weldra vormt zich een studiekring bestaande uit rijke weduwes die bijeenkomen in het paleis van Marcella. Daar treffen we Marcellina aan, de zus van Ambrosius van Milaan, Paula en haar dochters Blesilla, Eustochium en Paulina, en nog vele anderen. Sommigen onder hen zullen geëerd worden als heiligen. Hiëronymus laat zijn over-vlijtige leerlingen profiteren van het beste dat zijn onderzoeken hebben voortgebracht en van zijn weldadige geestelijke leiding. Een brief aan Eustochium is beroemd geworden: «De echtgenote van Christus lijkt op de ark van het Verbond die van buiten en van binnen was verguld. Zij is de hoedster van de Wet van de Heer. In de Ark lagen niets anders dan de Wetstafels. Er mag in jullie evenmin geen enkele vreemde gedachte huizen… Niemand moet jullie tegenhouden: geen moeder, geen zuster, geen familielid. De Heer heeft jullie nodig. Als ze jullie willen arresteren mogen ze beducht zijn op de plagen waar de Heilige Schrift over spreekt en die de Farao heeft moeten ondergaan omdat hij het volk van God de vrijheid geweigerd heeft Hem te aanbidden». Deze brief is een waar pleidooi voor het monastiek leven en de maagdelijkheid en wordt onder veel mensen verspreid; maar de hogere Romeinse kringen zijn ontzet. Sommige geestelijken voelen zich het mikpunt van kritiek door dit manifest voor een evangelisch leven; zij vergeven het de schrijver niet dat hij openlijk de vinger heeft gelegd op hun tekortkomingen. Ze zijn afgunstig op zijn invloed en noemen hem een vervalser en een godslasteraar omdat hij het heeft gedurfd wijzigingen aan te brengen in de bijbel-teksten zoals die tot dan toe formeel erkend waren. Uiteindelijk leidt het tot een woede-uitbarsting van platvloerse lasterpraat tegen hem en zijn vrome vriendinnen: wat heeft die monnik te zoeken te midden van deze dames? «Indien mannen mij zouden ondervragen over de Schrift, antwoordt Hiëronymus fijntjes, zou ik minder met vrouwen praten!»

Enthousiasmerende reis

Na de dood van Paus Damasus op 11 december 384 besluit Hiëronymus de droom die hij altijd al had te volgen en scheept zich in voor een reis naar het Midden-Oosten in augustus 385, met zijn broer Paulinus en enkele monniken die vastbesloten zijn zich samen met hem in het Heilige Land te vestigen.Enige tijd later voegen Paula en haar dochter Eustochium zich in Antiochië bij hen. Ze zetten een karavaan op touw die hen, midden in de winter, naar Judea moet brengen. Hiëronymus zal in een brief het enthousiasme van Paula beschrijven over het bezoek aan de heilige plaatsen. De pelgrims zetten de reis vervolgens verder naar Egypte en gaan naar Alexandrië waar een hogeschool voor catecheten staat die erfgename is van het onderricht van Origenes en Athanasius de Grote. Didymus de Blinde staat aan de leiding van deze school; Hiëronymus schaart zich onder zijn volgelingen. De pelgrims profiteren van hun verblijf om een bezoek te brengen aan de monniken van Egypte, de befaamde “Woestijnvaders”.

In 386 vestigt de kleine groep zich opnieuw in Bethlehem waar, dankzij Paula’s vrijgevigheid, weldra een klooster wordt gebouwd voor de monniken, en weer een ander voor de monialen, een versterkte toren en een hospies voor de pelgrims die op weg zijn naar het Heilig Land, «want zij herinnerden zich dat Maria en Jozef er geen hadden gevonden om er een rustpauze te houden.» Hiëronymus profiteert van de rust die hij nu geniet om welgemoed zijn werk weer op te vatten: vertalingen, bijbelcommentaren, geschiedenis, pennenstrijd, hagiografie… Paula leidt het klooster van de vrouwen en Hiëronymus dat van de mannen, maar hij geeft ook aan allen gepaste geestelijke leiding op basis van de Heilige Schrift. De Bijbel, die voor hem Christus is, neemt een plaats van de eerste orde in het gemeenschapsleven in; «je tong moet alleen Christus kennen zodat zij alleen nog kan zeggen wat heilig is.»

Benedictus XVI heeft de liefde van de heilige kerkleraar voor het Woord van God in het licht gezet: «Voor heilige Hiëronymus is “de Schrift niet kennen, Christus niet kennen”. Daarom is het van belang dat iedere christen in contact staat met en een persoonlijke dialoog onderhoudt met het Woord van God dat ons is gegeven in de Heilige Schrift. Onze dialoog met haar moet echt persoonlijk zijn, want God spreekt met ieder van ons via de Heilige Schrift en heeft voor eenieder een boodschap. Wij moeten de Heilige Schrift lezen, niet als een woord uit het verleden, maar als een Woord van God die zich eveneens tot ons richt. We moeten trachten te begrijpen wat God ons wil zeggen… Nooit moeten wij vergeten dat het Woord van God de tijden overstijgt. De menselijke opvattingen komen en gaan. Wat vandaag de dag het aller-modernste is, zal morgen het aller-oudst zijn, Het Woord van God is daarentegen Woord van eeuwig leven, draagt de eeuwigheid in zich, datgene wat voor altijd geldt. Door het Woord van God in ons te dragen, dragen wij in ons het eeuwige, het eeuwig leven» (7 november 2007).

 «Heb haar innig lief»

Heilige Hiëronymus «beval een van zijn geestelijke dochters aan: “Heb de Heilige Schrift lief… heb haar innig lief, en zij zal over je waken”. En ook: “Houd van de wetenschap van de Schrift, dan zal je de ondeugden van het vlees niet liefhebben.” Voor Hiëronymus was de overeenstemming met wat de Kerk leert een belangrijk methodisch criterium bij de Schriftverklaring. Wij kunnen de Schrift nooit op ons eentje lezen. Te veel deuren treffen we dan gesloten aan en gemakkelijk glijden wij dan af naar de dwaling… Voor hem moest een authentieke uitleg van de Bijbel altijd in harmonische overeenstemming zijn met het geloof van de katholieke Kerk… Daarom vermaande Hiëronymus: “Blijf vastgehecht aan de overgeleverde leer die je onderwezen is, zodat je volgens de gezonde leer kunt aansporen en weerleggen die haar tegenspreken.” In het bijzonder, zo concludeerde hij, moet iedere christen, gegeven het feit dat Jezus Christus zijn Kerk gegrondvest heeft op Petrus, in communio, in gemeenschap zijn “met de Leerstoel van de heilige Petrus. Ik weet dat op deze steenrots de Kerk gebouwd is”. Bijgevolg verklaarde hij zonder omhaal: “Ik sta aan de kant van ieder die verenigd is met de Leerstoel van Petrus”» (Generale Audiëntie van 14 november 2007).

Maar weldra brengen de origenistische onenigheden (veroorzaakt door dwalingen onder de volgelingen van Origenes die het definitief karakter van Gods Oordeel ontkenden), en vervolgens de strijd tegen het pelagianisme (dat beweerde dat de mens het initiatief heeft in zijn heil, en de erfzonde ontkende) Hiëronymus ertoe het geloof met straffe hand te verdedigen: bij sommige gelegenheden wordt zijn pen als een vlijmscherpe stiletto. Anderzijds moet hij door de barbaarse invasies die zorgden voor een grote toevloed van vluchtelingen in het Heilig Land, zijn dierbare studie op de achtergrond schuiven om aan zijn plichten van naastenliefde te voldoen. Hij volhardt echter niet minder in het heilig werk waartoe hij zich heeft bestemd. Zijn cel wordt een soort van vuurtoren voor de hele christelijke wereld: de naar volmaaktheid hunkerende zielen keren zich tot hem. Daaruit komt een even omvangrijke als gevarieerde briefwisseling voort met de fijnste geesten van zijn tijd. Aan een van hen die om raad vraagt laat Hiëronymus zien welk belang hij hecht aan het gemeenschapsleven: «Ik zie je liever in een heilige communauteit, dat jij niet jezelf onderwijst en jij je niet zonder meester begeeft op een weg die helemaal nieuw is voor jou.» Hij beveelt matiging aan in de manier van vasten: «Een bescheiden maar redelijke maaltijd is heilzaam voor lichaam en ziel.» Hij wijst erop dat een moedig streven naar de volmaaktheid een constante waakzaamheid vraagt, veelvuldige, zij het goed gemodereerde en met wijze voorzichtigheid gepraktiseerde versterving, een gedegen arbeid, intellectueel of met de hand, om ledigheid te voorkomen en vooral gehoorzaamheid aan God: «Niets… behaagt zozeer aan God als de gehoorzaamheid… die de hoogste en enige deugd is» (Homilie over de gehoorzaamheid: CCL 78,552).

«Verfraai dat heiligdom!»

«Het Evangelie, zo zei Benedictus XVI, moet zich vertalen in houdingen van ware liefde… Waar hij zich bijvoorbeeld richt tot priester Paulinus (die later bisschop van Nola en heilig wordt), geeft Hiëronymus deze de raad: “De ware tempel van Christus is de ziel van de gelovige: houd het in ere, dit heiligdom, verfraai het, breng er je offergaven en ontvang er Christus. Waartoe de wanden versieren met kostbare stenen, als Christus van de honger sterft in de persoon van een arme?” Hiëronymus maakt het concreet: “Christus kleden in de armen, Hem bezoeken in de lijdende, Hem voeden in de hongerende, Hem opnemen in de daklozen”. De liefde voor Christus, gevoed door de studie en de meditatie, doet ons elke moeilijkheid overwinnen: “Laten ook wij van Jezus Christus houden, zoeken wij steeds de vereniging met Hem: dan zal ons ook wat moeilijk is, makkelijk schijnen”» (14 november 2007).

De Paus (nu emeritus) onderstreepte ook de bijdrage van heilige Hiëronymus aan «de christelijke pedagogie. Hij neemt zich voor, “een ziel” te vormen “die tempel van de Heer moet worden”, een “heel kostbare edelsteen” in de ogen van God. Met een diep inzicht raadt hij aan, haar te behoeden voor het kwaad en voor aanleidingen tot zonde, en dubbelzinnige of lichtzinnige vriendschappen uit te sluiten. Vooral spoort hij de ouders aan dat zij een omgeving rond de kinderen creëren van sereniteit en blijdschap, dat zij hen tot studie en arbeid stimuleren, ook door lofprijzing en wedijver, hen aanmoedigen om moeilijkheden te overwinnen, in hen de goede gewoonten bevorderen en hen behoeden voor slechte… De ouders zijn de voornaamste opvoeders van de kinderen, de eersten die je leren hoe te leven. Zich richtend tot de moeder van een meisje en vervolgens zinspelend op de vader, spoort Hiëronymus in alle helderheid aan, als bracht hij een fundamenteel vereiste tot uitdrukking voor elk menselijk schepsel dat aan het bestaan begint: “Laat zij in jou haar lerares vinden, en laat haar onervaren kinderlijkheid met verwondering naar je kijken. Laat ze noch in jou noch in haar vader ooit houdingen zien die haar tot zonde zouden brengen als zij worden nagedaan. Overweeg dat jullie haar meer met het voorbeeld kunt opvoeden dan met het woord”… Een aspect bovendien dat men in die oude tijden niet zou verwachten, maar dat van vitaal belang wordt geacht door onze auteur, is de promotie van de vrouw, aan wie hij het recht toekent van een complete vorming: menselijk, op school, godsdienstig en qua beroep. En juist vandaag de dag zien wij hoe de vorming van de integrale persoon, de opvoeding tot verantwoordelijkheid ten overstaan van God en ten overstaan van de mens, de ware conditie is voor alle vooruitgang, voor elke vrede, voor alle verzoening en uitsluiting van het geweld. Opvoeding ten overstaan van God en van de mens: het is de Heilige Schrift die ons de gids biedt van die opvoeding en zo van het ware humanisme» (Ibid.).

Bedelen om brood,
liever dan het geloof verliezen

In de laatste jaren van zijn leven wordt Hiëronymus bestookt door een aaneenschakeling van beproevingen. In 404 sterft zijn trouwe vriendin, heilige Paula. In 410 valt de Visigoot Alarik Italië binnen en plundert Rome. Hiëronymus ziet hierin de tragische ineenstorting van een wereld en kermt: «Het Keizerrijk is zojuist het hoofd afgehakt. Om de gehele waarheid te zeggen: in een enkele stad gaat de hele wereld ten onder.» Het klooster van heilige Marcella wordt geplunderd; zij zelf wordt gemarteld en sterft kort daarna. In 416 organiseren monniken die op de hand zijn van Pelagius in Judea een strafexpeditie tegen de kloosters van Hiëronymus. Er komt een diaken om het leven, de gebouwen worden in brand gestoken. Men vlucht naar de versterkte toren: Hiëronymus ontsnapt ternauwernood aan de dood. Niet zonder trots schrijft hij: «Ons huis, voor wat betreft zijn materiële middelen, werd volledig geruïneerd door de ketterse vervolgingen. Christus is evenwel met ons. Het huis blijft dus vol van geestelijke rijkdommen. Je kan beter om brood bedelen dan je geloof verliezen.» In 418 wordt hij diep getroffen door de onverwachte dood van Eustochium die haar moeder Paula was opgevolgd aan het hoofd van het vrouwenklooster. Zij was zijn steun en toeverlaat in al zijn werken. Deze dood, zo schrijft hij, «heeft bijna de omstandigheden van ons bestaan veranderd, omdat wij tot heel wat dingen die wij wilden doen nu niet meer in staat zijn: de geest is vol vuur maar wordt overwonnen door de zwakheid van de ouderdom.» Zijn laatste brief zal voor Augustinus zijn en voor zijn vriend Alypius: «Ik zelf, zo schrijft hij, ben verrukt als ik een gelegenheid vind om jullie te schrijven, en laat er geen onbenut. God is mijn getuige dat, zo ik kon, ik de vleugels van een duif zou aannemen om mijn grote verlangen te stillen om jullie te omhelzen. Dat heb ik altijd vurig gewenst, zo hoog schat ik jullie deugdzaamheid: maar vandaag wens ik het heviger dan ooit, om mij met jullie te verheugen over de overwinning die jullie hebben behaald op de ketterij van Celestius (volgeling van de ketterse Pelagius), die jullie volledig tot zwijgen hebben gebracht door jullie ijver en oplettendheid… Ik zweer jullie ook, beste heilige en eerbiedwaardige priesters, mij niet te vergeten, en ik bid God dat jullie gezond van lijf en leden mogen blijven» (Brief 143). Verlamd door alle kwalen, bijna blind, slaapt de trouwe dienaar Gods vredig in op 30 september 420 (zestien eeuwen geleden dit jaar). Hij is begraven dichtbij de Geboortegrot in Bethlehem. Zijn overblijfselen werden in de VIIIe eeuw overgebracht naar Rome waar ze nu rusten in de basiliek Santa Maria Maggiore, dichtbij de relieken van de Kribbe van de Heer die Hiëronymus met grote zorg bijeen had gebracht.

«In de heilige boeken treedt de Vader, die in de hemel is liefdevol zijn kinderen tegemoet en spreekt met hen. Zo groot is de macht en kracht van het woord Gods, dat het voor de Kerk het steunpunt en de levenskracht is, en voor de kinderen van de Kerk de kern van hun geloof, de spijs voor hun ziel en de zuivere en bestendige bron van hun geestelijk leven.» (Constitutie Dei Verbum, nr. 21). Laten we naar voorbeeld van heilige Hiëronymus iedere dag tijd reserveren om het Woord van God te overpeinzen, hetzij rechtstreeks, hetzij met behulp van de commentaren van de kerkvaders en kerkleraren, want, zo zei hij, «hoe zou men kunnen leven zonder de wetenschap van de Schriften, door welke men Christus zelf leert kennen die het leven is van de gelovigen?»

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.