|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
3 juli 2008 H. Thomas, apostel |
Jérôme Lejeune is geboren in 1926, in Montrouge, in een gezin dat door de oorlog van 1939-1945 te gronde werd gericht. Op zijn dertiende wordt hij voor het leven getekend door de schrijvers Pascal en Balzac die hij ontdekte. Geheel in de ban van Dr. Bénassis, de held van de «Plattelandsarts», wil ook hij een plattelandsarts worden die de nederigen en armen is toegewijd. Na de oorlog stort hij zich met heel zijn hart op de studie geneeskunde. Weldra wordt hij extra tot werken gestimuleerd door zijn kennismaking met een jonge Deense, Birthe op wie hij hartstochtelijk wordt verliefd. Op 15 juni 1951 verdedigt hij met succes zijn proefschrift. Dezelfde dag wordt zijn toekomst beslist in een heel andere richting dan gepland: een van zijn leermeesters, professor Raymond Turpin, stelt hem voor mee te werken aan een omvangrijk werk over «mongolisme», een ziekte die één op de zeshonderdvijftig kinderen treft. Jérôme aanvaardt zijn voorstel. Voortaan weet hij welke weg hij zal bewandelen. Op 1 mei 1952 trouwt hij in Odense in Denemarken met Birthe Bringsted die katholiek is geworden en met wie hij vijf kinderen krijgt. Het gezinsleven is iets waar hij zeer aan gehecht is, vooral tijdens de vakanties. Tijdens zijn verblijven in het buitenland schrijft hij zijn vrouw iedere dag een brief.
In 1954 wordt hij lid van het bestuur van de Franse Maatschappij voor Genetica en onderzoeksmedewerker in het Nationaal Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek. Sinds de atoombomontploffingen van Hiroshima en Nagasaki is de uitwerking van de nucleaire straling op de menselijke voortplanting aan de orde van de dag. Turpin richt de aandacht van zijn team op dit terrein en, in 1957, wordt Jérôme bij de Verenigde Naties benoemd tot «deskundige in zake de uitwerking van de nucleaire uitstraling op de menselijke genetica». Hij neemt vanaf dan deel aan internationale congressen waar hij opvalt door zijn beminnelijke vrijheid van spreken tegenover het verlangen naar dominantie van bepaalde delegaties. Drie kinderen maken reeds het geluk uit van zijn huisgezin wanneer de gezondheid van zijn vader achteruit begint te gaan. Het wordt Jérôme duidelijk dat het om longkanker gaat. Door de doodsstrijd van zijn geliefde vader realiseert hij zich hoe zeer «de aanblik van het lijden van hen die ons lief zijn onverdraaglijk is». Zijn eigen zienswijze wordt erdoor verdiept: hij zal in ieder aangezicht van een patiënt Christus zelf gaan herkennen.
Met behulp van nieuwe fotografische procedé's toont Jérôme in het van een kleine «mongool» afkomstig weefsel de aanwezigheid aan van een extra chromosoom ter hoogte van het 21e paar (een menselijk wezen telt er 23, dus 46 chromosomen). Daar ligt de oorsprong van het «mongolisme», een ziekte die voortaan «trisomie 21», ofwel het syndroom van Dow wordt genoemd. De Academie voor Geneeskunde wordt in maart 1959 van deze ontdekking in kennis gesteld. In november 1962 wordt aan Jérôme de «Kennedy-prijs» toegekend; in oktober 1965 bezet hij de eerste leerstoel in de fundamentele genetica in Parijs. Het is allemaal zeer hoopgevend: zijn ontdekking en de publiciteit die eraan wordt gegeven in de wereld van de wetenschap, zo denkt hij, zullen het onderzoek stimuleren en zullen het mogelijk maken tot aangepaste behandeling te komen ter genezing van de zieken en nieuwe hoop geven aan de ouders. De families van de patiënten, aangetrokken door de internationale reputatie van Jérôme en door de manier waarop ze door hem worden ontvangen, richten zich in steeds grotere getalen tot hem. Hij behandelt meerdere duizenden jonge patiënten die hem uit de hele wereld zijn komen raadplegen of per correspondentie door hem worden gecontroleerd. Hij helpt de ouders deze beproeving vanuit christelijk oogpunt te begrijpen en te aanvaarden: deze trisomie-kinderen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis zijn een eeuwigdurende toekomst voorbehouden waarin niets van hun gebreken zal overblijven. Hij geeft hun de verzekering dat hun kind, ondanks een ernstige geestelijke handicap, zal overlopen van liefde en tederheid.
Het chromosomisch racisme
In augustus 1967 woont professor Lejeune de zevende wereldvergadering van de Israelische Geneeskundige Vereniging in Tel Aviv bij. Op het program werkbijeenkomsten en excursies ; de eerste heeft het Tiberiasmeer als bestemming. «Ik ging een ordinair ogend kapelletje binnen, zo verhaalt Jérôme«Ik ging languit op de grond liggen om het denkbeeldig spoor te kussen van de voetstappen van Hem die daar was geweest». Op dat moment krijgt hij een hem onbekende gewaarwording: «Een zoon die zijn teer beminde Vader terugvindt, een Vader met wie ik eindelijk kennis maak, een vereerde Meester, een zeer heilig Hart dat ik ontdek, van die dingen allemaal en nog veel meer...» Alles gaat op in deze vuurzee van liefde: de wereld, het eerbetoon, het succes, de vrees voor andermans oordeel. Alleen Onze-Lieve-Heer blijft over, en de noodzaak zijn voorkomende goedheid te beantwoorden.
Wanneer Jérôme zich bij de andere congresleden voegt neemt een bepaalde kracht bezit van hem. Ten dienste waarvan? Door een bepaald voorval komt hij op een spoor. Bij aankomst in Kanaän vraagt de gids of iemand weet waarom de stad zo internationaal vermaard is. Jérôme neemt de micofoon ter hand en vertelt naïef de episode uit het evangelie over de bruiloft en het wonder van het water dat in wijn verandert. Er valt een stilte. Vervolgens zegt de gids: «U hebt het helemaal mis! Wat Kanaän zo belangrijk maakt is de aanwezigheid van de cosmeticalaboratoria van Helena Rubinstein!» Algemeen geschater. Jérôme zwijgt: hij voelt zich niet bij machte de belediging die Christus zojuist onder zijn ogen is aangedaan te wreken. En hier is Nazareth: de bus uit en iedereen naar de basiliek van Maria-Boodschap. Sommigen praten luid en weer anderen maken onfrisse grappen over het bezoek van de engel en de maagdelijkheid van Maria. Jérôme voelt dat hij wordt uitgedaagd. Wat te doen? Hij gaat naar binnen en langzaam maakt hij een kruisteken en knielt vervolgens neer uit eerbied voor het geheim van de Vleeswording die zich op deze plek heeft voltrokken. Merkwaardigerwijs brengt zijn nederige en moedige houding de spotters tot zwijgen. Na deze openbare geloofsbelijdenis zal niemand professor Lejeune meer provoceren maar in de groep komt hij wel alleen te staan.
«Ik ben mijn «Nobelprijs» verloren»
Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan (Mt 25, 40) Hij zal spreken! De lichamelijke natuur van de mensen, zo verklaart hij, is geheel en al vervat in de chromosomische boodschap, vanaf het eerste moment van de bevruchting; deze boodschap maakt van het nieuwe wezen een mens, en geen aap, noch een beer; een mens wiens fysieke latente vermogens reeds allen besloten liggen in de informatie die aan zijn eerste cellen is doorgegeven. Aan die latente vermogens die zijn verstandelijke en geestelijke leven ten dienste zullen staan, zal niets worden toegevoegd: alles is er. Zijn conclusie is helder en duidelijk: de verleiding door abortus de kleine zieke mensjes uit de weg te ruimen druist in tegen de morele wet waarvan de gegrondheid is bevestigd door de genetica; die moraal is geen arbitraire wet. Niemand klapt: vijandige stilte of gêne onder de toehoorders die tot de elite van zijn beroepsgroep behoren. Jérôme heeft hen voor het hoofd gestoten. Aan zijn echtgenote schrijft hij: «Vandaag ben ik mijn «Nobelprijs» voor de geneeskunde verloren»; maar hij is in vrede. In zijn dagboek schrijft hij: «Met het chromosomisch racisme wordt gezwaaid als met een vlag van vrijheid« Dat deze ontkenning door de geneeskunde, door de hele biologische broederschap die de mensen met elkaar verbindt, de enige toepassing is van de kennis die we bezitten van trisomie 21 is meer dan hartverscheurend« De misdeelden in bescherming nemen, wat een reactionair, achterlijk, bekrompen, onmenselijk idee!»
Mediastrijd
De abortuskwestie beroert nu heel Europa; Groot-Brittannië heeft de Verenigde Staten, waar het opsporen van trisomie en de «behandeling» ervan met abortus is gelegaliseerd, slaafs nagevolgd. De mediacampagne in Frankrijk strekt zich uit tot abortus van alles wat ongewenst is: «Een baby wordt slechts legaal een persoon wanneer hij geboren is»; «een vrouw heeft het recht met haar lichaam te doen wat ze wil»... Verraderlijke argumenten waarvoor menige katholiek blijkt open te staan, zozeer zelfs dat hij ze soms zelf verbreidt.
Tijdens een reis door Virginia, in oktober 1972, krijgt Jérôme een protocol voorgelegd voor physiologische of biochemische experimenten, uit te voeren op foetussen van vijf maanden, voor dit doel via een keizersnede uit het lichaam gehaald. Aan zijn echtgenote schrijft hij: «De wettekst zegt dat ze moeten worden behandeld zoals elke andere weefsel- of orgaanpunctie, maar stipt aan dat ze na korte tijd moeten worden gedood... Ik heb gewoon gezegd dat geen enkele tekst de misdaad mocht reglementeren». Hoe zijn zo hoog opgeleide collega's daartoe gekomen? Ze zijn opgeleid in een optiek waarin, onder het voorwendsel van wetenschappelijke gestrengheid, voor God geen plaats is: «goed» is niet wat overeenkomt met Gods wet maar wat efficiënt is; «slecht» is hetgeen de materiële vooruitgang hindert. Voor hen is de foetus geen mens meer, geen schepsel van God, voorbestemd Hem te zien en in alle eeuwigheid lief te hebben. De foetus kan dan het doelwit worden van alle mogelijke aanvallen: je hoeft alleen maar een meerderheid te hebben.
De zwakste schakel
Op 13 mei 1981 zijn Jérôme en zijn echtgenote in Rome: de Heilige Vader wenst hen in privé-audiëntie te ontvangen. Na het onderhoud vraagt de Paus hun spontaan om te blijven voor de lunch. Dezelfde avond horen ze bij thuiskomst in Parijs van de aanslag waarvan Johannes Paulus het slachtoffer is geworden, een paar uur nadat ze uit elkaar waren gegaan. De gezondheid van Jérôme krijgt een harde klap van dit bericht. In de herfst besluit de Paus uit bezorgdheid om de internationale toestand aan ieder staatshoofd dat in bezit is van het atoomwapen een delegatie te sturen van leden van de Pauselijke Academie van Wetenschappen, die een rapport bij zich hebben over de gevaren van een atoomoorlog. Voor de Sovjet-Unie wijst hij Lejeune en twee anderen aan. De ontmoeting vindt plaats op 15 december 1981. «Wij, wetenschappers, zegt Lejeune duidelijk, wij weten dat het de eerste keer is dat het overleven van de mensheid afhangt van de aanvaarding door alle volken, van de morele stelregels die uitstijgen boven ieder systeem en iedere speculatie». Van deze diplomatieke missie is geen spoor terug te vinden in de pers. De administratieve plagerijen die sinds de stemming van de wet Veil het hadden gemunt op Jérôme, met name in de vorm van herhaalde belastingcontroles, nemen een ernstigere wending. Zijn onderzoekscredieten worden opgeheven; hij is gedwongen zijn laboratorium te sluiten. Verontwaardigd over deze methodes, kennen Amerikaanse en Engelse laboratoria hem particuliere kredieten toe zonder een tegenprestatie te verlangen; deze belangeloze solidariteit stelt hem in staat weer een equipe van onderzoekers op te zetten die bezield zijn met dezelfde motivaties.
Ondanks de spot
Jérôme begint in 1991 aan zijn «overdenkingen in zake de medische deontologie», in zeven punten: «1. «Christenen, wees niet bang!» Jullie hebben de waarheid in pacht, niet dat zij door jullie is bedacht, maar jullie zijn haar voertuig. Tegenover alle artsen zou men moeten herhalen: de ziekte moet overwonnen en niet de zieke aangevallen worden. 2. De mens is gemaakt naar Gods gelijkenis. Dat is de enige reden waarom hij eerbied verdient... 3. «Abortus en kindermoord zijn afschuwelijke misdaden» (Vaticaan II). 4. De moraal bestaat objectief gezien; zij is duidelijk en universeel aangezien ze katholiek is. 5. Over het kind mag niet beschikt worden en het huwelijk is onontbindbaar. 6. Vader en Moeder zult u eren: éénouder-voortplanting door clonage of door homoseksualiteit is niet mogelijk. 7. Over het menselijk genoom, het genetisch kapitaal van onze soort mogen we niet beschikken». Opmerkelijk is deze moedige zin: «In de zogenaamde pluralistische maatschappijen worden we om de oren geslagen met: «jullie, christenen, jullie hebben niet het recht jullie moraal aan anderen op te leggen!» Welnu! ik zeg het u: niet alleen hebben jullie het recht te proberen jullie moraal in de wet in te voeren, maar het is zelfs jullie plicht!»
In dienstopdracht
Op woensdag voor Pasen, 30 maart 1994, tijdens een delerium waarbij hij ten prooi is aan een koorts van meer dan 40 graden, wordt hij overgebracht naar een palliatieve afdeling. Vroeg in de ochtend van de volgende dag komt hij weer bij kennis; op Goede Vrijdag vertrouwt hij een priester van wie hij de sacramenten der stervenden ontvangt toe: «Ik heb mijn geloof nooit verraden». Dat is alles wat telt voor God ... Tegen zijn kinderen die hem vragen wat hij zijn patiënten wil nalaten zegt hij: «Jullie weten dat ik niet veel heb... Ik heb hun mijn leven gegeven. En mijn leven was alles wat ik had». En vervolgens fluistert hij tot tranen toe geroerd: «O, mijn God, ik had hen moeten genezen en ik vertrek zonder .... te vinden... Wat zal er van hen worden?» Vervolgens wendt hij zich stralend tot de zijnen: «Lieve kinderen, als ik voor jullie een boodschap mag achterlaten dan is dit de belangrijkste van allemaal: wij zijn in Gods hand. Ik heb het meerdere malen bewaarheid gezien». De volgende dag, Paaszaterdag, verloopt kalm: Jérôme verkeert in een vredige toestand. Aan het eind van de namiddag echter krijgt hij opnieuw en ook ernstigere ademhalingsstoornissen. Opeens beveelt hij op autoritaire toon zijn vrouw en zijn familie terug naar huis te gaan. Hij wil niet dat zij bij zijn doodsstrijd aanwezig zijn. Op zondagochtend, tegen zeven uur, zegt hij met moeite tegen een hem bijna onbekende collega die een groot deel van de nacht zijn hand heeft vastgehouden: «Ziet u wel...het is goed dat ik het heb gedaan...» en geeft de geest. Buiten is het eerste luiden van de klokken te horen: het is de dag van de Verrijzenis, de dag van het Leven, dat niet voorbij gaat. Want Christus is het eeuwig Leven (1Joh 5,20)!
De volgende dag schreef Paus Johannes Paulus II over Jérôme Lejeune: «Wij staan vandaag voor de dood van een groot christen van de XXe eeuw, van een man voor wie de verdediging van het leven een apostolaat is geworden. Het is duidelijk dat, in de huidige toestand van de wereld, deze vorm van apostolaat onder leken bijzonder hard nodig is...»