|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Aquesta carta en català] [Questa lettera in italiano] |
31 december 2003 H. Sylvester |
Op 3 juli 2002 heeft de Paus in Guatemala Pedro de Betancur, lid van de Franciscaner Derde Orde, stichter van de Orde van Bethlehem, die uit liefde voor Christus de zaak van de armen heeft omhelsd, heilig verklaard.
Zich klein maken
Al heel jong zorgt de jongen voor de kudde van zijn vader die hij door de valleien voert en over de stranden van het eiland. Door dit contact met de natuur is het voor hem de gewoonste zaak van de wereld verrukt te raken over God alsook in alle vrede Hem te aanschouwen die aanwezig is in zijn schepping. Na de dood van zijn vader geeft Pedro zijn werk als herder op om het kleine familiegoed te gaan bebouwen. Op een dag hoort hij Broeder Luis de Betancur, een familielid, praten over Amerika en zijn wouden, zijn rijkdommen, maar ook over de Amerikaanse Indianen en de zwarten die tot de slavernij zijn veroordeeld. In zijn hart voelt hij een diep medelijden met deze ongelukkigen en zo ontstaat het verlangen hen te gaan evangeliseren.
Mevrouw de Betancur heeft echter trouwplannen met haar zoon. Pedro is het niet met zijn moeders voornemen eens; hij neemt de tijd om te bidden en raadpleegt zijn tante die daar niet ver vandaan woont. Beiden onderzoeken de zaak onder het oog van God; terwijl ze haar neef de weg naar de zee aanwijst verklaart de tante tenslotte: «Jij moet God tegemoet gaan zoals Petrus op het water». Van vreugde vervuld scheept Pedro zich in op een schip om de Atlantische Oceaan over te steken. Voor zijn vertrek schrijft hij aan zijn moeder dat een grotere liefde en een dienst van het allergrootste belang hem ertoe drijven alles op te geven. In 1649 gaat hij in La Havanna aan wal. Twee jaar later, wanneer hij weer naar het vasteland wil, gaat hij aan boord van een schip waar hij zich laat aannemen als scheepsjongen om de kosten van de reis te betalen. Hij doet zijn werk met zoveel geestdrift en zijn goedheid is van dien aard dat de scheepscommandant hem, eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, zijn vrijheid niet wil teruggeven. Pedro ziet hier een tijdelijke, maar uitdrukkelijke wilsbeschikking van God in, maar blijft standvastig in zijn voornemen missionaris te worden. Korte tijd later wordt hij getroffen door zulke hevige koortsen dat hij moet worden afgezet op een strand in Guatemala, een land in Midden- Amerika, dat destijds afhankelijk was van Spanje. Daar spreekt een visser hem over de stad Santiago de Guatemala: «Ik wens me naar deze stad te begeven, antwoordt hij, want een diepe vreugde en een hogere macht drijven me er naartoe!»
Alvorens deze hoofdstad, die hij te voet bereikt, binnen te gaan, knielt Pedro neer en kust de aarde. Het is 18 februari 1651, twee uur 's middags. Welnu, op hetzelfde tijdstip wordt de fraaie stad geschokt door een aardbeving. Niet denkend aan enig gevaar, schiet Pedro de slachtoffers te hulp. Maar de volgende dag is hij zowel door zijn reis als zijn liefdadige opofferingsgezindheid uitgeput en begeeft hij zich naar het ziekenhuis van de H.Johannes de Deo dat de meest verwaarloosde zieken opneemt, in het bijzonder Amerikaanse Indianen en Afrikanen. Ondanks de ernst van zijn toestand geneest Pedro en gaat als arbeider in dienst bij een bakker. Wanneer hij ziet hoe de tot dwangarbeid veroordeelde slaven te lijden hebben, begint hij zich te interesseren voor hun lot en probeert hij hun situatie te verbeteren waarvoor hij zijn eigen loon aanspreekt. Hij geeft hun goedhartig onderricht en bidt met hen de rozenkrans ten einde hun verdorven zeden te veranderen.
Aan de voet van het kruisbeeld
«De werken van barmhartigheid zijn daden van naastenliefde waardoor wij de medemens te hulp komen in zijn lichamelijke en geestelijke noden... De menselijke ellende is in haar uiteenlopende vormen van materiële ontbering, onderdrukking, lichamelijke en psychische kwalen en tenslotte de dood het duidelijkste teken van de aangeboren toestand van zwakheid, waarin de mens zich bevindt sinds de erfzonde, en van de nood aan verlossing. Daarom heeft deze ellende het medelijden opgewekt van Christus, onze Verlosser, die ze op zich heeft willen nemen en zich heeft willen vereenzelvigen met de minsten van zijn broeders en zusters. Daarom zijn diegenen die door tegenslagen en ellende worden getroffen het voorwerp van een voorkeursliefde van de Kerk, die zich, ondanks de tekortkomingen van velen van haar leden, vanaf het begin zich onophoudelijk heeft ingespannen om de nood van de armen te verlichten, hen te verdedigen en hen te bevrijden. Zij heeft dit gedaan door ontelbare werken van barmhartigheid en naastenliefde, die nu ook nog overal noodzakelijk zijn» (KKK 2447-2448). Met de woorden: Want de armen houdt gij altijd bij u, Mij echter niet altijd (Joh 12,8) nodigt Jezus ons uit zijn «aanwezigheid in de armen die zijn broeders zijn te erkennen». Toen de heilige Rosa van Lima door haar moeder werd berispt, omdat ze in haar huis armen en zieken opnam, antwoordde ze: «Wanneer we de armen en de zieken dienen, dienen wij Jezus. Daarom mogen wij het nooit nalaten onze naasten te helpen, want in hen dienen wij Jezus»». (KKK 2449).
Gedreven door dezelfde geest van naastenliefde als de H.Rosa van Lima, koopt Broeder Pedro in februari 1658 een zeer armzalig huis dat hij het «huisje van Onze-Lieve-Vrouw van Bethlehem» noemt. Hij neemt er zwervende kinderen op: blanken, halfbloeden, creolen en zwarten. Weldra stromen er herstellenden, die uit de ziekenhuizen zijn weggestuurd, studenten en vreemdelingen toe. Zo wordt deze weinig ontwikkelde man de stichter van de eerste gratis school voor de alfabetisering van Midden-Amerika en van het eerste ziekenhuis voor herstellenden op Spaans grondgebied in Amerika. Het succes is van dien aard dat hij al spoedig de plek moet uitbreiden. Dankzij giften verwerft Pedro aangrenzende huizen. Daar hij vertrouwt op de Voorzienigheid is hij niet op zoek naar een vast inkomen, maar neemt zijn toevlucht tot de goedgeefsheid van welgestelde families die bij toerbeurt zorgen voor het voedsel voor de daar verblijvende behoeftigen. Voor de overige behoeften doorkruist hij onvermoeibaar de straten van de stad om hulp te vragen. Op de heen- en terugweg probeert hij iedere vorm van ellende die hij tegenkomt te verlichten. Op een dag toen hij in de portierskamer van het klooster een oude vrouw aantrof die vroeger slavin was geweest en nu volledig aan haar lot was overgelaten, vraagt hij haar zich in zijn huis te vestigen en draagt haar er zelf op zijn schouders naar toe. Haar naastenliefde gold iedereen en leverde haar de titel van «Moeder van Guatemala» op, haar toegekend door Paus Johannes Paulus II bij gelegenheid van haar zaligverklaring.
De grootste bedriegerij
«Zout wordt gebruikt om voedsel te conserveren en gezond te houden. Als apostelen van het derde millennium is het jullie taak het bewustzijn van de aanwezigheid van Jezus Christus, onze Verlosser, levend te houden, in het bijzonder in de viering van de Eucharistie, gedenkteken van zijn verlossingsdood en zijn glorievolle verrijzenis. Jullie moeten de herinnering levend houden aan de woorden van leven die Hij heeft uitgesproken, de schitterende werken van barmhartigheid en goedheid die Hij heeft volbracht. Jullie moeten de wereld er voortdurend aan herinneren dat het evangelie de kracht van God is die redt. Zout maakt pittig en geeft smaak aan het voedsel. In navolging van Jezus moeten jullie de «smaak» van de geschiedenis van de mensheid veranderen en verbeteren. Door jullie geloof, jullie hoop en jullie liefde, door jullie intelligentie, jullie moed en jullie doorzettingsvermogen moeten jullie de wereld waarin wij leven menselijker maken. Jesaja gaf reeds aan met welk middel wij dit kunnen bereiken: De boosaardige boeien losmaken... uw brood delen met wie honger heeft... Dan breekt uw licht als de dageraad door (Js 58, 6-10)».
Wie dan leeft, dan zorgt
Hoe God het best te dienen?
Een ander apostolaat van de nederige tertiaris is 's nachts de straten van de stad doorkruisen, al klingelend met een klokje en luid de volgende waarschuwing verkondigend: «Broeders, bedenk dat wij een ziel hebben en als wij haar verliezen zijn wij haar kwijt». Aldus brengt hij iedereen de belangrijke gedachte aan de eeuwigheid in herinnering en brengt hij bekeringen teweeg. De bekendste is die van een jonge edelman, don Rodrigo Arias Maldonado, gouverneur van Costa Rica die naar Guatemala was gekomen om een beloning van de Koning van Spanje in ontvangst te nemen. Een van de hoogst adelijke en rijkste vrouwen van de stad is verliefd op Rodrigo en meldt zich op een nacht in zijn paleis met zondige bedoelingen, maar ze wordt ter plekke getroffen door een dodelijke toeval. Don Rodrigo is verbijsterd en weet niet wat te doen. Dan klinkt plotseling het klokje van Pedro door de nacht. Rodrigo is woedend en vliegt de straat op, een getrokken zwaard in de hand, vastbesloten de hinderlijke figuur het zwijgen op te leggen. Nederig en zachtmoedig kijkt Pedro hem recht in de ogen en al lezend in diens hart vertelt hij hem punt voor punt de feiten die zich zojuist hebben voorgedaan. De edelman begrijpt dan dat hij te maken heeft met een heilige en bekent zijn zonden. Nadat hij met veel compassie naar hem heeft geluisterd gaat Pedro naar het woonvertrek waar de arme vrouw ligt, bleek en zo koud als ijs.Hij fluistert een gebed en maakt een kruisteken over haar. Langzaam maar zeker komt de dame weer tot leven en bevend slaakt ze een kreet. Pedro stelt haar gerust, helpt haar weer op te staan, slaat zijn mantel om haar heen en stuurt haar terug naar huis.
Rodrigo brengt de rest van de nacht slapeloos door, ten prooi aan verschrikkelijke wroeging. Wanneer het weer dag is, gaat hij naar het ziekenhuis en vraagt of hij toegelaten kan worden tot de communiteit van Pedro. «Daar is het nog niet het moment voor», antwoordt de laatste hem en stuurt hem weer naar huis. Daar treft hij de koninklijke missive aan waar hij op wacht sinds hij in Guatemala is: Koning Philips IV kent hem de titel van Markies van Talamanca alsook een vorstelijk traktement toe en kondigt aan dat hij hem over niet al te lange tijd zal benoemen tot Onderkoning van Nieuw Spanje. Drie dagen later en na goed te hebben nagedacht, meldt hij zich opnieuw bij het ziekenhuis. Deze keer verwelkomt Pedro hem met een omhelzing: «Broeder Rodrigo, de vrede zij met je. Dit huis is het jouwe. Vanaf vandaag zul je Rodrigo van het Kruis heten».
Op 20 april 1667 wordt Pedro, die reeds verzwakt was door al het werk, getroffen door een broncho-pneumonie. Daar hij zijn sterven voelt naderen wijst hij Rodrigo van het Kruis aan als zijn opvolger en terwijl hij hem zegent met de woorden: «Moge God je nederig maken!» zet hij de richtlijnen uiteen waaraan ze zich moeten houden bij de uitvoering van het werk dat ze op zich hebben genomen. Op 25 april geeft hij de geest in vreugdevolle vervoering. Rodrigo van het kruis voerde getrouw de wilsbeschikking van de stichter uit en stelde de constitutie van de orde van Bethlehem op. Naast de broeders aanvaardde hij ook zusters. In 1674 keurde Paus Clemens X de regels voor de enen als voor de anderen goed.
Een erfgoed dat niet verloren mag gaan
«Broeder Pedro is een erfgoed dat we niet mogen verliezen; we moeten van hem een voorwerp maken van eeuwige dankbaarheid en hem telkens opnieuw ter sprake brengen als voorbeeld dat navolging verdient. Dit erfgoed moet onder de christenen en onder alle burgers het verlangen doen ontwaken om de gemeenschap van de mensen om te vormen tot één grote familie waarin de maatschappelijke, politieke en economische betrekkingen menswaardig zijn en waarbinnen de waardigheid van de menselijke persoon wordt bevorderd door middel van daadwerkelijke erkenning van zijn onvervreemdbare rechten.
«Ik zou willen besluiten met u eraan te herinneren dat de devotie tot de Allerheiligste Maagd een vast onderdeel was van het leven van vroomheid en barmhartigheid van Broeder Pedro. Moge zij ook ons geleiden opdat wij, verlicht door de voorbeelden van «de man van naastenliefde» zoals Pedro de Betancur werd genoemd, nader tot haar zoon Jezus mogen komen!»
Deze genade vragen wij aan de heilige Jozef voor u en voor allen die u dierbaar zijn.