|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
5 februari 2013 feest van H. Agatha, maagd en martelares |
«De armen zijn als cheques aan order van de goddelijke Voorzienigheid in onze handen. Als u Hem goed zou begrijpen die de armen op aarde vertegenwoordigen dan zou u hen op de knieën dienen. U mag er zeker van zijn dat de bank van de Voorzienigheid nooit failliet zal gaan,» zei pater Jacques tegen de franciscanessen, Zusters van het Kruis van Libanon die hij had gesticht ten dienste van de zieken en de armen. Deze kapucijner pater heeft ongelooflijk veel kracht ontwikkeld om het uitwissen te bereiken van de tekens van armoede, ziekte en onwetendheid die Libanon door omstandigheden te dragen kreeg.
Khalil Haddad, die later pater Jacques (Abouna Yaacoub) zal worden, is geboren op 1 februari 1875, in Ghazir, in Libanon, in een gezin dat veertien kinderen zal tellen, waarvan er zes op zeer jonge leeftijd zullen sterven. Zijn ouders hebben een kleermakerij. Zijn moeder leert hem «alles te doen en alles te verdragen uit liefde voor God... Op moeilijke momenten, bid de rozenkrans.» Zijn vader is een vroom man, maar streng in de opvoeding van zijn kinderen. Khalil zal van hem een groot gezond verstand erven, samen met gevoel voor humor en doortastendheid. De kinderjaren van Khalil verlopen in alle rust. Er overkomt hem wel een ongeluk, aan de vooravond van een 15e augustus: met vrienden beklimt hij het dakterras van de kerk waar, naar een plaatselijk gebruik, in petroleum gedrenkte wierook wordt uitgedeeld om een nachtelijk vuur te ontsteken. Plotseling vatten zijn kleren vlam. Hij loopt hollend weg, maar door zo hard te lopen wordt de brand juist aangewakkerd en brengt hij zichzelf in levensgevaar. Gelukkig slaagt men erin de vlammen te doven en loopt de jongeman geen enkele brandwond op. Hij beschouwt het als een gunst van de hemel dat hij er heelhuids van af is gekomen.
«Nee, nee, ik niet!»
Khalil gaat in Ghazir naar school. Hij is een intelli- gente, ijverige, gewetensvolle jongen die met de studie geen enkele moeite heeft. Op een dag, aan tafel, laat mevrouw El-Haddad haar kinderen weten welke diepe wens ze koestert: «O! Wat zou ik gelukkig zijn als één van jullie priester zou worden!» en haar blik blijft op Khalil rusten. «Waarom kijkt u mij aan? roept deze uit; er zijn er nog meer! Nee, nee, ik niet!» In juli 1891 aan het eind van de lessen literatuur ontvangt Khalil de Wijsheidsprijs die via stemming onder de leerlingen met de goedkeuring van de leraren wordt toegekend. In 1892 wordt Khalil uitgenodigd door een verre oom die in Alexandrië, in Egypte, een hotel heeft. Meteen na aankomst wordt hij door de Broeders van de Christelijke Scholen van het collège Saint-Marc aan het werk gezet als leraar Arabisch, een taal die hij perfect beheerst. Na zijn gebruikelijke uitgaven te hebben geregeld laat hij het restant van zijn salaris aan zijn vader sturen, tot diens grote tevredenheid. Tot behoud van zijn geloof en zijn kuisheid geeft Khalil zich over aan gebed en het bezoeken van kerken. Op een dag gaat hij in op een dringend verzoek van een vriend om een voorstelling met projectie van fotos bij te wonen. Al gauw walgt hij van de uitdagende beelden en houdt hij zijn handen voor de ogen; hij zal zich voortaan niet meer zo beet laten nemen.
Het schaamtegevoel waarvan Khalil hier een voorbeeld geeft, is weigeren te ontsluieren wat bedekt moet blijven. Het is een manier om de intimiteit van de persoon te behouden. De schaamte is afgestemd op de kuisheid, waarvan zij de fijngevoeligheid aantoont. De schaamte stuurt de blikken en gebaren op een wijze die overeenstemt met de waardigheid van de personen. Schaamte is een vorm van bescheidenheid. Zij speelt mee bij de keuze van kleding. Zij zal met stilzwijgen of voorbehoud reageren waar het risico van ongezonde nieuwsgierigheid zich voordoet (cf. Catechismus van de Katholieke Kerk, 2521-2523). Hoewel het schaamtegevoel tegenwoordig soms belachelijk wordt gemaakt, blijft het onontbeerlijk en moet aan iedereen worden onderwezen, want het wekt op tot eerbied voor de menselijke persoon en is een garantie voor zowel de vrijheid als de intimiteit van eenieder. Er bestaat een reëel verband tussen het verlies van schaamtegevoel en de maatschappelijke wanordelijkheid: moorden, pedofilie, abortus...
Op 28 februari 1893 beseft Khalil, tijdens de begrafenis van een 42-jarige pater franciscaan, hoe vergankelijk het leven is en ook hoe mooi de volledige onthechting was waarvan deze kloosterling het voorbeeld had gegeven: «Ja, ik zal priester worden, zei hij, ik zal van God zijn en niets zal me weerhouden.» Zijn vrienden drijven echter de spot met hem vanwege zijn veelvuldig kerkbezoek en vertellen hem vulgaire dingen over de geestelijkheid, in het bijzonder over een arme priester die niet in overeenstemming met het priesterschap leeft. Diep aangedaan door de staat waarin die priester leeft, brengt Khalil nachten door met bidden voor hem. En tegenover zijn vrienden verklaart hij: «Welnu, ik word priester en ik zal jullie laten zien hoe goede priesters zijn! Dat zullen we nog zien, meneer de heilige!» is het antwoord.
Op zijn minst één keer vieren...
Wanneer meneer El-Haddad het besluit van zijn zoon verneemt is hij er fel tegen gekant. Maar Khalil houdt vast aan zijn voornemen en zijn vader legt er zich uiteindelijk bij neer: op 25 augustus 1893 vergezelt hij hem naar het nabij gelegen klooster van de paters kapucijnen. Khalil is dolgelukkig. Bij zijn inkleding ontvangt hij de naam van broeder Jacques. Het klooster telt talrijke jonge religieuzen die door de vervolgingen uit Frankrijk zijn verjaagd. Na zijn eerste geloften, op 4 april 1895, begint broeder Jacques aan zijn studie filosofie en theologie. De studenten moeten een groot deel van de onderhoudswerkzaamheden voor hun rekening nemen: naaien, het huis bezemen, de tuin verzorgen en de was doen. Tijdens de vakanties ondernemen ze de grotere werkzaamheden zoals metselen. Broeder Jacques voert bovendien verschillende andere opdrachten uit waarbij zijn kennis van het Arabisch en de zeden van het land van nut zijn. Vanaf 1896 verleent hij apostolische diensten, in het bijzonder door de Mariamaand Oefeningen. Hij doet zijn eeuwige geloften op 24 april 1898 en verlangt naar de priesterwijding: «Mijn God, zo bidt hij, geef mij, al was het maar één keer, dat ik het Heilig Misoffer mag opdragen, daarna mag u mij komen halen. Het zal mijn grootste vreugde en mijn grootste troost zijn.» Op 1 november 1901 wordt hij tot priester gewijd. Zijn superieur stuurt hem naar Ghazir om er zijn eerste mis op te dragen. Op reis erheen kantelt paard en wagen waar hij in zit in een diep ravijn. Pater Jacques zit bloedend in het voertuig vastgeklemd. Hij ziet zijn laatste uur gekomen en smeekt de Maagd Maria hem bij te staan. Uiteindelijk lukt het hem zich uit het voertuig te bevrijden. De volgende dag kan hij in zijn dorp de Mis vieren.
Abouna Yaacoub wordt weldra benoemd tot econoom van de kapucijner kloosters van Libanon. Deze taak verplicht hem tot het maken van lange voettochten over de bergpaden. Op een dag zal hij verklaren: «Als men een prijs zou moeten geven voor het aantal kilometers te voet, zou ik kampioen zijn!» In de zomer gutst het zweet hem over het lijf; in de winter is hij stijf van de kou en de regen. Het voortdurend gedraaf stelt hem bloot aan talloze gevaren die hem niet verhinderen boodschappen aan te nemen voor de broeders en de zusters die hij is tegengekomen. Zijn superieuren nemen hem graag mee als reisgezel wanneer ze ergens heen moeten. Dan doet hij dienst als tolk of gids. In juli 1910 scheept pater Jacques in voor Frankrijk. Om hem te bedanken voor al zijn werk bieden zijn superieuren hem een reis naar Lourdes, Rome en Assisi aan. Na drie dagen Lourdes maakt hij zich met moeite los van de gezegende grot en verlaat Frankrijk dat hij nooit meer zal weerzien. Hij gaat naar Assisi en dan naar Rome waar hij door paus H.Pius X in audiëntie wordt ontvangen.
Vanaf 1905 is Abouna Yaacoub verantwoordelijk voor de gezamenlijke scholen die door de kapucijnen in het gebergte zijn opgericht. Hij is tegen de grote pedagogische instellingen en begunstigt de kleine kostenloze scholen in heel Libanon. In vijf jaar brengt hij het aantal scholen van 15 op 230. Dit apostolaat vereist van hem een onverstorend geduld om de ruimtes, de leraren, het meubilair, de schoolbehoeften, de financiën te vinden en om de klachten aan te horen van de gezinnen en de geschillen te beslechten. Zijn liefste wens is het geloof van de jonge kinderen versterken. «Tot op heden, schrijft hij, was het simpel robuust geloof voorbehouden aan de Libanese bevolking en schitterde er in al zijn glorie. Sinds een paar jaar lijkt dit geloof te vervagen. De goudkoorts was het eerste kwaad. Amerika trad op de voorgrond als een mijn waar de emigranten in groten getale op afkwamen, en dat doen ze nog altijd met duizenden, in de hoop fortuin te maken... Wanneer ze terugkomen hebben ze iets verloren, soms al hun overtuigingen en vooral de godsdienstbeoefening... De remedie hiervoor is het geloof weer tot leven brengen in de zielen en het behoeden van de jonge kinderen; daarnaast ook catechismusonderwijs, vooral in het Arabisch, het preken van retraites, voorbereiding op de Eerste Communie».
Een onontkoombare vereiste
Vandaag de dag is catechismusstudie nog altijd een prioriteit voor alle christenen. Tijdens een generale audiëntie, op 30 december 2009, merkte Paus Benedictus XVI op: «De organische presentatie van het geloof is een onontkoombare vereiste... De catechismus van de katholieke Kerk, evenals het Compendium ervan, bieden ons juist het complete kader van de christelijke Openbaring dat we met geloof en dankbaarheid moeten verwelkomen. Ik zou dus iedere gelovige en alle christelijke communauteiten willen aanmoedigen van deze werktuigen gebruik te maken om de inhoud van ons geloof te leren kennen en te verdiepen.» De jongeren die aan de Wereld Jongeren Dagen van Madrid gingen deelnemen vroeg hij ook: «Bestudeer de catechismus... Offer daarvoor tijd op! Jullie moeten weten wat je gelooft; jullie moeten kennis van je geloof bezitten met dezelfde precisie als waarmee een deskundige op het gebied van de informatica kennis bezit van het exploitatiesysteem van een computer... Ja, jullie moeten je dieper verankeren in het geloof dan de generatie van jullie ouders, om krachtig en vastberaden weerstand te kunnen bieden aan de uitdagingen en bekoringen van deze tijd» (LOsservatore Romano, 2 februari 2011).
Tijdens schoolbezoeken wordt de pater vaak uitgenodigd een preek te houden of een geestelijke retraite te verzorgen. Dan drukt hij zich zonder overdrijving, maar met overtuiging uit. We zijn nog in het bezit van vierentwintig delen met preken en een groot aantal losse vellen. Tegenover zijn gehoor spreekt hij over de dingen waar het hart vol van is en verluchtigt zijn preken met prikkelende anekdotes en uit het leven van de heiligen gehaalde voorbeelden. «De preekheer is de klaroenblazer van God... Ik ben een stem die roept in de woestijn, in het hart van de zondaar want dat lijkt op de woestijn. Wat een puinhoop daar waar God niet meer is!» Pater Jacques schenkt ook veel tijd aan het sacrament van de boetedoening.
Abouna Yacoub maakt met ijver reclame voor de franciscaner Derde Orde. Hij legt uit dat H. Franciscus zijn toehoorders aanspoorde de zonde te verafschuwen en een leven van boetedoening te leiden; meerdere toehoorders wilden zich achter zijn vaandel scharen. En hij stippelde voor hen een nieuwe weg uit die was aangepast aan het leven van de leek: zo is de Derde Orde ontstaan. «De geest van de wereld van vandaag brengt de uitverkorenen aan het wankelen. Alleen de christelijke geest kan die overwinnen... Deze geest ligt besloten in de toelatingsvoorwaarden voor de kandidaten (van de Derde Orde) waarvan goed gedrag, liefde voor de vrede, gehechtheid aan het katholiek geloof en onderwerping aan het kerkelijk gezag de voornaamste zijn». Hij richt zijn eerste broederschap van de Derde Orde in 1906 in Beiroet op. Ongeveer twintig jaar later telt de orde meer dan 10.000 leden. De pater volgt op de voet het goed verloop van zijn broederschappen die hij aan de priesters toevertrouwt die zelf Derde Orde leden zijn en belast met de organisatie van de regionale of nationale bijeenkomsten. Op 1 januari 1913 brengt hij een tijdschrift uit, de Vriend van het Gezin, waarin artikelen over spiritualiteit, opvoedkunde en poëzie verschijnen... Hij publiceert tevens diverse werken waaronder een klein leven van H. Franciscus, godsdienstige toneelstukken, teksten over de kruisweg.
Vasthoudendheid
Tijdens de eerste wereldoorlog moeten de francisca- ner Kapucijnen Libanon verlaten en wordt Abouna Yacoub benoemd tot Superieur van de Libanese Kapucijnen. Onder de Turkse bezetting loopt hij grote risicos voor zijn leven, te meer daar hongersnood en tyfus het land teisteren. Met een onwankelbaar geloof klampt hij zich vast aan het kruis: «Wij zien deze verschrikkelijke tijd onder ogen waarin alle ongeluk op ons af is gekomen: het heden boezemt ons vrees in, de toekomst doet ons beven. Zullen we vervallen in moedeloosheid en wanhoop? O, nee!... De echte christen blijft kalm en geduldig want hij weet dat God het register van de gebeurtenissen in handen heeft... Ongeluk opent de ogen die het welzijn heeft gesloten.»
Reeds lang bereidt Abouma Yaacoub de bouw voor van een centrum voor algemene vergaderingen van zijn broederschappen. Na de oorlog wordt dit project uitgebreid met een ander objectief: een monument oprichten waarbij men zou komen bidden voor de duizenden Libanezen die zijn omgekomen zonder dat iemand een kruis op hun graf heeft kunnen zetten. Tot slot wordt van daaruit gebeden om de zegen van de Heilige Maagd voor alle geëmigreerde Libanezen. In 1919 koopt hij een terrein in Jall-Eddib, op een heuvel waar hij een klein klooster sticht dat wordt toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Zee. In 1923 onthult hij een nieuw gebouw, evenals een beeld van de Heilige Maagd die Jezus draagt, met een schip aan haar voeten.. Twee jaar later wordt er een groot kruis van tien meter hoog op de top van het gebouw geplaatst. Pater Jacques is dolgelukkig. In 1929 begint hij in Deir el-Qamar, een kleine stad die lange tijd de hoofdstad van Libanon was, aan de oprichting van een monumentaal kruis van twintig meter dat in 1932 onthuld zal worden. Ieder jaar is het feest van het kruis als een nationale feestdag waarop Derde Orde-leden en eenvoudige gelovigen met duizenden toestromen. Weldra wordt er een kruisweg aangelegd en daarna komt er ook een nachtelijke verlichting.
Vanaf juli 1925 breidt Abouna Yacoub het gebouw van het heiligdom van Onze- Lieve-Vrouw van de Zee uit. Op een dag in 1926 komt men hem halen om de biecht te horen van een zieke priester. Het betreft een voormalige monnik, die zijn klooster had verlaten en het nu berouwde en in wroeging en moedeloosheid aan zijn lot is overgelaten. De pater neemt de arme priester in Onze-Lieve- Vrouw van de Zee op en start zodoende een werk van steun aan bejaarde priesters en hen die zijn aangedaan door lichamelijke of geestelijke ongeneeslijke ziekten. «Hoed u ervoor een priester die aan de deur van ons klooster klopt de toegang te weigeren, zal hij zijn religieuzes aanbevelen. Als er geen kamer beschikbaar is, geef de mijne dan maar... De priester is Christus op aarde. Die moeten we eerbiedigen en eren.» Andere priesters evenals zieken en gehandicapten van allerlei maatschappelijke en godsdienstige oorsprong zullen nog volgen en ter plekke worden opgenomen. In 1948 zal het heiligdom van het Kruis (Onze-Lieve-Vrouw van de Zee) 400 zieken herbergen.
Zoveel zusters als Wees Gegroeten
Door de groei van het werk ten gevolge van alle opna- mes van priesters en zieken, vat Abouna Yacoub het plan op een nieuwe religieuze congregatie te stichten die aan de franciscaner Derde Orde zou worden verbonden. In de zomer van 1929 komt een groep van jonge meisjes van de Derde Orde die ernaar verlangen non te worden, geholpen door franciscanessen zusters, voor de priesters zorgen, les nemen en zich vertrouwd maken met allerlei soorten werkzaamheden. Hun leven is niet gemakkelijk: ze moeten deeg rollen, water pompen aan de bron, takkenbossen verzamelen in het bos, het linnengoed voor de was naar het dorp Jall-Eddib brengen... Maar alles verloopt in blijdschap en geestdrift, zo zeer worden hun zielen door een innerlijk vuur verteerd? Pater Jacques geeft hun geestelijke vorming en legt de nadruk op goede verstandhouding, naastenliefde, toewijding en nederig leven in stilte. De communauteit breidt zich snel uit. Op een avond in 1936 tijdens een preektoer in Palestina bevindt de pater zich in de kerk van Nazareth: «O, Maria, zo bidt hij, maak dat in het uur van mijn dood, er net zoveel van mijn zusters zijn als het aantal Weesgegroeten dat ik voor sluitingstijd van de kerk gebeden zal hebben.» Hij neemt zijn rozenkrans ter hand en eindigt precies bij de honderd vijftigste kraal wanneer de koster de deuren van de kerk komt sluiten. Achttien jaar later, bij de dood van Abouma Yacoub, zal de congregatie honderd vijftig zusters tellen.
Vanaf 1937 verleent de Libanese regering pater Jacques een subsidie voor iedere persoon die door de zusters wordt opgenomen. Sindsdien ziet men zieken, bejaarden, blinden en geestelijk gehandicapten komen die zijn gestuurd door de regering of de gemeentelijke overheden... Abouna Yacoub moet nog meer opvangcentra en zorgcentra openen, ruimtes uitbreiden en voor steeds grotere financiering zorgen. Een vriend die hem vragen stelt over zijn boekhouding antwoordt hij: «Praat me niet over boekhouding. Daar ben ik niet bekwaam in. Mijn boekhouder is God. Ik houd niets voor mezelf. Wat ik krijg wordt direct uitgegeven voor de armen.» Maar zijn vertrouwen op God maakt niet dat hij de deugd van de behoedzaamheid uit het oog verliest en hij waakt ervoor schulden te maken voor de bouw van de veertien centra (scholen, inrichtingen, ziekenhuizen...) die hij opricht. Zijn talrijke werkzaamheden brengen hem in contact met vele mensen, met name met de leiders van het land; maar hoe ingewikkeld de betrekkingen soms ook zijn met de burgerlijke gezagsdragers, hij blijft altijd heel billijk jegens eenieder en er wordt geen enkel proces tegen hem aangespannen.
De enige weg naar het heil!
De bekroning van zijn werkzaamheden is het heilig- dom dat hij uit een innerlijke drang wil oprichten voor Christus Koning aan wie hij christelijk Libanon wil toewijden. Paus Pius XII had in de encycliek Summi Pontificatus verklaard:
«De weg die leidt naar de geestelijke en morele armoede van de huidige tijd begint bij de rampzalige pogingen van een groot aantal mensen dat Christus van zijn troon wil verstoten, het loslaten van de wet van de waarheid die Hij aankondigde, de wet van de liefde welke de levengevende adem van zijn rijk is. De erkenning van de koninklijke rechten van Christus en de terugkeer van de mensen en de maatschappij naar de wet van zijn waarheid en zijn liefde zijn de enige weg naar het heil» (20 oktober 1939). Abouna Yacoub kiest als plek de heuvel die wel De Ruïnes van de Koningen worden genoemd, de plek waar de veroveraars in de oudheid in de rots de herinnering aan hun zegevierende legers hadden gegrift. Het heiligdom waarmee een begin wordt gemaakt in 1950 omvat een basiliek en gebouwen bestemd voor de ontvangst van bejaarde of zieke priesters en zusters. Een beeld van het Heilig Hart van twaalf meter hoog is de kroon op het gebouw. De plechtige opening van het centrum vindt plaats op de laatste zondag van oktober 1952, op het feest van Christus Koning. Tijdens de werkzaamheden hebben de arbeiders een ondergrondse grot ontdekt. Vervuld van blijdschap roept de pater uit: «Die is voor de Koningin!» en laat er een oratorium ter ere van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria inrichten.
De door Abouna Yacoub tot stand gebrachte werken zijn voor hem geen reden zijn roeping van kapucijner monnik te vergeten. Zijn hele leven is een pad van gebed. Hij heeft een bijzondere devotie voor de Eucharistie en voor het Kruis van Christus. De laatste dagen van zijn leven herhaalt hij voortdurend: «Het Kruis is mijn leven! O, mijn Kruis, ik groet u! U hebt altijd op mijn borst gelegen, op mijn tafel, in mijn slaapkamer, op mijn wegen tijdens mijn trektochten.» Een van zijn laatste woorden zijn deze vaak herhaalde uitroep: «O, Kruis van de Heer, o, welbeminde van het hart!»
Abouna Yaacoub heeft altijd een goede gezondheid genoten; in mei 1954 echter dicteert hij deze regels: «Mijn hoofd is nog vrij, maar voor het overige zit ik vol gebreken: slapeloosheid, staar, prostaat, eczeem; al die ellende maken van mij een wandelend hospitaal, want ik loop nog en doe zo goed mogelijk mijn werk.» Bij toeval ontdekt een arts dat hij door leukemie is aangetast: «O! Wat verheugt me dat en wat een troost is het!, roept de pater uit. Voor mij is de dood een vreugde en een troost want ik ga mijn hemelse Vader tegemoet.» Tegen de Overste van de zusters die zich ongerust maakt over zijn vertrek zegt hij: «Wees niet bang. Als een man van het ene vertrek naar het andere gaat, heeft hij daarom de zijnen verlaten en helpt hij ze niet langer?... Ik zal naar de Hemel gaan en zal jullie blijven steunen.» Tegenover de zusters verklaart hij: «Zo lang jullie het met elkaar eens zijn en de naastenliefde onder jullie regeert, zal niemand iets tegen jullie kunnen ondernemen. Ik wil dat ieder van jullie haar leven voor haar zuster geeft.» In onze dagen zetten de zusters franciscanessen van het Kruis van Libanon hun missie voort; zij zijn met 230 religieuzes, verdeeld over 6 landen
Op 26 juni ontvangt Abouna Yacoub het Heilig Oliesel en de Eucharistie als Heilige Teerspijze, en geeft vervolgens de geest om drie uur s middags, nadat hij had gefluisterd: «Jezus, Maria, Jozef». Op 22 juni 2008 is hij zalig verklaard.
Laten we met Paus Benedictus XVI vragen om de «voorspraak van de gelukzalige Abouna Yaacoub, samen met die van de heiligen van Libanon, om te verkrijgen dat het geliefd en zwaar beproefd land, dat te veel heeft geleden, eindelijk een stabiele vrede tegemoet moge gaan!»