|
[Cette lettre en français] [This letter in English] [Dieser Brief auf deutsch] [Esta carta en español] [Questa lettera in italiano] |
11 augustus 2003 H. Clara |
Schurk of heilige?
Om het moeilijk temperament van haar zoon te verbeteren komt Gratianne niet met ellenlange preken, maar richt zijn blik heel eenvoudig van de zichtbare op de onzichtbare wereld. Voor de vlammen die loeien in het haardvuur in de keuken zegt ze tegen hem: «Mijn zoon, God zal kinderen die de doodzonde begaan in een veel verschrikkelijker vuur werpen». Het kind beeft ervan over al zijn ledematen, maar het leert er wel iets gedegens over de uitersten van en vat tevens een diepe afkeer voor de zonde op. De hemel komt echter vaker dan de hel terug in de opmerkingen van de moeder. Op een mooie dag, wanneer Michel ernaar verlangt zo spoedig mogelijk op te stijgen naar de hemel, verbeeldt hij zich dat hem dat van bovenop de heuvel waar hij zijn kudde laat grazen zonder veel moeite zal lukken. Na een moeizame klimtocht stelt hij vast dat de hemel nog altijd even hoog is, maar dat een andere, hogere top de hemel bijna raakt en hij is al weer op weg naar die verder afgelegen heuvel. En zo loopt hij van heuvel naar heuvel, verdwaalt en moet de nacht onder de blote hemel doorbrengen. De volgende dag vindt hij de weg weer, slaagt erin zijn kudde weer bijeen te drijven en keert terug naar het ouderlijk huis. Niemand verwijt hem zijn kinderlijke escapade, maar diep in zijn hart ligt het verlangen naar de hemel besloten.
In 1806 wordt Michel naar de dorpsschool gestuurd; door zijn levendige intelligentie en zijn sterk geheugen hoort hij snel bij de besten van de klas. Maar in 1809 reeds plaatst zijn vader hem op een boerderij als knecht om er een beetje geld te verdienen. Wanneer hij met de kudde op stap gaat neemt hij altijd een boek mee om kennis op te doen. Hij leert op die manier grammatica en de catechismus. Een jaar later maakt grote ongerustheid zich meester van zijn ziel: hij heeft zijn eerste communie nog niet gedaan. Na een paar maanden krijgt hij toestemming om Jezus te ontvangen. Voortaan zal zijn ziel voortdurend dorsten naar de Eucharistie. Wanneer hij priester is geworden zal hij schrijven: «Het is de God van kracht, zonder Hem kwijnt mijn ziel weg van dorst...Het is de levende God: zonder Hem sterf ik... Ik ween dag en nacht wanneer ik zie dat ik van mijn God ben verwijderd... (cf. Ps 41, 4)».
Michel denkt na over zijn roeping. Geleidelijk aan raakt hij in vuur en vlam bij de gedachte dat hij priester zal worden. Teruggekeerd bij zijn ouders, in 1813, vertrouwt hij hun zijn besluit toe. Maar hij stuit dan op een weigering daar de armoede van het gezin het niet mogelijk maakt de kosten te dragen van een dergelijke studie. De jongeman neemt dan zijn toevlucht tot zijn grootmoeder die, nadat ze de ouders heeft overtuigd, te voet een afstand van twintig kilometer aflegt om Saint Palais te bereiken waar een pastoor woont die ze goed kent. Ze krijgt het voor elkaar dat hij Michel bij hem in huis opneemt en hij de lessen op de middelbare school mag volgen. Op de pastorie leidt de jongeman een hard bestaan: hij moet vele huishoudelijke taken op zich nemen en zich daarbij even goed aan zijn studie wijden. Maar doordat hij, geheel overeenkomstig zijn temperament, heldhaftig en hardnekkig weet door te zetten, wanneer hij onderweg is of zit te eten, en ook tijdens delen van de nacht, zonder ophouden studerend, bereikt hij uitmuntende resultaten. Hij raakt bevriend met een vrome jongeman, Evariste genaamd, die vroegtijdig zal sterven. «God, zo zal hij later hierover zeggen, verlichtte zijn verstand op een wijze die de hele wetenschap van de theologen naar de kroon stak. Het is indrukwekkend om te zien hoe hij opgaat in stil gebed en intieme vereniging met God, met de allervriendelijkste manieren en de meest menslievende methodes jegens de naaste». Na drie jaar in Saint Palais wordt Michel naar Bayonne gestuurd waar hij zich nuttig maakt voor het bisdom en tegelijk serieus studeert op de Saint-Leon school. De inspanningen die hij zich getroost om zijn temperament de baas te worden en zich aan zijn naaste te wijden hebben een opmerkelijke verandering van zijn persoon tot gevolg. Hij maakt zelf gewag van zo'n gedragskenmerk: «In het bisdom kreeg ik vaak het slechte humeur van de kokkin te verduren. Ik nam dan wraak door blijmoedig de ketels en pannen schoon te maken en zij besteedde uiteindelijk haar vrije tijd en goede zorgen aan het verstellen van mijn zakdoeken en het wassen van mijn linnengoed».
Trage maar diepgaande geest
Begin 1824 wordt Michel benoemd tot kapelaan in Cambo. De pastoor van de parochie die oud is en verlamd, laat aan de jonge kapelaan al zijn ambtelijke taken over. Deze zal hierover lachend opmerken: «dat ze me hiervoor hebben uitgekozen komt vast door mijn sterke brede schouders!» De eerwaarde Garicoïts verovert in korte tijd de harten van de parochianen. Door zijn heldere preken die voor eenieder toegankelijk zijn en door de liefde tot God en de naaste die hem bezielen wordt in de streek menige man en vrouw aangetrokken die de weg naar de kerk was kwijtgeraakt. Zijn goede reputatie breidt zich over heel Baskenland uit en hij brengt hele dagen door in de biechtstoel en eet desnoods maar niet. Hij belast zich persoonlijk met het catechismusonderwijs van de kinderen, in de overtuiging dat het de opdracht van de priester is de beginselen van de christelijke leer te onderrichten en dat een goed catechismusonderwijs voor veel mensen de voornaamste christelijke herinnering blijft in het uur van de dood. Zijn krachtig temperament stelt hem in staat zich aan heel wat oefeningen van penitentie te wijden. Op feestdagen mengt hij zich echter met vreugde onder het volk en woont de wedstrijden van het Baskisch kaatsspel bij. Daarna trekt hij zich terug in de kerk om lang te bidden voor het Allerheiligst Sacrament.
Eind 1825 wordt Michel Garicoïts benoemd tot docent filosofie aan het Groot Seminarie van Bétharram; hij wordt er ook de econoom. Het seminarie verkeert zowel materieel als spiritueel in een zeer middelmatige staat. De discipline, de spirituele ijver en het studieverloop laten te wensen over, daar de bijna tachtigjarige Superieur de kracht niet meer bezit om het huis te besturen. De eerwaarde Garicoïts wordt naar Bétharram gestuurd in een poging een aantal zaken hoognodig recht te zetten. Zijn taak is niet gemakkelijk maar zijn morele kwaliteiten maken dat hij een talrijk gehoor vindt onder de seminaristen en maken het hem mogelijk geleidelijk aan een gezonde hervorming door te voeren. In 1831 geeft de Superieur van het seminarie de geest en wordt de eerwaarde Garicoïts in zijn plaats aangesteld. De bisschop besluit echter datzelfde jaar het seminarie naar Bayonne te verplaatsen en er op de eerste plaats studenten in de filosofie naar toe te sturen. Weldra zit de nieuwe Superieur van Bétharram alleen in de grote lege gebouwen. Maar hij blijft blijmoedig en verliest zijn gevoel voor humor niet...
Het goede doen en afwachten
De eerwaarde Garicoïts hervat dus zijn gebruikelijk werk zonder het idee op te geven van een op te richten religieuze gemeenschap die vooral zou zijn gewijd aan onderwijs, opvoeding en religieuze vorming van het volk van arbeiders en boeren, maar ook aan allerlei soorten van missiewerk. Met dit doel voor ogen trekt hij drie priesters aan. De bisschop kent deze kleine gemeenschap de privileges toe van diocesane missionarissen die reeds bestaan in Hasparren, in het andere uiteinde van het diocees. Geleidelijk aan breidt de gemeenschap zich uit met tot het priesterschap bestemde novicen en coadjutor broeders. In Bétharram zet pater Garicoïts een permanente «missie» op om de bediening van het heiligdom te verzorgen, de pelgrims te ontvangen, de biecht af te nemen en leiding te geven aan de retraitanten. Geïnspireerd op het «grondbeginsel en fundament» van de H.Ignatius, «De mens is geschapen om God, onze Heer, te loven, te eren en te dienen en aldus zijn ziel te redden», verklaart hij: «God eeuwig bezitten is het hoogste goed van de mens. Zijn hoogste kwaad is de eeuwige verdoemenis. Twee bestemmingen van eeuwigheid. Het huidige leven is als een weg die wij kunnen laten uitkomen op een van deze twee door ons gewenste eeuwigheden».
Wat een taak!
Maar de «Heilige van Bétharram» vergeet geen enkel aspect van de geopenbaarde Waarheid. Hij kent de onmetelijkheid van de goddelijke barmhartigheid voor hen die deze willen ontvangen. Op bezoek bij een ter dood veroordeelde misdadiger valt hij maar met de deur in huis en verklaart: «Mijn vriend, u verkeert in een mooie positie; werp u in volledig vertrouwen aan de borst van de goddelijke Voorzienigheid. Zeg: «Mijn God, heb medelijden met mij!» en u bent gered!» Hij zei tevens: «Als ik me op een dag in levensgevaar zou bevinden tussen Bétharram en Igon en zou zien dat ik doodzonden op het geweten had en er geen hulp en geen biechtvader zou zijn, zou ik me hals over kop in de armen van de goddelijke barmhartigheid storten en zou me in een heel mooie positie wanen».
Liefde overal
In de XIXe eeuw kreeg in de Franse katholieke wereld het idee vorm dat voor het herkerstenen van Frankrijk na de Revolutie het noodzakelijk was de school te herkerstenen. Daar hij overtuigd is van die noodzaak, opent pater Garicoïts in november 1837 een lagere school in Bétharram, niet zonder het verzet van enkele leden van zijn gemeenschap die alle beschikbare krachten liever voorbehouden aan de missies. Zijn initiatief heeft echter onmiddellijk succes: weldra zijn de leerlingen tweehonderd in getal. Voor onze heilige is opvoeden «de mens vormen en hem in staat stellen tot een zinvolle en achtenswaardige loopbaan binnen zijn plaats in de maatschappij en hem aldus voorbereiden op het eeuwig leven al werkend aan de verheffing van zijn leven hier en nu. De intellectuele, morele en religieuze opvoeding is het hoogste menselijk werk wat men maar kan doen; het is de voortzetting van het goddelijk werk in wat het bezit aan zeer nobels en verhevens, de schepping van de zielen... Opvoeding laat een afdruk achter van schoonheid, verheffing, beleefdheid en grootsheid in de menselijke geest. Het is een inspiratie van leven, licht en genade». Aangemoedigd door de fantastische verandering die hij onder de leerlingen waarneemt worden in de loop der jaren verschillende scholen in de streek door de stichter geopend of overgenomen.
Daar hij gevoelig is voor de vijandelijke aanvallen op de godsdienst en hij haar wenst te verdedigen, doet Michel Garicoïts zijn best om de zielen te onderrichten door een serieuze vorming in de leer; hij besteedt met name tijd aan de apologetiek, de uiteenzetting van de waarheden die ons geloof schragen. «Het geloof in een God die zich openbaart vindt steun in de redeneringen van onze intelligentie. Wanneer wij nadenken stellen we vast dat het niet ontbreekt aan bewijzen voor het bestaan van God. Die bewijzen zijn uitgewerkt in de vorm van wijsgerige betogen volgens een strenge stapsgewijs opgebouwde logica. Maar ze kunnen ook een meer eenvoudige vorm krijgen en als zodanig toegankelijk zijn voor iedere mens die probeert te begrijpen wat de wereld die hem omringt te kennen geeft» (Johannes Paulus II, 10 juli 1985). Het «Directorium voor de catechese» gepubliceerd door de Congregatie voor de Geestelijkheid, in 1997, verklaart: «Een goede apologetiek die de dialooog tussen geloof en cultuur bevordert is tegenwoordig onontbeerlijk».
In 1838 vraagt de eerwaarde Garicoïts aan zijn bisschop om met zijn metgezellen de Constituties van de Jezuïeten te mogen aannemen. Mgr. Lacroix geeft zijn voorlopige goedkeuring om vervolgens aan de paters die zich voortaan «Hulppriesters van het Heilig Hart van Jezus» zullen noemen, een nieuwe Regel te geven die hij speciaal voor hen heeft uitgewerkt. Maar aan deze tekst ontbreekt een hoop: de geloften worden hierin niet in hun volle betekenis erkend; de bisschop behoudt zich functies voor die de Superieur zouden moeten toekomen. In zijn grote nederigheid en zijn gehoorzaamheid onderwerpt pater Garicoïts zich echter zonder het geringste voorbehoud. Sommige ondeugdelijke bepalingen in de nieuwe Regel veroorzaken binnen de gemeenschap verdeeldheid waarvan de stichter tot het einde van zijn leven te lijden zal hebben. Hij zal talloze malen aan zijn bisschop het onsamenhangende van de situatie uiteenzetten, maar zonder resultaat. Wanneer hij op een dag terugkomt van een onderhoud met Mgr. Lacroix bekent hij op geëmotioneerde toon: «Wat een moeizame bedoening is het baren van een congregatie!» We zullen moeten wachten tot het overlijden van de stichter en de jaren 1870 eer de nieuwe congregatie zo ver is dat zij is ingericht in overeenstemming met de inzichten van pater Garicoïts.
«Voorwaarts! Tot aan de Hemel!»
«Vader, hier ben ik!» Dat is de kreet die opsteeg uit het hart van de heilige Michel Garicoïts: «God is een vader, zei hij, we moeten ons uiteindelijk aan zijn liefde overgeven, we moeten Hem antwoorden: «Hier ben ik!» Ogenblikkelijk zal Hij zijn kind oppakken uit de wieg van zijn ellende en het overladen met al zijn kussen».
Dat is de genade die wij vragen aan de H. Jozef en aan de heilige Michel Garicoïts voor u en allen die u dierbaar zijn.