|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
4 oktober 2018 feest van h. Franciscus van Assisi |
«Waar vreugde, ijver en de wens heersen om Christus aan anderen te brengen, schreef Paus Franciscus, daar groeien ook echte roepingen. Bij deze roepingen moeten we niet de lekenroepingen voor de missie vergeten. Er is sprake van een groeiend bewustzijn van de identiteit en missie van de lekengelovigen in de Kerk, evenals een erkenning dat zij geroepen zijn om in toenemende mate een belangrijke rol op zich te nemen in de verspreiding van het evangelie.» (Boodschap voor Wereldmissiezondag 2014). In de XXe eeuw illustreert het leven van Marcello Candia deze woorden; na een welgesteld leven in een grootburgerlijk Milanees gezin te hebben geleid, heeft hij als leek in de missie een taak op zich genomen en dankzij de verkoop van zijn goederen, een ziekenhuis gebouwd voor de armen in Brazilië.
Marcello Candia is geboren in 1916 in Portici (Campanië) als derde van vijf kinderen, zijn vader, is een industrieel: hij heeft in Milaan, vervolgens in Napels, Pisa en Aquila een reeks koolzuurfabrieken opgezet. Hij brengt zijn geloof niet in praktijk, maar heeft aan zijn katholieke opvoeding een groot gevoel voor rechtschapenheid, eerbied voor personen en professionele en sociale rechtvaardigheid overgehouden. Van zijn familie en zijn onderneming is hij de een en al toegewijde baas, man van plicht en verantwoordelijkheid. Hij verzet zich van meet af aan tegen het fascisme en vertrouwt zijn kinderen toe aan particuliere scholen opdat ze niet worden aangetast door de overheersende totalitaire ideologie.
Passie voor de armen
Marcello leert van zijn moeder, Luigia Bice Mussato, de eerste beginselen van het geloof. Zij is een ontwikkelde vrouw en rijkelijk begiftigd met menselijke kwaliteiten en zet zich volledig in voor de haren evenals voor de armen door middel van liefdadigheidswerken, in het bijzonder de Vincentiusvereniging. Marcello gaat graag met zijn moeder mee: met haar bezoekt hij de armen, niet zonder eerst in een kerk te zijn langsgegaan om er Jezus Eucharistie te ontmoeten. In zijn hart ontwikkelt zich een ware passie voor de misdeelden en lijdende mensen; het zal fundamenteel richting geven aan zijn leven. Vanaf zijn twaalfde helpt hij de Paters Kapucijnen van de Via Piave in Rome met het uitdelen van de soep aan de armen. Maar op 7 februari 1933 overlijdt mevrouw Candia, op 42-jarige leeftijd. Marcello is zeventien jaar: zijn verdriet is zo groot dat hij ziek wordt. Vanaf die dag zal hij veelvuldig aan hoofdpijn lijden en aan slapeloosheid.
De vergaande vroomheid van Marcello maakt indruk op zijn naaste omgeving die hem ervan verdenkt een “dubbel leven” te leiden: aan de ene kant is hij inderdaad de rijke, elegante, veel gevraagde jongeman, briljante leerling en goede kameraad, maar aan de andere kant constateert iedereen dat hij constant verdiept is in een dialoog met God. In 1939 behaalt hij een doctoraat in de chemie. In het begin van de Tweede Wereldoorlog heeft hij enige tijd een baan als chemicus in een springstoffenfabriek, vervolgens wordt hij gedemobiliseerd. Dan vervolgt hij zijn studie terwijl hij tegelijk bij zijn vader werkt. In 1943 behaalt hij doctoraten in de biologie en de farmacie. In die tijden van oorlog neemt hij deel aan het verzet tegen de Duitse bezetter waarbij hij meerdere malen zijn vrijheid en zelfs zijn leven riskeert, en neemt samen met de Paters Kapucijnen de hulp aan de met deportatie bedreigde joden op zich. Aan het einde van de oorlog verleent hij steun aan de gedeporteerden en gevangenen die naar hun land terugkeren. Met drie vrienden organiseert hij in het station een zowel medische als humanitaire opvang, en laat, grotendeels voor eigen kosten, in het park van het Sormani paleis dat tot zijn beschikking is gesteld, voorlopige en geprefabriceerde onderkomens aanleggen. Op een dag laat een autoritaire aalmoezenierkapitein omroepen: «De Mis gaat beginnen; zij die niet komen krijgen niet te eten». Marcello grijpt de microfoon en rectificeert: «Nee, iedereen zal te eten krijgen!»
Ten einde al zijn tijd te kunnen besteden aan het verlichten van het leed van anderen, ziet Marcello af van het huwelijk. Met Elda Scarsella Marzocchi richt hij het “Dorp van moeder en kind” op, dat hulp biedt aan ongehuwde moeders in nood. In het begin houdt hij dit initiatief verborgen voor zijn vader omdat hij weet dat die er niet gunstig tegenover zou staan; maar na verloop van tijd zal deze zich ervan bewust worden dat zijn zoon er veel goeds mee doet en zal er zijn goedkeuring aan verlenen. Meneer Candia is veeleisend, maar hij respecteert de keuzes van zijn zoon: hij vindt het overdreven dat hij zo vroom is en zo gehecht aan de dagelijkse Mis, maar hij legt hem geen strobreed in de weg. De biechtvader van Marcello staat echter niet welwillend tegenover de samenwerking met Elda Marzocchi want de sfeer van een huis voor ongehuwde moeders past niet bij een jongeman die heeft gekozen voor het celibaat voor het Rijk Gods. Marcello maakt dan ook een einde aan die samenwerking en stort zich op de hulpverlening aan de missies, eerst door geneesmiddelen te sturen naar de arme landen en een tijdschrift getiteld “La Mission” op te richten. Met Mgr. J.-B. Montini, de toekomstige Paus Paulus VI, destijds aartsbisschop van Milaan, en professor Lazzati, van de universiteit van Milaan, richt hij een college op voor studenten van overzee. De bisschoppen van de missielanden beginnen inderdaad priesters naar Italië te sturen ter aanvulling van hun priesteropleiding: deze priesters zijn bestemd om leraren te worden in de seminaries van Afrika, Azië en Latijns Amerika. Vaak neemt de bisschop rechtstreeks met Marcello contact op om de huisvesting te regelen en een studiebeurs te krijgen, enz. De jongeman neemt eveneens deel aan de oprichting van meerdere werken en verenigingen ten gunste van de missies.
«Kom!» en «Ga op weg!»
In 1950, als hij vierendertig jaar is, erft Marcello de onderneming van zijn vader. Langzaam maar zeker komt in hem de aspiratie tot rijping om alles los te laten om voltijds lekenmissionaris te worden. Maar om dat te verwezenlijken zal hij moeten wachten tot het jaar 1961: zijn aanwezigheid in de fabrieken is nuttig en zelfs noodzakelijk vanwege de moeilijke situatie waarin de arbeiders in de naoorlogse periode verkeren. Bovendien blijkt zijn geestelijk leidsman tegen dit project gekant te zijn.
«Missie is deel van de ‘grammatica’ van het geloof, essentieel voor degenen die luisteren naar de stem van de Geest, die fluistert: “Kom” en “Ga op weg”. Degene die Christus navolgt moet missionaris worden, want hij weet dat Jezus, met hem meegaat, tot hem spreekt, met hem ademt, met hem werkt. Wie zijn de eersten aan wie het Evangelie verkondigd moet worden? Het antwoord, heel vaak te vinden in het Evangelie zelf, is duidelijk: het zijn de armen, de kleinen en de zieken, degenen op wie vaak neergekeken wordt of die vergeten worden, degenen die het ons niet kunnen vergoeden (cf. Luc 14,13-14). Evangelisatie bij voorkeur gericht tot de minsten onder ons is een teken van het Koninkrijk dat Jezus kwam brengen: Er bestaat een onlosmakelijke band tussen ons geloof en de armen. Laten we ze nooit alleen laten.!» (Boodschap voor de Wereld Missiedag 2015).
In 1955 veroorzaakt de noodlottige explosie van een reservoir met 60.000 liter vloeibaar koolzuur de dood van twee mensen en verwoest een fabriek die pas volledig gerenoveerd was. Marcello ziet zich door dit ongeluk genoodzaakt af te zien van zijn plan alles op te geven. Hij helpt met geld uit eigen zak de twee families van de slachtoffers en neemt de wederopbouw en de leveringen van de fabriek voor zijn rekening zodat geen enkele arbeider of klant door de ramp gedupeerd wordt. Zijn belangstelling gaat in het bijzonder uit naar de armen van Brazilië. Hij heeft inderdaad pater Alberto Beretta, kapucijn, broer van heilige Gianna Beretta Molla, ontmoet die op het punt stond naar Brazilië te vertrekken. In 1957 brengt Marcello zijn eerste bezoek aan Macapà, in het noorden van de Amazonedelta. Deze kleine stad telt dan 18.000 inwoners waarvan een deel in armoede leeft, zonder enige materiële of geestelijke steun. Met de bisschop van het diocees, Mgr. Aristide Pirovano, van de Missioni Straniere di Milano, bestudeert hij de plaatselijke problemen. Voor de parochie San Benedetto laat hij een mooie kerk bouwen. Vervolgens krijgt hij de ingeving een groot hospitaal te bouwen, buiten proportie in vergelijking met de omvang die de stad destijds bezat. De toekomst zal hem in het gelijk stellen want de bevolking telt nu meer dan 400.000 inwoners (2010).De instelling is berekend op 150 patiënten en omvat ook een leprozerie.
Verkoop wat je bezit!
Marcello begint met de uitvoering van de werken in 1961, met het geld dat de verkoop van de van zijn vader geërfde fabrieken heeft opgebracht. Hij wenst dat het hospitaal wordt opgedragen aan de H.H. Camiel en Lodewijk ter ere van de herinnering aan zijn ouders. In die tijd wordt Mgr. Pirovano teruggeroepen naar Milaan om de leiding op zich te nemen van zijn Missie Instituut. In 1965, daags na de particuliere audiëntie bij de Zalige Paus Paulus VI, overhandigt de prelaat persoonlijk het missiekruis aan Marcello. In juni van hetzelfde jaar vestigt Marcello zich in Macapà. Nadat hij meerdere jaren de functie van fabrieksdirecteur heeft bekleed, in een tijd van grote economische welvaart, is hij bijna vijftig geworden. Zijn leven is radicaal veranderd: van een welgesteld leven gaat hij over naar een arm leven te midden van de armen. Geheel in overeenstemming met de authentieke beleving van zijn geloof, laat hij alles in de steek voor God en antwoordt zijn bestrijders dat men «de armen niet alleen economische hulp moet bieden. We moeten hun leven voor zo ver mogelijk in zijn volle omvang delen. Het zou voor mij te gemakkelijk zijn hier mijn vredige en comfortabele leven voort te zetten en vervolgens te zeggen: het overbodige stuur ik daarheen. Ik ben geroepen met hen te leven».
Marcello stuit echter op onbegrip en tegenspraak binnen de missionaire kring zelf, hetgeen hem diep raakt. «Waarom zo’n groot hospitaal bouwen op die plek, vragen sommigen zich af, terwijl men voor hetzelfde geld een tiental sanitaire hulpposten had kunnen opzetten? Gaat die Milanese baas werkelijk doorzetten en blijven, fluistert men of zal hij, nadat hij een gigantisch bouwproject heeft opgestart, weggaan en de werkzaamheden onafgemaakt achterlaten?» In afwezigheid van Mgr. Pirovano staat Marcello er spiritueel alleen voor. De overheid die eveneens wantrouwend is geworden weigert hem de nodige vergunningen. Jaren later, wanneer zijn doortastendheid hem enige welwillendheid heeft opgeleverd, zal een beleidsambtenaar over hem zeggen: «Ik bestudeer die Candia nu al jaren en ik begrijp hem nog altijd niet. Hij is vast een beetje dwaas, hoewel hij gezond van geest lijkt.» De dwaasheid van het Kruis zal altijd een mysterie zijn voor hen die niet gelovig zijn. Maar hij laat zich niet ontmoedigen: «De Goede God wil dat ik een beetje penitentie doe!» zegt hij in vertrouwen. In armoede leren leven kost hem inderdaad grote moeite: hij moet allerlei comfort leren ontberen, eten wat de armen eten, dicht op elkaar leven met mensen zonder enige ontwikkeling, in ellendige ruimtes. Een van zijn Italiaanse vrienden zegt hierover in een verslag: «Candia was heel dynamiek, zeker van zichzelf, gewend te bevelen en te spreken als een werkgever… maar iedere keer als hij terugkeerde uit het Amazonegebied vond ik hem veranderd. Hij besefte dat hij de hulp van anderen nodig had om zijn grootse plannen te verwezenlijken en daar was hij niet aan gewend.» Marcello is inderdaad koppig van nature, ongeduldig, perfectionistisch, buitengewoon veeleisend en altijd overtuigd van zijn eigen gelijk. Maar zijn missionaire geest en toewijding helpen hem langzaam maar zeker die gebreken te corrigeren.
Niet meer nodig zijn
In 1967 is hij het slachtoffer van een infarct: zijn gezondheid verzwakt. Als hij weer is hersteld gaat hij niettemin moedig verder met zijn werk. In 1969 wordt het hospitaal van Macapà officieel geopend: het heeft in het begin een afdeling kindergeneeskunde, vervolgens, een paar maanden later, een onderzoekscentrum voor tropische ziekten met bijzondere aandacht voor lepra, een centrum voor sociaal werk en een opvangcentrum. Marcello heeft alles bedacht, bijna helemaal alleen gefinancierd en alle tegenwerking ten spijt tot stand gebracht. De intuïtie die eraan ten grondslag lag was echter van kardinaal Montini: «Als u in Brazilië een hospitaal van de grond wilt krijgen, doe het dan echt op zijn Braziliaans, had de prelaat hem aangeraden. Vermijd iedere vorm van paternalisme, leg de anderen niet uw ideeën op, zelfs niet met de beste bedoelingen. Maak het hospitaal niet alleen voor de Brazilianen, maar ook met de Brazilianen en stel u als einddoel in het vooruitzicht niet meer nodig te zijn. Wanneer het moment komt dat u zichzelf nutteloos zult voelen omdat de instelling zonder u zal kunnen functioneren, dan zult u een waar werk van menselijke solidariteit hebben verwezenlijkt.» Het kost Marcello een aanzienlijke dosis geduld om dit inzicht te onderschrijven want in dat land is het merendeel van het personeel dat hij voor het ziekenhuis in dienst neemt eerder geneigd tot apathie en onverantwoordelijkheid. De kardinaal had hem ook aanbevolen er een ziekenhuis annex school van te maken: in de missielanden is zieken verzorgen belangrijk, maar nog belangrijker is dat serieus wordt onderwezen hoe men ze moet genezen. Hij had eraan toegevoegd: «Het moet een instelling zijn waarin nooit iemand weggestuurd wordt.» Marcello past deze aanbeveling zeer nauwgezet toe: hij bepaalt dat het ziekenhuispersoneel een patiënt tijdens de intake nooit gevraagd wordt of hij in staat is de kosten te voldoen.
In de wereld zult u te lijden krijgen, heeft Jezus ons gewaarschuwd (Joh 16,33). De edelmoedige vriend van de armen wordt door de federale regering opgeroepen om te reageren op de beschuldiging dat hij illegaal geneesmiddelen uit Brazilië zou invoeren. Hij moet er ook voortdurend op bedacht zijn dat het hospitaal steeds ten dienste van de meest noodlijdenden staat. Gelukkig is zijn ervaring van bedrijfsleider hem zeer van nut om zijn zaken weldoordacht af te kunnen handelen; edelmoedig zijn alleen is, inderdaad, niet genoeg, er is ook kundigheid en voorzichtigheid voor nodig.
«De lekengelovigen moeten handelen volgens de voorschriften van de voorzichtigheid, de deugd die het mogelijk maakt om in elke omstandigheid het werkelijk goede te ontwaren en de juiste middelen te kiezen om het tot stand te brengen. De voorzichtigheid maakt het mogelijk om consistente beslissingen te nemen, met zin voor realisme en verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn daden. De veel voorkomende opvatting die voorzichtigheid op gelijke hoogte plaatst met veinzerij, utilitaristische berekening, wantrouwen, vrees of besluiteloosheid, is ver verwijderd van een juist begrip van deze deugd. Zij is een kenmerk van de praktische rede en biedt hulp om met wijsheid en moed te beslissen over de weg die moet worden bewandeld, waardoor zij de maatstaf wordt van de andere deugden... Ze is tenslotte ook een deugd die de rijpe uitoefening van het verstand en van de verantwoordelijkheid vereist, in de objectieve kennis van een situatie en met de rechtschapen wil die leidt tot het nemen van beslissingen» (Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, 547-548).
Een andere logica
Als industrieel is Marcello gewoon er een zeer nauwgezette boekhouding op na te (laten) houden. Maar, in de werken van God, moet men soms verder gaan: «Langzaam maar zeker heb ik gemerkt dat wanneer men met God te maken had, men soms een andere logica moest toepassen. De berekeningen zijn snel klaar want de zieken die voor hun behandeling kunnen betalen, dat zijn er een op de tien en zij die een aanvullende verzekering hebben niet meer dan 40%. De anderen kunnen niets anders inbrengen dan zichzelf om behandeld te worden. Zo heb ik geleerd dat een hospitaal voor de armen, om goed te functioneren, altijd een begrotingstekort zal hebben. Het zal voor jullie niet gemakkelijk zijn te begrijpen wat het voor mij heeft betekend te leren omgaan met die logica… En wanneer mijn geldelijke middelen waren uitgeput, begonnen de bijdragen van mijn vrienden, van de arbeiders in de fabrieken die van mij waren, binnen te stromen enz.» Hij constateert ook een ander wonder: de metamorfose van bepaalde mensen van Macapà die opeens blijken in staat te zijn hem te helpen en op die manier waardigheid en geloof hervinden.
Marcello Candia geeft ons een fraai voorbeeld van verstandig gebruik van rijkdommen. In zijn Bul met de afkondiging van het buitengewoon Jubileum van de Barmhartigheid, schrijft Paus Franciscus: «Trap niet in de verschrikkelijke valstrik te denken dat het leven afhangt van geld en dat in vergelijking hiermee alles zonder waarde en waardigheid is. Het is alleen maar een illusie. Wij nemen het geld niet met ons mee naar het hiernamaals. Geld geeft ons niet het ware geluk. Het geweld dat wordt gebruikt om geld dat van het bloed druipt, te vergaren, maakt niet machtig of onsterfelijk. Voor allen komt vroeg of laat het oordeel van God, waaraan niemand kan ontsnappen» (11 april 2015, n. 19). Ieder mens ontvangt, inderdaad, «in zijn onsterfelijke ziel de eeuwige vergelding in een bijzonder oordeel dat zijn leven in het licht van Christus plaatst» (Catechismus van de Katholieke Kerk, n. 1022). Bovendien heeft Jezus ons verklaard dat Hij op de laatste dag zou komen om alle mensen te oordelen: Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden... Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: «Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht…» En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: «Gaat weg van mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken…» En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven. (Mat 25,31-45).
Een bescheiden werktuig
Ondanks het veelvuldig verzet dat hij ontmoet, wordt Marcello al tijdens zijn leven geprezen en toegejuicht. In 1975 wijdt een Braziliaanse krant met grote oplage een lang artikel aan hem onder de titel: “De beste man van Brazilië”. Op zulke complimenten reageert hij met: «Wat mij betreft, ben ik niets; ik ben slechts een bescheiden werktuig in de handen van de Voorzienigheid… Ik ben het niet die iets heeft gegeven, maar zij, de armen, die mij wat geven… Wie veel heeft ontvangen van het leven, moet veel geven.» In hetzelfde jaar besluit Marcello, met in het achterhoofd hetgeen kardinaal Montini had gezegd, het werk toe te vertrouwen aan de Dienaren der Zieken Paters Camillianen. Hij zal dan verklaren: «Het is niet christelijk zichzelf te zoeken in een werk. In God moeten wij ons verwezenlijken…Ik dank God dat ik het werk heb mogen beginnen met de middelen die Hij me heeft gegeven. Maar daarna moesten we ons nutteloos maken. Zij die na mij zijn gekomen moesten ook op eigen initiatief hun bijdrage kunnen leveren….Ik heb me dus teruggetrokken en nu stel ik me tevreden met het zoeken van geld zodat ze het werk kunnen voortzetten.»
De hulp aan de lepralijders is hem altijd zeer ter harte gegaan. Vanaf 1967 zet hij voor hen het leprozenhuis van Marituba op, ergens verloren in het oerwoud op 400 km ten zuiden van Macapà. Tot dan toe moesten deze zieken binnen een omtrek blijven die was verboden voor niet-lepralijders. De kolonie omvatte zo’n duizend zieken die onder de ellendigste omstandigheden zonder solidariteit en hygiëne, moesten zien te overleven. Wanneer hij het gebied voor het eerst bezoekt, met speciaal verleende toestemming, begrijpt Marcello dat eerst de hoop in de harten van deze verschoppelingen weer moet gaan sprankelen, door een communauteit van godgewijde personen, met een priester, in hun midden te vestigen. Marcello legt dan een stedelijk centrum aan met individuele huizen, stromend water, afwatering via riolering, consultatiebureau, centrum voor maatschappelijk werk dat door de zieken zelf bestuurd wordt enz. Er worden nog meer leprozenhuizen en gebedscentra (waarvan twee Karmels, waar hij zelf graag komt voor zijn dagelijks gebed…) opgericht in andere plaatsen. In 1980 zal Paus Johannes Paulus II deze werken komen bezoeken; diep onder de indruk, zal hij de stichting “Dokter Marcello Candia” in het leven roepen. Het is een grote vreugde voor alle medewerkers van Marcello; maar hij zelf betreurt het dat zijn naam aan de stichting werd gegeven.
In 1983 keert hij ernstig ziek terug naar Milaan. Sinds 1967 is hij vier keer het slachtoffer geweest van een hartaanval; huidkanker met uitzaaiingen naar de lever wordt hem fataal, en hij overlijdt op 31 augustus. Op 9 juli 2014 heeft de Heilige Vader Franciscus de heldhaftigheid van zijn deugden erkend waardoor het mogelijk werd hem de titel van “eerbiedwaardige“ te verlenen. Zijn zaligverklaringsproces is lopende.
Jezus van Nazareth is, volgens het getuigenis van H. Petrus, overal heengegaan om het goede te doen en hen die door de duivel onderdrukt werden te genezen; want God was met Hem (Hand. 10,38). Moge de eerbiedwaardige Marcello Candia voor ons de genade verkrijgen Christus te volgen en ons te wijden aan het verlichten van hen die lijden en daarbij voor ogen houden dat, zoals zalige Teresa van Calcutta zei: «De allereerste armoede van de volkeren is dat zij Christus niet kennen»! (cf. Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd 2006).