Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Questa lettera in italiano]
3 juli 2017
feest van H. Thomas, apostel


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Paus Franciscus vertrouwde op een dag een Jezuïeten pater toe dat hij de persoon van Pierre Favre zo bewonderde dat hij hem heilig heeft verklaard; de Heilige Vader wees op de bedrevenheid van deze heilige in «het voeren van een dialoog met iedereen, zelfs met hen die het verst af staan van of zich vijandig opstellen tegenover de Sociëteit van Jezus, op zijn eenvoudige piëteit, een zekere onbevangenheid wellicht, op zijn altijd klaar staan voor de ander, zijn oplettende innerlijke onderscheidingsvermogen, het feit dat hij een man was van grote en krachtdadige beslissingen, en tegelijkertijd in staat zich heel zachtmoedig te betonen».

Pierre Favre, op 13 april 1506 nog maar een paar uur oud als men hem in Villaret (Savoye) ten doop houdt. Hij is geboren in een familie van arme maar «deugdzame en zeer vrome katholieken». Hij schrijft hier zelf zo over: «Mijn ouders was er zoveel aan gelegen mij in de vreze Gods op te voeden dat ik, als heel klein kind, me bewust was van mijn daden; en, wat een teken is van bijzondere voorkomendheid van Gods kant, ik, tegen mijn zevende jaar, mij soms speciale tekenen van devotie gewaar werd, dat de Heer zelf, de Echtgenoot van mijn ziel, van die tijd af bezit van mij wilde nemen. Tegen mijn twaalfde jaar ervoer ik een vurig verlangen naar zuiverheid en beloofde ik God voor altijd kuis te blijven.»

Niet één verdwaald

Pierre heeft zo’n verlangen naar kennis dat hij af en toe zijn schapen verlaat, ze toevertrouwt aan de beschermengelen en met reuzenstappen de heuvel afdaalt om te gaan luisteren naar de lessen die in een naburig klooster worden gegeven door een monnik; vervolgens groet hij Jezus in het tabernakel en keert op een holletje terug naar zijn dieren; niet één zou zijn verdwaald tijdens die keren dat hij afwezig was. De vader van het kind twijfelt echter of hij zijn zoon zal laten studeren; dom Mamert Favre, Prior van het Kartuizerklooster Le Reposoir en oom van Pierre, zegt tegen hem: «Je verzetten tegen studie voor de kleine Pierre zou je verzetten zijn tegen God», en hij zal persoonlijk de schoolopleiding bekostigen. De jonge jongen wordt naar school gestuurd in Thônes en leert er de grondbeginselen van de de spraakkunst en de rekenkunde. Zijn levendige intelligentie en betrouwbaar geheugen maken het mogelijk dat hij vervolgens naar het College Roche-sur-Foron kan. Maar Pierre wordt zich bewust van een roeping tot het priesterschap en wanneer zijn middelbare schoolopleiding is voltooid, is hij negentien jaar, vraagt raad aan de monniken van het Kartuizerklooster Le Reposoir die hem aanmoedigen zijn opleiding in Parijs, aan de Sorbonne, voort te zetten.

In 1525 in de hoofdstad aangekomen, heeft Pierre als kamergenoot een Spanjaard, meester Francisco de Javier; er voegt zich nog een derde bij hen in hun onderkomen, Inigo (die later Ignatius zal worden genoemd) van Loyola. Pierre zal weldra moeten optreden als repetitor van deze voormalige militair, vierendertig jaar oud, die in zijn studie moeilijkheden ondervindt. «Daar vloeien voor mij, zo schrijft Pierre, betrekkingen met hem uit voort die aanvankelijk oppervlakkig zijn en nadien intiem. Hij wordt uiteindelijk mijn meester op geestelijk gebied wanneer hij mij regels en methodes geeft om mij te verheffen tot kennis van de wil van God; het kwam zo ver dat wij nog maar één verlangen en één wil waren.» Gesterkt door deze geestelijke leidsman lukt het de student uit de Savoye over bepaalde bekoringen en een neiging zich teveel scrupules te maken heen te komen en vindt zijn evenwicht in de trouw aan de wil van God. Simon Rodrigues, een van de eerste metgezellen van de kleine groep die zich rondom Ignatius vormt, zal over Pierre dit getuigenis afleggen: «In deze priester ontplooide zich, in zijn betrekkingen met iedereen, op de eerste plaats, charmant en bevallig, een waarlijk zeldzame zachtmoedigheid, zoals ik dat tot nu toe nog nooit bij iemand anders heb waargenomen. Ja, ik weet niet hoe hij zich zo kon geven in zijn vriendschap voor de anderen, hoe hij zo onmerkbaar invloed had op hun denken. Aldus, standvastig in zijn zeden en charmant door zijn beminnelijke manier van spreken, trok hij allen met wie hij te maken kreeg krachtig mee naar de liefde van God.»

In 1530 behaalt Pierre zijn licentiaat in de schone kunsten en vier jaar later wordt hij tot priester gewijd, na de Geestelijke Oefeningen onder de leiding van Ignatius te hebben gedaan. Op 15 augustus van het jaar 1534 is hij degene in wiens handen in besloten kring de geloften worden afgelegd van zijn metgezellen in de kapel van Montmartre: de eerste steen van wat weldra de Sociëteit van Jezus zal worden genoemd, is zodoende gelegd. Als enige priester in de groep is Pierre ook de huiskapelaan en wanneer Ignatius afwezig is vervangt hij hem aan het hoofd van de communauteit in wording. In 1536 ontvangt hij de titel van meester in de schone kunsten. Tijdens die jaren brengt Pierre veel tijd door met studeren en met de Geestelijke Oefeningen die hij diep tot zich door laat dringen; Ignatius zal later erkennen dat hij de beste is in het geven ervan. Hij neemt deel aan de uitwerking van de tekst in het Latijn van de Geestelijke Oefeningen, de eerste die tot stand kwam. Dit boekje dat Pius XI zal aanduiden als «zeer wijze en alleruniverseelste handleiding om de zielen te helpen zich te beteren en de toppen van het geestelijk leven te bereiken», heeft bepaald veel te danken aan de Savooiaard.

Tegenwoordig beveelt Paus Franciscus nog de Geestelijke Oefeningen aan: «Hopelijk worden de Geestelijke Oefeningen nog meer gedaan, onderhouden en in hun waarde erkend, want de mannen en vrouwen van tegenwoordig hebben het nodig God te ontmoeten. De Geestelijke Oefeningen aanbieden wil zeggen uitnodigen tot het ervaren van God, van zijn liefde, van zijn schoonheid. Zij die ze op authentieke wijze beleven ondergaan de aantrekkingskracht van God en komen er uit tevoorschijn met een ander aangezicht. Wanneer ze hun gewone leven, hun ambt, hun dagelijkse relaties weer hervatten, dragen ze de geur van Christus met zich mee» (3 maart 2014, op Radio Vaticaan).

De wortel

In januari 1537 hebben de ‘vrienden in de Heer’ het plan opgevat om op pelgrimstocht te gaan naar het Heilig Land. Maar deze reis blijkt weldra onmogelijk vanwege de onveiligheid die de Ottomanen daar veroorzaken; ze richten hun schreden dus op Rome om zich geheel ter beschikking van de Paus te stellen. Daar onderricht Pierre Favre theologie en Heilige Schrift aan de Sapienza Universiteit. De canonieke oprichting van de Sociëteit van Jezus door Paus Paulus III vindt plaats op 27 september 1540. Er moet dan een overste gekozen worden. Na drie unanieme stemmingen aanvaardt Ignatius tenslotte de taak; als hij in zijn weigering had volhard, zouden allen Pierre hebben gekozen. De Savooiaardse priester geeft echter graag blijk van zijn voorkeur op de achtergrond te blijven; hij weet dat men spontaan meer belang hecht aan de palmtakken en de vruchten van de boom die men kan zien dan aan de wortel die verborgen is; de boom onttrekt evenwel aan die wortel al zijn sap. «Het beste in dit leven, zo merkt hij op, moet ook met meer inspanning bedekt en meer verborgen zijn.»

Op 22 april 1541 leggen de elf metgezellen officieel hun geloften af. Pater Favre begint dan uit gehoorzaamheid een bestaan van rondtrekkende missionaris. In minder dan tien jaar tijd zal hij, gewoonlijk te voet, meer dan 15.000 km afleggen door Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland en werkt daarbij aan de vernieuwing van het geestelijk leven van de christenen en aan de hervorming van de Kerk. «Ik had, zo zal hij schrijven, daarbij in gedachten alle ellende van de mensen, hun zwakheden, hun zonden, hun hardheid, hun wanhoop en hun tranen, de rampen, de hongersnoden, de epidemieën en de angsten enz., en anderzijds, om daarvoor een oplossing aan te dragen, Christus de Verlosser, Christus de Bezieler, die verlichting brengt, te hulp schiet, barmhartig is en medelijden toont, Heer en God; ik bad tot Hem met alle kracht van die benamingen dat Hij zich zou verwaardigen alle mensen te hulp te komen. Ik wenste toen en ik vroeg dat mij zou worden toegestaan uiteindelijk de dienaar en de bedienaar van de troostende Christus, de dienaar van Christus die hulp biedt, die bevrijdt, geneest, vrijmaakt, verrijkt en sterkt te mogen zijn, opdat ook ik, door Hem, velen te hulp zou mogen komen.»

Allen welzijn verschaffen

Zijn intensieve activiteit schaadt zijn diep geestelijk leven niet. Hij probeert heel zijn leven in God te verenigen: «Je moet niet alleen je best doen, zo merkt hij op, om de lichten van de Geest te zoeken voor de zuiver geestelijke dingen, zoals de contemplatie, het stille en affectieve gebed, met als doel deze goed en zelfs zeer goed te doen; je moet er ook, uit alle kracht, naar streven dezelfde genade te vinden in de uiterlijke werken, in de vocale gebeden en zelfs in de persoonlijke gesprekken of in de preken voor het volk.» En hij merkt op dat daarvoor tegenstrijdigheden zeer nuttig zijn, want «veel beter dan hetgeen zonder moeilijkheden en zonder strijd gedaan kan worden, zullen die je leren wat er in de mens zit en waarom je de Geest van God nodig hebt». Zijn eenheid met God komt spontaan tot bloei in een ongedwongen relatie met de heiligen en de engelen. Hij roept heilige Apollonia aan (maagd en martelares uit de IIIe eeuw) ter verkrijging van de genezing van tandpijn, ofwel de engelbewaarder van een persoon of degene die op een plaats is aangesteld, om zijn ambt van predikheer van het Evangelie te vergemakkelijken: «Het lijkt me zeer noodzakelijk, zo schrijft hij, om iemand goedgezind te maken (ongeacht wat men voor hem kan doen), een grote devotie te koesteren voor alle engelbewaarders, want zij hebben duizend manieren om onze harten te openen en het geweld en de bekoringen van de vijanden terug te dringen.» In deze tijd van godsdienstoorlogen bidt hij voor alles voor «het welzijn van heel het koninkrijk Frankrijk, dat is toebedeeld met zoveel weldaden, dat zovele zonden is vergeven, waar tegenwoordig zovele lichamelijke en geestelijke noden zijn». Maar hij streeft er ook naar ieder koninkrijk goed te doen en bidt voor de bekering van de vijanden van de Kerk, met name voor de sultan Süleyman-de-Geweldige, en de protestantse reformatoren.

Paulus III stuurt Pierre naar Parma, als theoloog van de apostolisch legaat (prefect van de Paus in deze stad van de Kerkelijke staten); hij blijft er achttien maanden. Uit gehechtheid aan zijn gelofte van armoede slaat hij de aangeboden gastvrijheid van de legaat af en vraagt nederig om kost en inwoning in het hospitaal, zoals de armen. Hij preekt, geeft de zielen goede raad, verzorgt de Geestelijke Oefeningen die vruchtbaar zijn voor de hervorming van meerdere mannen- en vrouwenkloosters. Hij leert de catechismus aan de kinderen en leidt priesters en catechisten op voor deze belangrijke functie. Hij bereikt weldra, niet zonder enige weerstand te ontmoeten, dat de inwoners van Parma vaker de sacramenten ontvangen. Ten gevolge van de oorlogen is bedelarij wijd verspreid in Parma en Pater Favre spant zich in voor de zorg voor de armsten. In zijn nederigheid echter zal hij later schrijven: «Ik had duidelijk het gevoel vaak nalatig, verstrooid en zorgeloos te zijn geweest jegens hen die ik voor kort nog had gezien, onder de wonden, en die ik soms te hulp ben geschoten, maar slordig en slap. Ik had voor hen van deur tot deur kunnen bedelen om hun iets meer verlichting te brengen.» In 1543 zal hij in Mainz een toevluchtsoord voor pelgrims openen en een opvanghuis voor armlastige zieken.

Ze voor ons winnen

Op verzoek van de Paus gaat Pierre Favre vervolgens naar Duitsland (1540-1541) naar de colloquia van Worms en Regensburg, waar Karel V om had gevraagd met als doel een verbond van katholieken en «gereformeerden» te verwezenlijken. De poging om tot een akkoord te komen loopt uit op een mislukking, maar het verblijf van Favre in Duitsland opent zijn ogen voor de godsdienstige onwetendheid van het christenvolk en de immoraliteit van de geestelijkheid, belangrijke oorzaken van de vooruitgang die het protestantisme had geboekt. Hij blijft negen maanden in dit land, verzorgt zelfs Geestelijke Oefeningen voor bisschoppen en prinsen van het keizerlijk hof, preekt, hoort biecht en komt daarbij in aanraking met alle klassen van de maatschappij. Aan de protestanten geeft hij raad hoe naastenliefde en geduld te betrachten: «De ketters voor ons winnen opdat ze van ons gaan houden.» Hij bereikt enkele bekeringen tot het katholiek geloof, maar geenszins een massale terugkeer in de schoot der Kerk. Ontsteld en geneigd tot wanhoop met betrekking tot het welslagen van zijn apostolaat in Duitsland, onderscheidt hij weldra in deze gevoelens van ontmoediging een ingreep van de kwade geest die altijd moeilijkheden voorschotelt terwijl de goede engel juist mogelijkheden laat zien en bemoediging biedt. In het boek van de Geestelijke Oefeningen leert heilige Ignatius hierover: «Bij wie intens de weg van de zuivering van de zonden en van de opgang van goed naar beter in de dienst van God onze Heer, is het eigen aan de kwade geest te knagen, bedroefd te maken, hindernissen in de weg te leggen en met drogredenen onrust te veroorzaken opdat men niet verder zal gaan; en het is eigen aan de goede geest moed, kracht, vertroostingen, tranen, ingevingen en rust te geven, en aldus alles te vergemakkelijken en alle hindernissen weg te nemen opdat men verder kan gaan met het goede te doen» (cf. nr. 315).

Op een dag, echter, vreest Pierre, door bitterheid bevangen, dat hij zijn hart «in de naastenliefde laat verduisteren en inkrimpen». Hij ontvangt dan diep van binnen dit antwoord: «Zoek een waarachtige relatie met God en zijn heiligen en je zult gemakkelijk ontdekken welk gedrag je moet aannemen ten aanzien van je naaste, of hij nu voor jou vriendschap of vijandschap voelt. Als er iets te zeggen of te doen is voor verzoening met je naaste, is het dat je door dit te doen je je eerst zult verzoenen met God.» Hij merkt bovendien op dat het van belang is alle rancune uit het hart te verwijderen, «opdat de naastenliefde gepaard gaat met gevoelens van lankmoedigheid, toegeeflijkheid, geduld en berusting, opdat zij zich niet kwaad laat maken, niet ophoudt vertrouwen te hebben in de mensen en de hoop niet verliest» (cf. 1Kor 13). En, in een nog concretere zin, begrijpt hij dat «je er voor alles voor moet waken niet in de greep te komen van de ijzige windvlagen die voortkomen uit teveel aandacht voor de gebreken van de anderen. Dat is juist vaak wat maakt dat we de hoop op hun heil verliezen, of dat de achting voor, het vertrouwen in, de liefde en barmhartigheid jegens hen teniet doet. Door de warmte van de geest moeten we niet alleen de waarneming, maar ook, zover mogelijk, de werkelijkheid van hun hun gebreken overstijgen, ten einde het kwaad door het goede te laten overwinnen en door te gaan - al hun tekortkomingen ten spijt - met hen verbonden te blijven en ons om hen te bekommeren.»

Pierre blijft in hoog aanzien staan bij Ignatius en de Paus. Zowel de een als de ander wenst over hem te beschikken en dingt om beurten naar zijn gunsten. Zo ontvangt hij het bevel zich naar Spanje te begeven. Onderweg maakt hij een tussenstop in Savoye waar hij de zijnen kan terugzien. Zeventig jaar later zal heilige Franciscus van Sales, zelf een Savooiaard, vertellen van de reputatie van heiligheid die hij toen in de streek had achtergelaten, en maakt zelfs melding van bepaalde getuigenissen van extases en levitaties (het lichaam dat zich tijdens een extase verheft) die indiscrete lieden zouden hebben gezien. Na zijn missie aan het Spaanse hof, trekt Pierre via Barcelona, opnieuw door Frankrijk waar hij geen stop maakt.

Een getransformeerde student

In april 1542 is hij opnieuw in Duitsland en blijft er twee jaar. In Mainz krijgt hij bezoek van een student uit Keulen, Petrus Canisius, die op zijn reputatie van bijzonder deugdzaam en geleerd man afkomt. Hij wenst hem te raadplegen over zijn roeping. Later zal Canisius getuigen: «Ik heb nog nooit zo’n geleerde en diepzinnige theoloog, zo’n briljante en eerbiedwaardige man gezien noch gehoord.» De jongeman doet de Geestelijke Oefeningen onder zijn leiding en komt er als «getransformeerd tot een andere man» uit tevoorschijn. Een jaar later treedt Petrus Canisius, toekomstig heilige en kerkleraar, in bij de Jezuïeten. Pierre Favre legt dan inderdaad de basis van de Sociëteit van Jezus in Duitland. Op een dag wordt Pater Favre in Mainz door droefheid overmand als hij bedenkt hoe slordig hij heeft gezorgd voor de begrafenis van een priester. Hij ontvangt dan dit innerlijk antwoord: «Vooruit gaan met de wil het goede te doen is beter dan de wil onder het gewicht van het verleden te vermoeien en uit te putten.»

Vanaf oktober 1542 wordt hij gevraagd zijn theologische competentie in dienst te stellen van het oecumenisch concilie dat in Trente van start moet gaan. Bij dat vooruitzicht krijgt zijn nederigheid enige schrik; maar «de Heer, zo zal hij schrijven, zal mij van alles bevrijden door de deugd van een heilige en blinde gehoorzaamheid die geen aandacht zou schenken aan mijn persoonlijke onbekwaamheid, noch aan de grandeur en het gewicht van wat me gevraagd was».

Op verzoek van Paus Paulus III en Ignatius begeeft Pierre Favre zich in de zomer van 1544 naar het hof van koning Juan III van Portugal. Onder de indruk van de heiligheid van de man Gods wilde deze koning hem graag in zijn land houden. De Pater stelt zich echter tevreden met een kort verblijf in het noviciaat van de Sociëteit. Door zijn goedheid zijn de novices onmiddellijk aan hem gehecht. Zijn onvermoeibare ijver zorgt voor toetreding tot de Sociëteit van meer dan dertig eminente leden van de universiteit van Coïmbra, waarvan er meerdere missionaris in Japan of in een van de uitgebreide Portugese bezittingen zullen worden. Kort daarna verlaat Pierre Portugal voor Spanje, waar hij in 1545, ondanks zijn uitgeputte krachten, twee Jezuïeten communauteiten sticht, in Valladolid en in Alcala. In Valladolid, op Goede Vrijdag 1545, «moest ik, zo zal hij zelf verhalen, jongelieden en heel kleine kinderen van de familie van een van mijn leerlingen de biecht afnemen en voelde toen hovaardige gedachten in mij opkomen. Een geest mompelde in mij: Ben je dan hier gekomen om voor die kinderen te zorgen? Was het niet beter daar te blijven waar je de biecht kon horen van belangrijke figuren?» Hij reageert onmiddellijk en neemt het besluit de rest van zijn leven, als het God beliefde, zich aan dit onaanzienlijk werk te wijden. «Ik ontdekte meer dan ooit de waarde van alles wat we doen met een rechtschapen bedoeling voor de kleinsten, voor hen die in de wereld veracht worden en onwaardig worden bevonden.»

In Madrid moet hij het bed houden in het hospitaal Campo del Rey. Daar bereikt hem een brief van Paus Paulus III die hem oproept voor het concilie van Trente ter versterking van twee andere jezuïeten, de paters Lainez en Salmeron, die als theologen zijn afgevaardigd. Hoewel nog ziek, vertrekt hij. De opening van het concilie wordt echter uitgesteld vanwege de grote hitte en pater Favre profiteert van dit uitstel om de eerste steen te leggen voor een college in Gandia, op verzoek van Francesco van Borgia, hertog van deze stad, voorheen onderkoning van Catalonië. Op die dag nam deze vorst die reeds weduwnaar is, het geheim besluit toe te treden tot de Sociëteit van Jezus, waarvan hij de derde generaal-overste wordt; de Kerk eert hem als heilige. Eenmaal in Valencia aangekomen ontvangt Pater Favre het ene bezoek na het andere en krijgt geen tijd om uit te rusten. «De Heer zij gezegend om alles!» schrijft hij dan. In Barcelona, in afwachting van de boot naar Rome, houdt hij zich bezig met preken, hulp verlenen aan kloosters en wezen voorbereiden op hun Eerste Communie. Wanneer ze zien hoe uitgeput hij is willen meerdere mensen hem tegenhouden: «Als u vertrekt, gaat u de dood tegemoet! Leven is geen noodzaak, antwoordt hij, maar gehoorzamen wel.»

Vol goedheid

Hij scheept in op 17 juli 1546 en komt in Rome aan waar hij blij ontvangen wordt door Ignatius. Maar op 31 juli is hij aan het einde van zijn Latijn, ontvangt het Heilig Oliesel en de Heilige Teerspijze. Tijdens zijn kort leven heeft hij zich onophoudelijk voorbereid op het Oordeel: «Het beoefenen van de barmhartigheid, heeft hij zelf geschreven, is een betrouwbaar middel ter verkrijging van Gods barmhartigheid ten opzichte van ons; het is gemakkelijk voor ons in God een gulle gever te hebben, als wij onszelf gul geven wat we zijn en wat we hebben. Als we willen dat God echt vergevensgezind is en niet vasthoudt aan de strenge toepassing van zijn gerechtigheid, moet je vol goedheid en vergevensgezind jegens allen zijn, en niet te nauwgezet of te streng.» De volgende dag, 1 augustus, blaast Pierre Favre de laatste adem uit, op veertigjarige leeftijd, in de armen van heilige Ignatius, zijn vader, zijn superieur en zijn vriend. Deze zei over zijn eerste metgezel: «Hij houdt eenvoudig van Vrouwe Naastenliefde. Om haar te behagen hecht hij zoveel waarde aan die belangrijke kwaliteiten die tegelijk de apostolische invloed en de zelfbeheersing vergemakkelijken: opvoeding, hoffelijkheid, kundigheid, beminnelijkheid, ontwikkeling, eenvoudig alles wat ertoe kan bijdragen de omgang tussen mensen tegelijk menselijker en christelijker te maken, ter meerdere glorie van God.»

Heilige Pierre Favre heeft een paar van de van God ontvangen weldaden vastgelegd in zijn Memoriaal, een boek dat voor eigen gebruik is geschreven, waarin overal dit verlangen opduikt, «dat al het goede dat hij zou kunnen volbrengen, bedenken of organiseren, door de goede geest, en niet door de kwade tot stand kwam». Want voor Pierre was het niet genoeg de waarheid te zeggen, maar achtte hij het van het hoogste belang te onderscheiden in welke geest hij die uitdroeg, om haar altijd te zeggen «met de geest van waarheid welke de Heilige Geest is». Mogen wij, naar zijn voorbeeld, Gods wil ieder ogenblik van ons leven leren onderscheiden en volbrengen!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.