Brief

Blason   Abdij Saint-Joseph de Clairval

F-21150 Flavigny-sur-Ozerain

Frankrijk


Downloaden als pdf
[Cette lettre en français]
[This letter in English]
[Dieser Brief auf deutsch]
[Esta carta en español]
[Aquesta carta en català]
[Questa lettera in italiano]
1 november 2016
Allerheiligen


Dierbare Vriend van de Abdij Saint-Joseph de Clairval,

Het is nacht. Het is de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, in Patagonië, in het zuiden van het huidig Argentinië, ver weg van de politieke conflicten van de Oude Wereld. De nachtelijke stilte valt over de activiteit in de haven van Viedma. Als een engel van God rijdt een fietser in witte werkkleding door de donkere straten. Als iemand hem toevallig opmerkt verbaast het hem niet: iedereen weet dat het don Zatti is, emblematische figuur van het stadje die op weg is naar een zieke om hem thuis te verzorgen. Wanneer de arme bedlegerige man de liefdadige Salesianer Broeder naar zijn ziekbed ziet komen, excuseert hij zich dat hij hem op dat tijdstip heeft gevraagd te komen. Hij krijgt meteen als antwoord: «Het is uw plicht een beroep op mij te doen; mijn plicht is het te komen!» Als iemand de adolescent uit de Po-vlakte had voorspeld dat hij op een dag de toevlucht van de armen aan de andere kant van de wereld zou zijn, zou hij waarschijnlijk hard hebben gelachen.

Artemide Zatti is geboren op 17 oktober 1880 in Boretto, in Reggio Emilia, in noordwest Italië, als tweede van acht kinderen van Luigi Zatti en Albina Vecchi. Om hun gezin te eten te geven zwoegen deze bescheiden boeren op een stuk land dat niet van hun is. Wanneer de moeder op het veld is, zorgt de oudste dochter voor de kinderen. Sinds zijn vierde jaar helpt Artemide zijn ouders op de boerderij. Hij zit echter tot zijn negende op de lagere school waarna hij in dienst gaat bij een naburige landeigenaar. Hij staat op om drie uur ‘s ochtends, eet in allerijl een beetje polenta met melk en gaat de velden in. Zijn werkijver en zijn verantwoordelijkheidsgevoel die hij voorheen heeft verworven door met zijn moeder de zorg voor zijn jongere broers en zusters te delen, onderscheiden hem van zijn leeftijdgenoten. Zijn salaris? Vijfentwintig lire per jaar! Hij stelt er zich niet alleen mee tevreden, maar als hij een taart krijgt uit erkentelijkheid voor zijn ijver, neemt hij die mee naar huis in plaats hem voor zichzelf te houden; hij vindt het heerlijk zijn zeven broers en zusjes de lekkernij in een oogwenk te zien verorberen, zo waar is het dat geven zaliger is dan ontvangen (Hand 20,35).

Het economisch moeras waarin heel Europa het laatste kwart van de 19e eeuw terecht is gekomen, tast ook wreed de wereld van de landbouw aan: de zaken gaan steeds slechter, het ontbreekt aan machines, de arbeiders zijn werkloos. De ondervoeding veroorzaakt ernstige ziektes; met name de pellagra, een ziekte die dementie en dood tot gevolg kan hebben richt in de Povlakte ravages aan. De familie Zatti besluit daarom in Zuid-Amerika naar een oom te gaan die zich daar heeft gevestigd. Ze komen aan in 1897, in Bahia Blanca, in het noorden van Patagonië. Ongeveer de gehele bevolking van deze uitgebreide half woestijnachtige regio woont in de steden aan de Atlantische kuststrook. Bahia Blanca, oorspronkelijk een eenvoudige militaire basis, heeft zich ontwikkeld dankzij een waar handelskruispunt en haar bevolking is snel toegenomen door de komst van Spaanse en Italiaanse emigranten.

«Ik ga om te sterven»

Luigi Zatti gaat in een marktkraam werken. Artemide werkt op zijn beurt enige tijd in een herberg en daarna in een dakpannenfabriek. Daar niet ver vandaan hebben salesianer religieuzen van Italiaanse afkomst sinds 1875 een missiepost. In zijn vrije tijd helpt Artemide de pastoor, eerwaarde Carlo Cavali, of gaat lezen in zijn bibliotheek. Gefascineerd als hij is door het leven van Don Bosco (de stichter van de salesianer congregatie), duurt het niet lang voor hij de roep van God tot het religieuze leven hoort. De pastoor deelt het mee aan meneer Zatti die zijn zoon toestaat naar het salesianer prenoviciaat van Bernal, dichtbij Buenos Aires, te gaan. Daar ontmoet Artemide de eerste moeilijkheden. Met zijn negentien jaren is hij de oudste van alle aspiranten voor het priesterschap. Doordat hij vooral het dialect van zijn streek van oorsprong, gemengd met een beetje Italiaans en Spaans, spreekt, ondervindt hij moeilijkheden bij de studie van het Latijn. Hij wordt belast met de zorg voor een priester die aan tbc lijdt, loopt zelf de ziekte op en moet het bed houden. Op de dag van zijn priesterwijding wordt hij door koorts en zware hoest geveld en kan niet aan de ceremonie deelnemen noch het priesterkleed ontvangen. In die tijd maakte de tbc nog talrijke slachtoffers; de arts raadt dan ook aan de zieke meer naar het zuiden, naar Viedma, te sturen, waar de lucht gezonder is. Artemide onderwerpt zich edelmoedig aan deze beslissing: «Ik ga naar Viedma om te sterven, als dat Gods wil is!».

Viedma is gelegen op de linker oever van de rivier de Negro, op 30 km afstand van haar uitmonding in de Atlantische Oceaan en is verbonden met Bahia Blanca via een spoorlijn van 250 km lang. In deze missie voorpost, bevolkt door soldaten, avonturiers en aan zichzelf overgeleverde arbeiders, hebben de Salesianen een apotheek en een hospitaal dat ze hebben ingericht in een voormalige paardenstal. Ziekten die veelvuldig voorkomen in Europa bereiken de plaatselijke bevolking die hiertegen geen immuniteit verweer hebben; bij gebrek aan sanitaire hulpdiensten sterven ze bij honderden. Pater Evasio Garrone, die Artemide verwelkomt, is de enige “arts” (zonder officiële titel) ter plekke. Hij heeft veel ervaring opgedaan als verpleger in het Italiaanse leger, en allen wenden zich tot hem en noemen hem “dokter”. Deze priester nodigt de jonge tbc-lijder uit tot de Heilige Maagd te bidden voor zijn genezing en stelt hem de volgende bewoordingen voor: «Als u mij geneest, zal ik de rest van mijn leven aan de zieken van deze instelling wijden.» Tot ieders verrassing herstelt Artemide snel: «Ik heb geloofd, zegt hij, ik heb beloofd, ik ben genezen.» Met geestdrift begeeft hij zich dan op de voor hem uitgestippelde weg. Op 11 januari 1908, legt hij zijn eerste gelofte af als Broeder Coadjutor en spreekt vervolgens de eeuwige geloften uit op 8 februari 1912. Getrouw aan zijn belofte neemt hij eerst de zorg voor de apotheek op zich om zich daarna steeds meer, als verpleger, te bemoeien met de zorg voor de zieken. Na de dood van Pater Garrone rusten zowel de last van het Sint Jozef Hospitaal als dat van de apotheek Sint Franciscus op zijn schouders.

Zonder diploma

De jonge franciscaan verwerft zo’n grote bekwaamheid dat men hem weldra als onmisbaar beschouwt. Maar hij heeft geen enkel diploma en moet zorgen dat hij niet in conflict met de wet geraakt: de staat, die overigens geheel onbekwaam is in de sanitaire behoeften van Viedma te voorzien, verlangt een diploma van hen die voor zieken zorgen. Om de instelling en haar toekomst rechtskundig niet in gevaar te brengen doen de salesiaanse superieuren een beroep op een bevoegde arts. Toch moet Artemide het hoofd bieden aan de onvoorziene zaken, zijn verantwoordelijkheid op zich nemen, in één woord, de instelling bestieren: hij moet zelfs soms het huis schoonmaken! In 1913 slaagt hij erin, door hard te werken en allerlei stappen te ondernemen, het hospitaal geheel opnieuw op te bouwen en het te voorzien van alle benodigde installaties om de zieken de beste zorg te verlenen. Deze stromen toe, maar slechts weinigen zijn in staat de ziekenhuiskosten op te brengen. Artemide doorkruist dan ook de hele stad op zijn fiets om fondsen te werven. Wanneer men hem ziet met zijn grote hoed op, begrijpt men dat hij op weg is naar een bankier of naar een edelmoedige weldoener.

Omdat hij zelf ziekte heeft gekend ziet de nederige Broeder beter dan wie ook wat de behoeften van de ander zijn; en de vaste wetenschap van zijn roeping stelt hem in staat het lijden en de ellende van zijn naaste, in wie hij de gekruisigde Christus ziet, van ganser harte te omhelzen.

«Wat liefde is, hebben wij geleerd van Hem: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders (1Joh 3,16). Ik richt mij in het bijzonder tot de zieke mensen en tot hen die hun bijstand en zorg verlenen, zei Paus Franciscus op 6 december 2013. De Kerk herkent in u, beste zieken, een bijzondere aanwezigheid van de lijdende Christus. Want zo is het: naast ons lijden, of nog beter gezegd, in ons lijden zit dat van Jezus die er de last van draagt met ons en er de betekenis van onthult».

Een triomfantelijke terugkeer

In 1914 krijgt Artemide de Argentijnse nationaliteit; hij is er zeer blij mee want hij houdt voortaan evenveel van de rivier de Negro als van de Po, de rivier van zijn geboorteland. Daar de verpleegafdeling van de gevangenis van Viedma te klein is geworden, worden de gevangenen naar het Sint Jozef Hospitaal gestuurd. Op een nacht slaagt een gevangene erin te ontvluchten. Zatti wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens “gebrekkige bewaking van de gevangenen”. Deze schandelijke beslissing slaat de mensen in de streek met stomheid. Om blijk te geven van hun verontwaardiging houden verplegers, scholieren van de middenschool, herstellende en allen die zijn naastenliefde mochten ervaren een demonstratie voor hem, de muziek voorop. Na vijf dagen hechtenis wordt de Broeder vrijgelaten: zijn terugkeer is een triomf. «Ik had zo’n behoefte aan een beetje rust!» grapt hij eenvoudig tegenover de menigte, want hij weet in alle omstandigheden de hand van God die voor zijn bestwil handelt te ontwaren.

In 1915 vestigt een van een officieel diploma voorziene apotheker zich in de buurt. In de ogen van de overheid is er geen reden meer de apotheek Sint Franciscus voortaan nog te laten tolereren door de Staat... Artemide die geen enkel diploma heeft zal gedwongen worden zijn farmacie te sluiten. Hij kan er zich niet bij neerleggen: hoe zullen de armen nog tegen schappelijke prijzen aan medicijnen kunnen komen? Hij gaat dus naar La Plata, doet er de nodige examens en komt terug met een diploma!

De dagen van Broeder Artemide in Viedma zijn goed gevuld, ten dienste van God en de armen. Iedere ochtend staat hij om half vijf op, stookt het vuur op en gaat naar de kerk waar hij bidt, vaak languit liggend met het voorhoofd tegen de grond gedrukt. Vervolgens woont hij de Mis bij alvorens zijn zieken in het hospitaal te bezoeken, die hem allemaal begroeten met de even eerbiedige als liefdevolle benaming van “don Zatti”. Als hij langs de refter komt neemt hij in alle haast een koffie met melk alvorens op de fiets te stappen om thuiszorg te gaan verlenen. Om twaalf uur luidt hij de klok en bidt het Angelus met de communauteit. Na de lunch soms jeu-de-boule met de zieken, vol van een Don Bosco waardig enthousiasme. Om twee uur hervat hij zijn ronden op de fiets. Voor het avondeten werkt hij aan zijn correspondentie en neemt daarna contact op met het personeel van het hospitaal dat precieze raadgevingen en instructies van hem krijgt. Door zijn invloed groeien zijn medewerkers in fijngevoeligheid en christelijke naastenliefde. ‘s Avonds eet Artemide met de communauteit alvorens een laatste bezoek af te leggen aan de bedlegerige patiënten. Als hij buitenshuis geen verplichtingen heeft leest hij vrome werken en geneeskundige traktaten, tot tien à elf uur ‘s avonds. “s Nachts wordt hij vaak aan een ziekbed geroepen. Trouw aan de lijfspreuk van Don Bosco, “werk en matigheid”, spreidt hij een waarlijk heldhaftige opofferingsgezindheid ten toon: op een nacht haalt hij zelf het lichaam van een overleden zieke weg om te voorkomen dat andere patiënten die zouden zien.

Zowel overdag als ‘s nachts neemt don Zanetti de roep van Christus waar in het gekerm van iedere zieke. Met haastige spoed beantwoordt hij de liefde die hem uitnodigt zich te geven, in navolging van de Heer, die zichzelf gegeven heeft om ons te redden. Paus Franciscus verklaarde in die zin op 6 december 2013: «Jezus is het leven en, met zijn Geest, kunnen wij Hem volgen. Zoals de Vader zijn Zoon met liefde heeft gegeven en de Zoon zichzelf heeft gegeven met dezelfde liefde, kunnen wij op onze beurt de naasten liefhebben zoals God ons heeft lief gehad, door ons leven te geven voor onze broeders. Het geloof in de goede God wordt goedheid, het geloof in de gekruisigde Christus wordt kracht om tot het uiterste, zelfs de vijanden, lief te hebben. Het bewijs van waarachtig geloof in Christus is de zelfgave, liefde verspreiden jegens de naaste, vooral hij die het niet verdient, jegens degene die lijdt, die buiten de gemeenschap is geplaatst.»

Gratis dienstverlening op ieder tijdstip

De dienstverlening van Artemide strekt zich uit over de naburige gehuchten langs de rivier de Negro. In geval van nood verplaatst hij zich gratis, ongeacht het tijdstip, tot in de armste huizen van de randgemeenten. Hij heeft zo’n goede reputatie dat er soms zieken vanuit het zuiden van Patagonië naar hem toe worden gebracht. Het gebeurt overigens niet zelden dat zieken zijn bezoek verkiezen boven dat van een arts. Alleen al zijn aanwezigheid, stralend van innerlijke vreugde, biedt troost aan de gepijnigde harten; hij verstrekt al zingend vakkundige zorg en beurt de zieken op met duizend-en-een gelukkige invallen en grappen. Hij wil persoonlijk de zorg dragen voor de wanhopigste gevallen, de afstotelijkste ziekten en wonden. Hij belast zich met hun leed en geeft hun zijn vreugde door. Hij zelf huilt alleen als hij niets meer voor hen doen kan, maar zij die in zijn armen sterven doen dat met een glimlach op de lippen. Wanneer hij de armlastige zieken bezoekt laat hij een aalmoes achter. De edelmoedige Broeder gaat op een dag, om aan een urgent geval het hoofd te bieden en bij gebrek aan een betere oplossing, zo ver dat hij een ernstig zieke man in zijn eigen slaapkamer ontvangt. Hij geeft hem zijn eigen bed en stelt zich voor zijn eigen nachtrust tevreden met een stoel. In plaats van zich te beklagen over het gesnurk van zijn gast dat hem belet te slapen, zegent hij de Heer: «Goddank, hij is nog in leven!» Innerlijk vervuld van de vreugde van de Heilige Geest, geeft hij niet toe aan woede, spreekt van niemand kwaad en laat niet toe dat er tegenover hem over wie dan ook kwaad wordt gesproken.

Het welkom dat don Zanetti toebereidt aan personen die het meest verzwakt zijn door lijden en handicaps is een licht en een voorbeeld voor het maatschappelijk leven. «Een samenleving onthaalt het leven werkelijk, zo verklaarde Paus Franciscus tegenover de Pauselijke Academie voor het Leven, wanneer zij erkent dat het ook kostbaar is bij ouderdom, handicap, ernstige ziekte en zelfs wanneer het uitdooft; wanneer zij leert dat het een roeping is op een humane manier het lijden niet uit te sluiten, maar integendeel in de zieke en lijdende persoon een gave voor heel de gemeenschap te leren zien, een aanwezigheid die uitnodigt tot solidariteit en verantwoordelijkheid. Dat is het Evangelie van het Leven» (19 februari 2014).

Don Zanetti heeft in zijn hospitaal een vrouw die in haar kinderjaren de spraak heeft verloren ten gevolge van mishandeling. Artemide blijft zachtmoedig en weigert haar te bruuskeren ondanks de raad die hij krijgt van hen die haar maar moeilijk kunnen verdragen: «Ze heeft al genoeg geleden, zegt hij tegen hen, ik ga daar niets aan toevoegen.» Deze vrouw zal achtenveertig jaar in het hospitaal wonen. De ergste onwelvalligheden kunnen bij de liefderijke Broeder rekenen op het beste onthaal. Op een dag ontvangt hij een Indiaas kind, overdekt met wonden en zo goed als naakt: «Zuster, vraagt hij aan zijn assistente, kijkt u eens of u niets heeft om een Jezus-Kind van tien mee te kleden.» Hij vindt dat de armste de zegen van God aantrekt. Hoewel hij niet dezelfde universitaire vorming heeft genoten, wordt hij door de artsen beschouwd als een van hen. Ze zijn getroffen door zijn intelligentie en zijn vaardigheden en hebben nog meer bewondering voor zijn moreel gezag. Een atheïstische arts bekent op een dag: «In de aanwezigheid van Zatti begint mijn ongelovigheid te wankelen. Als er heiligen op aarde zijn, is hij er een van!»

Een onuitwisbaar stempel

«Heiligen, zo zei Paus Benedictus XVI op 20 augustus 2011, zijn de getuigen die ons laten zien hoe wij het drama van het lijden kunnen ervaren voor ons welzijn en voor het heil van de wereld. Deze getuigen spreken vooral over de waardigheid van ieder mensenleven, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Geen enkele droefenis is in staat dit goddelijk stempel dat in het diepst van de mens is gegrift uit te wissen. Nog sterker, sinds de Zoon van God de smart en de dood vrijwillig heeft willen omhelzen, biedt het beeld van God ons ook het gezicht van hem die ze heeft verdragen. Deze bijzondere voorkeur van de Heer voor de lijdende mens laat ons de ander bezien met zuivere ogen om hem, behalve de noodzakelijke uiterlijke dingen, de blik van liefde te schenken die hij nodig heeft. Dat kunnen we pas werkelijk na een persoonlijke ontmoeting met Christus.»

In 1934 wordt in Viedma een bisschopszetel gecreëerd en moet het Sint Jozef Hospitaal plaats maken voor de woning van de bisschop. Door de verbouwingen worden de installaties vernietigd die don Zatti zoveel offers hadden gekost. De Salesianen stellen dan een boerderij tot zijn beschikking, even buiten de stad. De heilige Broeder organiseert de verhuizing zonder een seconde zijn glimlach te verliezen. Alles moet opnieuw worden gedaan; maar “zijn arme familie” is het allemaal waard! Hij stroopt de mouwen op en klimt in het zadel om op bedeltocht te gaan. Zijn goede naam breidt zich alleen maar uit en de moeders brengen hun baby’s naar hem opdat hij ze zou zegenen. Als hij ziet hoeveel sympathie Artemide geniet roept een politiek verantwoordelijke uit: «Moge de Hemel ons, politici, geven dat wij even veel invloed krijgen!»

Op een dag echter ziet men de salesianer Broeder tegen het loket van een bank geleund staan, terwijl hij huilt en bidt tegelijk. Een getuige van dit voorval haast zich naar de bisschop om hem te waarschuwen dat don Zatti in nood verkeert: «Deze keer is het faillissement en gevangenis!» Hij is inderdaad een grote som verschuldigd en niemand is hem te hulp geschoten. «Die Zatti, altijd dezelfde!», mompelt de prelaat en stuurt terstond wat hij nog in kas heeft naar de arme broeder. Al geruime tijd maken de superieuren zich ongerust over de manier waarop hij zijn financiën beheert. Meerdere malen hebben ze hem gedetailleerde raad gegeven en hebben hem uiteindelijk de hulp van een Duitse boekhouder aangeboden. Deze laatste is zeer precies, verdraagt de manier niet waarop Artemide zijn zaken beheert en is weer vertrokken voor een jaar voorbij was. Voor de salesiaanse Broeder is boekhouding inderdaad iets heel eenvoudigs: aan de ene kant het geld dat hij ontvangt; aan de andere dat wat hij schuldig is. Zijn, in het hele land spreekwoordelijke, schulden ontmoedigen hem in de verste verte niet; hoe meer ze toenemen, hoe meer hij zich weert en daarbij vertrouwt op de goddelijke Voorzienigheid. «Ik vraag God niet om mij geld te sturen, zegt hij, ik vraag Hem alleen mij te zeggen waar het te vinden is!» Hij zegt heel vaak: «Als geld niet dient om het goede te doen, dient het nergens toe.» Er gaan grote sommen door zijn handen, maar hij wil arm blijven. Sinds 1907 draagt hij dezelfde breedgerande hoed om zich tegen zon en regen te beschermen. De fiets is zijn enige vervoermiddel; wanneer men hem een mobylette aanbiedt of een kleine auto, weigert hij met de woorden: «Ik zou me niet op mijn gemak voelen!»

De betere kant op!

Tegen het begin van het jaar 1951 valt hij hoog van een dak dat hij bij regenachtig weer aan het herstellen is. Er is meer voor nodig om hem te stoppen en een maand na dit ongeval zit hij weer op zijn fiets. In die periode maakt men hem er echter op opmerkzaam dat hij er slecht uitziet en zijn gezicht groen is van kleur. Hij lacht erom: «Ik ben als citroenen die nog niet rijp zijn, maar die geel moeten worden.» Achter die grappenmakerij verbergt hij zijn eigen diagnose: kwaadaardige tumor in de alvleesklier. Allesbehalve bedroefd verklaart hij: «Ik ben hier vijftig jaar geleden gekomen om te sterven en nu het moment daar is, wat zou ik nog meer willen? Ik heb er me heel mijn leven op voorbereid.» Wanneer de arts hem vraagt: «Hoe gaat het met u?» antwoordt hij met ten hemel opgeslagen ogen: «De betere kant op!» En altijd weer goed gemutst berispt hij hen die hem beklagen. Op 8 maart schrijft hij op een vel papier welke verzorging men hem de volgende zeven dagen moet geven. Het is zijn laatste recept en zoals altijd legt hij het de arts ter goedkeuring voor. De behandeling liep af op 14 maart. De ochtend van de 15e, als de arts hem komt opzoeken, vindt hij de overlijdensakte, door de patiënt zelf opgemaakt, waarin een ruimte is opengehouden om er het uur van zijn dood in te vermelden. Daarna vult de rouwkapel zich met bloemen die door de armen in het veld zijn geplukt. De dag van de begrafenis, 16 maart 1951, neemt de hele stad rouw aan: de fabrieken, de werkplaatsen en zelfs de overheidsdiensten onderbreken hun werkzaamheden.

Artemide Zatti is zalig verklaard op 14 april 2002 door heilige Johannes Paulus II: de eerste Broeder Coadjutor van de Salesianen die deze eer te beurt viel. Mogen zijn voorbeeld en zijn bemiddeling ons helpen altijd de aanwezigheid van de Heer op te zoeken en Hem te verwelkomen in al onze broeders, in het bijzonder in de armsten onder hen!

Dom Antoine Marie osb

Om het Blad van de Abdij Saint-Joseph de Clairval te publiceren in een tijdschrift, blad... of on het internetsite of een website te plaatsen, is een toelating vereist. Deze dient te worden aangevraagd per E-Mail or bij https://www.clairval.com.