|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
7 april 2016 feest van H. Johannes-Baptista de la Salle |
«Er is vaak met reden gezegd dat religie hetgene is waardoor de gewone mens zich buitengewoon voelt; maar het is eveneens waar dat religie hetgene is dat maakt dat de buitengewone mens zich gewoon voelt.» Toen hij dit schreef schilderde Gilbert Keith Chesterton, zonder het te willen, zijn eigen portret. Deze schrijver en machtig literair genie is tot het katholiek geloof gekomen aan het eind van een nederige, loyale weg die hem in alles bewondering had bijgebracht voor de goedheid van God en voor het vermogen van de mens Hem te leren kennen.
G.K. Chesterton is geboren in Londen op 29 mei 1874; een maand later ontving hij het Doopsel in de anglicaanse kerk. Tijdens zijn schooljaren wekt hij de indruk een tamelijk middelmatig kind te zijn, zelfs enigszins achter bij de anderen en verstrooid, zo zeer dat zijn klasgenoten hem om het hardst proberen belachelijk te maken. Een van hen zal later zeggen: «Wij voelden dat hij op zoek was naar God.» Hij zelf zal echter bekennen: «Ik was een heiden toen ik twaalf was, en een complete agnost op mijn zestiende.» Hij maakt een crisis door waarin hij aan alles twijfelt en raakt zelfs gefascineerd door de duivelsverering en overweegt daarna zelfmoord. Ondanks alles groeit in hem langzaam maar zeker een diep gevoel voor het wonderbaarlijke en tevens dankbaarheid voor het goede van het bestaan.»
Sterke aantrekkingskracht
Van 1892 tot 1895 studeert Gilbert kunst aan de universiteit van Londen. Maar gedreven door een sterke aantrekkingskracht die de letteren op hem uitoefenen werpt hij zich vol vuur op de journalistiek. Al in 1900 publiceert hij een gedichtenbundel, The Wild Knight getiteld, waarin hij pleit voor ideeën die de moderne wereld ook al in zijn tijd belachelijk maakte: vaderlandsliefde, nederigheid, verering van het kind. Chesterton weet zijn lezer te boeien door zijn grote fantasie, zijn levendige stijl, zijn onverzadigbare belangstelling voor de wereld, en vooral door zijn verbazingwekkend vermogen de diepe zin der dingen en gedragingen waar te nemen die door de gewenning gebanaliseerd zouden worden. Op vertrouwde zaken in de werkelijkheid werpt hij een nieuwe blik, schudt er het stof der gewoonte van af en beschouwt al het oude in de pracht van het nieuwe ervan.
Gilbert is een man met een indrukwekkend postuur: 130kg en 1m93. In de mond een sigaar, een schoudermantel aan, een verkreukelde hoed op en een degenstok in de hand. In 1901 trouwt hij met Frances Blogg; ze zullen geen kinderen krijgen. Altijd volledig in beslag genomen door zijn overpeinzingen, zal hij zijn leven lang redelijk verstrooid blijven. Hij stuurt soms een telegram aan zijn echtgenote met de tekst: «Ik ben in Market Harbourgh. Waar zou ik moeten zijn?» Het antwoord dat hij ontvangt is duidelijk: «Thuis!» Hoewel verrukt van en één en al bewondering voor alle schoonheid in de schepping, beseft hij echter ook dat die zijn hart niet volledig kan tevreden stellen. Hij hoopt het ware geluk te vinden en probeert de liefde voor de goede dingen van deze wereld te verbinden met een nonchalance die hem vrij laat. Deze harmonie zal hij pas in het christendom vinden. Hij legt uit welke weg hij is gegaan in zijn boek Orthodoxy, gepubliceerd in 1908. Drie jaar ervoor had hij Heretics gepubliceerd, een werkje waarin hij opmerkte dat telkens wanneer een nieuwe profeet een nieuwe leer presenteerde, deze, bij nadere beschouwing, niets nieuws bleek te hebben. Een ketterij krijg je door een waarheid te isoleren; de ketter verkiest een op zijn maat gesneden waarheid boven de volledige waarheid. Maar daar alleen de volledige waarheid vrij maakt, blijkt de ketterij eerder een vorm van slavernij te zijn dan van bevrijding. In een preek van 5 december 2013 heeft Paus Franciscus Chesterton aangehaald: «Een ketterij is een gek geworden waarheid.» Waarop de Heilige Vader reageert: «Wanneer in christelijke woorden geen Christus zit slaan ze al snel de weg van de gekte in» (cf. Osservatore Romano in de Franse taal, 12 december 2013).
Het tamelijk ongewone genie van Chesterton belet hem niet diep nederig te blijven. Op een dag stelt een belangrijke krant aan verschillende bekende mannen de vraag: «Wat gaat er niet goed in de wereld? « Na lang te hebben geaarzeld antwoordt Gilbert: «Beste meneer, dit is mijn antwoord op uw vraag: Ik! Met de meeste hoogachting. G.K. Chesterton.» Hij denkt inderdaad dat men niemand meer moet wantrouwen dan zichzelf; onze ergste vijanden zitten in onszelf.» Chesterton put uit de nederigheid een grote capaciteit de wereld te bekijken met de blik van een kind. De moderne uitvindingen beroven hem niet van zijn gezond verstand noch van zijn liefde voor de eenvoudige dingen: «Van meet af aan was ik stomverbaasd over het ontzagwekkend wonder van het bestaan, over het wonder van mensen die op benen door de straten lopen, door het wonder van mensen die met elkaar zitten te praten.»
In 1914 wordt Chestertons gezondheid zwaar beproefd waardoor hij maanden lang het bed moet houden. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog treft een andere beproeving hem in zijn hart: zijn broer Cecil sterft in een militair hospitaal, in Frankrijk. Uit trouw aan zijn nagedachtenis zal Gilbert de uitgave van de krant voortzetten die door deze geliefde broer was opgericht. Na de oorlog wordt hij hoofd van de beweging Distributist die, in tegenstelling tot het socialisme en het ongecontroleerde kapitalisme, de gedachte oppert privé eigendom in zo klein mogelijke entiteiten op te splitsen en vervolgens in de maatschappij te herverdelen.
Reden van een bekering
Op religieus gebied ziet Chesterton steeds duidelijker dat er maar één Kerk is, precies zoals er ook slechts één heelal is». In 1922 treedt hij toe tot de Katholieke Kerk. Zijn echtgenote zal hem vier jaar later volgen. Wanneer men hem vraagt waarom hij zich heeft bekeerd, antwoordt hij laconiek: «Om van mijn zonde af te komen.» Dom Ignatius Rice, die was belast met zijn overgang tot het katholiek geloof, onderschreef dit eveneens: «Hij werd katholiek vanwege de efficiënte werking die de Kerk op de zonde uitoefent.» Dit verlangen naar vergeving van de zonden houdt de erkenning in dat de zonde een realiteit is, maar eveneens het geloof in het bestaan van de erfzonde. Voor Chesterton is de leer van de erfzonde alles behalve deprimerend, maar in tegendeel, de bron van een belangrijke troost: «Dit dogma verklaart dat wij misbruik hebben gemaakt van een wereld die goed is, en niet dat wij zitten opgesloten in een slechte wereld. Voor hem is het kwaad aan het slechte gebruik van de wil te wijten, en verklaart daarom dat men het kwaad kan rechtzetten door een goed gebruik van de wil. Elk ander credo is een soort van overgave aan het fatalisme.» Deze woorden komen overeen met wat de Catechismus van de Katholieke Kerk (CKK) leert:
Voortgekomen uit de goddelijke goedheid heeft de schepping deel aan deze goedheid: En God zag dat het goed was (Gn 1, 4 e.v.) De Kerk heeft herhaaldelijk moeten verdedigen dat de schepping, de materiële wereld inbegrepen, van nature goed is. De Kerk heeft altijd geleerd, hierin de heilige Paulus volgend, dat de geweldige ellende waaronder de mensen gebukt gaan, en hun neiging tot het kwaad en de dood niet te begrijpen zijn zonder deze in verband te brengen met de zonde van Adam. De leer over de erfzonde - samen met die over de verlossing door Christus - geeft een helder inzicht in de situatie van de mens en zijn handelen in de wereld. Door de zonde van de stamouders heeft de duivel een zekere macht over de mens gekregen, hoewel deze laatste zijn vrijheid behouden heeft. De erfzonde leidt tot «de slavernij onder de macht van hem die daarna het dodenrijk bezat, d.w.z. de duivel». Ontkennen dat de mens een gewonde, tot het kwaad geneigde natuur heeft, geeft aanleiding tot ernstige dwalingen op het gebied van de opvoeding, de politiek, het sociaal handelen en de zeden» (CKK, 299, 403, 407). Inderdaad, vanwege de erfzonde en haar gevolgen, met name de drievoudige begeerte, is de mens geneigd tot het kwade en heeft een verlosser nodig. Jezus Christus, de Zoon van God, heeft de zondige mensheid afgekocht door middel van zijn dood aan het Kruis, maar de daadwerkelijke verwezenlijking van de verzoening van iedere ziel met God gebeurt door de sacramenten. Terwijl door het Doopsel de erfzonde en alle andere zonden die voor het Doopsel zijn begaan worden vergeven, worden door het sacrament van Boetvaardigheid, ofwel de Biecht, de zonden die na de Doop zijn begaan vergeven. Het toedienen van dit sacrament is aan priesters toevertrouwd die de bevoegdheid krijgen alle zonden te vergeven. De goddelijke barmhartigheid is onbeperkt en niemand zou de moed moeten verliezen bij het zien van zijn zonden, hoe ernstig ze ook zijn. Indien men dit sacrament tegemoet treedt in de vereiste houding (berouw, verlangen zich te beteren en penitentie te doen, samen met het belijden van de zonden), heeft men zeker recht op Gods vergeving. Het is een teken van de onpeilbare wijsheid van God die heeft gewild dat de zonden door mensen worden vergeven, en dat we uit de mond van een andere man, zondaar zoals wij, kunnen horen: «In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, vergeef ik u uw zonden».
Een privé godsdienst
Dat de beroemde schrijver het traditioneel christelijk geloof omhelst komt doordat dit het ware is. Volgens hem is trots de reden dat het velen niet lukt de waarheid volledig te kennen, trots die hij definieert als «de vervalsing van de feiten door zichzelf in te brengen». Chesterton ontleent zijn filosofie niet aan een innerlijk persoonlijk gevoel, zoals heel veel moderne auteurs; de zijne is gebaseerd op een objectieve, universeel aannemelijke ervaring: «Een mens kan net zo min een privé godsdienst hebben als hij een privé zon en maan kan hebben.» Gilbert weet goed dat de Katholieke Kerk dogmatische onverzettelijkheid wordt verweten. In werkelijkheid heeft iedereen zijn dogmas, dat wil zeggen zijn beoordelingscriteria; het leven zou er zonder eenvoudig onmogelijk zijn. «Er bestaan, zo schrijft hij, maar twee soorten mensen: zij die bewust het (geopenbaarde) dogma aanvaarden, en zij die een dogma aanvaarden zonder zich ervan bewust te zijn.» De juiste vraag is dus op welk dogma wij ons leven stoelen. Sommigen denken dat het christendom, na zijn glorietijd te hebben gekend, voortaan achterhaald is. Chesterton deelt deze mening niet. Voor hem is de waarheid in feite niet dat «men het christelijk ideaal heeft geprobeerd en te licht heeft bevonden, maar eerder dat men doordat het te moeilijk werd gevonden, men het niet heeft geprobeerd.»
Priester detective
Gilbert ontmoet op een dag een priester, beladen met pakjes en een enorme paraplu onder de arm. Deze man maakt op hem de indruk van een onhandige en naieve mens. Maar, tijdens een wandeling in zijn gezelschap, realiseert hij zich dat deze argeloze geestelijke, Pater OConnor, eenvoudige pastoor in een parochie, dankzij zijn ervaring met de zielen, de geheimen van de slechte menselijke eigenschappen en van de schanddaden beter kent dan de beste agent van Scotland Yard. Hij bedenkt dan een personage, Father Brown, die de held wordt van een reeks detectiveverhalen. De priester detective verschijnt ten tonele bij een diefstal of moord en stelt schijnbaar vreemde vragen. In het begin worden zijn zienswijzen als te verwaarlozen beschouwd; maar weldra treedt zijn zinnigheid aan het licht want hij alleen, verlicht door zijn spirituele intuïtie, komt door bepaalde woorden, gezichten en houdingen de leugen op het spoor, en weet uiteindelijk de ware schuldigen aan te wijzen. Op deze aardige manier geeft Chesterton zijn overtuiging door dat alleen de Katholieke Kerk de zielen door en door kent, want alleen zij heeft de opdracht ze te hernieuwen, vooral dankzij het priesterschap. Zo smeekt Father Brown Flambeau, een misdadiger, in de episode The Flying Stars, van leven te veranderen: «U beschikt nog over jeugd, eer en humor; denk niet dat u die altijd zult hebben in uw vak. Mensen kunnen zich in het goede op een aardig niveau handhaven, maar niemand heeft zich ooit in het kwaad op welk niveau dan ook kunnen handhaven. Die weg leidt altijd bergafwaarts. Een aardig iemand begint te drinken en wordt daarna wreed; iemand die voor niets ter wereld zou liegen, maar iemand doodt, vervalt in de leugen om zijn moord te verhullen. Veel mensen die ik heb gekend zijn zoals u, vogelvrij maar fatsoenlijk begonnen, als vrolijke boeven van de rijken, en zijn vervolgens in de modder weggezakt. « Deze intuïties van Chesterton zijn in zekere zin door heilige Johannes Paulus II gestaafd toen deze verklaarde: «De mens is niet bekwaam zichzelf volledig te begrijpen zonder Christus: hij kan niet vatten wie hij is, noch wat zijn werkelijke waardigheid is, noch wat zijn roeping is, noch zijn uiteindelijke bestemming» (2 juni 1979).
De talrijke geschriften van Chesterton (artikelen, romans, verslagen, historische of kritische werken) getuigen van een zeer fijnzinnige en van humor sprankelende geest. De schrijver beheerst de kunst van de paradox zo goed dat hij er wel de prins van genoemd wordt. Hij gebruikt deze uitdrukkingswijze op de meest uiteenlopende gebieden en voor de de ernstigste onderwerpen: de gebeurtenissen in de wereld, de politiek en de economie, de wijsbegeerte, de godgeleerdheid enz. Hij doet zijn best om de waarheid aan het licht te brengen en om de ongerijmdheid van hen die overal zonder enig onderscheid mee instemmen op een vriendelijke manier belachelijk te maken. In sommige controverses doet hij een beroep op het ongezond verstand, schalks opmerkend dat het gezond verstand wellicht niet meer zo verdeeld is als vroeger, aangezien zelfs befaamde denkers standpunten innemen in weerwil van het gezond verstand.
De werkelijkheid kennen
Dat geliefd gezond verstand vindt Chesterton bij de grote geesten die aan het geloof hechten. Omdat hij zijn ontdekking graag met anderen wil delen stelt hij tegen het einde van zijn leven een biografie van heilige Thomas van Aquino samen, een meesterwerk dat een groot kenner van het thomisme, Etienne Gilson, zal beschouwen als het beste boek dat ooit over de engelachtige leraar (doctor angelicus) is geschreven. Chesterton heeft geen andere filosofische of theologische vorming dan de boeken die hij zelf heeft gelezen; niettemin is het voor hem zonneklaar dat de mens, geschapen naar Gods beeld, bekwaam is de werkelijkheid te kennen. Op die manier is hij in staat het leven van een man die qua geest zo dicht bij hem staat te begrijpen en diens leven te beschrijven. Aan het eind van het boek voert de schrijver bij wijze van contrast de figuur van Martin Luther ten tonele en laat zien hoe deze de scheiding van de mens en de rede heeft voltrokken. In Luthers ogen is de mens inderdaad zo bedorven door de zonde, dat zijn natuurlijke vermogens van begrip en wilskracht niet bekwaam zijn in wat dan ook van nut te zijn: de gevallen mens kan niets anders doen dan om barmhartigheid roepen uit het diepst van zijn ellende. H.Thomas daarentegen, en met hem de Katholieke Kerk, geloven dat de mens «door zijn natuurlijke krachten en zijn natuurlijk licht tot een ware en zekere kennis kan komen van een persoonlijke God, die de wereld door zijn voorzienigheid in stand houdt en bestuurt, en omtrent de natuurwet die door de Schepper in ons hart is neergelegd» (CKK, n 37). Dit thema van de relaties tussen de rede en het geloof is verder uitgewerkt door heilige Johannes Paulus II: «Van haar kant kan de Kerk alleen maar waardering hebben voor het streven van de rede om doelstellingen te bereiken die de waardigheid van het persoonlijk leven vergroten. Ze ziet immers de filosofie als een middel om de grondwaarheden omtrent het menselijk leven te leren kennen. Tegelijk beschouwt zij de filosofie als een onmisbare hulp voor het doorgeven van de waarheid van het evangelie aan hen die haar nog niet kennen» (encycliek Fides et ratio, 14 september 1998, n. 5).
Chesterton is niet alleen verdediger des geloofs, maar ook van de goede zeden. Een van de aspecten van het moreel verval van een samenleving is de achteloze houding ten aanzien van kleding. Gilbert vindt de tendens om het lichaam onbeperkt te ontbloten niet alleen gevaarlijk voor de goede zeden, maar zelfs schadelijk voor de rede. Getroffen door woorden uit het Evangelie, legt hij de held van de Avonturen van Gabriel Gale deze woorden in de mond: «Hebt u nooit opgemerkt hoe waar de zin is, gekleed en bij zijn volle verstand (door H. Marcus toegepast op de door de duivel bezetene die door Jezus wordt genezen) (Mc 5, 15)? De mens is niet bij zijn volle verstand als hij niet bekleed is met de tekenen van zijn maatschappelijke waardigheid. Het mensdom is bloot zelfs niet menselijk». Op dit punt, evenals op heel wat andere is moed vereist om tegen de stroom in te gaan; maar het gaat er precies om te weten of men wil leven, want «juist wat dood is gaat met de stroom mee; alleen wat leeft kan weerstand bieden».
G.K. Chesterton ziet in de eerbied voor de erfenis van de schrijvers uit de oudheid een daad van ontzag voor onze vaderen: «Traditie betekent stem geven aan de duisterste der klassen, onze voorvaderen. Het is een grote volksvergadering van de doden. De traditie weigert zich te onderwerpen aan de kleine arrogante oligarchie van hen die bij toeval tegenwoordig op het toneel staan.» Maar eerbied voor de traditie houdt eveneens een lucide blik op onszelf en onze belangen in. «Breek nooit een omheining af alvorens te hebben begrepen waarom die is opgezet», impliciete verwijzing naar de geïnspireerde woorden: u mag de grensstenen, opgericht door de voorouders, bij uw buurman niet verleggen (Dt 19, 14). In werkelijkheid is ware vooruitgang pas mogelijk op basis van wat ons is doorgegeven: «Voor ware ontwikkeling komt het er niet op aan dingen achter zich te laten als op een weg, maar er juist het leven uit te halen, als uit een wortel.»
Geliefde voordrachten
In 1931 wordt Chesterton uitgenodigd een reeks radio-uitzendingen te verzorgen. Hij aanvaardt het voorstel en zal er ieder jaar tot aan zijn dood een veertigtal produceren. Deze voordrachten zijn zeer geliefd, zo zeer dat, wanneer de dood er geen einde aan had gemaakt, Chesterton de belangrijkste stem van de BBC zou zijn geworden. Zoals zijn vriend Hilaire Belloc aarzelt hij niet zich uit te spreken over de belangrijke vraagstukken van die tijd. Vanaf het begin laat hij weten tegen het nazi regime gekant te zijn; hij verzet zich ook tegen het eugenisme, terwijl Groot Brittannië op het punt staat om de Mental Deficiency Act goed te keuren (1931), op grond waarvan bepaalde groepen sterilisatie van geestelijk gestoorden bepleiten. Zulke ideeën zijn dwaas, «net alsof men het recht zou hebben zijn landgenoten tot slavernij te dwingen en te beperken tot categorie waarop chemische experimenten kunnen worden uitgevoerd». Fel gekeerd tegen dit vooruitzicht levert hij sterke kritiek op het wetsvoorstel dat door de vage bewoordingen ervan, iedereen blootstelt aan de onmenselijke beschikkingen hierin: «Iedere knorrige vagebond, iedere schuchtere arbeider, iedere excentrieke landloper kan gemakkelijk worden opgenomen in de categorie van gevaarlijke gekken. Zo is de situatie en dit zijn de feiten, wij leven al in een eugenistische staat; en er staat ons niets anders te doen dan verzet te bieden.»
Sterk door zijn geloof in het goddelijk beeld dat in de mens is gegrift sinds hij is geschapen (cf. Gn, 1, 26-27), werpt G.K.Chesterton zich zijn leven lang op als hartstochtelijk verdediger van de mens. Hij ziet dan ook met angst en beven toe welke richting de mensheid is ingeslagen. Als men niet erkent dat de menselijke waardigheid haar onaantastbare bron heeft in God zal, volgens hem, niets de waanzinnige pogingen om de aard van de mens onbeperkt te wijzigen kunnen tegengaan. Wat zal, zo vraagt hij, nog verhinderen dat de nieuwe wonderen niet leiden tot de oude misbruiken van ontaarding en slavernij? Zo voorziet hij dat verwerping van God regelrecht tot verwerping van de mens, verwerping van het bovennatuurlijke tot verwerping van de natuur zal leiden; want «indien u hetgeen bovennatuurlijk is wegneemt, blijft alleen dat wat zelfs niet natuurlijk is over», dat wil zeggen een gekwetste en zieke natuur. «De rechten van de mens hebben het absoluut nodig te steunen op een orde die boven ze uitstijgt, anders zouden ze wel eens pure abstracties kunnen worden of, nog erger, afglijden in een of andere ideologie», zei H. Johannes Paulus II, 19 november 1983.
Door het werk versleten, geeft Chesterton vredig de geest aan God op 14 juni 1936, thuis in Beaconsfield, in Buckinghamshire. Er is onlangs door de bisschop van Northampton een procedure gestart ter eventuele zaligverklaring.
De geschriften van deze moedige man blijven een licht in onze duistere wereld. Tegenover de indrukwekkende krachten die de rede en het geloof verwerpen en op die manier de mens verlagen, houdt G.K.Chesterton niet op ons aan te moedigen in goede en slechte dagen door te gaan met te getuigen van de waarheid te pas en te onpas (2 Tim 4, 2). Laten we naar zijn voorbeeld ons vertrouwen stellen in de genade van God en zijn liefde die de mensen wil verlossen door ze te leren christelijk lief te hebben, want «liefhebben betekent beminnen wat niet beminnelijk is. Vergeven betekent vergeven wat onvergeeflijk is. Geloven betekent het ongelooflijke geloven. Hopen betekent hopen wanneer er geen hoop meer is».