|
Downloaden als pdf![]() [Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
3 juli 2015 feest van Heilige Thomas |
In de loop van zijn lang pontificaat heeft de heilige Johannes Paulus II de hele wereld doorkruist om het Evangelie te verkondigen. Op 30 april 1989 drukt hij zich in Madagaskar als volgt uit : « Ik ben blij dat ik hier bij jullie ben kunnen komen om de zaligverklaring te vieren van een meisje uit uw edel Madagaskisch volk, dat een steunpilaar en baken is geweest voor haar broeders en zusters. Voortaan zal ze het nog des te meer zijn. Victoria Rasoamanarivo is in het bijzonder een voorbeeld van de plaats die de vrouwen in de Kerk toekomt
U herkent in uw eerste Zalige de traditionele kwaliteiten van uw volk. Velen hebben haar geduld beschreven, geen berusting in of vlucht voor de milijkheden, maar een diepe vredige houding tegenover dingen die bedroefd maken of kwetsend zijn, zelfs tegenover het verwerpelijk kwaad.
Rasoamanarivo is geboren in Tananarivo in 1848, als vierde kind in een gezin van zeven. Haar vader wordt protestant. Haar moeder staat bekend om haar zachtmoedigheid en goedheid. Haar familie behoort tot een van de vijftien stammen van Madagaskar, de Hovas, die in het hart van het eiland wonen. Hoewel noch van vorstelijke of adellijke afkomst, is zij de machtigste en rijkste van het koninkrijk geworden nadat koningin Ranavalona I (1828-1861) de grootvader van Rasomanarivo had bekleed met de waardigheden van Prins-gemaal en opperbevelhebber van het leger. Deze familie vormt een zeer gesloten clan die in ruime huizen is gevestigd die gebouwd zijn naast het paleis van de koningin. Het politiek regime is uitgesproken despotisch.
Het meisje leidt een zorgeloos en lui kinderleven ; ze kent alle bijgelovige praktijken van haar volk en draagt een amulet bij zich dat iedere vorm van ongeluk moet bezweren. Ze is dertien wanneer koningin Ranavalona I sterft die wordt opgevolgd door Radama II, haar zoon. Deze geeft de katholieke missionarissen toestemming zich in Madagaskar te vestigen. De eerste priesters die voet aan wal zetten op het groot eiland zijn de door H. Vincentius a Paulo in de XVIIe eeuw uitgezonden Paters van de Missie geweest, die ook Port-Dauphin in het uiterste zuiden van het eiland hebben gesticht. Maar de christelijke godsdienst is in Madagaskar vanaf 1820 tot ontwikkeling gekomen, nadat de protestantse pastor Jones er de Bijbel had gebracht. Reeds in 1830 was er een belangrijke kern van christenen waarvan verschillenden voor het geloof zullen sterven tijdens de vervolging die is georganiseerd door de koningin in 1835 tegen de aanhangers van buitenlandse godsdiensten. In 1855 zijn katholieke missionarissen erin geslaagd onder vermomming het land binnen te komen. Dankzij de welwillende medewerking van de koning vestigen jezuïeten paters zich officieel in Tananarivo in de laatste maanden van het jaar 1861. Zij zijn vergezeld van twee zusters van Saint-Joseph-de-Cluny die in de hoofdstad de eerste katholieke school voor meisjes openen.
« Iemand keek naar mij ! »
Rasoamanarivo, een van de eerste leerlingen van de zusters, valt op door haar ernst en haar vurig verlangen de godsdienst te leren kennen. Later zal ze het volgende voorval vertellen : « Ik liep stiekem de kerk in, met een vrucht die ik daar ging opeten. Plotseling werd mijn blik naar het tabernakel getrokken en het was tot mijn stomme verbazing alsof daar iemand naar me zat te kijken ! Ik schaamde me voor wat ik deed en ik liep naar buiten om de vrucht weg te gooien. Ik liep vervolgens de kerk weer in en knielde neer om te bidden. » Op 1 november 1863 wordt Rassoamanarivo gedoopt, onder de naam Victoria, tegelijk met 25 andere catechumenen. Als meter heeft ze de Overste van de zusters, zuster Gonzague. De nieuw gedoopten worden tot de Eerste Communie toegelaten op 17 januari daaropvolgend en, in de loop van de plechtigheid, worden ze aan Maria toegewijd. Deze eerste viering trekt een groot publiek naar de kerk van Andohalo waar zich protestanten en ongelovigen bevinden die met enige ongerustheid de ontwikkeling van het katholicisme in het land gade slaan.
« Aan de christenen van vandaag, zo verklaarde Paus Johannes Paulus II, laat Victoria zien hoe je doopsel te beleven. Als adolescente, opgevoed door de Zusters van Saint Joseph de Cluny, bereidt ze haar toetreding tot de Kerk serieus voor. Wanneer ze de geboden van God ontdekt is ze dadelijk vastbesloten deze in acht te nemen en tegen de zonde te strijden. Ze brengt de gehoorzaamheid aan Gods wet in praktijk met de ideale innerlijke vrijheid, zoals iemand die bemint
Het sacrament van het Doopsel is voor haar echt zich laten grijpen door de aanwezigheid van de verrezen Christus
Door het Vormsel wordt ze tenslotte een gelovige, een tempel van de H. Geest, zoals de Apostel het zegt
En nemen jullie ook een voorbeeld aan haar, wanneer jullie haar diepgaande liefde ontdekken voor de Mis waarbij ze nooit wilde ontbreken. Deelname aan het Lichaam van Christus is het ware voedsel van de gedoopte want het is de intiemste ontmoeting met Onze-Lieve-Heer. »
Men laat haar geen keus
Wanneer ze haar eerste Communie doet is Victoria vijftien en haar familie denkt al aan een huwelijk. Zij zou liever religieuze willen worden, maar men laat haar geen keus. Later, tijdens de oorlog van 1883, zal ze verklaren : « De goede God heeft het niet toegestaan. Hij dacht al aan wat nu gebeurt. Als ik toen religieuze was geweest had ik voor de godsdienst niet kunnen doen wat het me nu gegeven is te doen. » Op 13 mei 1864 trouwt Victoria met haar neef Radriaka ; overeenkomstig de zeden van die tijd moest het huwelijk binnen de gesloten kring van de familie plaats vinden. Door zijn hoge rang voert Radriaka het bevel over een deel van het Madagaskische leger. Kort na dit huwelijk wordt Rainilaiarivony, de oom van Victoria en haar schoonvader, benoemd tot Eerste Minister. Hij is vervuld van een zeer bijzondere bewondering voor zijn nicht en het geloof dat zij belijdt. Deze genegenheid zal weldra aan ieder bekend zijn.
Koningin Rasoherina die Radama II in 1863 is opgevolgd, vertrouwt de opvoeding van haar geadopteerde kinderen toe aan katholieke missionarissen, maar deze worden in hun apostolaat tegengewerkt door de rivaliteit van de protestanten. Vanaf 1867 wordt het protestantisme de officiële godsdienst en de macht ervan neemt toe wanneer koningin Ranavalona II, die koningin Rasoherina opvolgt, in 1868 tot deze godsdienst toetreedt. Er wordt druk uitgeoefend om katholieken over te halen naar de gereformeerde godsdienst. Die druk is zelfs merkbaar binnen de familie van de Eerste Minister. Victoria wordt als ze nog op school zit ondanks haar leeftijd gedwongen naar de protestantse school te gaan. Ze huilt er dag en nacht om, zo erg, dat men haar op de school van de katholieke zusters doet. Rainimaharavo, een andere oom van Victoria, hoort bij de felste bestrijders van de katholieken ; wanneer hij hoofd van de familie is geworden komt hij meer dan eens tussen- beide om zijn nicht voor het protestantisme te winnen, maar Victoria verzet zich met grote vastberadenheid tegen zijn pogingen haar over te halen. Op een dag antwoordt ze hem : « U probeert me vergeefs te intimideren met uw bedreigingen. Mijn geloof wordt er alleen maar sterker door. Ik wacht op de dag dat u mij uit uw huis verjaagt. Dan zal ik, bevrijd van alle zorgen, de stad doorkruisen en gastvrijheid vragen aan mensen die enige genegenheid voor mij hebben. Maar mij mijn godsdienst laten afzweren, dat zal niemand op dit ondermaanse ooit lukken. » Een andere keer zegt ze tegen hem : « Mijn persoon is van u, u bent het hoofd van de familie. Maar mijn ziel is van God. Voor geen geld zal ik die inruilen. »
De onvoorwaardelijke gehechtheid van Victoria aan het katholiek geloof, dat ze beschouwt als het ware, is niet voor iedereen te begrijpen tegenwoordig, vanwege de wijd verspreide relativistische mentaliteit. Om de juistheid ervan te bepalen moeten we enerzijds bedenken dat wij geloven op gezag van God zelf, die openbaart en zich niet kan vergissen en niet kan bedriegen (Catechismus van de Katholieke Kerk, n. 156) en anderzijds dat alle mensen de plicht hebben de waarheid te zoeken, vooral met betrekking tot God en zijn Kerk, en, zijn zij tot de kennis van de waarheid gekomen, dan zijn zij verplicht, haar te aanvaarden en er trouw aan te blijven (Vaticanum II, Dignitatis Humanae, 1).
Christus is de baas !
Radriaka deelt de overtuigingen van zijn echtgenote niet en is verre van een toonbeeld van deugd. Hij probeert haar over te halen haar geloof af te zweren ; hij houdt haar deze zin van H. Paulus voor : Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer, want een man is het hoofd van zijn vrouw (cf. Ef 5, 22-24). « Ja, dat is waar, antwoordt Victoria, maar het hoofd van de man en van de vrouw is Christus, en aan Hem heb ik me gegeven door me aan jou te geven ; hoe zou Hij kunnen willen dat ik Hem zou verraden om jou te gehoorzamen ? Nee, Radriaka, dat is onmogelijk ! » De jonge vrouw wordt slechts gesteund door een enkele neef, Antonio Radilofera, en een innige vriendschap verbindt haar met een slavin, Rosalia ; samen bidden ze en steunen elkaar in het geloof. De vervolging maakt Victoria sterker en maakt dat ze de vrees voor andermans oordeel overwint. Ze belijdt haar geloof zonder ermee te koop te lopen, maar ook zonder erin te verflauwen en antwoordt degenen die zich verbazen over haar godvruchtige oefeningen : « Zo doen wij, katholieken, dat ! » Haar vervolgers worden haar moed beu.
Op een ochtend, na een slapeloze nacht waarin ze langdurig rozenhoedjes heeft gebeden, staat Victoria voor vier uur op om naar de kerk te gaan. Even later verschaft een individu zich via inbraak toegang tot haar kamer. Er ligt een grote som geld op de tafel, maar hij pakt die niet. Victoria is nog in de kerk wanneer men haar vertelt wat er zojuist is gebeurd. « Ik had het gevoel dat men het op mijn leven had gemunt. Ik dankte God dat Hij mij had beschermd en beloofde Hem dat ik Hem nog trouwer zou dienen. »
Victoria leidt een sober leven waarin ze haar familiale verplichtingen en haar plichten als hofdame weet te combineren met een intens gebedsleven waarin haar getrouwen hun aandeel hebben. Haar vriendelijkheid jegens iedereen, haar werken en haar geloofsgetuigenis dwingen respect af en verlenen haar een onbetwist moreel overwicht aan het hof. Zeer vroeg in de ochtend gaat ze naar de kerk, maar dat valt niet in de smaak bij haar naaste familie die slaven inzetten om stenen naar haar te gooien. Op een nacht wordt ze door surveillerende bewakers aangehouden en aangegeven bij de Eerste Minister. Die zegt tegen hen : « Niemand heeft het recht s nachts de straat op te gaan, behalve Victoria. » In de kerk zit Victoria vaak neergeknield, in gebed verzonken, de ogen gericht op het tabernakel. Haar lievelingsgebed is de Rozenkrans. Ze kent alle zieken in de parochie, bezoekt en bemoedigt ze en laat zo nodig een aalmoes achter. Naar de gebruiken in die tijd in dit land wordt Victoria die geen kinderen heeft bediend door meerdere honderden slaven. Ze houdt van hen en zorgt voor hen als een moeder. Op een dag laat ze er twee vrij, maar deze weigeren haar te verlaten en blijven haar tot haar dood bedienen.
Een onverbrekelijke band
Ondanks haar hoge maatschappelijke positie laat Radriaka zich gaan in zijn passies, met name het consumeren van sterke drank. Het leidt tot bandeloosheid en gewelddadigheid waar Victoria zwaar onder lijdt. Het gedrag van Radriaka zorgt voor zoveel schandaal dat zijn vader, de Eerste Minister, in overeenstemming met de koningin, zijn huwelijk met Victoria wil ontbinden. Zij werpt zich aan de voeten van de koningin en krijgt gedaan dat aan dit plan geen gevolg wordt gegeven : « Het christelijk huwelijk, verklaart ze, is onontbindbaar ; het is ingesteld door God en gezegend door de Kerk. Mensen hebben er geen enkele macht over. » Om de bekering van haar man te begunstigen laat Victoria geen enkele kans schieten om hem goede werken te laten doen. « Haar onuitputtelijk geduld, zo zal Paus Johannes Paulus II zeggen, sterkte haar in haar christelijke overtuiging dat ze trouw moest blijven aan de onontbindbaarheid van het huwelijk ondanks de vernederingen en het lijden dat ze moest ondergaan. »
Victoria houdt waardig haar stand op in de wereld, maar midden van het wereldse vermaak vergeet zij nooit Christus die haar hele leven is. Wanneer ze met Rosalia afscheid neemt van de familie of het hof als ze naar de kerk gaan, zeggen ze : « Het is tijd om naar de kerk te gaan, excuseert u ons », en niemand die eraan denkt ze tegen te houden of te berispen. In 1876 wordt eerwaarde Caussèque, een Franse missionaris, benoemd tot pastoor van de parochie van Andohalo. Hij start een apologetisch tijdschriftje, de Resaka, en richt met oud-leerlingen van de Broeders van de Christelijke Scholen, een beweging van mariale spiritualiteit op : de Katholieke Unie. Hij ontwikkelt de Congregatie van de Heilige Maagd, waar Victoria toe behoort, door die te richten op liefdadigheidswerken ten gunste van de armen en de melaatsen. Dankzij hem komt de bouw van de kathedraal van Tananarivo tot voltooiing ; Victoria heeft er royaal aan bijgedragen.
In 1883 doet zich het eerste Frans-Madagaskisch conflict voor, na de weigering van de Madagaskische regering buitenlanders het recht op eigendom toe te staan. Bovendien heeft de Eerste Minister de Franse vlaggen laten weghalen die sedert 1840 op diverse punten van de kust wapperden, waar plaatselijke bevelhebbers om de bescherming van Frankrijk hadden gevraagd. Dit conflict heeft tot gevolg dat Franse missionarissen het land worden uitgezet en de katholieke gemeenschap die ongeveer 80.000 leden telt in groot gevaar wordt gebracht. Het merendeel onder hen zijn nog nieuwelingen in het geloof en zijn bijna allemaal afkomstig uit de armste milieus. Alleen Victoria heeft invloed genoeg om de mensen te verdedigen die vanwege hun betrekkingen met de Fransen worden beschouwd als verraders. Tijdens de dagen die aan het vertrek van de missionarissen voorafgaan zijn de kerken van Tananarivo vol christenen die de biechtstoelen belegeren en vurig zitten te bidden. Op 29 mei vindt het vertrek van de Zusters van Saint-Joseph-de-Cluny plaats. Het klimaat van vrees maakt het onmogelijk dragers te vinden en de zusters verlaten Tananarivo te voet, tot grote ergernis van de katholieken. Victoria brengt onmiddellijk de Eerste Minister, haar schoonvader, op de hoogte. Deze geeft de nodige instructies en de dragers voegen zich op 10 km van de stad bij de reizigsters. Alvorens hij vertrekt roept pastoor Caussèque de leden van de Katholieke Unie bijeen en vertrouwt hun het lot toe van de kerken en scholen tijdens de afwezigheid van de missionarissen. Hij zegt tegen Victoria : « Wanneer Onze-Lieve-Heer ten Hemel opsteeg, bleef Maria, zijn moeder, op de aarde om de apostelen en de eerste christenen te bemoedigen en te ondersteunen ; zo moet u tijdens de afwezigheid van de missionarissen de engelbewaarder van de Katholieke Missie en de steun van de gelovigen zijn. Eerwaarde vader, antwoordt ze huilend, ik zal doen wat ik kan. »
Te midden van de gelovigen
Na het vertrek van de missionarissen worden de kerken zonder enige vorm van proces gesloten en voor de deuren worden bewakers gezet. De zondag daarna krijgt Victoria het voor elkaar dat ze weer open gaan, zowel in de stad als op het platteland. Om naar buiten toe de belangrijke rol te onderstrepen die Victoria wordt toegeschreven, smeken de christenen van Tananarivo haar de plaats achter in de kerk waar ze gewoonlijk zit, dichtbij de kapel van de Heilige Maagd, een tijd te verlaten en te midden van de gelovigen plaats te nemen. Er komt een speciale, voor haar versierde bank, aan het middenpad gelegen, en Victoria knielt er voortaan in grote eenvoud neer. Haar tegenstanders vragen waarom zij naar de kerk gaat terwijl er geen Mis meer wordt gevierd ; zij antwoordt : « Hoe heeft men mij zon vraag kunnen stellen ? Hoewel het Allerheiligste niet aanwezig is, gelooft men daarom dat mijn geest niets te doen heeft ? Ik stel me voor hoe de missionarissen de Mis opdragen ; in gedachten woon ik alle Missen bij die in de hele wereld worden opgedragen. Ik ben met mijn intenties verbonden met de heiligen in de Hemel en met de gerechtigen op aarde. »
In overeenstemming met Victoria bereidt de Katholieke Unie, onder leiding van een jonge aristocraat Paul Rafiringa, een activiteitenprogramma voor. Een twintigtal leden van de Unie verdelen onder elkaar de elf districten rondom de hoofdstad om de zondagse bijeenkomsten voor te zitten, de scholen te bezoeken en te zorgen dat de geïsoleerde schoolmeesters de moed erin houden. In oktober 1883 roept Victoria alle hoofden van de christengemeenten en katholieke onderwijzers bijeen : « Het is niet waar, zegt ze hun, dat de regering de katholieke godsdienst verbiedt, zoals de protestanten beweren. De koningin en de Eerste Minister laten integendeel iedereen vrij. De gelovigen moeten zich niet van de wijs laten brengen door de tegen hen gerichte vervolgingen, want vervolging en katholieke Kerk gaan nu eenmaal met elkaar gepaard. Jullie zijn de steunpilaren van jullie kerken. Hun voorspoed of ondergang hangt van jullie af
Ik kan jullie niet allemaal zelf bezoeken. Maar de leden van de Katholieke Unie zullen het in mijn plaats en in mijn naam doen. » Heel wat katholieken zijn het slachtoffer van een ware vervolging : schoolmeesters die in de gevangenis worden gezet door de gouverneurs van veraf gelegen provincies omdat ze gelovigen bijeen gebracht hebben, of katholieken die onterecht voor rechtbanken worden gedaagd door de protestanten, worden gered dankzij de krachtdadige tussenkomst van Victoria.
De enige in Madagaskar aanwezige religieus, de Broeder van de Christelijke Scholen, Rafael, wordt gekozen tot Algemeen Directeur van de kerkelijke werken. Hij is een gedreven religieus en de lof die hem wordt toegezwaaid waardig. Maar in zijn vurige ijver acht hij het juist naar eigen goeddunken de verschillende verenigingen, met name de Katholieke Unie, te besturen, zonder hun de autonomie te verlenen die zij nodig hebben. Meer dan eens moet Victoria ingrijpen om de rust en de goede onderlinge verstandhouding te herstellen ; ze moet de Broeder zelfs in het openbaar een berisping geven. Haar ferme en moedige taal is de redding van de Katholieke Unie. Weldra brengt Victoria een reeks bezoeken aan afgelegen christengemeenten om hun zelfvertrouwen te versterken. Maar vooral bidt ze, vast en doet aan versterving om van God de terugkeer van de missionarissen te verkrijgen.
Een onverhoopte doop
Sinds het herstel van de vrede in 1886 komen de missionarissen terug op hun posten, na drie jaar afwezigheid. Hun plechtige intocht in Tananarivo vindt op 29 maart plaats. Op Paasdag komen de leden van de Katholieke Unie de nieuwe bisschop begroeten, Mgr. Cazet, nieuwe Apostolisch Vicaris van Madagaskar, die op 23 april is aangekomen. Nu haar buitengewone missie is beëindigd, neemt Victoria weer haar nederige plaats in de parochie in, waar ze haar liefdewerken voortzet, vooral die ten gunste van de melaatsen en de gevangenen. Al heel lang hoopt ze dat haar man Radriaka zich bekeert tot het katholicisme. Wanneer hij het slachtoffer wordt van een dodelijke val aanvaardt hij op het laatste moment het Doopsel. Omdat de pastoor van de kathedraal niet beschikbaar is, dient Victoria hem zelf op 14 maart 1888 het Doopsel toe.
Wanneer Paus Johannes Paulus II op deze gebeurtenis terugblikt, merkt hij op : « Wij weten ook met hoeveel moed Victoria haar trouw aan het sacrament van het huwelijk heeft betoond, ondanks de beproevingen die zij in het huwelijk heeft gekend. De verbintenis die ze was aangegaan was bezegeld voor Gods aanschijn en die heeft ze dan ook niet meer ter discussie willen stellen. Met de steun van de genade respecteerde ze haar echtgenoot, tegen alles en iedereen in en bewaarde haar liefde voor hem, in het vurig verlangen dat hij zich tot Onze- Lieve-Heer zou wenden en zich zou bekeren. Haar werd de troost gegund te zien hoe haar man tenslotte het Doopsel aanvaardde. »
Vanaf Radriakas overlijden houdt Victoria strenge rouw aan ; nu ze niet meer verplicht is haar man naar het hof te vergezellen verschijnt ze er nog maar zelden. Haar vereniging met God wordt permanenter en intiemer dan ooit, ten gunste van stille retraites waarvan zij de nederigste deelneemster is. Ze draagt ook zorg voor haar oom, de voormalige christenvervolger wanneer deze, in ongenade gevallen, van al zijn bezittingen beroofd en door ziekte belaagd, door iedereen is verlaten.
In 1890 gaat Victorias gezondheid achteruit, maar ze zet haar bezoeken aan het Allerheiligste en aan de zieken voort. Wanneer ziekte haar belet zich te verplaatsen, krijgt ze de communie thuis gebracht. Dan laat ze het huis op orde brengen opdat het Allerheiligste met koninklijke eer zou worden ontvangen. In 1894 verergert haar toestand zich ; ze staat er evenwel op de processie voor Maria Tenhemelopneming, op 15 augustus, bij te wonen. De vermidheid die hier het gevolg van is wordt haar fataal. In haar laatste uren bidt ze onafgebroken de rozenkrans. Ze sterft op dinsdag 21 augustus 1894. « Direct daarna, zo meldt een getuige, wordt haar gezicht stralend en lijkt te glimlachen. » De uitvaart heeft plaats in de kathedraal in aanwezigheid van een groot publiek.
« Wanneer wij de figuur van Victoria in de context van de jonge Kerk van dit land bezien, begrijpen we nog beter de onvervangbare rol van de leken gelovigen waaraan het Tweede Vaticaans Concilie zoveel aandacht heeft geschonken
Met de mooie eigenschappen die Victoria als vrouw bezat heeft zij op haar manier vorm gegeven aan de opdracht van verkondiging, heiliging en bezieling. Ze wist een intense activiteit aan de dag te leggen, in goede harmonie met alle leden van de Kerk » (heilige Johannes Paulus II).
Moge het voorbeeld van de zalige Victoria ons helpen te volharden in het geloof, door alle beproevingen van het leven heen, en er tot aan het einde toe van te getuigen !